• No results found

3. Filosofie en literatuur: literatuur als een vorm van denken

3.3 Deleuze & Badiou: What is philosophy? What is literature?

3.3.1 De Deleuziaanse modi van het denken: wetenschap, kunst en filosofie

Als voorbereiding op de dialoog tussen Badiou en Deleuze zal deze paragraaf bestaan uit een beknopte weergave van Deleuzes (en Guattari‘s191

) opvattingen betreffende kunst en filosofie. Net als Badiou, al is het op andere wijze, onderscheid Deleuze een aantal domeinen: wetenschap (wiskunde), kunst en filosofie. Deze domeinen hebben als modi van het denken (ze kunnen alle drie worden gedacht) geen onderlinge hiërarchische opdeling maar vullen elkaar aan. De modi trachten een bepaalde systematisering of ordening aan te brengen in relatie tot de chaos waaruit de werkelijkheid bestaat. De wijze waarop dit gebeurt, is echter per domein verschillend.

Binnen het domein van de wetenschap zijn de onderzoeksobjecten te omschrijven als ―funtions that are presented as propositions in discursive systems.‖192 De elementen van

deze functions noemt Deleuze functives. Het verschil met filosofie en kunst is gelegen in de wijze waarop de chaos wordt benaderd. Het in het vorige hoofdstuk aangehaalde vlak van

190

Dit roept wellicht de vraag op of Geulincx ook een anti-filosoof genoemd kan worden. Hoewel daar een studie aan gewijd zou kunnen worden heb ik de neiging om deze vraag negatief te beantwoorden. Hoewel zijn

opvattingen op bepaalde punten zeker radicaal te noemen zijn (bijvoorbeeld zijn opvattingen betreffende causaliteit), denk ik dat zijn bevindingen te weinig invloed hebben gehad om de heersende filosofische

categorieën van waarheid (om in Badious termen te blijven) mede te veranderen, dan wel te bepalen. Mede door het sterke vasthouden aan de rationaliteit zijn er tussen Geulincx en bijvoorbeeld Descartes en Spinoza te veel overeenkomsten om de eerste als anti-filosoof te beschouwen. Nogmaals, deze opvatting is een vermoeden. Voor het ontwikkelen van een meer bevredigend antwoord zou het werk van Geulincx geanalyseerd dienen te worden vanuit Badious anti-filosofie theorie.

191

In het verloop van de scriptie zal ik uitsluitend Deleuze noemen. De werken Anti-Oedipus, A Mille Plateaux en

What is Philosophy? zijn echter in samenwerking met Felix Guattari geschreven.

192

66 immanentie, gekoppeld aan het domein filosofie, ―cuts through the chaos, selects infinite movements of thought and is filled with concepts formed like consistent particles going as fast as thought.‖193 De taak of de rol van de filosoof bestaat dan ook uit het creëren van

concepten: ―The concept is defined by the inseparability of a finite number of heterogeneous

components traversed by a point of absolute survey at infinite speed.‖194 Een concept bevat kennis maar deze kennis is niet gerelateerd aan de stand van zaken waar het zich in bevindt of zou kunnen bevinden. De kennis is puur zelf-referentieel en bevat alleen kennis over zichzelf, anders gesteld: ―what it knows is the pure event‖.195 Dit is tevens een specificering

van de taak van de filosoof (Deleuze gebruikt zelf de term conceptuele personages, om niet de identiteit van de actor maar de wijze van handeling te benadrukken); het creëren van concepten is het ontwaren van de gebeurtenis uit dingen en wezens, om zo een nieuwe gebeurtenis vanuit dingen en wezens op te stellen, ―always to give them a new event: space, time, matter, thought, the possible as events.‖196

Wetenschap benadert de chaos bijna op tegenovergestelde wijze als filosofie: ―it relinquishes the infinite, infinite speed, in order to gain a reference able to actualize the

virtual.‖197 Deleuze spreekt in dit verband over het vlak van referentie (in tegenstelling tot het filosofische vlak van immanentie) dat functioneert als een vertragingsmechanisme, waardoor het wetenschappelijke denken geactualiseerd wordt en zo kan worden nagegaan onder welke condities wetenschappelijke systemen functioneren zoals ze functioneren.198

Deleuze ziet een kunstobject als een blok opgebouwd uit sensaties, die op te delen zijn in percepten (percepties losgemaakt van de menselijke ervaringen) en affecten (affecties of gevoelens losgemaakt van de menselijke ervaring). Op deze wijze bestaat een kunstobject dus op zichzelf en niet uitsluitend in relatie tot een menselijke ervaring: ―Even if the material lasts for only a few seconds it will give sensation the power to exist and be preserved in itself in the eternity that coexists with this short duration. So long as the material lasts, the sensation enjoys an eternity in those very moments.‖199 De rol van kunstenaar (in Deleuziaanse termen een esthetisch figuur) is dan ook gelegen in het creëren van blokken van sensatie, waarin het materiaal expressief wordt en de chaos van de werkelijkheid gefilterd wordt, door een specifiek aan de kunstenaar gerelateerde methode, resulterend in wat Deleuze een monument noemt: ―The monument does not actualize the virtual event but incorporates or embodies it: it gives it a body, a life, a universe.‖200

193

Deleuze & Guattari, What is Philosophy?, 118.

194 Ibid, 21. 195 Ibid, 33. 196 Ibid, 33. 197 Ibid, 118

198 De term ‗virtual‘, ontleent aan Bergson, kan voor nu worden opgevat als datgene wat mogelijk is of in potentie

bestaat maar nog niet geactualiseerd is. Hier zal later op terug worden gekomen.

199

Deleuze & Guattari, What is Philosophy?, 166.

200

67 Ook binnen het domein van kunst is er sprake van een specifiek vlak: het vlak van compositie. Hoewel Deleuze een licht onderscheid maakt tussen een esthetische en technische compositie is er binnen kunst alleen sprake van de esthetische variant die de technische variant in zich opneemt en daardoor verhult. Dit is teven de oorzaak dat de materie expressief wordt, doordat in het desbetreffende esthetische vlak van compositie de samenstelling van de sensaties gerealiseerd wordt in het materiaal of dat het materiaal ingepast wordt in het samenstelling van de sensaties.

In het vorige hoofdstuk werd gesproken over een literair vlak van immanentie (in relatie tot Deleuzes studie naar Proust en tevens in verband gebracht met Beckett). Dit roept de vraag op hoe Deleuze literatoren als Proust en Beckett inschaalt. Zoals uit het voorgaande is op te maken, maakt Deleuze zijn onderscheid tussen de domeinen op basis van een verschil in het type handeling of taak dat is gekoppeld aan het desbetreffende domein. Zo kan het dus zijn dat een actor die normaal gesproken als een kunstenaar wordt gezien (Proust, Beckett), door de wijze waarop hij te werk gaat (tijdelijk) de taak van de filosoof uitvoert.

Alle domeinen trachten dus, via hun eigen methodes, de chaos van de werkelijkheid te beteugelen door een vlak over de chaos te leggen. Tegen het einde van What is

Philosophy? wordt het verschil tussen de domeinen nog eens beknopt samengevat:

―philosophy wants to save the infinite by giving it consistency; it lays out a plane of immanence that, through the action of conceptual personae, takes events or consistent concepts to infinity. Science, on the other hand, relinquishes the infinite in order to gain reference: it lays out a plane of simply undefined coordinates that each time, through the action of partial observers, defines states of affairs, functions, or referential propositions. Art wants to create the finite that restores the infinite: it lays out a plane of composition that, in turn, through the action of aesthetic figures, bears monuments or composite sensations.‖201

3.3.2 Deleuze, Badiou en de gebeurtenis van literatuur: blok van sensaties,