• No results found

CONCLUSIE: LESSEN UIT ERVARINGEN MET CRIMINALITEIT EN TERRORISME

In document Krachtige lerende netwerken (pagina 106-109)

terrorisme: een nexus?

3.5 CONCLUSIE: LESSEN UIT ERVARINGEN MET CRIMINALITEIT EN TERRORISME

In dit hoofdstuk over de crime-terror nexus hebben we een gedeelte van deelvraag 1 beantwoord, door systematisch te bezien welke overeenkomsten en verschillen er zijn in de (contextuele) factoren en mechanismen bij de bestrijding van criminaliteit en terrorisme. De bespreking van de crime-terror nexus laat een gemengd beeld zien van de mate waarin de personen, de verbanden en de daden overeenkomen dan wel verschillen. Uit de bestudering van de literatuur en gesprekken met (ervarings)deskundigen rijst een complex beeld op van deels overlappende, maar op wezenlijke punten ook unieke kenmerken en achtergronden van criminaliteit en terrorisme. Deze complexiteit is niet in de laatste plaats gelegen in het feit dat binnen de beide terreinen eveneens grote verschillen bestaan en ‘criminaliteit’ en ‘terrorisme’ als generieke groepen dus maar moeilijk met elkaar te vergelijken zijn zonder nadrukkelijk in te zoomen op specifieke subgroepen, niveaus en activiteiten. Bovendien legt naar verhouding veel literatuur zich nadrukkelijk toe op jihadistisch terrorisme en/of radicalisering, terwijl links- en rechtsextremisme relatief minder vaak aan bod komen. Ook dat noopt tot terughoudendheid in het interpreteren van de overeenkomsten en verschillen tussen criminaliteit en terrorisme in bredere zin.

Al met al kunnen we op grond van de vorige paragrafen de volgende conclusies formuleren. Die zijn van belang voor het vervolg van ons onderzoek, te beginnen met welke vormen van criminaliteit en criminaliteitsbestrijding we er (empirisch) uitlichten, om te vergelijken met terrorisme(bestrijding).

1. Op specifieke onderdelen lijkt sprake te zijn van een ‘crime-terror-nexus’, met andere woorden, is er sprake van verwevenheid tussen criminaliteit en terrorisme. Dadergroepen overlappen als het gaat om sociale netwerken, relaties en omgevingen waarin zij zich begeven, en ook de factoren en mechanismen die een rol spelen in beide fenomenen vertonen overeenkomsten. Tegelijkertijd is er ook sprake van duidelijke verschillen en hangt de mate van overlap sterk af van welke subcategorieën precies met elkaar worden vergeleken. De achtergronden, verschijningsvormen en evolutie van de verwevenheid tussen criminaliteit en terrorisme zijn al met al verre van duidelijk. De nexus blijkt een ambigu fenomeen.

2. Zowel op het niveau van daden, individuen, als organisaties/netwerken zijn er overeenkomsten en verschillen tussen criminaliteit en terrorisme. Vooral de verschillen moeten daarbij niet veronachtzaamd worden. Die verschillen betekenen dat de aanpak van zowel terrorisme als criminaliteit op belangrijke punten anders zal zijn, en daarmee mogelijk ook de wijze waarop organisaties samenwerken en leren.

3. De nadruk bij terrorismebestrijding ligt eerder op het opsporen en tijdig verstoren van c.q. optreden in geval van ingrijpende en ideologisch gedreven voorbereidingshandelingen. Dit in tegenstelling tot criminaliteitsbestrijding, waar de focus in de eerste plaats ligt bij repressie en het acteren in reactie op reeds uitgevoerde criminele handelingen.

4. In termen van interventievermogen betekent dit dat de doelgerichtheid (dimensie 1) van terrorismebestrijding lastiger te realiseren zal zijn. Tegelijkertijd kunnen legitimiteit en robuustheid (dimensies 2 en 3) sterker zijn, vanwege de emotionele lading van en politieke aandacht voor terrorisme, alsmede bestuurlijk en organisatorisch commitment. Tenzij de urgentie en politieke aandacht wegebt, dan wordt ook lastiger die dimensies van interventievermogen te continueren.

5. Dit alles neemt niet weg dat er ook overeenkomsten zijn, en dat criminaliteit en terrorisme sterk met elkaar samenhangen. Dat geldt bijvoorbeeld voor specifieke vormen van zwaardere criminaliteit (zie verder onder, als we de empirische focus van dit onderzoek verder richting geven).

6. Of en hoe de overeenkomsten en dus gemeenschappelijkheid van de aanpak van criminaliteit en terrorisme het samenwerken en leren beïnvloeden/kunnen beïnvloeden, vraagt om nadere studie. Maar één ding is duidelijk: samenwerken en leren zullen als het om reflexiviteit gaat gevoelig moeten zijn voor de overeenkomsten en verschillen die geïdentificeerd zijn. In geval van zwaardere criminaliteit lijken criminele organisaties en terroristische netwerken bijvoorbeeld op elkaar, qua groepsgevoel en structuur, maar treden er tevens grote verschillen op, qua doelen, geloofssystemen en tijdshorizonten. Wat dat met samenwerking doet en hoe je dat al lerend in netwerken aanpakt, dat maakt ‘krachtige lerende netwerken’.

Deze constateringen dwingen ons in het onderhavige onderzoek in elk geval tot het steeds weer expliciteren van de precieze vergelijking die tussen de terreinen wordt gemaakt. Daarbij is van belang dat de verschillende deelvragen in het onderzoek verschillende afbakening vereisen. Daar deelvraag 2 en 3 (zie p. 9-10) zich richten op de wijzen waarop contraterrorisme kan leren van de aanpak van criminaliteit als het gaat om (netwerk)samenwerking en de organisatie van leren, is het raadzaam ons bij de beantwoording van deze vragen vooral te richten op die gebieden waar de factoren en mechanismen die een rol spelen bij criminaliteit en terrorisme het meest overeenkomen. Immers, daar waar criminaliteitsbestrijding mogelijk relevante lessen biedt, zal dit naar verwachting vooral zijn op die terreinen waar de personen, verbanden en activiteiten van criminaliteit en terrorisme gemeenschappelijke kenmerken delen en de organisatie van samenwerking en leren dus ‘vertaalbaar’ is naar het veld van contraterrorisme. Deelvraag 4 daarentegen gaat over de vraag in hoeverre en onder welke condities de aanpak van terrorisme in Nederland bestuurlijk en organisatorisch (verder) onder te brengen is binnen de aanpak van criminaliteit in Nederland. Bij deze laatste deelvraag is het van belang ons niet alleen of zelfs primair te richten op daar waar de overeenkomsten zitten, maar de beide brede categorieën met alle verschillen daartussen en daarbinnen nadrukkelijk voor ogen te houden om de mate van en condities waaronder inbedding al dan niet mogelijk is goed in kaart te kunnen brengen.

Dit leidt ons ertoe ons bij de beantwoording van deelvragen 2 en 3 die in respectievelijk Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 5 aan bod komen, vooral te focussen op de (netwerk)samenwerking en organisatie van leren rondom zwaardere categorieën criminaliteit, zoals High Impact Crimes, mensenhandel en drugscriminaliteit. Hoewel we ons bewust zijn dat lichtere vergrijpen, oftewel

zogenaamde ‘petty crimes’ zoals winkeldiefstal, vandalisme e.d., een voorbode kunnen zijn van latere zwaardere criminaliteit en/of terroristische activiteiten, is de organisatie van de aanpak van lichtere vergrijpen een andere. Dit verschil in organisatie van de aanpak heeft ook tot gevolg dat de betrokken partijen verschillen, en daarmee de regimes, perspectieven en werkwijzen die een rol spelen in de samenwerking en het leerproces. En dat bemoeilijkt vervolgens een scherpere vergelijking tussen de wijzen van samenwerking en leren in de criminaliteit- en terrorismebestrijding.

Binnen de terreinen ‘zwaardere criminaliteit’ en ‘terrorisme’, richten we ons vervolgens op de twee niveaus waarop we de meeste overeenkomsten tussen criminaliteit en terrorisme zien: dat van individuele personen en dat van georganiseerde groepen of cellen. Op deze manier kan worden gekeken of en in hoeverre de (netwerk)samenwerking en organisatie van leerprocessen in de persoonsgerichte aanpak van criminele jongeren die zich schuldig maken aan ‘high impact crimes’, alsook de bestrijding van mensenhandel of motorbendes, lessen bieden voor de aanpak van bijvoorbeeld radicaliserende jeugd respectievelijk extreemrechtse terrorismenetwerken.

Samenwerkingsverbanden verschillen onderling in duur, samenstelling, oriëntatie, aansturing en werking. Niet alleen de ‘crime-terror nexus’ is ambigu, dat geldt tevens voor hoe de aanpak van terrorisme en criminaliteit feitelijke georganiseerd worden. Binnen de gekozen organisatievorm is het vervolgens cruciaal dat ketenpartners verschillen weten te overbruggen en/of verbinden: verschillende doel- en taakstellingen, uiteenlopende regimes, contrasterende c.q. strijdige ideologieën en perspectieven, verschillende professionele werkwijzen, en verschillende belangen en machtsposities. Bepalend daarbij zijn zowel een flink aantal randvoorwaarden, stimulansen, en mechanismen. Wat betreft randvoorwaarden en stimulansen geldt allereerst het cruciale belang van voldoende menskracht en tijd om vertrouwensrelaties op te bouwen. Voor de motivatie van professionals is vooral een gedeeld perspectief op het probleem en de aanpak van groot belang, alsmede voldoende identificatie van alle partners met dat perspectief. Effectieve netwerksamenwerking vraagt daarnaast om een specifiek type professional, die het vermogen heeft om reflexief en conceptueel te denken en zich kan verplaatsen in de perspectieven, belangen en posities van anderen. Ook passende institutionele condities en stimulansen zijn cruciaal voor succesvolle (netwerk)samenwerking. In het bijzonder betreft dat: een passend organisatorisch ontwerp; leiderschap; aandacht, urgentie en prioriteit; voldoende middelen; duidelijkheid over spelregels en rollen; en gevoelde incentives in de moederorganisaties om samen te werken over de eigen organisatiegrenzen heen. Met behulp van interactieve en communicatieve mechanismen kan de samenwerking worden gebouwd, gestuurd en gaande gehouden. Hierbij is vertrouwen essentieel, als ook open en inclusieve communicatie – met inclusief taalgebruik.

4.1 INLEIDING

In hoofdstuk 2 zijn we uitgebreid ingegaan op wat er tot dusver bekend is over netwerksamenwerking en -leren in het algemeen en meer in het bijzonder als er wicked problems zoals criminaliteit en terrorisme spelen. Om te bekijken hoe netwerksamenwerking rond terrorismebestrijding kan worden versterkt, is van belang de lessen uit de literatuur nader te valideren, illustreren en contextualiseren. In dit hoofdstuk doen we verslag van de wijze waarop de netwerksamenwerking rond zowel de criminaliteits- als terrorismebestrijding in de praktijk verloopt volgens directbetrokkenen. Door concrete ervaringen met netwerksamenwerking rond

4. (Netwerk-)

samenwerking in de

In document Krachtige lerende netwerken (pagina 106-109)