• No results found

CONCLUSIE: LESSEN UIT ERVARINGEN MET LEREN IN/VAN NETWERKEN

In document Krachtige lerende netwerken (pagina 156-159)

samenwerking in de praktijk

5. Leren in en van netwerken

5.4 CONCLUSIE: LESSEN UIT ERVARINGEN MET LEREN IN/VAN NETWERKEN

In dit hoofdstuk hebben we ons voornamelijk gericht op de beantwoording van deelvraag 3, door te verkennen op welke wijze het leren kan worden versterkt in bestudeerde netwerken. We concluderen dat ‘lerend samenwerken’ en ‘samenwerkend leren’ niet vanzelf gaat, zoals we eerder op grond van de theorie ook verwachtten. Dat geldt in het algemeen, in het bijzonder voor samenwerking rond wicked problems, en nog meer in het bijzonder rond terrorisme en criminaliteit. Wat dat laatste betreft maken politisering, instrumentalisering en gebrek aan legitimering dat vooral lastig, zo constateerden we eerder. Toch kunnen we op grond van onze empirische verkenning met enige voorzichtigheid concluderen dat er in de afgelopen jaren een stevige leercurve is ontstaan, vooral rond de bestrijding van terrorisme. Dat leren kreeg vooral vorm onder druk van de urgentie van het thema, en met de ondersteuning van middelen daarvoor. Daarmee komt ook meteen een belangrijke zorg voor de toekomst naar voren, namelijk het borgen van de lessen als de urgentie van het thema minder wordt.

Hoewel er op landelijk niveau structuren zichtbaar zijn ten behoeve van deskundigheidsbevordering en leren rond terrorisme, lijkt leren op meer lokaal niveau primair geënt te zijn op doen – en minder op het bewust sturen van leerprocessen. Hoewel respondenten meermaals aangeven dat de aanpak van terrorisme eerder inspiratie biedt voor de aanpak van (zware) criminaliteit dan andersom, geldt voor dit lokale niveau wel degelijk dat andere voorbeelden

tot lering kunnen strekken aangaande ‘leren’ – zoals de ingebedde ‘leerstructuren’ binnen de Top600. Hier is juist op het lokale niveau veel investering in kennisontwikkeling zichtbaar, maar ook de worsteling met het vasthouden van die kennis binnen de samenwerking.

Meer precies kunnen we de volgende conclusies aangaande leren in/van netwerken trekken:

1. Er wordt geleerd in en over samenwerking, maar leren is lastig, niet in de laatste plaats omdat de zaak (zowel terrorisme- en criminaliteitsbestrijding in algemene zin, als in specifieke zin de aanpak van zaken) inhoudelijk complex is, en om specialistische inzet, actie en reflectie vraagt.

2. Het leren is verder nogal indirect en toevallig: het is informeel, praktisch, en veelal eerder een neven- dan hoofdopbrengst. Dat is verklaarbaar. Het past bij de werking van betrokken organisaties en professionals, zoals actiegerichte politieagenten, en komt er gegeven schaarse tijd en capaciteit vaak ‘bij’. Door de toevalligheid en indirectheid van het leren bestaat het risico dat er onvoldoende aandacht is voor dieperliggende oorzaken en de aandacht vooral uitgaat naar datgene wat meest zichtbaar is en direct urgent lijkt.

3. Het leren is door de indirectheid en toevalligheid bovendien vooral 1e orde leren: leren in de operationele samenwerking met ketenpartners ten aanzien van de problematiek en de effecten van interventies en aanpakken. 2e orde leren (leren in de eigen moederorganisatie als gevolg of naar aanleiding van de samenwerking met ketenpartners), en 3e orde leren (leren samenwerken met ketenpartners en leren over de samenwerking met ketenpartners) komen minder voor.

4. Ook het borgen van leren blijkt lastig. Daar zijn niet alleen tijd en capaciteit voor nodig, maar tevens vaste ‘backbones’, plus evaluaties en nieuw beleid. Dat gaat allemaal niet vanzelf, en vraagt om meer ‘gestuurd leren’.

5. Ondertussen wordt er gestuurd op leren en ‘gestuurd geleerd’, en zijn er nationale structuren en middelen die dat ondersteunen. Anders dan verwacht heeft dat meer betrekking op terrorismebestrijding dan criminaliteitsbestrijding.

Criminaliteits- en terrorismebestrijding kúnnen soms meer op elkaar betrokken worden. Vooral daar waar objectpopulaties overlappen en een persoonsgerichte aanpak ontstaat die voor beide passend is, is een meer gecombineerde aanpak denkbaar. Tegelijkertijd zijn er flinke barrieres. De ‘crime-terror nexus’ is zoals eerder aangegeven verre van eenduidig. De populaties waar terrorisme- en criminaliteitsbestrijding op van toepassing zijn, zijn sterk verschillend. Dat geldt tevens voor de processen waar de aanpakken op ingrijpen. Bovendien zijn de contexten waarin beide aanpakken vorm krijgen, inclusief politieke en maatschappelijk contexten, sterk verschillend. Het meer op elkaar betrekken van terrorisme- en criminaliteitsbestrijding versterkt dan ook niet per se het interventievermogen en zwakt het mogelijk zelfs af. Mocht het wel meer de kant op gaan van het op elkaar betrekken, dan zijn er in elk geval sterke waarborgen nodig met betrekking tot het borgen van de politieke urgentie en bestuurlijke aandacht voor terrorisme, behoud van inhoudelijke expertise en kennis, transparantie van bekostiging (allocatie van budgetten) en verantwoording en hoe het op elkaar betrekken concreet doorwerkt voor verschillende typen organisaties. Dit alles neemt niet weg dat terrorisme- en criminaliteitsbestrijding wel veel meer van elkaar kunnen leren. Dat kan zowel op algemeen niveau, door bij elkaar te leren van bepaalde interventies en strategieën of bijvoorbeeld hoe er over de grenzen van organisaties heen wordt samengewerkt. Maar ook bij concrete casuïstiek kan het soms zinvol zijn om al in een vroegtijdig stadium terrorisme- dan wel criminaliteitsexpertise te betrekken bij de ontwikkeling van bijvoorbeeld een persoonsgerichte aanpak.

6.1 INLEIDING

Eén van de doelen in dit onderzoek is om te verkennen of de aanpak van terrorisme, zoals die momenteel bestuurlijk en organisatorisch is opgezet en inhoudelijk wordt uitgevoerd, verder versterkt kan worden door te leren van inzichten en ervaringen binnen de (bredere) criminaliteitsbestrijding.228 Gedurende het onderzoek is gebleken dat het zowel bij terrorisme- en criminaliteitsbestrijding om veelvormige leerprocessen gaat. Het lerend vermogen betreft zowel het leren binnen de criminaliteitsbestrijding, binnen de terrorismebestrijding, en tussen deze ketens die

228 Startnotitie WODC-onderzoek (WODC 2019), project nummer 2953.

6. Criminaliteits- en

terrorismebestrijding

In document Krachtige lerende netwerken (pagina 156-159)