• No results found

HOOFDSTUK 3: ANALYSE VAN HET NIEUWE ERFRECHT

3.2 HET VERBOD OP ERFOVEREENKOMSTEN IN HET NIEUWE ERFRECHT

3.2.2 Beding betreffende de eigen nalatenschap

47. Wat het beding met betrekking tot de eigen nalatenschap betreft, wordt er door de wetgever

op aangeven van de rechtsleer, nog een extra onderscheid gemaakt tussen enerzijds ‘het beding gesloten ten kosteloze titel’ en anderzijds ‘het beding gesloten ten bezwarende titel’78.

3.2.2.1 Beding ten kosteloze titel

48. De bedingen gesloten ten kosteloze titel met betrekking tot de eigen nalatenschap blijven ook

na de wetswijziging, met uitzondering wanneer ze uitdrukkelijk door de wet zijn toegelaten, verboden (art. 1100/1, §2, BW). Hiermee houdt de wetgever vast aan zijn visie dat men op geen ander wijze dan bij testament (zoals uitgewerkt in art. 893 BW) of bij schenking (zoals uitgewerkt in art. 894 BW) ten kosteloze titel over zijn of haar goederen kan beschikken79. Op dit principe bestonden reeds in het oude erfrecht een groot aantal uitzonderingen. Zo werden volgende bedingen met betrekking tot de eigen nalatenschap al onder het oude erfrecht toegelaten80:

- contractuele erfstellingen die voortvloeien uit artikel 1082, 1084 en 1093 BW; - erfstellingen over de hand, zoals omschreven in artikel 1048 BW;

74 R. DEKKERS, H. CASMAN, A.-L. VERBEKE en E. ALOFS, Erfrecht & giften – De nieuwe erfwetten 2017 en 2018,

Antwerpen, Intersentia, 2018, 87.

75 Infra nrs.75-130

76 J. BAEL, Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe erfrecht, Brugge, die Keure, 2019, 48-54,

77 J. BAEL, “Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe familiaal vermogensrecht (deel 1)”, Not.Fisc.M. 2019,

(250) 260.

78 R. DEKKERS, H. CASMAN, A.-L. VERBEKE en E. ALOFS, Erfrecht & giften – De nieuwe erfwetten 2017 en 2018,

Antwerpen, Intersentia, 2018, 88.

79 R. DEKKERS, H. CASMAN, A.-L. VERBEKE en E. ALOFS, Erfrecht & giften – De nieuwe erfwetten 2017 en 2018,

Antwerpen, Intersentia, 2018, 89.

80 R. DEKKERS, H. CASMAN, A.-L. VERBEKE en E. ALOFS, Erfrecht & giften – inclusief de nieuwe erfwet 2017,

21 - overeenkomst tussen ex-echtgenoten waarbij ze overeenkomen dat ondanks de echtscheiding, de contractuele erfstellingen of andere overlevingsrechten behouden blijven, zoals omschreven in artikel 299 BW;

- valkeniersbeding, zoals omschreven in artikel 1388 BW;

- de overeenkomst waarbij een echtgenoot een toekomstig goed dat hij nog uit een toekomstige nalatenschap zou krijgen, in gemeenschap brengt, zoals omschreven in artikel 1452 BW;

- echtscheiding onderlinge toestemming zoals omschreven in artikel 1287 BW.

49. Deze reeds toegelaten punctuele erfovereenkomsten blijven onder het nieuwe erfrecht

behouden. Al moet hierbij vermeld worden dat de punctuele erfovereenkomsten, die voortvloeien uit artikel 1388 en 1287 van het Burgerlijk Wetboek, wel inhoudelijk gewijzigd zijn. Deze inhoudelijke wijzigingen zullen later uitgebreid toegelicht worden81. Tevens zijn aan deze lijst reeds bestaande uitzonderingen, door de wetgever nog een aantal nieuwe punctuele erfovereenkomsten toegevoegd82:

- zo is het in het nieuwe erfrecht voor de schenker en de begiftigde mogelijk de modaliteit van de schenking te wijzigen zoals omschreven in artikel 843/1, §1 en §2 BW;

- de punctuele erfovereenkomst die een generatiesprong inhoudt, zoals omschreven in artikel 845, §2 BW;

- de punctuele erfovereenkomst die terug te vinden is in artikel 858, §5 tweede lid BW; - de punctuele erfovereenkomst waarbij een erfgenaam verzaakt aan vordering tot inkorting

voor gedane schenking, zoals omschreven in artikel 918 BW;

- de verzaking aan vordering tot inkorting ten aanzien van derde-verkrijger onder kosteloze titel, zoals voorzien in het derde en vierde lid van artikel 924 BW.

50. Uit de Memorie van Toelichting bij de wet van 31 juli 2017 en de rechtsleer blijkt, dat een

beding of een overeenkomst ten kosteloze titel, die niet onder één van de door de wet toegelaten punctuele erfovereenkomsten valt, daarom niet meteen verboden is83,84. Zo moeten dergelijke overeenkomsten of bedingen, teneinde te verifiëren of ze al dan niet verboden zijn, nog steeds

81 Infra nrs. 75-130

82 R. DEKKERS, H. CASMAN, A.-L. VERBEKE en E. ALOFS, Erfrecht & giften –inclusief de nieuwe erfwet 2017,

Antwerpen, Intersentia, 2017, .

83 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 255,; N. LABEEUW en R. ELSERMANS, “De

hervorming van het erfrecht”, Notariaat 2017, jrg. 28, afl. 9, 1-6.

84 MvT bij het wetsvoorstel van 25 januari 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften

22 getoetst worden aan de definitie ‘het beding betreffende een toekomstige nalatenschap’ van het Hof van Cassatie85. In deze situatie is de wetgever er dus niet in geslaagd los te komen van de in het oude erfrecht allesbepalende definitie. In de praktijk heeft dit tot gevolg dat een rechtshandeling, die niet expliciet door de wetgever is toegelaten, toch geldig kan zijn indien er geen ‘loutere eventuele rechten’ in een toekomstige nalatenschap worden toegekend, gewijzigd of afgestaan.

3.2.2.2 Beding ten bezwarende titel

51. Wat de bedingen met betrekking tot de eigen nalatenschap gesloten ten bezwarende titel

betreft, heeft de wetgever nog een extra onderscheid toegevoegd. Zo is er bij deze bedingen een verschil in behandeling tussen enerzijds bedingen gesloten onder algemene titel en anderzijds bedingen gesloten onder bijzondere titel (art. 1100/1, §3 en §4 BW).

Wanneer een overeenkomst of een beding onder algemene en bezwarende titel betreffende de eigen toekomstige nalatenschap van een partij wordt gesloten, is deze principieel verboden tenzij uitdrukkelijk door de wet toegelaten. Een beding is volgens de wetgever onder algemene titel gesloten wanneer het betrekking heeft op de algemeenheid of een evenredig deel van de goederen die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, of wanneer het betrekking heeft op al de onroerende- of roerende goederen of een evenredig deel ervan86.

52. In tegenstelling tot overeenkomsten en bedingen gesloten onder algemene en bezwarende

titel, zijn de overeenkomsten gesloten onder bijzondere en bezwarende titel (OBT-OBT87) behoudens in de geval de wet ze uitdrukkelijk verbiedt, toegelaten. Dit betekent dat dergelijke overeenkomsten buiten het toepassingsgebied van het verbod op erfovereenkomsten vallen en bijgevolg zelfs betrekking mogen hebben op de toekomstige nalatenschap van een partij. Bovendien zijn dergelijk overeenkomsten zelfs toegelaten indien een partij zich het recht voorbehoudt om tijdens zijn leven over het in de overeenkomst opgenomen goed te blijven beschikken (art. 1100/1, §4, eerste lid BW).

85 C. DE WULF, De Erfwet van 31 juli 2017 - een algemeen overzicht met modellen voor de praktijk, Brugge, die Keure,

2018, 132.

86 Art. 1100/1, §3 BW.

87 De afkorting ‘OBT-OBT’ staat voor ‘onder bezwarende titel – onder bijzondere titel’ en is ontleend aan Prof. Dr. A.-L.

23

53. De overeenkomsten gesloten onder bijzondere en bezwarende titel moeten, aangezien ze

buiten het toepassingsgebied van het verbod op erfovereenkomsten vallen, zelfs niet aan de vormvereisten88 voor geldig gesloten erfovereenkomsten voldoen (art. 1100/1, §4, tweede lid BW). Concreet betekent dit dat deze overeenkomsten of bedingen niet met een notariële akte dienen te worden opgemaakt en er ook geen publiciteit moet worden gegeven aan deze overeenkomsten. Bovenstaande overeenkomsten of bedingen moeten dus, aangezien ze niet onder het verbod op erfovereenkomsten vallen, niet meer aan de definitie ‘het beding betreffende een toekomstige nalatenschap’ van het Hof van Cassatie getoetst worden.

In het wetsvoorstel van 25 januari 2017 verduidelijkt de wetgever nader wat men precies verstaat onder ‘een overeenkomst ten bijzondere titel’. Zo is een overeenkomst een ‘overeenkomst ten bijzondere titel’ indien ‘de overeenkomst of het beding niet de algemeenheid van de goederen

betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden’.

Voor het onderscheid tussen algemene en bijzondere titel baseerde de wetgever zich op de driedeling bij de kwalificatie van legaten89.

54. Het toelaten van dergelijke overeenkomsten en bedingen heeft in de praktijk grote gevolgen.

Zo heeft dit ervoor gezorgd dat waar het oude erfrecht vaak tot discussie leidde, er nu geen discussie meer hoeft te zijn over bedingen en overeenkomsten die vroeger wel betwistbaar waren. Ter illustratie worden bedingen of overeenkomsten van aanwas (bijvoorbeeld het beding van aanwas dat vervalt bij echtscheiding) indien gesloten onder bezwarende titel, in tegenstelling tot onder het oude erfrecht, nu algemeen zonder discussie aanvaard90. Hetzelfde geldt voor de toekenning van een levenslang huurrecht ingaand bij overlijden van de eigenaar en tal van andere overeenkomsten met uitwerking bij het overlijden van een partij91. Het toepassingsgebied van het verbod op erfovereenkomsten is hierdoor dus ernstig ingeperkt.

88 Infra nrs. 62-68.

89 Wetsvoorstel van 25 januari 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot

wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2016-17, Doc 54, nr. 2282/001, 125, http://www.dekamer.be/FLWB/PDF/54/2282/54K2282001.pdf.

90Supra nr. 18.

91 J. BAEL, “Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe familiaal vermogensrecht (deel 1)”, Not.Fisc.M. 2019,

24