• No results found

De politieke vertaling van maatschappelijke onrust

Het Plan Buitengebied veroorzaakte veel maatschappelijke deining. Ondanks de hoorzittingen werden 251 bezwaren ingediend. De belangen van de agrariërs en de getalsmatig veel kleinere groep

eigenaars van kampeerbedrijven, botsten met de milieubelangen. De milieuorganisaties tekenden onder andere verzet aan tegen de te ruime mogelijkheden die het gemeentebestuur had ingebouwd voor de uitbreiding van agrarische bedrijven, of om zelfs nieuwe (ook mammoetbedrijven) toe te staan. Vooral de vrijstellingsregeling waarmee B en W in Categorie I, zonder tussenkomst van GS

vergunningen voor nieuwbouw kon afgeven, riep verzet op en niet alleen bij de milieuorganisaties. Ook het Landbouwschap achtte dit uit juridisch oogpunt niet aanvaardbaar.

Het Gelders Landschap, de Gelderse Milieuraad, de Stichting Milieuwerkgroepen Ede en de Hoofdingenieur Dienst Landinrichting wilden meer beperkingen opgelegd zien aan de toekomstige uitbreidingsmogelijkheden van bestaande en nieuwe bedrijven. Tekenend voor de veranderingen in de samenleving is het verschil met de herkomst van het verzet ten tijde van de besluitvorming over het eerste Plan in hoofdzaak. Toen waren het de agrarische boerenbonden en de grootgrondeigenaren, nu kwam de tegenwind vanuit de milieugroeperingen. De Gelderse Milieuraad, de Stichting

Milieuwerkgroepen Ede, maar ook de Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten ondergroef de argumenten van het college dat in een bestemmingsplan geen voorschriften mochten worden opgenomen met betrekking tot de agrarische bedrijfsstructuur. Recente uitspraken van de Kroon wezen erop dat het maken van het onderscheid tussen grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet langer strijdig was met de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Ook de

Hoofdinspecteur van de Dienst voor de Landinrichting stelde een zwaardere indeling van de bedrijven in de vier categorieën voor. Het college wees de voorstellen van de hand.346 Bewust koos het

gemeentebestuur ervoor op dit punt niet op de veranderingen vooruit te lopen. Zowel voor de agrarische, als de recreatieve sector, hield het college vast aan een afweging die meer in de lijn van de ondernemers lag. Of zoals in een vertrouwelijke reactie op de bezwaarschriften met betrekking tot de bevoegdheid van de gemeente om onderscheid te maken tussen grondgebonden en niet-

grondgebonden agrarische bedrijven, is te lezen:

342 GAE, Archief Gemeentebestuur 1948-1986, STA 3715, Hoofdpunten bezwaarschriften bestemmingsplan

buitengebied

343 GAE, Archief Gemeentebestuur 1948-1986, STA 3673, Toelichting behorende bij het bestemmingplan

buitengebied der gemeente Ede, 19.

344 GAE, Archief Gemeentebestuur 1948-1986, STA 3673, Toelichting behorende bij het bestemmingplan

buitengebied der gemeente Ede, 17.

345 Zo behaalde bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1974 de SGP in Ede 9,7 procent van de stemmen, in

Bennekom 10,1, tegen 33,5 in Ederveen, 29,5 in Lunteren, 43,6 in Harskamp, en 52,5 procent in Wekerom. GAE, Ede in cijfers, 1981. 143.

346 GAE, Archief Gemeentebestuur 1948-1986, STA 3715, Hoofdpunten bezwaarschriften bestemmingsplan

‘Het gemeentelijke controle-apparaat zal ook in veel gevallen niet kunnen voorkomen dat een grondgebonden bedrijf op een gegeven moment geheel of ten dele gaat

overschakelen op c.q. gaat evalueren naar niet-grondgebonden produktievormen

(veredeling). Voorts behoeft het feit dat uit juridisch oogpunt het maken van het bedoelde onderscheid thans wellicht geoorloofd zou zijn, nog niet te betekenen dat er door

gemeentebesturen ten volle gebruik van wordt gemaakt.347

Nog steeds bestond de wil om de boerenstand in haar wijze van bedrijfsuitoefening zo min mogelijk te hinderen, en indien nodig, de bestaande regelgeving soepel toe te passen, of niet na te leven. Er leek weinig veranderd te zijn, sinds de raadsdiscussie over het al dan niet opleggen van een minimumeis ten aanzien van de perceelgrootte van 1 hectare in het begin van de jaren vijftig. Hoolboom merkte toen in de discussie op, dat in het geval de regelgeving de agrariër te veel beperkingen zou opleggen, er altijd wel een mouw aan te passen was.348

Vanwege de grote publieke belangstelling werd in november 1975 voor de definitieve besluitvorming in de raad over het Plan buitengebied een aparte avond in De Reehorst belegd.349 Tekenend voor hoezeer het buitengebied ondertussen als ‘bezit’ van iedereen werd gezien, was de grote publieke belangstelling voor deze de raadsvergadering. Dit bleek ook uit het grote aantal moties en wijzigingsvoorstellen dat werd ingediend. In totaal vier moties en 50 wijzigingsvoorstellen, geen gebruikelijke gang van zaken. De raad was zich terdege bewust van de commotie die het plan had opgeroepen. Het lukte ook niet om de zaak in een avond af te ronden. Vooral de PvdA zat in een lastig parket. De partij maakte weer deel uit van de coalitie, maar binnen de partij was de laatste jaren het meer progressieve element sterker geworden. Met het verdwijnen van haar voorman Roseboom in 1970, drong dit kritische geluid ook meer door in de raad, ook ten aanzien van het milieubeleid. De fractie wist echter, ondanks de steun vanuit de milieubeweging, en ondanks de steun van de PPR, in de uren durende raadsvergadering, weinig van haar wensen te verzilveren.350 Wethouder J.

Redeker351 en zijn fractie wisten dat de coalitie zonder de PvdA een nipte meerderheid van achttien stemmen behield. De SGP en Boerenpartij steunden de overige coalitiepartners, zolang het agrarisch belang overeind gehouden werd.

Op de tweede avond, waarop uiteindelijk gestemd zou worden over het collegevoorstel, liet Redeker weten een verklaring af te willen leggen. Hij had al op een aantal punten van het

raadsvoorstel in het college een minderheidsstandpunt ingenomen. Nu gaf hij aan met een groot deel van de door de milieubeweging ingebrachte bezwaren mee te kunnen gaan en tegen het

collegevoorstel te zullen stemmen. Hij betrok deze positie, omdat hij van mening was dat het college te weinig gehoor gaf gegeven aan de ingebrachte bezwaren. De wethouder had te maken met een achterban, die niet alleen de groei van Ede kritischer benaderde, maar vooral zich keerde tegen verdere uitbreiding van de intensieve veehouderij. De opkomende milieubeweging vond binnen de PvdA gehoor. Hierbij zal zeker een rol hebben gespeeld dat de PvdA-fractieleden, op één uitzondering na, van buiten Ede afkomstig waren. Daarnaast werden de connecties tussen raadsleden en de agrarische beroepsgroep spaarzamer, juist in dit tijdvak verdwenen ook de agrariërs uit de raad. Tevens was buiten wonen geen boerenaangelegenheid meer. Wonen in een boerderijtje, in plaats van in een rijtjeshuis, was in de jaren zeventig voor velen een ideaal en werd zeker ook gekoesterd door degenen die niet van het platteland afkomstig waren. Deze bewoners kwamen in het verzet tegen de industriële, grootschalige aanpak, die binnen de intensieve veehouderij op dat moment veel

dominanter zichtbaar werd in het landschap.

Het was aan de CHU/ARP en de VVD om de oppositiepartijen niet van zich te vervreemden. Wielenga, als fractievoorzitter van de gezamenlijke fractie van CHU en ARP, moest voorkomen dat vooral de SGP voordeel zou behalen bij de frictie die in de coalitie zichtbaar was geworden. Hij maaide in het debat meteen het gras voor de voeten van de SGP’er Soetendaal weg, door in zijn verdediging van het collegevoorstel het argument te gebruiken, dat de macht van de overheid

begrensd moest blijven. De door de milieubeweging zo bepleite aparte regelgeving voor de landbouw

347 GAE, Archief Gemeentebestuur 1948-1986, STA 3715, Hoofdpunten bezwaarschriften bestemmingsplan

buitengebied, 3.

348 Zie de subparagraaf ‘Minimaal 1 hectare perceelsomvang voor een nieuw agrarisch bedrijf’, en specifiek de

uitspraak van Hoolboom (noot 60).

349 GAE, Archief Gemeentebestuur 1948-1986, STA 3672. Kopie raadsnotulen 12 en 13 november 1975 en alle

ingediende amendementen.

350 Het enige PPR raadslid moest wegens ziekte verstek laten gaan. Limonard heeft enige tijd later de politiek om

gezondheidsredenen moeten verlaten.

146

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN