• No results found

5. Vertooganalyse van de case study DementieEnDan

5.1.3 Doelgroep, bereik en impact

Het laatste thema wat zeer herkenbaar naar voren komt uit de interviews met de drie makers, zijn de doelen die zij met het project DementieEnDan wilden bereiken en de toegevoegde waarde die zij toekennen aan de inzet van de transmediale vorm. Naast de kracht van het positieve en de focus op de veerkracht uit de vorige paragraaf, waren hier repertoires te herkennen over het tonen van de breedte, maar vooral ervoor zorgen dat er iets met het materiaal gedaan wordt. Daarnaast worden het bereiken van diverse doelgroepen en ‘impact’ genoemd als een grote toegevoegde waarde van een dergelijke transmediale vorm.

Als het gaat om de doelen van het project, is het eerste belangrijke doel al in de vorige paragraaf aan bod gekomen. Namelijk, de kracht van het positieve. Duidelijk maken wat er ondanks het dramatische verloop van de ziekte nog wel kan, welke mogelijkheden er nog zijn en hoe de kwaliteit van leven voor mensen met dementie sterk verbeterd kan worden. Reden hiervoor was dat er veel onwetendheid bleek te zijn over de ziekte volgens de makers, zelfs onder huisartsen, door het gebrek aan aandacht voor de ziekte op universiteiten. Hierdoor ontstaat er een gat tussen diagnose en opname, wat het herkennen van de ziekte bemoeilijkt. Het laten zien van de verschillende manieren waarop de ziekte zich ontwikkelt en wat dan precies de mogelijkheden zijn was daarom een belangrijke stap, wat het tonen van diversiteit tot een herkenbaar repertoire maakt. Om het beeld van de ziekte zo compleet mogelijk te maken, is gekozen voor een brede variëteit aan hoofdpersonen. Carolijn geeft aan dat ze een breed beeld van de ziekte wilden laten zien, door te kiezen voor mensen met verschillende soorten dementie en voor verschillende lagen van de bevolking (Bijlage 8.4, 97). Ook Ireen bevestigt dit.

Ireen: Je moet karakters hebben, echte persoonlijkheden die verschillen. Liefst van milieu en omgeving. (Bijlage 8.2, 66)

Deze keuze sluit goed aan bij de aanbevelingen van Hirsch (2007) voor het vergroten van de impact van sociale documentaires. Zoals blijkt uit hoofdstuk 3 over documentaire, raadt Hirsch aan om gebruik te maken van een brede demografische weerspiegeling en daarnaast te kiezen voor meerdere karakters/hoofdpersonen die vanuit verschillende perspectieven hun eigen verhaal vertellen. Door te kiezen voor vijf uiteenlopende hoofdpersonen met hun eigen ontwikkeling en perspectief, stimuleren de makers dus de impact van hun maatschappelijk georiënteerde documentaire project.

Het blijft echter niet bij laten zien; de makers willen een verandering teweeg brengen in de manier waarop er naar de ziekte gekeken wordt en in de manier waarop er met de ziekte en met de dementerenden zelf wordt omgegaan. Dit is volgens de makers alleen mogelijk als het publiek zelf met het materiaal aan de slag gaat. Daarmee richten de makers zich op een participatie strategie, wat belangrijk is voor een project waarin sociale belangen spelen (O’Flynn 2012, 143). ‘Er iets mee kunnen’, ‘aan de slag gaan’ en ‘activeren’ komen om die reden meerdere keren terug.

Ireen: Oh, ik zit altijd met campagnes. Dus ik ben heel erg van het organiseren en zorgen dat mensen zelf iets doen, want dan pakken ze de boodschap beter op. Omdat het dan een ander niveau krijgt en het andere mensen ook weer activeert. (Bijlage 8.2, 61)

Bernadette: Dus dan heb je in eerste plaats de film, daarmee bereik je een heel algemeen publiek. Maar we wilden dus ook dat mensen heel concreet handvatten kregen om mee aan de slag te gaan en daarom maakten we educatieve clips. (Bijlage 8.3, 74)

Eén van de grote doelen van de makers lijkt daarom het activeren van zoveel mogelijk doelgroepen. Zij proberen het project naar een ander niveau te tillen door gebruikers handvatten te geven om zelf iets te doen, aan de slag te gaan, zodat de boodschap van de campagne beter wordt opgepakt en het doel van een sociale verandering bereikt kan worden. Hiermee sluit hun doel aan bij de interactiviteit die vooral inherent is aan de i-doc (interactieve documentaire), maar ook kenmerk is van veel transmedia documentaires (O’Flynn 2012, 143). Hoewel de verschillende doelgroepen van

DementieEnDan geen directe invloed hebben op de inhoud en de structuur van het project, is het wel degelijk de bedoeling dat de doelgroepen zelf met het materiaal aan de slag gaan. Het transmedia documentaire project is ontworpen als een palet van handvatten voor verandering in het kijken naar en omgaan met dementie en is niet bedoeld als ‘passieve’ media ervaring.

Carolijn: Het bereiken van die specifieke doelgroepen en het inzetten van het materiaal als gebruiksmateriaal. Dus niet om ’s avonds met een bak chips alleen maar naar te kijken, maar waar je ook daadwerkelijk mee aan de slag kan. Ja ik denk dat dat een hele grote toegevoegde waarde is, absoluut. Dat heb je niet als je alleen maar een documentaire maakt. (Bijlage 8.4, 95)

Hier benoemt Carolijn opnieuw een groot verschil van de transmediale vorm ten opzichte van een op zichzelf staande documentaire. De media-uitingen van DementieEnDan dienen als gebruiksmateriaal.

Het is daarbij opvallend dat er steeds meer aandacht wordt besteed aan de ervaring van de gebruikers. Het wordt steeds belangrijker om hier rekening mee te houden, als het de bedoeling is dat gebruikers ook daadwerkelijk iets met het materiaal kunnen. Naast het laten zien van een zo compleet mogelijk beeld van de ziekte, wordt het aanzetten tot actie een belangrijk hoofddoel. Met name wat betreft de educatieve clips zijn de makers zich heel bewust van de gebruikerservaring. Het is daarbij vooral belangrijk dat het materiaal nut heeft en zinvol is voor de gewenste doelgroepen.

Bernadette: Het heeft helemaal geen zin om educatieve clips te ontwikkelen helemaal niet in samenwerking met de partij die het gaat gebruiken, want dan maak je dus iets wat niet in hun.. hun lessen past en dan gaan ze het echt no way gebruiken. (Bijlage 8.3, 82)

Carolijn: Met al die doelgroepen hadden we werkgroepjes gemaakt om samen met hen de inhoud te bepalen. Want het maken van zo’n educatieve clip is alleen maar nuttig als je weet wat zij kunnen gebruiken in de lespakketten. Als je iets maakt waar ze niet op zitten te wachten dan wordt het nooit gebruikt. (Bijlage 8.4, 94)

Met deze uitspraken bevestigen de geïnterviewden de opvattingen van Siobhan O’Flynn in de context van de metamorfe vorm van documentaire. Namelijk dat de ervaring van de gebruiker steeds belangrijker wordt. Zeker bij documentaires die gekenmerkt worden door interactieve elementen, zoals de i-doc en transmedia documentaires. O’Flynn constateert dat dit in contrast staat met de conventionele en traditionele wijze waarop een documentaire geproduceerd wordt (2012, 145). Het dubbele doel van de participatie strategie komt ook naar voren uit de interviews met de makers. De strategie wordt ingezet omdat het belangrijk is dat het publiek iets doet met de boodschap van de documentaire en dus tot actie wordt aangezet. Tegelijkertijd is de strategie nodig voor het genereren van geld en heeft het dus tevens een financiële beweegreden (O’Flynn 2012, 152). Hoewel er bij

DementieEnDan geen gebruik is gemaakt van crowdfunding, is er wel financiële steun gezocht bij

tientallen fondsen. Bovendien helpt de transmediale vorm bij specifieke regelingen van bepaalde fondsen, zoals de nieuwe non-fictie transmedia regeling van het Mediafonds, beschreven in hoofdstuk 4. De makers zijn zich bewust van de ontwikkeling van deze nieuwe regeling en zijn op dit moment bezig met een aanvraag voor deze regeling voor een nieuw maatschappelijk transmedia documentaire project. Ireen bevestigde tijdens het interview dat de transmediale aanpak ervoor zorgt dat er nieuwe financiële mogelijkheden ontstaan.

Ireen: En dus als je een campagne organiseert en je maakt meer maatschappelijke ophef, heb je ook meer kans op geld, op een ander niveau. Dus je doet twee dingen, je hebt twee punten waarop je koerst. Dat zijn de producties, de filmproducties, alswel de activiteiten in de organisaties. Bewust maken, activeren, samenwerken, scholen. En die twee polen genereren geld. (Bijlage 8.2, 64)

Uitgebreide en complexe vraagstukken zijn volgens Kevin T. Moloney het meest geschikt voor een transmediale vorm vanwege de verschillende oorzaken, gevolgen en standpunten (2011, 12). De ziekte dementie die centraal staat in DementieEnDan; met al zijn ontwikkelingen, perspectieven en

mogelijkheden, is een duidelijk voorbeeld van zo’n complex vraagstuk. De makers bevestigen zelf ook dat de transmediale vorm met name uitermate geschikt is voor maatschappelijke thema’s.

Ireen: Alles wat de maatschappij aanraakt. Alleen je moet zorgen dat je dus waanzinnig veel tijd kunt investeren in de relatie, in je netwerk. (Bijlage 8.2, 66)

Carolijn: En die maatschappelijke onderwerpen hebben natuurlijk al een.. hebben bijna al een educatieve waarde van zichzelf. Dus ja, dat ligt zo voor de hand om dat op die manier te gebruiken, dat het gewoon zonde zou zijn om het niet te doen. (Bijlage 8.4, 95)

De repertoireanalyse wordt afgesloten met de kern van de toegevoegde waarde van de transmediale vorm. Wat maakt dat de makers ondanks de complexiteit kiezen voor deze aanpak. Waarom is juist de transmediale vorm zo geschikt om in te zetten voor maatschappelijk georiënteerde documentaire producties. Er moet voor makers natuurlijk een goede reden zijn om de transmediale vorm te verkiezen boven hun core business, documentaire maken. Dit is namelijk wel een grote uitdaging. De belangrijkste repertoires die door de makers gebruikt worden in relatie tot de toegevoegde waarde van transmedialiteit, zijn het ‘bereik’ en de ‘impact’.

Ireen: Nou de impact. Daar zit natuurlijk het verschil in. Ja, dat is ontzettend veel groter. Dat het veel breder was. En een veel groter effect had. Maar dat komt ook omdat we zo breed hebben ingezet en zo langdurig. Ja, hoe lang het doorwerkt. (Bijlage 8.2, 64 & 68)

Bernadette: Bereik. Dat je daarmee een veel bredere doelgroep kan bereiden en ook impact. Kijk een mooie film die zie je en dan ga je de volgende dag weer door, het is heel moeilijk om het dan vervolgens in de praktijk te brengen. Ik denk dat Ireen al heel lang weet, gewoon uit ervaring, dat een documentaire prachtig is en dat het wordt gezien door een paar honderd duizend mensen, maar dan is het klaar. Ik bedoel als je er iets mee wil, wat zij natuurlijk wil, zij wil de wereld verbeteren, dan moet je er meer mee. En de eerste stap is natuurlijk educatief materiaal. (Bijlage 8.3, 80)

De reden dat het ‘langer doorwerkt’, zoals Ireen aangeeft, heeft te maken met het draagvlak dat gecreëerd is door middel van de samenwerking met de maatschappelijke organisaties, maar natuurlijk ook met de gekozen mediaplatforms. De educatieve clips en de interactieve muziekwebsite zijn gepresenteerd op digitale mediaplatforms, zodat ze toegankelijk zijn en voor langere tijd beschikbaar. Door de keuze van de transmediale vorm is volgens de makers het effect van DementieEnDan veel groter, het project leeft langer voort, het creëert praktische handvatten, de impact is veel groter en er kan een veel bredere doelgroep bereikt worden. De samenvatting van Scott-Stevenson uit het derde hoofdstuk over de voordelen van een transmediale vorm in combinatie met een samenwerking met maatschappelijke organisaties, lijkt hier treffend. Deze combinatie creëert namelijk de volgende mogelijkheden: ‘de potentie van een sterkere betrokkenheid van het publiek, een breder bereik, interactie die leidt tot een vervolg en aanhoudende betrokkenheid’ (2011, 186). Deze elementen zijn namelijk allen terug te vinden in de interviews met de makers, als het gaat om hun doelstelling voor het project en de daaruit voortkomende keuze voor de complexe transmediale vorm.