• No results found

Daadwerkelijke conversie

In document ‘Cowboys in de zorg’ (pagina 45-49)

Cutler en Horwitz (1998) hebben oorzaken en effecten onderzocht van twee daadwerkelijke conversies van non-profit naar for-profit ziekenhuizen. De eerste oorzaak was een financiële overweging. Dit betrof niet alleen de te behalen winsten, maar ook de aanwezigheid van een hoge schuldenlast en de wens om toegang te krijgen tot goedkoper kapitaal. De tweede oorzaak was een culturele overweging. Beide

Master scriptie Thijs Rotteveel ‘Cowboys in de zorg’ 46

directies kwamen uit het bedrijfsleven en stonden daarom minder negatief tegenover for-profit ziekenhuizen.

De gevolgen van de conversie waren lastiger te bepalen. De financiële prestaties van de for-profit ziekenhuizen waren wel verbeterd. Echter enkele jaren later volgden de non-profit ziekenhuizen dit gedrag. Door gebrek aan data was men niet in staat om de gevolgen voor de kwaliteit te onderzoeken. De conclusie van het onderzoek was dat for-profit en non-profit ziekenhuizen elkaar beïnvloeden en ze zijn er niet zeker van of dit een positief scenario is.

Een soortgelijke conclusie komt naar voren uit een analyse van Thorpe et al. (2000). In de periode van 1991-1997 zijn 431 Amerikaanse ziekenhuizen van eigendomsvorm veranderd, waarbij 137 non-profit ziekenhuizen een winstoogmerk kregen. Na de conversie nam de onbetaalde zorgverlening gemiddeld met zo’n 13% af en als gevolg van deze kostenbesparing nam de winstmarge met zo’n 4% toe. Een voordeel van de conversie zijn dus de lagere kosten. Maar omdat daartegenover minder gratis zorg wordt verleend zijn ze het er niet over eens of het maatschappelijk gewenst is dat non-profit ziekenhuizen een

winstoogmerk krijgen.

Een mogelijk risico van winststreven in de zorgsector is dat ziekenhuizen te goedkoop van de hand gaan. Leone et al. (2005) hebben hier empirisch onderzoek naar gedaan in de Verenigde Staten. In alle tien de onderzochte conversies bleek er een eerlijke marktprijs te zijn betaald. Reden hiervoor was dat er steeds voldoende geïnteresseerde kopers waren waardoor effectieve concurrentie ontstond. Verder hadden de onderhandelaars aan de verkoopzijde ook zo hun redenen om hard te onderhandelen voor een goede prijs, omdat meestal een deel van de opbrengsten beschikbaar kwam voor een door henzelf bestuurde

“charitable foundation”.

5.7

Wenselijkheid

Non-profit ziekenhuizen worden significant gevoeliger voor financiële prikkels als deze zich op een markt bevinden met veel for-profit instellingen dan op een markt met weinig for-profit ziekenhuizen (Duggan, 2002). Ze nemen als het ware het gedrag over van de for-profit ziekenhuizen.

De centrale vraag in het overzichtsartikel van Hers en Wijnker (2004) is of winststreven kan bijdragen aan een efficiënt zorgstelsel in Nederland. Uit deze studie trekken ze twee conclusies. Ten eerste concluderen

Master scriptie Thijs Rotteveel ‘Cowboys in de zorg’ 47

ze dat de directe effecten van een winststreven op de efficiëntie onduidelijk is. Ten tweede concluderen ze dat een winststreven tot een hogere concurrentie intensiteit leidt, waardoor niet alleen for-profit

ziekenhuizen van profiteren, maar ook non-profit ziekenhuizen. Echter omdat het Nederlandse zorgstelsel zich nog in de transitiefase bevindt en juist deze periode bepaalde risico’s met zich meebrengt,

bijvoorbeeld omdat het kwaliteitstoezicht nog niet adequaat werkt, wordt het aangeraden nog even te wachten met de invoering van winststreven.

Schlesinger et al. (2004) concluderen in hun artikel dat de eigendomsvorm van een ziekenhuis van belang is voor patiënten. Ze verwachten dat een non-profit ziekenhuis betrouwbaarder, eerlijker en menselijker is, maar een lagere kwaliteit levert. Eigenlijk zijn ze van mening dat for-profit ziekenhuizen beter zijn dan hun concurrenten zonder winstoogmerk.

5.8

Conclusie

In dit hoofdstuk zijn de ervaringen in het buitenland weergegeven ten aanzien van het gedrag tussen for-profit en non-for-profit zorginstellingen. Over het algemeen vallen de verschillen tussen beide vormen van ziekenhuizen erg mee en zijn er meer overeenkomsten te vinden dan verschillen. Alleen in de kapitaal structuur zijn er wezenlijke verschillen. Deze conclusie komt overeen met die van Sloan (2000).

Er zijn in de literatuur geen aanwijzingen gevonden dat ziekenhuizen met een winststreven per definitie doelmatiger zijn dan ziekenhuizen zonder winstoogmerk. For-profit ziekenhuizen kennen wel een sterkere prikkel tot kostenbesparing, maar bij voldoende onderlinge concurrentie geldt dit ook voor non-profit ziekenhuizen. Ook ten aanzien van de kwaliteit lijkt er geen systematisch verschil te bestaan tussen beide vormen van eigendom. Ziekenhuizen met een winststreven zijn gevoeliger voor financiële prikkels, echter door de onderlinge concurrentie worden ook de non-profit ziekenhuizen gevoeliger voor concurrentie.

De prestaties van een ziekenhuis worden dus hoofdzakelijk bepaald door de mate van concurrentie en zijn niet zozeer afhankelijk van de eigendomsvorm. De toetreding van slechts enkele for-profit ziekenhuizen kan al leiden tot sterkere prijsconcurrentie en daarmee positieve gevolgen hebben voor de doelmatigheid van alle op de markt aanwezige ziekenhuizen, als ook voor de kosten van gezondheidszorg voor de patiënten. Wanneer consumenten, zorgverzekeraars of de overheid onvoldoende in staat zijn om de aanbieders van ziekenhuiszorg te dwingen om ook de overige publieke belangen in ogenschouw te nemen,

Master scriptie Thijs Rotteveel ‘Cowboys in de zorg’ 48

dan kunnen hier echter negatieve bijwerkingen op het gebied van kwaliteit, toegankelijkheid en continuïteit tegenover staan (Dijkgraaf et al., 2006).

Master scriptie Thijs Rotteveel ‘Cowboys in de zorg’ 49

6

Verwachtingspatroon onderzoeker

6.1

Inleiding

In voorgaande hoofdstukken is aandacht besteed aan de gezondheidssector in Nederland en de actuele ontwikkelingen binnen deze sector. Daarnaast is gesproken over de voordelen en risico’s van

risicodragend kapitaal in de zorg en is gekeken naar de ervaringen uit het buitenland ten aanzien van naar winststrevende ziekenhuizen. Dit hoofdstuk vervolgt met mijn verwachtingen op basis van de bestudeerde literatuur. Vervolgens wordt de link gelegd met de op de stellen interview vragen. De interviews zijn gehouden om de gevonden bevindingen uit de literatuur te toetsen. Vanuit de visies van de geïnterviewden tracht ik een verdiepingsslag te maken.

In document ‘Cowboys in de zorg’ (pagina 45-49)