• No results found

HOOFDSTUK 3: ANALYSE VAN HET NIEUWE ERFRECHT

3.3 BEKWAAMHEID

55. Wanneer partijen één van de voorheen besproken wettelijk toegelaten punctuele

erfovereenkomsten wensen te sluiten, moeten ze, indien ze dit geldig wensen te doen, wel rekening houden met de voorwaarden die een dergelijke rechtshandeling met zich meebrengt. Onder deze voorwaarden, die terug te vinden zijn in artikel 1100/8 van het Burgerlijk Wetboek, valt ook de zogenaamde ‘bekwaamheid om contracten te sluiten’. Niettegenstaande blijkt uit onze wetgeving dat minderjarigen en meerderjarige beschermde personen zelf niet over deze vereiste bekwaamheid beschikken, is het toch zinvol deze groepen binnen de context van erfovereenkomsten te bespreken, aangezien de wetgever het voor hen onder bepaalde voorwaarden in artikel 1100/2 BW toch mogelijk maakt als partij bij een erfovereenkomst op te treden.

3.3.1 De minderjarige

56. Waar in regel de minderjarige niet over de bekwaamheid beschikt om zelfstandig

rechtshandelingen te stellen, is het voor hem/haar toch mogelijk als partij bij een erfovereenkomst op te treden92,93. Deze mogelijkheid ontstaat wanneer de ouders of de voogd, na een machtiging

in concreto94 van de vrederechter, de functie van vertegenwoordiger verkrijgen/verkrijgt (art. 1100/2 §1, eerste zin BW). Deze machtiging heeft namelijk tot gevolg dat de ouders in naam en voor rekening van de minderjarige de rechtshandeling kunnen stellen95.

De mogelijkheden die uit deze machtiging voortvloeien, zijn echter zeer beperkt. Zo zal de vertegenwoordigde minderjarige enkel in staat zijn bij erfovereenkomst, onder hoedanigheid van vermoedelijke erfgenaam, op te treden en zal hij bij erfovereenkomst dus niet onder de hoedanigheid van erflater-beschikker kunnen optreden96. De verantwoording voor deze beperking is terug te vinden in de Memorie van Toelichting en luidt als volgt: "Het aangaan van een

erfovereenkomst in de hoedanigheid van beschikker maakt een hoogstpersoonlijke handeling uit, waarvoor geen bijstand of vertegenwoordiging mogelijk is. Het toebedelen en verdelen van zijn vermogen door middel van een erfovereenkomst is een zeer gewichtige vermogensrechtelijke

92 Art. 1124 BW. 93 Art. 1100/2, §1 BW.

94 J. BAEL, “Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe familiaal vermogensrecht (deel 1)”, Not.Fisc.M. 2019, (250)

263.

95 J. BAEL, Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe erfrecht, Brugge, die Keure, 2019, 69.

96 MvT bij het wetsvoorstel van 25 januari 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften

25

handeling, die enkel door de beschikker zelf kan worden gesteld.”97. Bovendien zal het voor de

vertegenwoordigde minderjarige, om dezelfde reden, niet mogelijk zijn te verzaken aan erfrechtelijke rechten in een toekomstige nalatenschap98.

3.3.2 De meerderjarige beschermde personen

57. Met de meerderjarige handelingsonbekwame personen bestaat er nog een tweede groep

mensen, die burgerrechtelijk gezien niet over de vereiste bekwaamheid beschikken als partij bij erfovereenkomst op te treden99. Tot deze groep behoren de meerderjarige personen die om diverse reden (mentale beperking, dementie, coma…) niet in staat zijn zelf beslissingen te nemen.

58. Deze groep mensen kunnen, door toedoen van de vrederechter, onder bewindvoering

geplaatst worden en aldus gekwalificeerd worden als meerderjarige beschermde personen. Bij deze beschermingsmaatregel dient de vrederechter echter uitdrukkelijk te vermelden voor welke handelingen de persoon in kwestie onbekwaam is en voor welke handelingen of categorieën handelingen in verband met goederen deze persoon onbekwaam is (art. 492/2 BW).

Wat de bekwaamheid tot het sluiten van erfovereenkomsten betreft, zal er gekeken worden naar de lijst van handelingen opgesteld door de vrederechter. Indien de beschermde persoon bekwaam geacht wordt door de vrederechter zal het sluiten van een erfovereenkomst geen probleem vormen. Indien in deze opsomming de persoon onbekwaam is verklaard, wat het sluiten van erfovereenkomsten en eenzijdige rechtshandelingen over een toekomstige nalatenschap betreft, zijn er alsnog twee mogelijkheden om als partij bij een erfovereenkomst op te treden. Zo kan in dergelijke situatie ofwel de persoon zelf ofwel de vertegenwoordiger aan de vrederechter een machtiging vragen.

59. Wanneer de beschermde meerderjarige op zijn aanvraag door de vrederechter bekwaam wordt

geacht, zal hij zowel in de hoedanigheid van erflater-beschikker als in hoedanigheid van vermoedelijke erfgenaam bij een erfovereenkomst kunnen betrokken worden100. Eveneens zal de beschermde meerderjarige kunnen verzaken aan rechten in een toekomstige nalatenschap101,102.

97 MvT, Parl.St. Kamer 2016-17, nr. 54-2282/1, 125-126.

98 C. DE WULF, De Erfwet van 31 juli 2017 - een algemeen overzicht met modellen voor de praktijk, Brugge, die Keure,

2018, 210.

99 Art. 1100/2 BW.

100 R. BARBAIX, Familiaal vermogensrecht in essentie (vierde editie), Antwerpen, Intersentia, 2018, 281. 101 C. DECLERCK en W. PINTENS, Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2019, 431.

102 C. AUGHUET, “La réforme du droit successoral opérée par les lois des 31 juillet 2017 et 22 juillet 2018. Tour d’horizon

26 Bij de beoordeling zal de vrederechter oordelen of de persoon de draagwijdte van zijn daden kan inschatten103.

In het andere geval, wanneer de bewindvoerder na tussenkomst van de vrederechter gemachtigd wordt, om in naam en rekening van de beschermde meerderjarige te handelen, zal dit er enkel toe leiden dat de beschermde meerderjarige onder hoedanigheid van toekomstige erfgenaam bij een erfovereenkomst betrokken kan worden (art.1100/2, §2, tweede lid BW). De andere mogelijkheden zijn overeenkomstig de situatie bij de minderjarige uitgesloten.

Nu de algemene bepalingen rond erfovereenkomsten duidelijk zijn toegelicht, zullen we in wat volgt, naar analogie met de door de wetgever gebruikte volgorde, stilstaan bij de sanctionering, de gevolgen, de vorm en de publiciteit waaraan toegelaten erfovereenkomsten moeten voldoen.