• No results found

Conceptueel model

In document Borgen van financiële zorgen (pagina 29-33)

ontwikkeling van de treasuryfunctie van zorginstellingen in de Care? In dit onderzoek draait het om de strategische partijen die in relatie staan met de treasuryfunctie van

3.6 Conceptueel model

3.6.1 Het model weergegeven

Voorgaande keuzes zijn het uitgangspunt voor de op te stellen vragenlijsten voor de interviews. In het onderzoek staat de treasuryfunctie van zorginstellingen in de Care centraal. Deze is aan verandering onderhevig omdat zorginstellingen zelf verantwoordelijk worden voor de kapitaallastenbeheersing. Om de huidige situatie in kaart te brengen zijn er een vijftal ‘variabelen’ bepaald. Deze variabelen zijn afgeleid uit de keuzes vermeld in de vorige paragraaf. Aan de hand van deze variabelen wordt bekeken hoe de treasuryfunctie op dit moment er uit ziet bij zorginstellingen in de Care. Dit is weergegeven in onderstaand model (figuur 7).

3.6.2 De onderlinge relatie beschreven van het model

Bovenaan in het conceptueel model staat de organisatiestructuur. Een organisatiestructuur wordt door Mintzberg (1979, p. 2) verwoordt als het totaal van manieren waarop het werk in afzonderlijke taken is verdeeld en de wijze waarop deze taken vervolgens worden gecoördineerd. Deze verdeling vindt plaats in functies. In dit onderzoek staat de functie van de treasurer centraal bij zorginstellingen. De

treasuryfunctie wordt gezien als een onderdeel van de organisatiestructuur. Aan de hand van een vijftal vragen wordt de positie bepaald van de treasuryfunctie binnen de organisatiestructuur. De taken die worden uitgevoerd door een functie zijn beschreven in een functieomschrijving. In dit onderzoek wordt hiervoor ingezoomd op het treasurystatuut. Als er gekeken wordt naar het takenpakket van de

treasuryfunctie bij zorginstellingen inzake de financiering van bouwinvesteringen, krijgt risicobeheersing speciale aandacht. Aan de hand van deze vier variabelen wordt de huidige inrichting van de

treasuryfunctie bij zorginstellingen in kaart gebracht. De vijfde variabele, de strategische partijen, stellen eisen stellen aan de treasuryfunctie en de toekomstige inrichting ervan in het licht van de externe ontwikkelingen.

3.6.3 Het model uiteengezet in de interviews

Voor elke variabele zijn een aantal subvariabelen bepaald, welke in het interview met de treasurer zijn opgenomen:

Organisatiestructuur:

- Aanwezigheid aparte treasuryfunctie;

- Aanspreekpunt voor treasuryfunctie in de organisatie; - Centrale of decentrale uitvoering van treasury-activiteiten; - Aanwezigheid treasurycommissie. Treasurystatuut: - Aanwezigheid treasurystatuut; - Aanwezigheid treasurybeleid; - Uitvoering treasurystatuut; - Opmaken treasuryrapportages. Treasurytaken:

- Huidige takenpakket van de treasuryfunctie; - Benodigde kennis voor uitvoering taken; - Externe uitbesteding van taken.

Risicobeheersing:

- Risico’s van financiering vastgoed als gevolg van gewijzigde wet- en regelgeving; - Uitvoering van renterisicobeleid;

- Uitvoering van valutarisicobeleid; - Uitzetting van overtollige middelen; - Opzetten businessplannen;

- Benodigde kennis voor uitvoering risicobeheersing. Strategische partijen:

- Huidige interne en externe partijen van de treasuryfunctie bij financiering vastgoed; - Eisen banken/WfZ aan de treasuryfunctie;

Het tweede deel van de hoofdvraag is gericht op het aandragen van verbeterpunten voor de

treasuryfunctie bij zorginstellingen in de Care. Om verbeterpunten aan te dragen, wordt in het interview gevraagd naar de gevolgen het afschaffen van het bouwregime en de invoering van de integrale tarieven op bovenstaande variabelen. De slotvragen hebben als doel de visie van de treasurer weer te geven hoe in de ideale situatie treasury is ingericht bij zorginstellingen. Vergelijkend met de huidige inrichting vloeien hieruit eventueel (nieuwe) verbeterpunten. De vragenlijst voor de treasuryfunctie van zorginstellingen is opgenomen in bijlage 1 van dit onderzoek.

De vragenlijst voor de bestuurder is met name gericht op het inzicht dat de bestuurder verkrijgt en wenst te verkrijgen van de treasurer en de mogelijke verbeterpunten in de treasuryfunctie naar aanleiding van de externe ontwikkelingen. Tot slot wordt gevraagd naar de inrichting van de ideale treasuryfunctie naar mening van de bestuurder. Indien de bestuurder van de organisatie de mogelijkheid heeft om mee te werken, is hiervoor een vragenlijst beschikbaar, welke is opgenomen in bijlage 2 van dit onderzoek. In het interview met banken en het WfZ staat centraal welke eisen zij stellen aan de treasuryfunctie van AWBZ zorginstellingen bij de krediet- of borgingverlening. Dit vanuit de zienswijze in de oude situatie,voor de externe ontwikkelingen, danwel in de huidige situatie. Daarnaast staat centraal waar mogelijke

verbeterpunten liggen volgens de externe strategische partijen. Tot slot wordt gevraagd naar de inrichting van de ideale treasuryfunctie naar mening van de banken en het WfZ. De vragenlijst opgesteld voor de banken en het WfZ zijn toegevoegd in bijlage 3 en 4 van dit onderzoek.

Het verschil in de vragenlijst voor de bestuurder versus de vragenlijst voor de bank/WfZ ligt in de gedachtegang dat de bestuurder als interne partij te maken heeft met de eisen van de externe partijen. Niet alleen de treasuryfunctie wordt hiermee geconfronteerd maar ook de bestuurder. De eisen welke de bestuurder stelt aan de treasuryfunctie zijn terug te vinden in het inzicht welke hij wil verkrijgen van de treasuryorganisatie in de management informatie. De eisen welke de externe strategische partijen stellen zijn terug te vinden in de zekerheid welke zij willen verkrijgen in de financiering van bouwinvesteringen.

4 Onderzoeksontwerp

4.1 Onderzoeksmethodiek

Door middel van een kwalitatief georiënteerde onderzoeksmethode worden de elementen in kaart gebracht waaraan de treasuryfunctie van een zorginstelling in de Care in Nederland moet voldoen na afschaffing van het bouwregime en bij invoering van de integrale tarieven. Dit onderzoek richt zich op de intramurale AWBZ-zorg. Voor de selectie wordt verwezen naar paragraaf 4.2 van dit onderzoek.

Naast bureauonderzoek, behandeld in voorgaande twee hoofdstukken, is het afnemen van interviews onderdeel van de gekozen onderzoeksmethodiek. Door middel van literatuuronderzoek is een conceptueel model opgesteld welke uitgangspunt is voor de interviews. De interviews hebben als doel inzicht te geven op de werkelijke inrichting van de treasuryfunctie bij zorginstellingen en de werkelijke eisen welke

strategische partijen stellen aan de treasuryfunctie. De interviews geven inzicht in de mogelijke verschillen tussen de normatieve functie en de feitelijke inrichting en eisen. Hieruit volgen mogelijke verbeterpunten voor de inrichting van de treasuryfunctie bij zorginstellingen.

In dit onderzoek is gekozen voor een praktische insteek in de zin van informatie verkregen uit interviews. Dit houdt een bestudering in van enkele gevallen (zorginstellingen) met de bedoeling daaraan algemene conclusies te verbinden. Dit wordt gevalsstudie of case study genoemd (De Leeuw, p. 96). Cooper & Schindler (2006, p. 142) stellen dat waar statistische studies ontworpen zijn voor breedte onderzoek, zijn case studies geschikt voor diepte onderzoek. Case studies leggen de aandacht op een contextuele analyse van enkele gevallen en hun onderlinge verbanden. Ondanks dat er nog vaak gebruik wordt gemaakt van hypotheses bij case studie, maakt de betrouwbaarheid van kwalitatieve data het moeilijker om deze te verwerpen of te ondersteunen. De nadruk leggen op detail verschaft waardevolle inzichten voor het oplossen van problemen, voor evaluatie en voor strategie. Deze detailinformatie wordt verkregen van meerdere bronnen. Bewijs wordt hierdoor geverifieerd (juistheid) en er wordt geen data gemist (volledigheid) (Cooper & Schindler, 2006, p. 142).

Cooper en Schindler (2006, p. 142) bevestigen dat er over case studies wordt gezegd dat deze niet wetenschappelijk zijn. Case studie zou niet voldoen aan de minimale ontwerpeisen van vergelijking. De wetenschappelijke rol van case studies wordt echter terug gezien in de verschaffing van meerdere mogelijkheden voor een theorie, en de verschaffing van een bron voor nieuwe hypothese en

denkbeelden. Cooper en Schindler (2006, p. 142) verwijzen hiervoor naar Kaplan (p. 37) welke zegt dat belangrijke wetenschappelijke stellingen een universele vorm hebben, en een universele stelling kan door een tegenvoorbeeld worden weerlegd. Een belangrijke functie van case studie is de kennismaking met een probleem dat nog nauwelijks bekend is. Op deze wijze kan er een eerste indruk worden verkregen hoe het probleem in elkaar zit. De indruk die hiermee wordt verkregen, maakt vervolgonderzoek mogelijk. (Van der Zwaan, 1990, p. 67).

Bij case studie is de probleemstelling vaak een hoe en waarom probleem, wat resulteert in een

beschrijvend of verklarend onderzoek. Onderzoekers kiezen de specifieke organisaties voor hun onderzoek omdat dit voorbeelden of mogelijkheden zijn van kritische, extreme of ongewone gevallen. Onderzoekers kiezen vaak voor meerdere onderzoeksobjecten, omdat deze de mogelijkheid geeft voor een kruislingse case analyse. Ook ontstaat er door bestudering van meerdere objecten een dieper inzicht van het onderzoeksobject. Als er meerdere onderzoeksobjecten worden gekozen, is dit omdat ze meerdere resultaten geven voor voorspelbare redenen (literal replication) of tegengestelde resultaten voor

voorspelbare redenen (theoretical replication). Terwijl theoretische steekproeven veel voorkomend zijn, is een minimum van 4 cases tot een maximum van 15 cases ‘favored’ (Cooper & Schindler, 2006, p. 217).

Vanwege de controversie eerder beschreven is triangulatie noodzakelijk bij case studie voor het doen stijgen van de kwaliteit van het onderzoek (Cooper & Schindler, 2006, p. 219). Meijer et al. (2002, p. 146) verwijzen naar vijf soorten van triangulatie in kwalitatief onderzoek:

- Triangulatie door databron: informatie wordt verzameld van verschillende personen, of op verschillende tijdstippen, of van verschillende plaatsen;

- Triangulatie door methode: van methodentriangulatie is sprake als een individueel interview wordt gecombineerd met een andere methodevorm. Bijvoorbeeld met groepsinterviews, met observatie en met inhoudsanalyse (Verschuren & Doorewaard, 1998, p. 170-171);

- Triangulatie door onderzoeker: informatie wordt verzameld door verschillende onderzoekers; - Triangulatie door theorie: door gebruik te maken van verschillende theorieën bijvoorbeeld worden

resultaten verklaard;

- Triangulatie door datasoort: het gebruiken van zowel kwantitatieve als kwalitatieve data.

Afhankelijk van het type onderzoek wordt er gekozen voor een type triangulatie. Het is niet ongebruikelijk dat er meer dan één type wordt gebruikt bij het doen van onderzoek (Meijer et al., 2002, p. 146). In dit onderzoek zullen naast de interviews met de treasurers, de treasurystatuten opgevraagd worden indien aanwezig, interviews met bestuurders plaats vinden indien beschikbaar en de derde controle wordt terug gezien in de interviews gehouden met de banken en het WfZ. De vragenlijsten zijn gebaseerd op het conceptueel model wat een uitvloeisel is van het literatuuronderzoek.

In case studies worden interviewdeelnemers uitgenodigd om hun ervaringen te vertellen. Er kan gekozen worden voor deelnemers van verschillende niveaus uit één organisatie of voor verschillende perspectieven voor eenzelfde situatie. Dit laatste geldt voor dit onderzoek. De verantwoordelijken voor treasury zijn personen werkzaam bij verschillende organisaties. De verantwoordelijken voor financiering aan

zorginstellingen zijn werkzaam bij verschillende banken gespecialiseerd op zorggebied. De flexibiliteit van case studie en de nadruk op het begrijpen van de context van het onderzoeksonderwerp geeft de toegang tot een rijkelijke stroom aan informatie, welke soms ‘thick description‘ wordt genoemd (Cooper &

Schindler, 2006, p. 217).

In de analysefase wordt er per variabele uit het conceptueel model een samenvatting gegeven voortkomend uit de afzonderlijke interviewverslagen. Naast een beschrijving per geval, worden de overeenkomsten en verschillen beschreven in een onderlinge vergelijking. Daarnaast wordt er een koppeling gemaakt naar de literatuur. Voorschrijvende conclusies over best practices worden toegevoegd na afsluiting van de analysefase. Deze conclusies zijn van nature beschouwend van aard (Cooper & Schindler, 2006, p. 217).

In document Borgen van financiële zorgen (pagina 29-33)