• No results found

4. Methode

5.2 De ervaren bruikbaarheid van het reflectie-instrument

In deze paragraaf wordt ingegaan op hoe de leraren de bruikbaarheid van het intercollegiale reflectie-instrument hebben ervaren. De paragraaf start met de algemene bruikbaarheid van het reflectie instrument, waarna de verschillende onderdelen van het reflectie-instrument aan bod komen. Per onderdeel wordt gestart met de resultaten van de vragenlijst en de genoemde sterke en kritiekpunten vanuit de open vragen. Vervolgens worden de resultaten van de interviews besproken. Tot slot volgt een korte samenvatting van de belangrijkste punten.

Algemene bruikbaarheid

Uit tabel 1 blijkt dat alle items gericht op de algemene bruikbaarheid van het reflectie-instrument boven het schaalgemiddelde scoren. Wel is bij twee items de spreiding groot. Dit betekent dat niet alle deelnemers het reflectie-instrument bruikbaar vonden. Na analyse van deze items blijkt dat 11.1 % van de leraren de instructies niet duidelijk vonden en dat 27.8% van de leraren van

mening waren dat de materialen van het reflectie-instrument niet makkelijk in gebruik waren (zie bijlage 4).

Bij de open vragen van de vragenlijst noemde men als sterke punten van het reflectie- instrument dat het een goede richtlijn gaf om te reflecteren op jezelf. Ook stelde het instrument de leraar in staat om kritisch te kijken naar het eigen handelen en naar de interactie tussen de leraar en de leerlingen, waardoor men een goed beeld van zichzelf kreeg.

Tabel 1

Gemiddelden en standaarddeviaties op de items bij onderdeel ´algemene bruikbaarheid´ (frequentie op de schaal van 1 tot 5)

N M SD

De materialen van het reflectie-instrument waren makkelijk in gebruik 18 3.56 1.30 De instructies bij de verschillende onderdelen waren duidelijk 18 3.83 1.15 Het reflectie-instrument was een bruikbaar instrument om kritisch te

reflecteren op het eigen functioneren

18 3.94 0.64

Tijdens de interviews is doorgevraagd op de algemene bruikbaarheid van het reflectie- instrument. Hieruit komt naar voren dat de duo’s het reflectie-instrument een bruikbaar

instrument vonden om kritisch te reflecteren op het eigen functioneren. De leraren gaven aan dat ze het reflectie-instrument met veel plezier doorlopen hebben en het in de toekomst opnieuw zouden gebruiken. Ze vonden het reflectie-instrument heel praktisch, bruikbaar, duidelijk en bondig. De training die de deelnemers van te voren kregen vond men waardevol en noodzakelijk om met het reflectie-instrument te kunnen werken. De materialen vond men makkelijk in gebruik en de geschreven instructies bij de verschillende onderdelen waren duidelijk. Uit de interviews bleek wel dat de twee van de drie duo’s van mening waren dat er teveel en te lange instructies waren.

Bruikbaarheid onderdeel ‘observatie’

Tabel 2 laat zien dat alle items gericht op de bruikbaarheid van het onderdeel ‘observatie’ boven het schaalgemiddelde scoren. Bij één item is de spreiding groot. De analyse laat zien dat 88.9% van de leraren van mening was dat de vragenlijst die men voor zichzelf had ingevuld het beeld dat men van hun leraarsgedrag had weerspiegelde en dat de modellen inzicht gaven in hun huidige leraarsgedrag. Geen enkele leraar was het oneens met de tweede stelling, dat de vragenlijst die de leraar voor zijn collega invulde een bruikbaar instrument was om het leraarsgedrag van zijn collega in te schatten. 45.5% van de leraren was van mening dat de

modellen goed inzicht gaven in het leraarsgedrag dat men verder wilde ontwikkelen (zie bijlage 4).

Bij de open vragen werd als kritiekpunt aangegeven dat het lastig was om een betekenisvolle situatie te selecteren. Men gaf aan dat dit enerzijds kwam doordat er geen

probleemsector naar voren kwam in het model voor interpersoonlijk leraarsgedrag die men verder wilde ontwikkelen. Hierdoor had men geen ontwikkelsector om een betekenisvolle situatie bij te selecteren. Anderzijds kwam dit doordat de sectoren van dit model te abstract waren om een betekenisvolle situatie uit af te leiden.

Tabel 2

Gemiddelden en standaarddeviaties op de items bij onderdeel ´observatie´ (frequentie op de schaal van 1 tot 5)

N M SD

De vragenlijst die ik voor mezelf heb ingevuld weerspiegelde het beeld dat ik van mijn leraarsgedrag had

18 4.06 0.54 De vragenlijst die ik voor een ander invulde was een bruikbaar instrument

om het leraarsgedrag van mijn collega in te schatten

18 3.67 0.59 De modellen ‘interpersoonlijk leraarsgedrag’ gaven mij inzicht in mijn

huidige leraarsgedrag

18 4.06 0.54 De modellen gaven me inzicht in het leraarsgedrag dat ik verder wilde

ontwikkelen

18 3.28 1.23

De resultaten van de interviews laten eenzelfde beeld zien. De duo’s vonden de

vragenlijsten en de modellen sterke onderdelen van het reflectie-instrument. Volgens de leraren maten de vragenlijsten het interpersoonlijk leraarsgedrag goed, de modellen die eruit

voortkwamen klopten met het beeld dat ze van hun eigen leraarsgedrag hadden. Men gaf aan dat de modellen de acht verschillende sectoren van het interpersoonlijk leraarsgedrag goed in beeld brachten, waardoor men specifiek naar de verschillende sectoren van het eigen leraarsgedrag kon kijken. Hierdoor werd volgens de duo’s goed duidelijk wat de zwakke en sterke sectoren van de leraar waren.

Leraar 2A: ‘Het model zet je op een goede manier aan het denken. Het is een stukje

bewustwording. Het was grappig om te zien hoeveel overeenkomsten er in het model zitten als je ze allebei invult en je zwakke plekken worden er ook echt uitgepikt’.

Als positieve punten gaf men verder aan dat de vragenlijsten makkelijk waren in te vullen. Alle duo’s hebben het digitale programma gebruikt om de vragenlijst te verwerken, men vond dat een bruikbaar instrument en gemakkelijk in gebruik.

Ook uit de interviews kwam als kritiekpunt naar voren dat de modellen geen goed inzicht gaven in het leraarsgedrag dat ze verder wilden ontwikkelen. Men vond de instructie bij het gebruik van het model niet toereikend. Dit kwam volgens de duo’s doordat in de instructie niet duidelijk aangegeven hoe een ontwikkelsector en een betekenisvolle situatie geselecteerd moest worden. Een tweede kritiekpunt was dat sommige vragen in de vragenlijst, die de deelnemers voor zichzelf en de ander in moesten vullen om het interpersoonlijk leraarsgedrag in te schatten, veel discussie opriepen. De duo’s vonden dat onnodig veel discussie ontstond over de betekenis van vragen, omdat de beantwoording van sommige vragen context-afhankelijk waren.

Leraar 3B: ‘Zoals bij de vraag: bij mij moet het stil zijn in de les. Ja, als het belangrijk is dat er stil gewerkt wordt, dan moet het stil zijn, maar er zijn ook momenten dat het niet stil hoeft te zijn. Het kan dus in verschillende situaties anders zijn’.

Twee duo’s noemden nog een derde kritiekpunt, namelijk dat één keer observeren niet genoeg was. Men was van mening dat de vragenlijst teveel vragen omvatte om in een half uur te kunnen observeren en in sommige lessen waren niet alle vragen te observeren.

Bruikbaarheid reflectiegesprek

Drie items in de vragenlijst richten zich op de bruikbaarheid van het reflectiegesprek. Op alle items is de gemiddelde score boven het schaalgemiddelde (zie tabel 3). Uit de analyse van de items blijkt dat bij elk item één leraar (5.6%) het oneens was met de desbetreffende stelling (zie bijlage 4).

Bij de open vragen van de vragenlijst werd als sterk punt van het reflectiegesprek

aangegeven dat het stappenplan een mooie kapstok vormde om met elkaar een duidelijk traject af te leggen. Als kritiekpunt werd opgemerkt dat het stappenplan teveel vragen bevatte.

Tabel 3

Gemiddelden en standaarddeviaties op de items bij onderdeel ´reflectiegesprek´(frequentie op de schaal van 1 tot 5)

N M SD

De vragen in het stappenplan waren een goede ondersteuning voor het reflectiegesprek

18 4.00 0.69 Het was positief dat in het gesprek de nadruk werd gelegd op

kernkwaliteiten

18 4.06 0.87 De aangegeven tijd voor het voeren van het reflectiegesprek was

voldoende

18 3.94 0.80

Uit de interviews blijkt dat alle duo’s erg tevreden waren over de bruikbaarheid van het reflectiegesprek. Men vond deze stap de meerwaarde van het reflectie-instrument. Alle leraren gaven aan dat ze het stappenplan erg bruikbaar vonden om het reflectiegesprek op de juiste wijze te doorlopen. De stappen zorgden voor bewustwording van het eigen leraarsgedrag en de eigen visie en overtuigingen. Men vond de vragen in het stappenplan een goede ondersteuning voor het reflectiegesprek, er was een goede diversiteit aan vragen en men vond het prettig dat het vragen waren die aangepast konden worden aan je eigen situatie. Door de vragen ging men in het gesprek steeds een laagje dieper. Verder vonden twee van de drie duo’s het positief dat door het instrument gefocust werd op het inzetten van kernkwaliteiten om een probleem op te lossen in plaats van op kwaliteiten die de leraar mist. Twee duo’s hadden wel kritiek op de lay-out van het stappenplan, men vond het te omvangrijk en onoverzichtelijk.

Bruikbaarheid plan van aanpak

Uit tabel 4 valt op te maken dat alle items gericht op de bruikbaarheid van het plan van aanpak boven het schaalgemiddelde scoren. Wel is bij alle items de spreiding groot. Dit betekent dat de meningen van de leraren over de bruikbaarheid van het plan van aanpak uiteenlopen. De analyse laat zien dat 60.1% van de leraren van mening was dat men door het reflectiegesprek goed in staat was om leerdoelen te formuleren en dat het plan van aanpak niet goed uitvoerbaar was. 66.6% van de leraren was van mening dat het reflectiegesprek goed leidde tot het komen tot een plan van aanpak. Dertien leraren (72.2%) vonden dat men door het reflectie-gesprek goed in staat was om alternatieven te bedenken. 56.6% van de leraren was het eens met de laatste stelling, dat de leraar in zijn werk voldoende mogelijkheid had om het plan van aanpak uit kunnen voeren (zie bijlage 4).

Ook bij de resultaten van de open vragen komt de verdeeldheid van de deelnemers naar voren. Twee deelnemers gaven bij de verbeterpunten aan dat de sectoren in de modellen te abstract waren om een concreet leerdoel uit te kunnen formuleren, terwijl een andere deelnemer bij de sterke punten juist aangaf dat het reflectiegesprek ervoor zorgde dat men recht op een concreet leerdoel afging.

Tabel 4

Gemiddelden en standaarddeviaties op de items bij onderdeel ´plan van aanpak´ (frequentie op de schaal van 1 tot 5)

N M SD

Het stappenplan leidde tot het komen tot een plan van aanpak Door het reflectiegesprek was ik in staat leerdoelen te formuleren

18 18 3.61 3.44 1.20 1.46 Door het reflectiegesprek was ik in staat alternatieven te bedenken

Het ingevulde plan van aanpak was goed uitvoerbaar

In mijn werk was voldoende mogelijkheid om het plan van aanpak uit kunnen voeren 18 18 18 3.83 3.32 3.47 1.10 1.18 1.23

In de interviews is dieper ingegaan op de bruikbaarheid van het plan van aanpak. Daaruit blijkt dat alle duo´s positief waren over de bruikbaarheid van het plan van aanpak. Men vond het plan van aanpak bondig, duidelijk, makkelijk invulbaar en compleet. Duo 2 en 3 waren van mening dat het reflectiegesprek goed leidde tot het opstellen van een plan van aanpak, het formuleren van concrete doelen en het bedenken van alternatieven. Alle leraren vonden het plan van aanpak goed uitvoerbaar. Wel gaf duo 3 aan dat in hun werk onvoldoende mogelijkheid was om het plan van aanpak uit te kunnen voeren door gebrek aan tijd.

Bruikbaarheid evaluatiegesprek

In de vragenlijst richtte één item zich op de ervaren bruikbaarheid van het evaluatiegesprek (zie tabel 5). De score van het item is boven het schaalgemiddelde. Verdere analyse laat zien dat één leraar (5.6%) vond dat de vragen geen goede ondersteuning voor het evaluatiegesprek waren (zie bijlage 4).

Tabel 5

Gemiddelde en standaarddeviatie op het item bij onderdeel ´evaluatiegesprek´ (frequentie op de schaal van 1 tot 5)

N M SD

De vragen waren een goede ondersteuning voor het evaluatiegesprek 17 3.82 0.89

Bij de interviews is doorgevraagd naar de bruikbaarheid van het evaluatiegesprek. Het evaluatiegesprek was volgens de duo’s een goede stok achter de deur om ervoor te zorgen dat het plan van aanpak uitgevoerd werd. Men vond de vragen die men elkaar moest stellen een goede ondersteuning voor het evaluatiegesprek, omdat men zo de vragen het gesprek gemakkelijk kon beginnen en men goed in staat was het plan van aanpak te evalueren. Daarnaast vonden de leraren het evaluatiegesprek erg zinvol, omdat bewust werd stilgestaan bij de vraag of de doelen bereikt waren en eventuele vervolgstappen nodig waren. Als kritiekpunt gaf duo 3 aan dat niet duidelijk beschreven stond welke vervolgstappen ondernomen moesten worden op het moment dat de leerdoelen niet bereikt waren. Duo 2 was van mening dat in het stappenplan te weinig vragen stonden.

Samenvatting

Uit de resultaten komt een positief beeld naar voren over de ervaren bruikbaarheid van het reflectie-instrument. Uit de resultaten van de vragenlijst wordt duidelijk dat de meerderheid van de leraren de verschillende onderdelen van het reflectie-instrument bruikbaar vindt. Men is het meest verdeeld over de bruikbaarheid van het plan van aanpak. Uit de resultaten van de

interviews komt naar voren dat de duo’s het reflectie-instrument praktisch, bruikbaar, duidelijk en bondig vinden. De materialen zijn makkelijk in gebruik zijn, de instructies zijn duidelijk en de training is waardevol en noodzakelijk. De vragenlijsten schatten het leraarsgedrag goed in en geven goed inzicht in het huidige leraarsgedrag van de leraar. De modellen geven echter geen goed inzicht in het leraarsgedrag dat men verder wil ontwikkelen. Over het reflectiegesprek is men erg tevreden, dit wordt gezien als meerwaarde van het instrument. Het stappenplan is erg bruikbaar en zorgt voor bewustwording van het eigen leraarsgedrag, de eigen visie en

overtuigingen. Het reflectiegesprek leidt volgens de duo’s goed tot het opstellen van het plan van aanpak. Men vindt het plan van aanpak bondig, duidelijk, makkelijk invulbaar, compleet en goed uitvoerbaar. Het evaluatiegesprek is volgens de duo’s bruikbaar omdat bewust stilgestaan wordt bij het wel of niet bereiken van de doelen. Wel mist de vervolgstap wanneer het leerdoel niet behaald is.