• No results found

De toepassing van formele ontvankelijkheidscriteria

In document De ceas aan het werk (pagina 44-47)

Tussen de start van de CEAS in april 2006 en de dossierstudie voor de onderhavige evaluatie60 heeft de Toegangscommissie 37 dossiers aange-legd, waarvan er één, nr. 0004, is bestemd voor algemene correspondentie. Van de 36 zaaksdossiers hebben er twee betrekking op niet één, maar twee verzoeken (nrs. 0002 en 0013). Dit betekent dat er per 29 februari 2008 in totaal 38 verzoeken bij de Toegangscommissie zijn ingediend.61 Behalve twee gevallen (verzoek 2006-0021 en verzoek 2006-0014) zijn alle verzoe-ken per februari 2008 definitief afgehandeld.62

Onderstaande tabel (tabel 1) geeft een overzicht van de kenmerken van de verdeling van de 38 verzoeken over de formele ontvankelijkheidscriteria die door de Toegangscommissie worden gehanteerd. De gegevens in de tabel tellen uitsluitend kolomgewijs (verticaal) op tot 38 (100%).

De Toegangscommissie heeft tot nu toe in drie van de 38 verzoeken (bijna 8%) geadviseerd om nader onderzoek door een driemanschap in te stel-len. Deze drie onderzoeken zijn intussen afgerond en het onderwerp van 58 aldus de minister in het Kamerdebat. Kamerstukken ii, 2005-2006, 30 300 vi, nr. 131.

59 Geraadpleegd in de tweede helft van februari 2008. 60 ibid.

61 in het Jaarverslag van de Toegangscommissie commissie evaluatie afgesloten strafzaken over 2007 wordt een andere telling aangehouden. volgens deze telling zijn er niet meer dan 36 verzoeken in de (eveneens 36) dossiers aanwezig, omdat in drie dossiers twee verzoeken zouden voorkomen en drie verzoeken door twee verschillende indieners zijn aangebracht (p. 1-2). deze wijze van tellen valt in het jaarverslag echter niet na te gaan in een overzichtstabel. om deze reden wordt in dit hoofdstuk gere-kend met het totale aantal verzoeken (N=38) dat gedurende het eigen onderzoek in de 36 dossiers is aangetroffen.

62 Uit een interview op 20 mei 2008 blijkt dat er na februari 2008 nog drie verzoeken naar aanleiding van zedenzaken bij de Toegangscommissie zijn binnengekomen. in dit hoofdstuk zijn deze meest recente verzoeken niet meer betrokken.

hoofdstukken 5-7 van deze evaluatie. Niettemin voldoen zeven verzoeken (ruim 18% van 38) aan de formele ontvankelijkheidscriteria voor nader onderzoek. Van deze zeven formeel ontvankelijke verzoeken heeft dus 43% tot een positief onderzoeksadvies geleid. Kennelijk spelen materiële afwegingen door de Toegangscommissie eveneens een belangrijke rol in het selectieproces. Op deze materiële afwegingen komen we in paragraaf 3.4 terug.

Professional / wetenschapper?

In negen van de 38 verzoeken (bijna 24%) is volgens de

Toegangs-commissie voldaan aan het eerste ontvankelijkheidscriterium, van profes-sional dan wel wetenschapper met een publicatie over de zaak in kwestie. In 27 gevallen was dit niet het geval (71%). Over één zaak ontbreken de gegevens, aangezien deze nog in behandeling is en er geen duidelijkheid bestaat over de kenmerken.

De grenzen van het begrip ‘wetenschapper’ in het eerste criterium liggen niet op voorhand helemaal vast, maar krijgen nader invulling met de daadwerkelijke toepassing ervan op concrete verzoeken. In paragraaf 3.3 wordt nader ingegaan op de toepassing en interpretatie van dit specifieke criterium.

Tabel 1 Verdeling van de drie criteria zoals toegepast door de Toegangscommissie (april 2006 t.m. februari 2008), absoluut en in procenten

Waarde Criterium Verzoek valt

buiten taak­ opdracht Formeel ontvankelijk Nader onderzoek driemanschap Professional of weten­ schapper met publicatie over de zaak Onherroe­ pelijk Ernstig (straf­ bedreiging 12 jaar > en/ of geschokte rechtsorde) Ja 9 (23,7%) 14 (36,8%) 10 (26,3%) 3 (7,9%) 7 (18,4%) 3 (7,9%) Nee 27 (71,1%) 12 (31,6%) 16 (42,1%) 34 (89,5%) 30 (78,9%) 34 (89,5%) tC niet expliciet 1 (2,6%) 5 (13,2%) 8 (21,1%) ­ ­ ­ Onduidelijk voor tC ­ 3 (7,9%) ­ ­ ­ ­ Geen gegevens / n.v.t. 1 (2,6%) 4 (10,5%) 4 (10,5%) 1 (2,6%) 1 (2,6%) 1 (2,6%) totaal 38 (100%) 38 (100%) 38 (100%) 38 (100%) 38 (100%) 38 (100%) Onherroepelijk?

In veertien van de verzoeken (bijna 37%) is volgens de Toegangscommissie aan het tweede toegankelijkheidsvereiste van onherroepelijkheid voldaan. Dit betekent dat de zaken niet meer binnen de reguliere strafrechtsketen (in hoger beroep) kunnen worden herzien. In twaalf gevallen (een kleine 32%) is dit volgens de Toegangscommissie niet het geval.

In vijf van de 38 gevallen (ruim 13%) laat de Toegangscommissie zich niet expliciet over de onherroepelijkheid van de zaak uit, ondanks dat dit wel

uit de stukken afgeleid zou kunnen worden. Al deze vijf verzoeken zijn van niet-professionals of niet-wetenschappers afkomstig en/of vallen buiten de taakopdracht. Omdat het verzoek hierdoor reeds niet ontvankelijk is, heeft de Toegangscommissie nadere motivering kennelijk achterwege gelaten.

Overigens geeft de Toegangscommissie in veel gevallen alsnog uitleg, om de indiener te kunnen voorzien van een onderbouwing van de afwijzing.63 Verder is hiervoor bewust gekozen met het oog op de besluitvorming in toekomstige verzoeken bij de commissie. De Toegangscommissie heeft in de loop van haar functioneren dus beleidsregels ontwikkeld.64

In drie andere gevallen (bijna 8%) wordt het de Toegangscommissie uit het schriftelijke verzoek van de indiener niet duidelijk om wat voor zaak het op dit punt gaat. Over één zaak ontbreken de gegevens aangezien deze nog in behandeling is.

Ernstig?

In tien van de 38 verzoeken (ruim 26%) wordt volgens de Toegangs-commissie aan het derde toegankelijkheidsvereiste van ‘ernst’ voldaan. Dit betekent dat op de veroordeelde overtreding een strafbedreiging van twaalf jaar of meer ‘staat’, en/of dat de rechtsorde ernstig is geschokt. In 16 gevallen (42%) is dit volgens de Toegangscommissie niet het geval. In maar liefst acht gevallen (21%) laat de commissie zich over het criterium van ernst niet expliciet uit. Dit heeft opnieuw te maken met het feit dat zaken al afgewezen zijn op één, of beide van de voorgaande twee criteria van professional/wetenschapper en onherroepelijkheid. Over één zaak ontbreken de gegevens omdat deze nog in behandeling is.

Buiten taakopdracht

In drie gevallen (bijna 8%) valt het verzoek geheel buiten de taakopdracht van de CEAS (dossiers 0013-A, 0020 en 0024). De indieners van deze zaken bestrijden geen onterechte veroordeling, maar verschaffen (respectieve-lijk) informatie over de vindplaats van een lichaam, bestrijden een beslag-legging en een niet-veroordeling. Over één nog in behandeling zijnde zaak ontbreken gegevens.

Wanneer het voor de Toegangscommissie duidelijk is dat het om onher-roepelijke veroordelingen gaat, worden deze zaken eveneens vaak als ernstig gekwalificeerd. Zaken die nog te herroepen zijn, worden omge-keerd niet (voldoende) ernstig bevonden. De oordelen van de Toegangs-commissie wat betreft deze ontvankelijkheidscriteria blijken dus met elkaar samen te hangen. Dit heeft vermoedelijk te maken met de mate

63 interviews 28 februari en 20 mei 2008. 64 interviews 28 februari en 19 mei 2008.

waarin de indiener kennis heeft van de ontvankelijkheidscriteria van de CEAS. Geïnformeerden weten dat alleen ernstige en onherroepelijke zaken worden behandeld, terwijl niet-geïnformeerden de CEAS eerder beschouwen als een instantie waar men met klachten over ‘justitie’ terecht kan.

Wanneer de indiener géén wetenschapper of professional is, onthoudt de Toegangscommissie zich vaak van een expliciete uitspraak over de ernst en onherroepelijkheid van een verzoek. Binnen de verzameling van 38 binnengekomen verzoeken blijkt het eerste criterium van wetenschapper/ professional overigens niet het enige te zijn dat maakt dat verzoeken van veroordeelden en andere indieners niet-ontvankelijk zijn. Hun verzoeken zijn in zeker elf gevallen eveneens niet-ontvankelijk gelet op de overige twee criteria van ernst en onherroepelijkheid. Het omgekeerde komt ook voor, namelijk dat de Toegangscommissie bij niet-voldoen aan de criteria van ernst en onherroepelijkheid een expliciet oordeel over de indiener (wetenschapper/professional of niet) achterwege laat.

Uit interviews en het jaarverslag over 2007 komt naar voren dat de voor-zitter van de Toegangscommissie de veel geuite kritiek dat verzoeken van veroordeelden niet-ontvankelijk zijn, zeer serieus neemt. Met deze beperking wordt de Toegangscommissie bijvoorbeeld geconfronteerd in de zaak 2007-0034 waarbij de veroordeelde, om zijn veroordeling voor een zedendelict te bestrijden, uiteindelijk een wetenschapper heeft ‘gevonden’. Diens expertise acht de Toegangscommissie echter niet voldoende ter zake doend, wat het verzoek niet-ontvankelijk maakt. Echter, de argument en van de veroordeelde dat zijn veroordeling in de zedenkwestie onterecht is, zijn volgens de voorzitter van de Toegangscommissie ‘a prima facie niet onzinnig’.65

In document De ceas aan het werk (pagina 44-47)