• No results found

Complexe gelijkheid

In document De tirannie van het geld (pagina 14-0)

2. WALZER OVER RECHTVAARDIGHEIDSSFEREN

2.2. Een gelijke samenleving

2.2.2. Complexe gelijkheid

Als antwoord op de problematiek van simpele gelijkheid introduceert Walzer het concept van complexe gelijkheid:

Imaginenow a society in which different social goods are monopolistically held - as they are in fact and as they always will be, barring continual state intervention - but in which no particular good is generally convertible [...] This is a complex egalitarian society.

Though there will be many small inequalities, inequality will not be multiplied through the conversion process. Nor will it be summed across different goods, because the autonomy of distributions will tend to produce a variety of local monopolies, held by different groups of men and women. [...] And the resistance to convertibility would be maintained, in large degree, by ordinary men and women within their own spheres of competence and control, without large-scale state action.31

Het betreft het idee dat ongelijkheid binnen een sfeer geaccepteerd kan worden, zolang deze ongelijkheid binnen de autonomie van de sfeer bestaat en niet zorgt voor een geprivilegieerde positie binnen een andere sfeer. Als dit wel gebeurt is er sprake van een monopolie van het dominante goed. Een monopolie is het succesvol bezitten van sociale goederen door een kleine

29 Richard J. Arneson, Against ‘Complex’ Equality (Public Affairs Quarterly 4, no. 2. April 1990), 101.

30 Michael Walzer, Spheres of Justice: A Defense of Pluralism and Equality (New York: Basic Books, 1983), 14.

31 Ibid., 17.

15 groep mensen tegen hun rivalen.32 Een goed is dominant als de bezitter het gebruikt om controle te krijgen over vele andere goederen.33

Walzers universeel lokale idee van rechtvaardigheid heeft dus ook betrekking op rechtvaardigheden binnen de context van autonome instituties, binnen verschillende sferen.

Walzer definieert dit sferenbegrip aan de hand van de betekenis van de sociale goederen binnen de politieke gemeenschap. Binnen deze sferen geldt een eigen interne logica die afhankelijk is van de drie distributiemechanismen die Walzer benoemt: behoefte, vrije ruil en verdienste.34 Zo wordt onderwijs deels gegenereerd door de behoefte van onze maatschappij dat kinderen recht hebben op onderwijs ongeacht hun rang, stand of aanleg. Het wetenschappelijk onderwijs en de beloningen hierbinnen (goede cijfers, diploma’s) daarentegen worden gedistribueerd naar rato van verdienste. De vrije ruil is dan weer leidend in de sfeer van de economie in onze samenleving.35

2.3 Economische sfeer

Binnen elk van deze sferen wordt dus een specifiek goed verdeeld op basis van een eigen interne logica en een eigen criterium. Walzer stelt dat bijvoorbeeld de economie, de politiek, het onderwijs of de gezondheidszorg allemaal zouden moeten functioneren volgens de logica van hun eigen sfeer. Economische ongelijkheid is gerechtvaardigd alleen wanneer deze ongelijkheid zich binnen de economische sfeer bevindt. Dat de één meer geld verdient dan de ander is een proces dat zich binnen de economische sfeer mag voordoen, zoals aangetoond in hoofdstuk één, zolang de ongelijkheid binnen deze sfeer blijft en niet zorgt voor invloed binnen een andere sfeer. Walzer noemt de markt de meest effectieve manier van goederen distribueren. Binnen de economische sfeer is het distributiecriterium marktsucces. Het is een plek waar de behoeftes van iemand worden vervuld in ruil voor diegene die bereid is te betalen. En dat geldt tevens voor inkomens. Het is een proces van vraag en aanbod die in een gezonde markt in de meeste gevallen niet zal leiden tot grote ongelijkheden. Elke sfeer moet zich houden aan zijn eigen interne logica,

32Michael Walzer, Spheres of Justice: A Defense of Pluralism and Equality (New York: Basic Books, 1983), 11.

33 Ibid., 11.

34 Michael Walzer, Spheres of Justice: A Defense of Pluralism and Equality (New York: Basic Books, 1983), 21-26.

35 Margo Trappenburg, In defence of pure pluralism: Two readings of Walzer's spheres of justice (Journal of Political Philosophy 8.3, 2000), 343-362.

16 met eigen interne waarden en goederen. Een sfeer moet niet functioneren volgens de logica van een andere sfeer. Elke sfeer moet zo worden ingericht, zodat het binnen de eigen interne logica optimaal functioneert. Zo kan binnen de economische sfeer, geld zorgen voor macht en ongelijkheid binnen de economische sfeer. Dit is moreel te rechtvaardigen, zolang het functioneert volgens de interne logica van de sfeer (bereidheid tot betalen, vraag en aanbod). In de economische sfeer is de interne logica conform een zekere instrumentele rationaliteit, die de rede als instrument gebruikt. Het handelen volgens deze rede wordt doelgericht handelen genoemd. Het streven van dit handelen is een wereld met maximale efficiëntie.36

Deze efficiëntie kan als neveneffect economische ongelijkheid teweegbrengen, maar zolang deze economische ongelijkheid binnen de economische sfeer blijft is het voor Walzer niet problematisch. Als economische ongelijkheid, en dus het bezitten van meer geld dan de ander, geen invloed heeft op je politieke machtspositie of dat economisch vermogen je geen betere toegang tot onderwijs zou verschaffen, dan is deze ongelijkheid veelal gerechtvaardigd. Wanneer een goed echter dominant wordt, zodat je met het bezitten van één dominant goed je verschillende goederen uit andere sferen kan veroorloven en dus ook die sferen kan monopoliseren, dan is er sprake van verwisselde sferen: als ik veel geld heb, dan kan ik macht en invloed kopen. Dit zorgt voor een ongelijke en onrechtvaardige samenleving. Dit proces kan worden voorkomen door het regime van complexe gelijkheid; door het waarborgen van de autonomie van de rechtvaardigheidssferen.

2.4 Tirannie

Als de sferen zijn ingedeeld en handelen volgens de interne logica van de sfeer, dan is de situatie van complexe gelijkheid gecreëerd. Walzer beschouwt ongelijkheid binnen een sfeer niet per definitie als een probleem. Een monopolie mag ontstaan zolang deze binnen haar sfeer blijft. In het geval van simpele gelijkheid is het gevaar dat er één dominant goed is (bijvoorbeeld geld) en dat het dominante goed alle sferen domineert. Een dominant goed zorgt ervoor dat de bezitter van dat goed een ander niet gerelateerd goed kan verkrijgen. In onze markt is het dominante goed geld. Dominantie is problematisch. In een samenleving is er een selecte groep van mensen

36 Bert van De Ven, Kritiek Van De Instrumentele Rede (College, Tilburg University, Tilburg, februari 09, 2016).

17 die een monopolie krijgt over het dominante goed. Deze selecte groep kan andere sferen tiranniseren door middel van het bezit van het dominante goed. Ten tijde van het feodale stelsel was land het dominante goed. Toen hadden landheren, dankzij hun bezit van het dominante goed, vaak ook politieke macht of andere sociale voordelen. Vandaag de dag is geld het dominante goed en zijn alle andere goederen hierop aangepast.37 Het criterium binnen de economische sfeer (namelijk marktsucces) bepaalt dan niet enkel of je rijk of arm bent, maar ook of je succes hebt in het onderwijs en of je politieke macht kunt verwerven, terwijl dit goederen zijn die op basis van andere criteria verdeeld moeten worden.

In de situatie van complexe gelijkheid zijn daarentegen veel verschillende monopolies. Deze monopolies zijn gerechtvaardigd, omdat ze binnen de eigen sfeer blijven. Het monopolie in één sfeer zorgt niet voor eenzelfde monopolie in een andere sfeer. Als dit wel het geval is, is er sprake van wat Walzer ‘tirannie’ noemt: Een situatie waarin een bepaald goed door een het dominante goed verkregen wordt, terwijl het alleen te verkrijgen zou moeten zijn door middel van een ander goed (en de bijbehorende verdeelcriteria).38 Een tirannie doet zich dus voor wanneer een dominant goed wordt gebruikt om goederen in een andere sfeer te verkrijgen. Een monopolie binnen één sfeer is acceptabel, bijvoorbeeld als behulpzame en overtuigende mannen en vrouwen politieke macht vergaren. Als persoon X wordt verkozen in de politiek boven persoon Y, dan zijn ze ongelijk binnen de politieke sfeer. Echter, de twee personen zullen niet ongelijk zijn in het algemeen, omdat de politieke positie van persoon X hem geen voordelen geeft in andere sferen. Wanneer deze politieke macht wel wordt gebruikt om macht te vergaren over een andere sfeer – betere gezondheidszorg, betere toegang tot onderwijs, enzovoorts – dan is er sprake van tirannie. Het monopolie binnen één sfeer wordt gebruikt om een monopolie te vergaren in andere sferen.

Vandaag de dag zien we dat een tirannie wordt gecreëerd door middel van geld, het dominante goed in onze samenleving. We veranderen steeds meer in een samenleving waarin alles te koop is en vermarkt wordt en waar de autonomie van niet-economische sferen niet gewaarborgd is.

Een dergelijke samenleving staat daardoor zwak tegenover het gevaar van tirannie en met name

37 Michael Walzer, Spheres of Justice: A Defense of Pluralism and Equality (New York: Basic Books, 1983), 11.

38 Ibid., p. 18-19. Marx maakte een evenredig argument in zijn manuscripten van 1844. Zie: Karl Marx, Manuscripts de 1844 (1844), 62

18 tirannie van het geld.39 Economische ongelijkheid is hierdoor problematisch, omdat het de welvermogenden de macht geeft andere sferen te tiranniseren en de minder vermogenden in alle sferen machteloos zijn.

39 Michael J. Sandel, What Money Can’t Buy: The Moral Limits of Markets (New York: Farrar, Straus and Giroux, 2013), 3. In hoofdstuk drie wordt dit punt verder onderbouwd.

19 3. WALZER OVER DE INVLOED OP DE POLITIEK

Als de situatie van complexe gelijkheid niet is gerealiseerd, in hoeverre is economische ongelijkheid dan problematisch in een democratie? In dit hoofdstuk en in hoofdstuk vier zal ik deze vraag beantwoorden. Ik doe dit in hoofdstuk drie door mij voornamelijk te focussen op hoe de economische ongelijkheid invloed heeft in de politieke sfeer. In het vorige hoofdstuk heb ik laten zien waarom de autonomie van de rechtvaardigheidssferen gewaarborgd zou moeten zijn.

In dit hoofdstuk zal ik Walzer zijn theorie toepassen op de democratische samenleving vandaag de dag. Ik begin met een terugblik op de Franse Revolutie; de historische gebeurtenis die het fundament van de moderne democratie legde. In hoeverre was de situatie van complexe gelijkheid toen gecreëerd? Vervolgens kijk ik of dat in de huidige samenleving wel het geval is en wat de gevaren zijn voor de democratie indien dit niet zo is.

Ik begon mijn thesis met een voorbeeld van ongelijkheid in de Franse Revolutie. Binnen de samenleving van vóór de Franse Revolutie was er sprake van tirannie. De verschillende sferen zouden volgens hun eigen interne logica moeten werken. In dat geval krijgt een priester zijn geestelijke macht vanwege zijn jarenlange theologische studie en de handelaar krijgt zijn geld door het handelen van goederen. Ten tijde van de Franse Revolutie werd deze logica niet altijd gewaarborgd. Zo kregen de machtigen binnen de geestelijke stand vaak ook veel vermogen, land en politieke macht. Dit verkregen zij niet door de verdienste binnen de economische sfeer, maar vanwege de dominantie van de sfeer van de godsdienst.40 Wanneer men een geprivilegieerde plaats bekleedde binnen één sfeer, zorgde dit voor dominantie over meerdere sferen. Deze onrechtvaardige en ongelijke samenleving leidde tot de revolutie die verbetering in gang zou moeten zetten. Langzamerhand sijpelde het ideaal van gelijkheid door in het westerse politiek landschap en kwam de democratie tot stand. Dit nieuwe politiek systeem bracht vragen met zich mee: Hoe moeten we een democratische samenleving vormgeven? En hoe moeten we de rechtvaardigheid waarborgen binnen een democratie?

40 Petr Alekseevid Kropotkin, The Great French Revolution, 1789-1793 (St Petersburg, FL: Red and Black Publishers, 2010), hoofdstuk I.

20 3.1. Democratie

Om rechtvaardigheid binnen een democratische samenleving te kunnen analyseren moet er een normatieve definitie zijn van democratie waarin het universeel lokale concept van rechtvaardigheid kan worden toegepast. Onder de term ‘democratie’ wordt een methode van het maken van groepsbeslissingen verstaan, die wordt gekenmerkt door een vorm van gelijkheid onder de deelnemers in een essentieel stadium van de collectieve besluitvorming.41 In een democratie verloopt de besluitvorming door en voor het publiek, het electoraat, waarvan elk lid elk één stem heeft, en die met zijn of haar stem een representatieve overheid mede vormt. In een democratie moeten de behoeftes van de gemeenschap worden verzorgd. Dit komt tot stand in een rechtvaardige verdeling van goederen. In het distribueren van de goederen zouden de onderliggende principiële gelijkheid van burgers gerespecteerd moeten worden.42

Er zijn drie aspecten van de democratie die genoemd moeten worden. Ten eerste dat de democratie een collectieve besluitvorming betreft, dit betekent dat de beslissingen gemaakt worden voor de groep en dat ze bindend zijn voor alle leden van de groep. Ten tweede, democratie kan zich op vele niveaus afspelen, maar ik beperk me tot het niveau van de politieke organisatie van een samenleving. Ten derde is gelijkheid op te vatten als dat, alvorens de wet, iedereen gelijk is, in deze zin geldt het principe van ‘één persoon, één stem’.

Vaak wordt over democratie gesproken in de zin van ‘zelf regeren’ of ‘de macht van de burgers over henzelf’. Toch zijn de machtsuitvoerende mensen niet altijd dezelfde mensen die ook onderworpen zijn aan diezelfde macht en is het ‘zelf regeren’ niet het regeren van ieder over zichzelf, maar van ieder die wordt geregeerd door de rest. De wil van de burgers betekent vaak niet de wil van iedereen. Het betreft de wil van velen; het belang van de meerderheid.43 De morele overtuigingen van deze meerderheid over hoe sociale goederen verdeeld zouden moeten worden in een samenleving noemt Walzer de gedeelde waarden.

Volgens deze gedeelde waarden zijn er bepaalde sociale goederen die niet gekocht kunnen worden. Walzer benoemt dat sommige zaken geblokkeerd zijn voor geld. Een duidelijk

41 Tom Christiano, Democracy (The Stanford Encyclopedia of Philosophy, Spring 2015 Edition), Edward N. Zalta (ed.), http://plato.stanford.edu/archives/spr2015/entries/democracy/.

42 Michael Walzer, Spheres of Justice: A Defense of Pluralism and Equality (New York: Basic Books, 1983), 84.

43 John Stuart Mill en David Spitz, On Liberty (New York: Norton, 1975), hoofdstuk 1.

21 voorbeeld is het kopen van politieke macht en invloed.44 Alleen wanneer dit geblokkeerd is voor invloed van geld kan er de collectieve besluitvorming ontstaan die verloopt volgens het principe van politieke gelijkheid. Een gevaar dat we in onze democratie zien ontstaan is wanneer dit niet gebeurt en een selecte vermogende elite de dominantie van geld gebruikt om een tirannie te bewerkstelligen en hiermee de geblokkeerde goederen alsnog kan verkrijgen. Dit ontstaat door het niet waarborgen van de autonomie van de sferen. Wat dit teweegbrengt is dat economische ongelijkheid vertaald wordt in politieke ongelijkheid. Degenen die welvermogend zijn, zijn in staat om alles te kopen, waaronder ook politieke macht en invloed. Diegenen die minder vermogend zijn, hebben niet diezelfde macht. Door middel van de tirannie heeft de welvermogende elite de mogelijkheid om andere sferen te domineren zoals het onderwijs, de media en eveneens de politiek.

3.2. Walzers politieke sfeer

De politieke sfeer is volgens Walzer de meest complexe en de meest essentiële rechtvaardigheidssfeer. De politieke macht controleert de grenzen van alle distributieve sferen en beschermt ons voor het gevaar van de tirannie. Ze riskeert daardoor een tirannie op zichzelf te worden. De politiek is bijna alomvattend in hun controlerende taak. Zelfs hun eigen macht beperken ze door middel van constitutionele rechten en wetten. Walzer ziet de democratie als een autonome politieke sfeer. Democratie is een manier om macht toe te wijzen en het gebruik ervan te legitimeren. Diegene die de meeste mensen het meest overtuigende verhaal kan overbrengen krijgt deze macht. Binnen de democratie zouden diegenen verkozen moeten worden die de meeste vaardigheden hebben op politiek vlak. Een democratie is een monopolie van politici.45 Walzer stelt dat macht behoort tot diegene die ‘overtuigingskracht’ bezit, en door dat gegeven zijn politici geen tirannen. Overtuigen zou in een politieke sfeer moeten gebeuren op basis van de kracht van het argument en niet door middel van geld of verwantschap. In hoofdstuk vier zal dit idee uitgebreid aan bod komen.

44 Michael Walzer, Spheres of Justice: A Defense of Pluralism and Equality (New York: Basic Books, 1983), 100.

45 Ibid., 304.

22 Zoals eerder aangetoond, speelt geld een steeds belangrijkere rol in het verkrijgen van politieke macht. De Verenigde Staten is hier een schrijnend voorbeeld van: miljarden zijn nodig om de campagnes te kunnen bekostigen om een serieuze invloed te kunnen uitoefenen op de verkiezingen.46 Er zijn nagenoeg geen individuen die zowel de politieke vaardigheden bezitten om volgens de interne logica van de politieke sfeer hun macht te vergaren, alsmede het economisch vermogen bezitten om de dure campagnes te kunnen bekostigen. Het gevolg hiervan is dat veel individuen niet voldoende hebben aan hun politieke vaardigheden om ook daadwerkelijk politieke macht te kunnen verkrijgen. Economische macht is nodig om politieke macht te vergaren. Als gevolg van dit proces kan de politieke macht niet meer autonoom functioneren. Om politieke macht te verkrijgen is er een mogelijkheidsvoorwaarde ontstaan die er niet zou moeten zijn: het bezitten van het dominante goed geld. Dit gaat in tegen het principe van politieke gelijkheid dat zou moeten heersen in democratische besluitvorming. Economische ongelijkheid vertaalt zich dan in politieke ongelijkheid.

De Amerikaanse filosoof Michael Sandel beschrijft in zijn boek ‘What Money Can’t Buy: The Moral Limits of Markets’ voorbeelden van de indirecte, maar funeste invloed van geld op de politieke sfeer en de neveneffecten van economische ongelijkheid. Hij bespreekt het voorbeeld van ‘queueing’. In de Verenigde Staten vinden hoorzittingen plaats van de congres comité over wetgeving. Tijdens deze hoorzittingen zijn er een beperkt aantal plekken beschikbaar voor publiek. Lobbyisten zijn gedreven om deze openbare plekken te bemachtigen om de wetmakers te kunnen beïnvloeden en om alle wettelijke veranderingen die belangrijk zijn voor hun bedrijf te kunnen bijhouden. De rijen voor deze publieksplaatsen zijn lang. Als gevolg huren de bedrijven die een plek willen in de hoorzitting mensen in die voor hen in de rij gaan staan. Op het moment dat de hoorzitting begint nemen de lobbyisten de plaats in van de ingehuurde mensen.

Bovenstaande casus is een voorbeeld van hoe het dominante middel geld indirect de politieke sfeer doordringt en dus tiranniseert.

Walzer bekritiseert dergelijke processen en spreekt over het ‘temmen van geld’.47 Het is van belang om de macht van geld te temmen. Het is een macht die zich alleen mag manifesteren in de economische sfeer en zich niet buiten deze kaders mag bevinden. Wanneer men door het bezit

46 Reinier Kist, Wat Kost Het Om President Van Amerika Te Worden? (NRC. 12 juni, 2015). Toegang op: 10 juni, 2018. https://www.nrc.nl/nieuws/2015/06/12/wat-kost-het-om-president-van-amerika-te-worden-a1496140.

47 Michael Walzer, Spheres of Justice: A Defense of Pluralism and Equality (New York: Basic Books, 1983), 107.

23 van het geld een geprivilegieerde positie inneemt in meerdere sferen gaat dit namelijk in tegen het gelijkheidsprincipe van de democratie, omdat de economische ongelijkheid zich vertaalt in ongelijkheden in andere sferen. Wanneer persoon X meer geld bezit dan persoon Y kan hij meer macht verwerven en zich betere onderwijs en gezondheidszorg permitteren. Mensen hebben niet meer dezelfde kansen op politiek vlak, in het onderwijs of in de gezondheidszorg. De rijken hebben bij voorbaat meer kansen in de verschillende sferen dan de armen die hebben. Zo ontstaat een (complex) ongelijke en dus onrechtvaardige samenleving.

3.3. Rent-seeking

Een concreet voorbeeld van deze onrechtvaardige samenleving zien we vandaag de dag wederom terug in de Verenigde Staten. In de Verenigde Staten heeft één procent van de bevolking twintig tot vijfentwintig procent van alle rijkdom in handen. De Verenigde Staten draagt niet langer haar democratische ideologie uit van ‘the land of equal opportunity’.48 Kinderen zijn afhankelijk van

Een concreet voorbeeld van deze onrechtvaardige samenleving zien we vandaag de dag wederom terug in de Verenigde Staten. In de Verenigde Staten heeft één procent van de bevolking twintig tot vijfentwintig procent van alle rijkdom in handen. De Verenigde Staten draagt niet langer haar democratische ideologie uit van ‘the land of equal opportunity’.48 Kinderen zijn afhankelijk van

In document De tirannie van het geld (pagina 14-0)