• No results found

HOOFDSTUK 3: ANALYSE VAN HET NIEUWE ERFRECHT

3.7 PUNCTUELE ERFOVEREENKOMSTEN

3.7.1 De punctuele erfovereenkomst met betrekking tot inbreng

3.7.1.3 De Inbreng van een schenking met generatiesprong

86. Ook bij een schenking door een grootouder gedaan aan een kleinkind is er, aldus artikel 845,

§2 van het Burgerlijk Wetboek, een punctuele erfovereenkomst mogelijk. Hierbij laat de wetgever een zogenaamde ‘inbreng ten behoeve van derde’ of ook wel ‘generatiesprong’ genoemd, onder bepaalde voorwaarden toe. In wat volgt opteren we voor de term ‘generatiesprong’ omdat de door de wetgever gebruikte uitdrukking ‘inbreng ten behoeve van derde’ tot verwarring zou kunnen leiden, aangezien dit artikel enkel betrekking heeft op de relatie grootouder – ouder – kleinkind en geen uitwerking vindt ten aanzien van enige andere derde155.

87. In principe wordt een schenking gedaan door een grootouder aan een kleinkind, bij het

openvallen van de nalatenschap van de grootouder, gekwalificeerd als schenking met vrijstelling van inbreng en moet deze bijgevolg op het beschikbaar deel van de grootouder aangerekend worden156. In deze situatie bezit de ouder evenwel de mogelijkheid een punctuele erfovereenkomst te sluiten, waardoor bij overlijden van de grootouder de schenking op zijn erfdeel wordt aangerekend. Deze punctuele erfovereenkomst die hetzij in de schenkingsakte zelf, hetzij in een latere overeenkomst gesloten met schenker en begiftigde wordt opgenomen, vormt echter geen garantie dat de ouder de nalatenschap van de grootouder zal aanvaarden (art. 845, §1 BW). Bovendien dient de ouder deze beslissing vooraf grondig te overwegen, daar hij ingeval de schenking zijn erfdeel overtreft, gehouden zal worden tot teruggave van iets dat hij aldus nooit ontvangen heeft157,158.

152 Supra nr. 80.

153 K. DESMET en N. LAUWERS, “Het decreet van 6 juli 2018 als fiscaal antwoord op het nieuw erfrecht: dekt de vlag

de lading?”, TFR 2019, (505) 517.

154 Supra nrs. 62-68.

155 E. Maes, Erfovereenkomsten in het nieuwe erfrecht, onuitg. masterproef Notariaat Ugent, 2017-2018, 41.

156 J. BAEL, “Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe familiaal vermogensrecht (deel 2)”, Not.Fisc.M. 2019,

(290) 292.

157 H. CASMAN en B. VERDICKT, “De erfwetten 2017 en 2018: civiele en Vlaamse fiscale aspecten in 8 casussen”, TFR

2018, (842) 853.

39 Bij het openvallen van de nalatenschap van de ouder, zal de schenking waarop de ‘generatiesprong’ van toepassing is, beschouwd worden als schenking door de ouder aan het kleinkind (zijn kind) (artikel 845, §2, tweede lid BW). Bijgevolg zal het kleinkind, wat deze schenking betreft, inbreng verschuldigd zijn in de nalatenschap van de ouder. Deze verplichting tot inbreng zorgt ervoor dat de eventuele, door de generatiesprong tussen de kleinkinderen, gecreëerde ongelijkheden worden rechtgezet159,160.

Stel dat in het voorheen gebruikte voorbeeld, Paul wegens de reeds hogere leeftijd en financiële onafhankelijkheid van zijn kinderen Pol en Piet, aan elk van zijn drie kleinkinderen (Pol heeft twee kinderen, Piet heeft één kind) een schenking wenst te doen van 50.000 euro. Hierbij heeft Paul, aangezien deze schenkingen in principe aangerekend worden op het beschikbare deel van de nalatenschap en dit bijgevolg de gelijkheid tussen de twee familietakken zou verbreken (aangezien de ene tak 100.000 euro verwerft en de andere slechts 50.000 euro), de wens om de verschillende familietakken gelijk te behandelen. In het nieuwe erfrecht wordt voorzien in een punctuele erfovereenkomst om aan deze wens te voldoen en aldus de gelijkheid tussen de takken te behouden. Artikel 845, §2 BW biedt Pol en Piet namelijk de mogelijkheid een punctuele erfovereenkomst te sluiten, waardoor de schenkingen gedaan door Paul aan de kleinkinderen niet op het beschikbaar deel worden aangerekend maar op het erfdeel van Pol en Piet. Concreet betekent dit dat op het erfdeel van Pol dus twee schenkingen worden aangerekend (totale waarde 100.000 euro) en op het erfdeel van Piet slechts één (waarde 50.000 euro). Hierdoor zal er bij de vereffening-verdeling van de nalatenschap van Paul, geen ongewenste ongelijkheid gecreëerd worden.

88. Om de fiscale behandeling duidelijk te maken, grijpen we terug naar de rechtsverhoudingen

die uit deze punctuele erfovereenkomst voortvloeien. Zo ontstaat er een rechtsverhouding tussen de grootouder en het kleinkind onder vorm van een schenking161. Evenzeer ontstaat er tussen de grootouder en de ouder een rechtsverhouding, door het instemmen van de ouder bij aanvaarding van de nalatenschap met het inbrengen van de schenking162. Een derde en laatste

159 J. BAEL, “Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe familiaal vermogensrecht”, Not.Fisc.M. 2019, 293. 160 Ter illustratie: indien er drie kleinkinderen zijn waarvan slechts één een schenking van de grootouder gekregen heeft

zal de gecreëerde ongelijkheid bij het openvallen van de nalatenschap van de ouder worden rechtgetrokken daar de schenking aangerekend wordt op het voorbehouden erfdeel.

161 K. DESMET en N. LAUWERS, “Het decreet van 6 juli 2018 als fiscaal antwoord op het nieuw erfrecht: dekt de vlag

de lading?”, TFR 2019, (505) 515.

162 K. DESMET en N. LAUWERS, “Het decreet van 6 juli 2018 als fiscaal antwoord op het nieuw erfrecht: dekt de vlag

40 rechtsverhouding ontstaat ten slotte tussen het kleinkind en de ouder maar hier onder vorm van een fictieve schenking163.

89. De eerste rechtsverhouding die zoals hierboven vermeldt een schenking inhoudt, zal

afhankelijk van de manier waarop er geschonken is, hetzij via een Belgische notariële akte hetzij via onderhandse akte of aan de hand van buitenlandse notariële akte, anders behandeld worden. In het eerste geval zal er, behalve wanneer het buitenlandse onroerende goederen betreft, schenkbelasting verschuldigd zijn164. In het andere geval zal er, tenzij er een uitdrukkelijke fiscale verklaring in de punctuele erfovereenkomst wordt opgenomen, geen schenkbelasting verschuldigd zijn maar is artikel 2.7.1.0.5 VCF wel nog van toepassing. Dit betekent dat indien de grootouder binnen de drie jaar na deze schenking komt te overlijden, er alsnog erfbelasting op deze schenking verschuldigd zal zijn.

90. De fiscale gevolgen van de tweede rechtsverhouding vinden we terug in artikel 1100/4, §4 BW.

Hieruit blijkt dat deze rechtsverhouding geen fiscale gevolgen zal hebben, wat betekent dat er noch schenkbelasting, noch erfbelasting verschuldigd zal zijn.

91. De fiscale gevolgen van de derde rechtsverhouding zijn echter een stuk complexer. Het is

namelijk zo dat waar er bij de generatiesprong burgerrechtelijk sprake is van een dubbele schenking, de Vlaamse belastingdienst (VLABEL) deze visie fiscaal niet volgt en er bijgevolg enkel schenkbelasting verschuldigd zal zijn op de reële schenking, die voortvloeit uit de eerste rechtsverhouding165. Deze visie werd door VLABEL gecommuniceerd in standpunt nummer 17047 maar stuit, ondanks begrip voor het initiatief, op tegenkanting wegens de niet-decretaal verankerde basis waarop dit standpunt gebaseerd is166. Het standpunt verwijst namelijk naar het afgeschafte artikel 2.7.7.0.3 VCF, wat dus de rechtszekerheid niet bevordert.

92. Met deze nieuwe punctuele erfovereenkomst creëert de wetgever een mogelijkheid om te

ontsnappen aan de dubbele registratie- en aktekosten. Zo biedt ze met artikel 845, §2 de

163 K. DESMET en N. LAUWERS, “Het decreet van 6 juli 2018 als fiscaal antwoord op het nieuw erfrecht: dekt de vlag

de lading?”, TFR 2019, (505) 515.

164 K. DESMET en N. LAUWERS, “Het decreet van 6 juli 2018 als fiscaal antwoord op het nieuw erfrecht: dekt de vlag

de lading?”, TFR 2019, (505) 515.

165 VLABEL standpunt nr. 17047, 12 maart 2018.

166 K. DESMET en N. LAUWERS, “Het decreet van 6 juli 2018 als fiscaal antwoord op het nieuw erfrecht: dekt de vlag

41 mogelijkheid om twee schenkingen in één en dezelfde schenkingsakte te verwerken (rechtstreeks van grootouder aan kleinkind)167.

93. Bij het sluiten van dit type erfovereenkomst dienen evenzeer de voorheen besproken

vormvereisten te worden nageleefd168.