• No results found

Meerdaadse samenloop in internationaal perspectief 463

6.2 De regeling van meerdaadse samenloop in Duitsland

6.2.1 Inleiding

De Duitse dogmatiek heeft verschillende, deels overlappende, indelingen van samenloop ontwikkeld. Een deel daarvan heeft zijn weg gevonden in het Duitse wetboek van strafrecht, het Strafgesetzbuch (StGB, Titel 3, §§ 53-55). Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen vier vormen van samenloop: echte en onechte samenloop en homogene en heterogene samenloop.465 Meerdaadse samenloop, in het Duits ‘Tatmehrheit’ of ‘Realkonkurrenz genoemd,466 is een vorm van echte samenloop. Homogene meerdaadse samenloop is samenloop van zelfstandige handelingen die telkens hetzelfde delict opleve-ren, terwijl heterogene meerdaadse samenloop de samenloop betreft van zelfstandige handelingen die verschillende delicten opleveren. Dit onderscheid heeft voor de straftoemeting geen gevolgen.467 Voorwaarde voor het aannemen van meerdaadse samenloop is de berechting van meerdere handelingen die meerdere zelfstandige wetsovertredingen opleveren gedurende één strafproces (§ 53 StGB).468 Wanneer op grond van de wet slechts één bepaling toepasselijk is op meerdere, verschillende handelingen, dan is de meerdaadse samenloopregeling niet van toepassing.469 Van meerdaadse samen-loop is slechts sprake wanneer meerdere handelingen zijn ten laste gelegd.470 In het navolgende wordt ingegaan op het in Duitsland gekozen stelsel van meerdaadse samenloop (paragraaf 6.2.2), waarbij afzonderlijk aandacht wordt besteed aan de regeling van meerdaadse samenloop bij ongelijktijdige berechting (§ 55 StGB) (paragraaf 6.2.3), de doelstelling van de regeling (paragraaf 6.2.4) en commentaren op de bestaande regeling (paragraaf 6.2.5).

6.2.2 Type stelsel: Aspirationsprinzip en Gesamtstrafe 6.2.2.1 Het Aspirationsprinzip

§ 54 StGB regelt de meerdaadse samenloop. In geval van gelijktijdige berechting van meerdere op zichzelf staande feiten wordt een zogeheten Gesamtstrafe opgelegd. De wet bepaalt de wijze waarop de rechter een Gesamtstrafe moet opleggen.471 Binnen de door de wet gestelde grenzen van

465 Zie Fandrich 2010, p. 87.

466 Zie Stree/Kinzig, Stree/Sternberg-Lieben 2010, § 53 StGB, randnummer 1; Jescheck en Weigend 1996, p. 708.

467 Zie Frister 2011, p. 443.

468 Jescheck en Weigend 1996, p. 726; Samson en Günther, Vor § 52 StGB, randnummer 3 en § 53, randnummer 4-6; Wessels/Beulke 2012, p. 307 en 317; Fandrich 2010, p. 87.

469 Samson en Günther, § 53 StGB, randnummer 5.

470 Zie hoofdstuk 4.2 met betrekking tot ad informandum. Een dergelijk systeem kent het Duitse stelsel niet (wel kent men een systeem van voeging van feiten ex. §§2 en 237 StPO. Zie voor meer informatie Fandrich 2010, p. 87; Samson en Günther, § 53 StGB, randnummer 7.

163

(bijzondere) strafminima en strafmaxima (de Strafrahmen als bedoeld in § 46 StGB)472 bepaalt de rechter in een concrete strafzaak de op te leggen straf.473 Dat betekent dat de rechter ook bij het bepalen van de straf in geval van meerdaadse samenloop nog de nodige vrijheid heeft, en daarbij kan betrekken de ernst van de gepleegde feiten, maar bijvoorbeeld ook de persoon en persoonlijkheid van de verdachte.

In Duitsland is gekozen voor het absorptiestelsel. Er wordt één totaalstraf uitgesproken, die

Gesamt-strafe wordt genoemd. Deze straf wordt opgebouwd op grond van het zogenoemde Aspirationsprinzip.

Vaststelling van de Gesamtstrafe geschiedt in drie fasen.474 Allereerst moet de rechter voor ieder bewezen feit een afzonderlijke straf vaststellen, de zogeheten Einzelstrafe. Einzelstrafen hebben zelf-standige betekenis en moeten daarom worden gebaseerd op strafgronden die verband houden met de aard en ernst van het gepleegde feit, de persoon(lijkheid) van de dader en dergelijke.475 Vervolgens stelt de rechter vast welke Einzelstrafe de hoogste is. Deze Einzelstrafe wordt de Einsatzstrafe genoemd. Wanneer ongelijksoortige Einzelstrafen worden uitgesproken, bijvoorbeeld voor een vrijheidsstraf en een geldboete, dan is de Einsatzstrafe de straf van de zwaarste soort, ongeacht de hoogte van de afzonderlijke straffen.476 Net als in Nederland is de vrijheidsstraf de zwaarste strafsoort en de geldboete de lichtste.477 Wanneer de Einsatzstrafe is vastgesteld, vindt tot besluit een verhoging van deze straf plaats, of zoals het in § 54, Abs. 1 StGB staat: ‘erhöhung der verwirkten höchsten Strafe’. Hieruit volgt de Gesamtstrafe.478 De Gesamtstrafe kan geen andere strafsoort zijn dan de

Einsatzstrafe.479 Wanneer één van de vastgestelde Einzelstrafen een levenslange gevangenisstraf is, wordt deze straf als Gesamtstrafe erkent. In dat geval geldt zuivere absorptie en vindt dus geen verhoging plaats.480

Ook in Duitsland is het zuiver cumulatiestelsel afgewezen.481 Belangrijkste argument daarvoor is dat het strafleed niet lineair stijgt met de duur van de straf.482 Dit argument doet denken aan het door de Nederlandse wetgever gebruikte argument dat de schuld niet verdubbelt maar verhoogt per extra gepleegd delict. Ook hier zien we proportionele vergelding als grondslag voor meerdaadse samenloop, zij het dat die tot een andere uitkomst leidt (namelijk een absorptiestelsel in plaats van een stelsel van

472 Schäfer, Sander en Van Gemmeren, 2008; Van Kalmthout en Tak 2003, p. 101. 473 Samson en Günther, § 54 StGB, randnummer 1.

474 Jescheck en Weigend 1996, p. 728; Frister 2011, p. 442.

475 BGH 30 november 1971, 1 StR 485/71, BGHSt 24, 268; Jescheck en Weigend 1996, p. 729. 476

Samson en Günther, § 53 StGB, randnummer 2 en § 54 StGB, randnummer 2-3; Jescheck en Weigend 1996, p. 729.

477 Dit is niet expliciet geregeld, maar komt het meest duidelijk naar voren in § 47 StGB; Stree/Kinzig, Stree/Sternberg-Lieben, 2010, § 54 StGB, randnummer 5.

478

Stree/Kinzig, Stree/Sternberg-Lieben 2010, § 54 StGB, randnummer 2; Samson en Günther, § 53 StGB, randnummer 2 en § 54 StGB, randnummer 2-3; Jescheck en Weigend 1996, p. 729.

479 Zie ook art. 59 Sr; Samson en Günther, § 54 StGB, randnummer 4.

480 Samson en Günther, § 53 StGB, randnummer 16; Stree/Kinzig, Stree/Sternberg-Lieben 2010, § 54 StGB, randnummer 17a.

481 In hoeverre dit ook voor de vervangende hechtenis geldt, is onduidelijk. Zie Samson en Günther, § 53 StGB, randnummer 15; Jescheck en Weigend 1996, p. 728.

482 Samson en Günther, § 53 StGB, randnummer 2. Dit argument geldt voor zowel de vrijheidsstraffen als voor de geldboeten. Zie Jescheck en Weigend 1996, p. 727, 729; Samson en Günther, Vor § 52 StGB, randnummer 5.

164

gematigde cumulatie). Tevens wordt in de Duitse rechtswetenschap aangegeven dat de optelling van een veelheid aan tijdelijke vrijheidsstraffen (in geval van meerdaadse samenloop van meer dan twee feiten) in de praktijk een levenslange gevangenisstraf oplevert. Een dergelijke straf is kwalitatief echter van geheel andere aard dan de tijdelijke gevangenisstraf.483 Dit argument is in Nederland niet gebruikt, hoewel ook in Nederland cumulatie van straffen van verschillende (ernstige) delicten tot een zeer lange gevangenisstraf, zij het dat in Nederland het absolute tijdelijke strafmaximum van dertig jaar geldt (artikel 10 lid 3 Sr). Een verklaring voor het niet noemen van dit argument is mogelijk dat men zich in Nederland niet kon voorstellen dat de rechter in een concreet geval telkens zulke hoge straffen zou opleggen dat daardoor een zeer lange gevangenisstraf in het zicht komt. Kennelijk is men er in Duitsland minder zeker van dat de rechter zich weet in te houden, of men beoordeelt de samenloop meer vanuit de theorie en minder vanuit de praktijk. Of de rechter zich in concrete rechts-praktijk weet te beheersen lijkt een argument te zijn dat voor de inhoud van de Duitse regeling als zodanig niet van belang is.

6.2.2.2 Straftoemetingsfactoren bij meerdaadse samenloop

Bij het bepalen van de Gesamtstrafe moet de rechter rekening houden met de verschillende gepleegde delicten en de persoon van de verdachte (§ 54 Abs. 1 StGB). De rechtbank moet de keuze voor de

Gesamtstrafe op basis van deze factoren motiveren.484 Daaromtrent heeft het Bundesgerichtshof het volgende overwogen: ‘Nach der ständigen Rechtsprechung des Bundesgerichtshofs (…) sind bei der erforderlichen Gesamtschau der Taten namentlich das Verhältnis der Einzelen Tat zueinander, insbesondere ihr Zusammenhang, das Maß ihrer Selbständigkeit, die Häufigkeit der Begehung, die Gleichheit oder Verschiedenheit der verletzten Rechtsgüter und der Begehungsweisen sowie das Gesamtgewicht des abzuurteilenden Sachverhalts zu berücksichtigen. Ferner ist in einer zusammenfassenden Würdigung der Person des Täters das Maß seiner Schuld im Hinblick auf das Gesamtgeschehen, seine innere Einstellung zu den Taten, seine Strafempfänglichkeit und die Auswirkung der Verurteilung auf sein künftiges Leben in der Gesellschaft (…) zu erörtern.‘485

In beginsel mag de rechter bij het bepalen van de Gesamtstrafe geen gezichtspunten gebruiken die al bij de vaststelling van de Einzelstrafen een rol hebben gespeeld. Dat wordt het Verbots des

Doppel-verwertung genoemd.486 Dat verbod maakt het voor de rechter niet altijd eenvoudig om de (hoogte van de) Gesamtstrafe te bepalen. Persoonlijke omstandigheden kunnen immers zowel voor het bepalen van een Einzelstrafe als van de Gesamtstrafe van belang zijn.487 De rechter moet het oordeel over de

Ein-zelstrafen en de Gesamtstrafe zoveel mogelijk gescheiden houden en niet de schijn wekken dat het

483 Fandrich 2010, p. 123.

484 Jescheck en Weigend 1996, p. 729; Fandrich 2010, p. 147.

485 BGH 7 april 1994, 4 StR 92/94, StV 1994, 425; Samson en Günther, § 54 StGB, randnummer 7. 486 Jescheck en Weigend 1996, p. 730. Anders: Fandrich 2010, p. 144-145.

165

bouwen van een Gesamtstrafe neerkomt op het eenvoudig optellen van de Einzelstrafen.488 Dat maakt duidelijk dat de Gesamtstrafe een zelfstandige straf is die gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval moet worden vastgesteld. Een mathematische of schematische benadering van de

Gesamt-strafe wordt geacht in strijd te zijn met de rechterlijke motiveringsverplichting op grond waarvan de

persoon van de verdachte en de samenhang tussen de gepleegde delicten in de straf tot uitdrukking moeten worden gebracht.489

6.2.2.3 Meerdaadse samenloop per strafsoort

Er bestaat een verplichting tot het opleggen van een Gesamtvrijheidsstraf of een Gesamtgeldboete, indien de rechter respectievelijk meerdere vrijheidsstraffen of meerdere geldboetes als Einzelstrafen vaststelt.490 Indien de rechter zowel een vrijheidsstraf als een geldboete oplegt als Einzelstrafe, worden die vrijheidsstraf en geldboete in de regel naast elkaar opgelegd (§ 53 Abs. 2 StGB).491 Komt de rechter in een dergelijk geval tot meerdere vrijheidsstraffen en meerdere geldboetes, dan is hij verplicht een Gesamtvrijheidsstraf en een Gesamtgeldboete op te leggen (§ 53 Abs. 1 en 2 StGB).492 Meerdere vrijheidsstraffen mogen niet worden opgelegd. De rechter kan ook besluiten een

Gesamtvrijheidsstraf te bouwen waarin zowel de vrijheidssrtraffen als de geldboeten in zijn

opgenomen (§ 54 Abs. 1 en 3 StGB).493 De rechter staat vrij in het kiezen van een bepaalde

Gesamtstrafe. Hiervoor worden door de wetgever geen aanwijzingen gegeven. Het Bundesgerichtshof

heeft niettemin bepaald dat een rechter moet bepalen of een Gesamtvrijheidsstraf (in plaats van een combinatie van vrijheidsstraf en geld-boete) een te zware belasting voor de verdachte betekent. In dat geval moet hij ervan afzien.494 Hetzelfde geldt wanneer uit oogpunt van speciale preventie een dergelijke straf niet nodig is.

Indien de overtreden wetsbepaling voorziet in het opleggen van een bijkomende straf of maatregel, dan kunnen deze naast de (ongeacht welke) Gesamtstrafe worden opgelegd.495

6.2.2.4 Duur van de Gesamtstrafe

De maximale strafbedreiging op de delicten gesteld mag in geval van meerdaadse samenloop worden overschreden.496 De Gesamtstrafe mag echter niet hoger zijn dan de som van de Einzelstrafen (§ 54 Abs. 2 StGB). De maximale duur van de Gesamtstrafe wordt bepaald aan de hand van de vrijheidsstraf

488 Samson en Günther, § 54 StGB, randnummer 8. 489 Jescheck en Weigend 1996, p. 729.

490 Stree/Kinzig, Stree/Sternberg-Lieben 2010, § 53 StGB, randnummer 13-15; Samson en Günther, § 53 StGB, randnummer 11.

491 Stree/Kinzig, Stree/Sternberg-Lieben 2010, § 53 StGB, randnummer 20. 492 BGH 5 mei 1970, 2 StR 163/70, BGHSt 23, 260.

493 Samson en Günther, § 53 StGB, randnummer 13; Jescheck en Weigend 1996, p. 727. 494 Samson en Günther, § 53 StGB, randnummer 14.

495 Stree/Kinzig, Stree/Sternberg-Lieben 2010, § 53 StGB, randnummer 28 e.v.; Samson en Günther, § 53 StGB, randnummer 18.

496 Stree/Kinzig, Stree/Sternberg-Lieben 2010, § 54 StGB, randnummer 2; Schäfer, Sander & Van Gemmeren 2008, randnummer 658.

166

en – in geval van een Gesamtgeldboete – het aantal vastgestelde Tagessätze. Een Tagessatz staat gelijk aan één dag vrijheidsstraf (§ 43 StGB).497 De Gesamtstrafe moet altijd minimaal één eenheid kleiner zijn dan de som van de Einzelstrafen. Bij geldboetes is de eenheid een Tagessatz, bij vrijheidsstraffen is deze eenheid een dag, week of maand, afhankelijk van de eenheid waarin de straf wordt opgelegd (zie § 39 StGB).498 Een tijdelijke Gesamtvrijheidsstraf niet hoger zijn dan vijftien jaar,499 tenzij één van de vastgestelde Einzelnstrafen een levenslange gevangenisstraf bedraagt. In dat geval mag die straf worden opgelegd. Wanneer de Einsatzstrafe de grens van vijftien jaar bereikt, en geen levenslange gevangenisstraf kan worden opgelegd, is verhoging niet mogelijk. De Gesamtgeldboete mag niet meer dan 720 Tagessätze bedragen, wat neerkomt op een maximale geldboete van tussen de € 720 en € 21.600.000 (§ 40 Abs. 2 StGB). Tevens mag het bedrag niet hoger zijn dan het dubbele maximum-bedrag dat voor Einzelstrafen opgelegd mag worden (§ 40 StGB jo. § 54 Abs. 2 StGB).500

6.2.2.5 Enkele procesrechtelijke aspecten

Hoewel de Gesamtstrafe wordt opgebouwd aan de hand van Einzelstrafen, en dus voor het kunnen begrijpen van de door de rechter opgelegde Gesamtstrafe van groot belang, wordt slechts de

Gesamtstrafe in de uiteindelijke beslissing (de Tenor) opgenomen.501 In de strafmotivering worden de

Einzelstrafen wel genoemd. De Einzelstrafen behouden in meerdere opzichten hun betekenis. Zo zijn

de bijkomende straffen en maatregelen verbonden aan de Einzelstrafen (§§ 53 III en 52 IV StGB). Daarnaast vormen de Einzelstrafen de grondslag voor een op te leggen Vermögensstrafe (§ 43a StGB). Op basis van de Einzelstrafen kunnen buiten het strafrecht gelegen maatregelen worden genomen.502 Wanneer de Gesamtstrafe in hoger beroep wordt opgeheven, dan blijven de Einzelstrafen in principe gelden. De Einzelstrafen kunnen zelfstandig in kracht van gewijsde gaan, maar niet ten uitvoer worden gelegd. Dit geldt ook wanneer een vonnis gedeeltelijk wordt herzien.503 Ook in het geval van ongelijk-tijdige berechting zijn de Einzelstrafen van belang. De in de eerdere veroordeling vastgestelde

Einzel-strafen vormen voor de tweede rechter het uitgangspunt bij het bepalen van de straf. Zij mogen niet

worden verhoogd.504 Einzelstrafen geven dus voor de appèlrechter, de herzieningenrechter en de rechter die met een aan artikel 63 Sr gelijkende situatie wordt geconfronteerd, richting aan de door die rechter op te leggen straf.

6.2.3 Ongelijktijdige berechting

497 Jescheck en Weigend 1996, p. 729.

498 Samson en Günther, § 54 StGB, randnummer 5. 499 Jescheck en Weigend 1996, p. 729.

500 Samson en Günther, § 54 StGB, randnummer 6. 501 Samson en Günther, § 54 StGB, randnummer 13.

502 Jescheck en Weigend, p. 730, die het voorbeeld noemen van het intrekken van een jachtvergunning. 503 Jescheck en Weigend, p. 730; Samson en Günther, § 54 StGB, randnummer 13.

167

Het Strafgesetzbuch schept de mogelijkheid de eerdere veroordeling in de oplegging van de straf bij een tweede veroordeling in rekening te brengen (nachträgliche Gesamtstrafbildung, § 55 StGB).505 Voorwaarden zijn dat de later beoordeelde daad vóór de vroegere veroordeling is begaan en dat de straf van de eerdere veroordeling nog niet volledig ten uitvoer is gelegd.506 De straf mag tevens nog niet verjaard of kwijtgescholden zijn. Een eerdere veroordeling betreft het oordeel van een gerecht over een bepaald feit. Hiertoe behoren de oordelen in hoger beroep, al dan niet na verwijzing. Maatgevend is of de later beoordeelde gedraging is begaan vóór het veroordelend vonnis of arrest.507 De gedachte achter de tweede voorwaarde is dat het niet zinvol is een reeds volledig voltrokken of nooit ten uitvoer gelegde straf bij het bouwen van een nieuwe Gesamtstrafe te betrekken.508 Wanneer de eerdere straf volledig ten uitvoer is gelegd (of is verjaard of kwijtgescholden) tussen het vonnis in eerste aanleg en het arrest in hoger beroep, dan hoeft in hoger beroep geen nachträgliche Gesamtstrafe meer gebouwd te worden. Daaruit volgt dat de eerdere veroordeling in kracht van gewijsde moet zijn gegaan.509

Voor de nachträgliche Gesamtstrafe moet de rechter de Einzelstrafe van de eerdere veroordeling (voor één feit) overnemen en daaruit, in combinatie met de nieuwe Einzelstrafe voor het eerder gepleegde maar later berechte feit, een nieuwe Gesamtstrafe bouwen. Daarbij gelden de straftoemetings-overwegingen van § 54 StGB. Wanneer het eerdere oordeel eveneens een Gesamtstrafe inhoudt (omdat er sprake was van meerdaadse samenloop), dan moet de tweede rechter de door de eerste rechter vastgestelde Einzelstrafen betrekken. De rechter moet een nieuwe Einsatzstrafe vaststellen en deze verhogen op de voet van § 54 StGB en vervolgens een nieuwe Gesamtstrafe bepalen.510

In tegenstelling tot de Nederlandse rechter, herbeoordeelt de rechter in Duitsland de door de eerdere rechter opgelegde straf, in het licht van de op het moment van de nieuwe berechting geldende factoren die samenhangen met de persoon van de verdachte, de aard van de nieuwe feiten en de samenhang met de eerder berechte feiten.

Wanneer over een langere periode meerdere feiten zijn begaan door dezelfde dader, die telkens afzon-derlijk worden berecht, is § 55 StGB daarop niet telkens van toepassing. Er geldt een ‘Zasürwirkung’.

505 Stree/Kinzig, Stree/Sternberg-Lieben 2010, § 55 StGB, randnummer 1. 506

Samson en Günther, § 55 StGB, randnummer 1-2; Stree/Kinzig, Stree/Sternberg-Lieben 2010, § 55 StGB, randnummer 2 e.v.

507 Samson en Günther, § 55 StGB, randnummer 3-4.

508 Samson en Günther, § 55 StGB, randnummer 7; Stree/Kinzig, Stree/Sternberg-Lieben 2010, § 55 StGB, randnummer 19 e.v.

509 Samson en Günther, § 55 StGB, randnummer 8, 13.

510 Samson en Günther, § 55 StGB, randnummer 15-16; Jescheck en Weigend 1996, p. 730. Bij de eerdere berechting opgelegde bijkomende straffen en maatregelen blijven onaangetast, tenzij zij overbodig zijn geworden door het nieuwe vonnis (§ 55 Abs. 2 StGB). Dat betekent dat de rechter de eerder opgelegde bijkomende straffen en maatregelen moet beoordelen in het licht van de persoon van de verdachte ten tijde van de huidige berechting, de nieuwe feiten en de samenhang met de eerder berechte feiten. Wanneer de rechter tot het oordeel komt, dat de bijkomende straffen of maatregelen overbodig zijn geworden, moet hij deze opheffen. Samson en Güther, § 55, randnummer 20-21.

168

Hoewel over de reikwijdte daarvan discussie bestaat,511 wordt de toepassing ervan vrij algemeen aangenomen. In het geval van opeenvolgende feiten, stel feit X, Y en Z, en feit Y wordt als eerste, feit Z als tweede en feit X wordt als derde berecht, dan wordt de straf die voor feit Y is opgelegd, slechts meegenomen bij de oplegging van de straf voor feit Z, terwijl slechts de straf die naar aanleiding van de berechting van feit Z is opgelegd bij het bepalen van de straf voor feit X wordt betrokken. De straf voor feit Y is bij het bepalen van de straf voor feit X niet meer in beeld. De voor de feiten X, Y en Z opgelegde straffen kunnen door deze cesuurwerking het absolute maximum van de tijdelijke vrijheidsstraf overschrijden (iets dat in Nederland niet mogelijk is). In dat geval geldt echter wel dat van belang is of van de eerste veroor-deling (in ons voorbeeld voor feit Y) een speciaal preventieve waarschuwing richting de persoon van de dader kon uitgaan. Dat is het geval wanneer het eerste en tweede feit gelijksoortig zijn, omdat in dat geval de straffen veelal gelijkaardig zijn. In dat geval is een forse overschrijding van de maximale tijdelijke gevangenisstraf toelaatbaar. In andere gevallen zal de rechter de straf moeten matigen.512

6.2.4 Doel van de regeling

De Duitse strafwet bepaalt dat de op te leggen straf in overeenstemming moet zijn met de schuld van de dader (§ 46 StGB). Dat geldt ook in geval van meerdaadse samenloop. In dat geval wordt ervan uitgegaan dat de schuld is verhoogd, maar niet is verdubbeld. Iets anders zou tot een te groot strafleed leiden, hetgeen niet in verhouding zou staan tot de schuld van de dader.513 De regeling heeft dus als doelstelling om – gelijk de Nederlandse wetgever stelde – disproportionele straffen te voorkomen. De

Einzelstrafen dienen een ander (materieelrechtelijk) doel, namelijk dat voor elk van de begane

mis-drijven de straffen concreet en geïndividualiseerd moeten worden vastgesteld.514 Hoewel de regeling verschilt, zijn de overeenkomsten met de doelstelling van de Nederlandse regeling treffend. Heel vreemd is dat niet, nu we zagen dat de Nederlandse regeling op de Duitse is geïnspireerd.515

Aan de regeling van § 55 StGB (nachträgliche Gesamtstrafbildung) ligt de overweging ten grondslag dat aan de verdachte het voordeel van Gesamtstrafbildung moet worden geboden wanneer een eerdere overtredingen van de wet bij de Gesamtstrafbildung had kunnen worden meegenomen. Uitgangspunt is dat de rechtbank een Gesamtstrafe had kunnen opleggen bij de eerste veroordeling.516

6.2.5 Commentaar op de inhoud van de regeling

511 Samson en Günther, § 53 StGB, randnummer 9.

512 Stree/Kinzig, Stree/Sternberg-Lieben 2010, § 55 StGB, randnummer 15-17.

513 Fandrich 2010, p. 123; Stree/Kinzig, Stree/Sternberg-Lieben 2010, vor § 52 StGB, randnummer 4; Schäfer, Sander en Van Gemmeren, 2008, randnummer 655; Wessels/Beulke 2012, p. 307.

514 Samson en Günther, § 54 StGB, randnummer 11.

515 Bij de verschillende wijzigingen van het Duitse strafwetboek is de doelstelling van de regeling van meerdaadse samenloop niet gewijzigd. Zie Wessels/Beulke 2012, p. 307; Samson en Günther, Vor § 52a, randnummer 1-1a.

169

Enerzijds wordt gesteld dat de regeling niet consequent is doorgevoerd, nu in bepaalde gevallen het maximum van de tijdelijke gevangenisstraf kan worden overschreden. Dat roept de vraag op wat de waarde is van de doelstelling van de regeling dat de straf in geval van meerdaadse samenloop moet