• No results found

Nederland in Europa

2.3 Divergentie tussen steden onderling?

In Nederland zijn de verschillen tussen stedelijke regio’s sinds 1991 groter geworden – getuige de stijgende lijn van de variatiecoëfficiënt in figuur 2.2. Deze coëfficiënt is met ongeveer 9 procent toegenomen. Nederland bevindt zich wat betreft de ontwikkeling van de stedelijke divergentie dus in de Europese middenmoot. De divergentie in Nederland is wel sterker dan die in de EU27 (de gestippelde zwarte lijn). Dit betekent dat de verschillen tussen stedelijke regio’s in de EU27 vanaf 1991 maar in beperkte mate zijn toegenomen. De ruimtelijke spreiding van banen over alle 151 stedelijke regio’s is

daarmee iets afgenomen.3 Er is daarom sprake van een lichte mate van divergentie.

Naast Europa, hebben we ook enkele afzonderlijke Europese landen bekeken om Nederland mee te vergelijken. In het Verenigd Koninkrijk is de divergentie bijvoorbeeld sterker dan in Nederland. Dit is in lijn met de bevindingen van Martin et al. (2015). Zij beschrijven in hun analyses van het Verenigd Koninkrijk de North-South divide: de noordelijke stedelijke regio’s blijven sterk achter bij de groei van de zuidelijke stedelijke regio’s (met Londen voorop). Voor Polen zou je kunnen stellen dat er sprake is van een echte Great divergence zoals Moretti observeert voor de Verenigde Staten. Warschau en omgeving floreert sterk, terwijl andere Poolse stedelijke regio’s tussen 1991 en 2012 zijn afgegleden. Frankrijk en België zijn de enige landen waar sprake is van convergentie, wat betekent dat de in 1991 kleinere stedelijke regio’s een sterkere (relatieve) banengroei hebben doorgemaakt dan de stedelijke regio’s met veel banen in 1991. Een nadere bestudering laat zien dat de relatieve banengroei van de hoofdstedelijke regio’s van beide landen inderdaad lager is geweest dan die van de meeste andere stedelijke regio’s. Ten slotte dient opgemerkt te worden dat niet alle EU27-landen zijn weergegeven in figuur 2.2 omdat de meeste een te beperkt aantal stedelijke NUTS- regio’s hebben (zie kolom 6 van tabel 2.1) om de variatiecoëfficiënt op te baseren.

TWEE

TWEE

In andere Europese landen lopen de stedelijke groeipaden soms veel sterker uiteen dan in Nederland. De grijze lijnen in figuur 2.3 zijn de groeipaden in absolute banengroei (cumulatief; beginnend in 1991) van 151 stedelijke regio’s in andere Europese landen. De Nederlandse regio Groot-Amsterdam groeide in ruim 20 jaar met 320.000 banen (bovenste blauwe lijn). De slechtst presterende regio was de agglomeratie Haarlem, waar sprake was van een beperkte banenkrimp. Deze regio’s liggen geografisch dicht bij

elkaar en kennen dus duidelijk een verschillende economische dynamiek.4 In tekstkader

3.1 (in hoofdstuk 3) gaan we nader in op de groeicijfers van Nederlandse stedelijke regio’s. Daarin is te zien dat de groeicijfers van Groot-Amsterdam fors hoger zijn dan die van andere stedelijke regio’s in Nederland, en dat niet alle stedelijke regio’s winnaars zijn (Groot-Rijnmond en Den Haag hadden aanzienlijk vlakkere groeicurves, Eindhoven en Utrecht doen het juist goed in banengroei).

In het Verenigd Koninkrijk is de agglomeratie Londen sterk weggelopen van de rest, met name van de minst presterende stedelijke regio (West Midlands). In een periode van ruim twintig jaar is de kloof tussen deze twee regio’s met 1 miljoen banen

toegenomen. Londen heeft ook een periode van negatieve banenontwikkeling gekend, maar de stad heeft zich na 1997 ‘opnieuw uitgevonden’.

Figuur 2.2 1990 1995 2000 2005 2010 2015 -10 0 10 20 30 40 50

% verandering van variatiecoëfficiënt ten opzichte van 1991

Bron: Cambridge Econometrics; bewerking PBL

pb l.n l Polen Verenigd Koninkrijk Spanje Nederland Italië Duitsland België Frankrijk EU27

Divergentie en convergentie van aantal banen tussen stedelijke regio’s in Europa

Divergentie

Convergentie

Een toename van de variatiecoëfficiënt duidt op een afnemende ruimtelijke spreiding (toenemende ruimtelijke concentratie) van het aantal banen over de regio’s.

TWEE

Hoe divergent is Nederland in vergelijking met de rest van Europa? In de meeste (grote) West-Europese landen is in meer of mindere mate sprake van divergentie in banengroei tussen stedelijke regio’s; Nederland is daartussen een middenmoter (zie tabel 2.2). De empirische bevindingen in tabel 2.2 sluiten grotendeels aan bij die van Martin en

Tyler (2000) en trekken de algemene tendens die zij vonden (divergentie)5 door.

Voor de periode 1975-1998 hebben zij de ontwikkeling van de werkgelegenheid van NUTS-regio’s in 16 Europese landen in kaart gebracht. Dat onze analyses convergentie laten zien voor Frankrijk en België kan voortkomen uit een aantal belangrijke verschillen tussen beide onderzoeken. Ten eerste beslaat de gebruikte tijdreeks in deze notitie een meer recente periode. Ten tweede kijken Martin en Tyler (2000) naar de ontwikkeling van de regionale werkgelegenheid ten opzichte van het EU16-gemiddelde en wij naar de ontwikkeling ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Ten slotte omvat hun analyse alle typen NUTS-regio’s (stedelijk en niet-stedelijk) terwijl hier alleen naar de stedelijke regio’s is gekeken. Figuur 2.3 1990 1995 2000 2005 2010 2015 -0,4 0,0 0,4 0,8 1,2 1,6

miljoen banen ten opzichte van 1991

Bron: Cambridge Econometrics; bewerking PBL

pb

l.n

l

Nederland Verenigd Koninkrijk Rest van EU27

Nederland

Verandering van aantal banen per Europese stedelijke regio

1990 1995 2000 2005 2010 2015 -0,4 0,0 0,4 0,8 1,2 1,6

miljoen banen ten opzichte van 1991

pb

l.n

l

TWEE

TWEE

Tabel 2.2

Ontwikkeling divergentie stedelijke regio’s EU-landen

Land Aantal

stedelijke regio’s

Ontwikkeling spreiding van banen

Opmerkingen

Nederland 21 Divergentie Amsterdam groeit sterk

Europese Unie 151 Lichte divergentie -

VK 31 Grote divergentie Londen en Belfast groeien sterk

Frankrijk 8 Convergentie Île de France (Parijs) minder sterk

gegroeid dan gemiddelde stedelijke gebieden

Duitsland 14 Lichte divergentie München en Keulen sterke groeiers

België 17 Convergentie Brussel minder hard gegroeid dan

landelijk gemiddelde stedelijke gebieden

Italië 18 Divergentie Milaan en Rome groeien sterk

Spanje 8 Grote divergentie Madrid groeit sterk

Polen 11 Grote divergentie Warschau en Wroclaw groeien sterk

Lichte divergentie als 100 < variatiecoëfficiënt 2012 ≤ 105. Divergentie als 105 < variatiecoëfficiënt 2012 ≤ 110. Grote divergentie als variatiecoëfficiënt 2012 > 110.

Tabel 2.3

Samenvatting van triomf- en divergentietrends in Europese landen

Triomf van de stad

Ja Nee D ive rge nt ie Ja EU27-totaal Nederland Duitsland Italië Spanje Polen Verenigd Koninkrijk

TWEE

Tabel 2.3 vat voor dezelfde landen en regio’s als uit tabel 2.2 samen of er sprake is van een divergentie tussen stad en land (een triomf van de stad) en of er divergentie is tussen stedelijke regio’s onderling. Nederland heeft de afgelopen jaren een patroon laten zien van een triomf van de stad, met tegelijkertijd een grotere divergentie tussen stedelijke agglomeraties. Daarmee komt het beeld overeen met dat van Duitsland, Italië, Spanje en Polen. Frankrijk en België wijken af in de zin dat er geen divergentie tussen stedelijke regio’s optreedt. In België groeien de meer rurale regio’s bovendien harder dan de stedelijke. Voor het Verenigd Koninkrijk geldt dat er een (sterke) divergentie is. Londen en andere zuidelijke steden groeien heel hard, terwijl in het noorden van het land gelegen stedelijke gebieden achterblijven. Omdat dit groeiverschil tussen noord en zuid ook van toepassing is op de niet-stedelijke regio’s, is er over het hele Verenigd Koninkrijk heen gezien dan ook geen triomf van de stad.

2.4 Analyses: het duiden van economische