• No results found

In dit onderzoek is gekeken naar de aspecten van een aflevering van een realityhulpprogramma die bijdragen aan het deelnemerprofiel: het beeld dat van een deelnemer geschetst wordt. Om inzicht te krijgen in de opbouw van het deelnemerprofiel, is de verhaalstructuur van de aflevering, de rol van de presentator en voice over en het optreden van de deelnemers onderzocht. Observaties gedaan in het beeldmateriaal en in de transcripten hebben geleid tot een overzicht van kenmerken die in meer of mindere mate bijdragen aan het profiel van een deelnemer in een televisienarratief. In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de vraag: ‘Op welke manier dragen opbouw en inhoud

van een aflevering van een realityhulpprogramma bij aan de profilering van deelnemers in een televisieverhaal?’.

Verhaalopbouw

De afleveringen van televisiehulpprogramma’s zijn te beschouwen als televisienarratieven. In ongeveer 45 minuten vertellen programmamakers het verhaal van een kleine groep deelnemers die worstelen met een probleem, maar gedurende de aflevering toewerken naar een oplossing. De programmamakers bepalen uiteindelijk welk verhaal ze de kijker vertellen. Het opnameproces en de montage ligt in handen van de makers, hier heeft een deelnemer weinig over te zeggen. De programmamakers bepalen dan ook de opbouw van het verhaal , die in dit onderzoek voor de 3 programma’s hetzelfde is en bestaat uit een inleiding, probleemdeel, oplossingsdeel en resultaatdeel. Deze overeenkomst in opbouw maakt het format van de programma’s duidelijk, dat ook gezien kan worden als onderliggend script; het is een vaststaande structuur, een verwachtingspatroon. Dit is een weerlegging van de realityclaim, omdat het een onderbreking is van de realiteit.

Het probleem- en oplossingsdeel vormen samen de kern van het televisienarratief. Deze verhaalonderdelen beslaan het grootste deel van de aflevering en hebben de langste schermduur. Hier vindt dan ook met name de profilering van de deelnemers plaats. Beide onderdelen van de verhaalkern hebben overlap met elkaar, want in het oplossingsdeel is er nog veel aandacht voor het probleem. Dit is ook logisch, want om echt tot een oplossing te kunnen komen, moet duidelijk zijn waar het probleem precies vandaan komt. De schermduur van de inleiding en het resultaatdeel is aanzienlijk korter dan die van de kernonderdelen. Minder tijd betekent ook dat er minder aanwijzingen voor het deelnemerprofiel te vinden zijn in deze twee korte onderdelen. Het is logisch dat deze onderdelen korter zijn, met name het resultaatdeel; het verhaalslot is niet de meest geschikte plek in het verhaal om nog veel nieuwe informatie over een deelnemer te geven. Alle 4 de verhaalonderdelen hebben met elkaar gemeen dat ze voornamelijk bestaan uit verschillende gesprekssituaties, het omhulsel van de uitingen die gedaan worden door actanten. Het oplossingsdeel bevat naast gesprekken ook activiteiten, uitgevoerd door de deelnemers. Dan zijn de deelnemers bezig met ‘het werken aan de oplossing’. Uitingen staan dan in dienst van de activiteit. Met activiteiten worden met name routines of karaktereigenschappen van de deelnemers zichtbaar gemaakt, een concreet onderdeel van het deelnemerprofiel.

Vertellersrol en focalisatie

Focalisatie is vanaf de inleiding aan de orde, en daarom kan gezegd worden dat daar de profilering al start. In de inleiding is de presentator de verteller, maar vanaf het probleemdeel is hij de

Het profiel van deelnemers in realityhulpporgramma’s 67

vragensteller. In het probleemdeel nemen de deelnemers de vertellersrol over, omdat ze voornamelijk antwoorden geven op vragen van de presentator. De presentator stelt verschillende soorten vragen om meer informatie van en over de deelnemers te krijgen. Vooral met doorvragen slaagt hij er vaak in die informatie naar boven te halen die hij wil hebben. Bij uitspraken is er altijd sprake van focalisatie, omdat een uitspraak nou eenmaal vanuit een bepaald perspectief wordt gedaan. Werd in de Help mijn man-afleveringen al gauw gesproken vanuit het perspectief van een van de deelnemers, bij EDOZK werd er gefocialiseerd vanuit beide deelnemers, vanuit het stel samen. De focalisatie in uitspraken wisselt constant. Dat maakt het lastig de uitspraken te isoleren en toe te spitsen op één deelnemer, omdat de uitspraak door de wisseling van focalisatie betrekking heeft op meer personen. Dit hangt samen met de opzet van de programma’s, waarbij de deelnemers een relatie met elkaar hebben. Ze doen niet als individu mee, maar als koppel. Er wordt daarom veel gerefereerd naar ‘wij’ en ‘ons’. Focalisatie kan benadrukt worden door het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden; een deelnemer kan op deze manier benadeeld of bevoordeeld worden ten opzichte van een andere deelnemer.

Hoewel de programmamakers uiteindelijk bepalen welk verhaal verteld wordt, hebben de deelnemers daar wel invloed op. Zij zijn het immers die uitingen doen en bepalen wat ze over zichzelf vertellen. Zij melden zich zelf aan voor het programma en laten de mensen toe in hun huis en vertellen over een hun probleem. Deze uitspraken worden uiteindelijk altijd ingekapseld door de makers, die bepalen welke uitspraken getoond worden en hoe die ingebed worden ten opzichte van andere uitspraken en deelnemers.

Relatie tussen deelnemers en verschillende contrastlagen

De deelnemers in deze hulpprogramma’s hebben als kenmerk dat ze een relatie met elkaar hebben en al een tijdje samenwonen. Die relatie komt op meerdere manieren terug in de verhaalvertelling, vooral in de afleveringen van HMMIK en HMMHEH. Dat begint al in de titel van het programma. De verhaalstructuur en de opzet van het programma liggen hier al deels in besloten; de vrouw beklaagt zich over haar man die de klus niet afmaakt of teveel tijd aan zijn hobby besteedt. Dat is al een ongelijke strijd. Dit contrast wordt voortgezet in de inleiding van HMMIK en HMMHEH, waarin door middel van focalisatie de man minder positief uit de verf komt. Vanaf het probleemdeel wordt dit contrast aangedikt door middel van een keuze in de verhaalopbouw: de vrouw komt in het eerste deel van de probleemoplossing aan bod, later pas de man. Dat stelt de man in het nadeel, want die begint met een achterstand. Hij kan niet reageren op wat de vrouw eerder over hem heeft gezegd. De man en vrouw hebben een relatie met elkaar, maar door de verhaalopbouw wordt er meteen al een afstand tussen hen gecreëerd, in dit geval ten nadele van de man.

Het contrast tussen de deelnemers wordt ook opgevoerd in gesprekken die getypeerd kunnen worden als confrontatie. Dit kan een directe of indirecte confrontatie zijn. Bij een directe confrontatie zijn de deelnemers in de gelegenheid direct op elkaar te reageren, bij een indirecte confrontatie is dat niet het geval. Daar geeft een van de deelnemers van afstand – door montage, achteraf ingevoegd – commentaar op de andere deelnemer. Die heeft dan niet de kans zijn weerwoord te geven, of iets te bevestigen. Tijdens de aflevering wordt de focus meerdere keren verlegd, van de man naar de vrouw en weer terug. Dit is onder andere het geval wanneer een van de deelnemers een activiteit uitvoert; die staat op dat moment centraal, de andere deelnemer verdwijnt dan tijdelijk naar de achtergrond. Ze kunnen niet beide tegelijk in de spotlights staan.

Het profiel van deelnemers in realityhulpporgramma’s 68

In de afleveringen van EDOZK is de wisseling tussen de deelnemers veel minder aan de orde. De deelnemers worden meer naast elkaar gepresenteerd (minder opgesplitst) en er wordt minder contrast tussen de hen gecreëerd. Ze worden elk ook minder benadeeld door de ander en door middel van bijvoorbeeld montage of confrontaties. In EDOZK ligt het probleem veel meer bij beide deelnemers, niet bij een in het bijzonder. De mate van contrast creëren tussen de deelnemers toont aan dat de verhaalopbouw en de opzet van de aflevering een rol spelen in de deelnemerprofilering. Vanuit het programmateam wordt de voice over ingezet om vanuit een andere verhaalwereld commentaar te leveren op verhaalfragmenten. De voice over praat voornamelijk fragmenten aan elkaar, maar heeft daarbij wel de macht de profilering te sturen door bepaalde woordkeus ten gunste of ten nadele van een van de deelnemers. Hij heeft een vooruitziende blik, wat de voice over tot een sterk sturend middel voor profilering maakt. De woorden van de voice over kunnen niet weerlegd worden, omdat hij spreekt vanuit een andere verhaalwereld. Daarnaast zijn de voice over-teksten achteraf geschreven; met alle informatie over de deelnemers paraat, worden de over-teksten geschreven en kan nagedacht worden over tactische plaatsing van de voice over-teksten in de aflevering. Deze werkwijze maakt de voice over tot een alwetende verteller, die meer weet dan de deelnemer op het moment in het fragment, en meer dan de kijker thuis. Het aandeel van de voice over in de aflevering, en ook in de profilering van de deelnemers, is echter relatief klein, omdat die minder vaak ingezet wordt dan de deelnemers en presenator. De voice over slaat met zijn teksten vooral een brug tussen de verhaalmomenten.

Contrast is ook zichtbaar in het resultaatdeel, dat volgt op het oplossingsdeel. In dit verhaaldeel is vaak een mentale en ook fysieke metamorfose zichtbaar, die duidelijk opluchting bij de deelnemers laat zien. Waar er in het voorgaande deel van het verhaal ruis was in de relatie tussen de deelnemers, is die nu verholpen; er is een omslag in de relatie tussen de deelnemers te zien en in sommige gevallen ook bij de instelling van een van beide deelnemers. Indirect laat dit verhaalonderdeel zien dat de interventie van het programma (als probleemoplosser) geslaagd is en de deelnemers weer nader tot elkaar heeft gebracht. De lucht is weer geklaard en het contrast is verdwenen.

Relationele afstand tot de deelnemers en observaties door de presentator

De deelnemers staan centraal in de afleveringen, maar daarnaast kunnen ook bijdeelnemers aan bod komen. Betreft het familie of vrienden, dan staan ze in nabije relatie tot de deelnemers. Gaat het om collega’s, dan staan ze relationeel gezien iets verder van de deelnemers af. Zakelijke bijdeelnemers staan nog verder van de deelnemers af. De uitspraken van bijdeelnemers zijn vaak ondersteunend bij een verhaalfragment waarin een van de deelnemers een uiting doet. De uitspraken van een bijdeelnemer kunnen een deelnemer bevoordelen of benadelen. De bijdeelnemers zitten niet zelf in de probleemsituatie, maar maken die van dichtbij mee. Voor de kijker kan deze visie informatie bevatten die bijdraagt aan het deelnemerprofiel. Zakelijke bijdeelnemers dragen vooral bij aan de voortgang van het verhaal, meestal in het oplossingsdeel.

De presentator is een bijzonder geval wat de relationele afstand tot de deelnemer betreft. Hij staat met één been in het programmateam en met het andere been in het verhaal van de deelnemers. Hij is daarmee de schakel tussen de deelnemers en de kijker. Dit komt met name tot uiting in de observaties die hij doet. De presentator begeeft zich als buitenstaander in de wereld van de

Het profiel van deelnemers in realityhulpporgramma’s 69

deelnemers; het is zowel voor hem als voor de kijker een nieuwe wereld. Hem vallen zaken op, die voor de deelnemer al gewoon zijn. Hij weet net als de kijker nog maar weinig van de deelnemers, maar is wel in de gelegenheid meer informatie te verzamelen, omdat hij de deelnemer direct vragen kan stellen.

De huiselijke setting waarin het verhaal zich afspeelt, biedt een rijke context voor observaties en het benoemen van opvallendheden. De observaties zijn voor de presentator aanknopingspunten om meer over de deelnemers te weten te komen. Naar aanleiding van wat hem opvalt, laat hij de deelnemer het hoe en waarom van die opvallendheid uitleggen. De observaties hebben een neveneffect. In elke aflevering staat een soortgelijk probleem centraal, maar door juist de opmerkelijke zaken naar voren te halen, wordt van elke aflevering een unieke aflevering gemaakt. Het unieke van de deelnemers naar boven halen komt het deelnemerprofiel ten goede. De setting, geeft direct en indirect veel informatie over een deelnemer, over wat die bijvoorbeeld mooi vindt of hoe proper die is. De hoeveelheid informatie die afgeleid kan worden uit de verhaalsetting, hangt echter ook weer af van de opzet van het programma. Bij een abstract probleem, zoals financiën (EDOZK), is de setting niet direct van waarde voor de deelnemerprofilering, omdat het probleem niet direct zichtbaar is. Het soort programma en de setting kunnen dus van invloed zijn op de mate waarin het bijdraagt aan het deelnemerprofiel.

Opmerkelijk is dat de presentator zich soms relationeel opeens heel dichtbij de deelnemers schaart, door middel van amicaal gedrag. Het hulpbehoevende karakter van de programma’s leent zich daarvoor. Met zijn amicale gedrag kan de presentator wellicht nog meer informatie vrij krijgen of juist benadrukken. Normaliter zou een interviewer dit niet gewoon zijn, omdat die juist zijn objectiviteit moet bewaren. Ook valt het op dat de presentator voor een groot deel aanwezig is in het verhaal, maar het verhaal duidelijk draait om de deelnemers. De presentator lijkt daarmee onmisbaar te zijn in de verhaalvertelling en in de profilering van de deelnemers.

Advies voor programmamakers, deelnemers en kijkers

Programmamakers kunnen met dit onderzoek gerichter het verhaal opbouwen en deelnemers kunnen hun voordeel ermee doen door vooraf te bedenken hoe ze zichzelf beter kunnen profileren. Voor deelnemers aan hulpprogramma’s is het goed kennis te nemen van deze manieren waarop ze zichzelf laten zien – de vraag die een deelnemer zich vooraf kan stellen is hoe die over wil komen. Daar kan die in zekere mate zelf een aandeel in hebben, hoewel het voor een groot deel ook afhankelijk is van de programmamakers. Die bepalen immers welke gefilmde momenten ze wel en niet laten zien, in welke volgorde en welke voice over-teksten toegevoegd worden – de montagekeuzes. Anderzijds is deze informatie nuttig voor programmamakers, die met dit onderzoek een beeld hebben gekregen van de werking van het creëren van een deelnemerprofiel . Zij kunnen hier bewuster mee omgaan. Voor de kijker is dit ook een interessant antwoord, omdat zij nu beter kunnen bepalen in hoeverre ze het beeld dat geschetst wordt, willen aannemen. Zij kunnen hiermee voorkomen dat zij onterechte aannames over de deelnemers doen op basis van wat zij zien.

Het profiel van deelnemers in realityhulpporgramma’s 70