• No results found

Is ongelijkheid ook onrechtvaardigheid?

In document De tirannie van het geld (pagina 8-0)

1. ECONOMISCHE ONGELIJKHEID

1.3. Is ongelijkheid ook onrechtvaardigheid?

Binnen de westerse samenleving heeft het kapitalisme en de vrije markt veelal meer welvaart gebracht voor iedereen. Het Bruto Binnenlands Product is sterk gegroeid sinds de 19e eeuw.14 De bijkomende ongelijkheden die ons kapitalistische economische systeem met zich mee brengt kunnen een bijdrage leveren aan de welvaart voor iedereen in de samenleving. Zo stelt ook John Rawls, die laat zien dat economische ongelijkheid alleen verdedigbaar en rechtvaardigbaar is onder strikte condities. Rawls claimt dat in een rechtvaardige samenleving iedereen van dezelfde basisrechten en vrijheden moet kunnen genieten. Betreffende deze basisbeginselen is ongelijkheid nooit te rechtvaardigen. Daarentegen kunnen, in de distributie van economische goederen, ongelijkheden wel toegestaan zijn onder bepaalde voorwaarden: ongelijkheid moet ertoe leiden dat de minstbedeelden in de samenleving er het grootste voordeel uit halen en ongelijkheid mag zich enkel manifesteren onder een eerlijke gelijkheid van kansen.15

Moreel gezien is ongelijkheid tot op zekere hoogte verdedigbaar volgens Rawls. Absolute gelijkheid zorgt er namelijk niet voor dat de rijkdom op kwantitatief niveau voor iedereen het

12 Ibid., 11, figure E2b.

13 Ibid., 12, figure E8.

14 Angus Maddison, Statistics on World Population, GDP and Per Capita GDP, 1-2008 AD, Universiteit van Grongingen, toegang via: http://www.ggdc.net/maddison/Historical_Statistics/horizontal-file_02-2010.xls

15 John Rawls, A Theory of Justice (Cambridge, MA: Belknap Press of Harvard University Press, 1971), 75.

9 grootst is.16 Om de absolute rijkdom voor iedereen, en dus ook voor de minderbedeelden, zo groot mogelijk te maken, kan het zijn dat ongelijkheid nodig is en daarmee moreel te rechtvaardigen is. Deze vormen van ongelijkheid zijn in een theoretisch kader goed te verdedigen. Er is namelijk sprake van een ‘win-win situatie’. Echter, het probleem dat zich voordoet in de samenleving betreft ongelijkheid die niet ten voordele is van iedereen.

Ongelijkheid is niet altijd ten gunste van iedereen in de samenleving. Soms worden de rijken rijker, terwijl de armen armer worden. Een specifiek mechanisme betreft de distributie van positionele goederen, waarbij vooral de relatieve verhoudingen tellen, eerder dan de absolute hoeveelheden. Ongelijkheid in positionele goederen schaadt steeds de minderbedeelden. Als er van de 100 mensen met een bachelor diploma vervolgens 50 een master diploma halen, dan is deze ongelijkheid niet ten voordele van de minderbedeelden (degene met enkel een bachelor diploma). De waarde van hun bachelor diploma vermindert in deze situatie. Bij positionele goederen hangt de waarde van het goed af van hoe het goed verdeeld is in de samenleving. Het betreft dus een relatieve positie in de distributie.17 De nadelen die ontstaan bij een ongelijke verdeling van positionele goederen worden ook wel ‘positionele externaliteiten’ genoemd.18 Geld is eveneens een sterk positioneel goed. Na onderzoek van Richard Layard blijkt dat de meeste mensen meer waarde aan hun relatieve vermogen en inkomen hechten, dan aan hun absolute inkomen.19 Layard verduidelijkt dit met het volgende gedachte experiment: in wereld X verdienen anderen 30.000 euro en jij 60.000 euro. In wereld Y verdien jij 100.000 euro en de rest verdient 200.000. De meeste mensen prefereren wereld X boven wereld Y. Dit toont aan dat geld een positioneel goed is. Hoe meer geld in een samenleving omgaat, hoe meer geld er bovendien in een samenleving wordt uitgegeven aan positionele goederen. We geven veel geld uit aan bijvoorbeeld statusgoederen. We kopen goederen die onze status signaleren en verbeteren. Maar status is op zichzelf een positioneel goed. Als iedereen een duurdere auto zou kopen omwille het verhogen van zijn status, zou het ironische effect van ieder zijn aankoop zijn dat de statussen

16 Absolute gelijkheid kan meerdere neveneffecten hebben die het economische winstproces vertragen en extra kosten met zich meebrengen. Zie: Stefan Gosepath, "Equality," Stanford Encyclopedia of Philosophy, March 27, 2001, sectie 3.1, https://plato.stanford.edu/entries/equality/#SimEquObjEquGen.

17 Robert H. Frank, The Demand for Unobservable and Other Nonpositional Good (The American Economic Review 75, no. 01. maart 1985), 101.

18 Bart Engelen, Leveling down wealth (Video college, Tilburg University, Tilburg, 6 februari 2018).

19 Richard Layard, Happiness: Lessons from a New Science (London: Penguin, 2005), 49.

10 onveranderd blijven. De waarde van het statusgoed is afhankelijk van de statusgoederen van anderen. Een competitie van positionele goederen levert geen wederzijds profijt of win-win op.

Hoe positionele goederen zich verhouden tot economische ongelijkheid komt duidelijk naar voren in het politieke landschap. Politieke macht is een positioneel goed: de partij met meer stemmen of zetels dan de andere heeft meer macht. Wanneer er in de politiek door de politicus steeds meer geld wordt geïnvesteerd in campagnes en lobby’s ontstaat er een probleem. In plaats van een win-win situatie, ontstaat er een positionele competitie waarin ofwel niemand verbetert ten opzichte van elkaar ofwel de allerrijksten slagen erin de meest effectieve campagnes en lobby’s te voeren en dus, relatief gesproken, meer macht te verwerven. Daarentegen hebben de minderbedeelden geen gelijke politieke mogelijkheden. Deze tendens zien we al in de Verenigde Staten waar de afgelopen verkiezingscampagnes miljarden dollars kostte. Dit zorgde ervoor dat alleen de vermogende partijen serieuze kansen kregen om verkozen te worden.20 In deze situatie wordt ongelijkheid problematisch. Economische ongelijkheid leidt tot vele neveneffecten, zoals ongelijkheid in politieke inspraak. In hoofdstuk drie zal deze stelling verder worden uitgewerkt.

Hoe we in onze samenleving om moeten gaan met dergelijke processen is een complex vraagstuk. De oplossing is complexer dan het simpel herverdelen, verlagen of verhogen van absolute inkomens of vermogens. Het inrichten van een samenleving vergt een distributie van positionele goederen en tevens een bescherming van sociale goederen tegen de macht van het geld en het positionele karakter daarvan. Economische ongelijkheid is onlosmakelijk verbonden met de distributie van sociale goederen. Om deze distributie te analyseren en in verband te brengen met ongelijkheid gebruik ik Michael Walzers theorie. Deze theorie zal ik in het volgende hoofdstuk uiteenzetten.

20 Reinier Kist, Wat Kost Het Om President Van Amerika Te Worden? (NRC. 12 juni, 2015. Toegang op: 10 juni, 2018). https://www.nrc.nl/nieuws/2015/06/12/wat-kost-het-om-president-van-amerika-te-worden-a1496140.

11 2. WALZER OVER RECHTVAARDIGHEIDSSFEREN

In dit hoofdstuk introduceer ik de Amerikaanse politiek filosoof Michael Walzer. Walzer beschrijft de distributie van sociaaleconomische goederen binnen de samenleving en hij brengt dit in verband met economische ongelijkheid. Voor Walzer is absolute gelijkheid een concept dat niet te waarborgen is, zoals Rawls eerder ook aantoonde. Walzer stelt dat we absolute gelijkheid ook niet moeten willen waarborgen. In een vrije samenleving is deze absolute gelijkheid namelijk onhoudbaar. We zijn allen individuen met onze eigen vaardigheden. De één heeft meer sociale vaardigheden waardoor diegene meer erkenning zou kunnen krijgen dan de ander; de één heeft meer academische vaardigheden dan de ander waardoor diegene meer diploma’s haalt. Als we streven naar een absoluut egalitaire samenleving zou dit betekenen dat er een samenleving ontstaat waarin alle individuen met hun verschillende eigenschappen en vaardigheden gedwongen worden om hetzelfde te zijn. Ze zouden beperkt worden in hun vrijheid en hun ontwikkeling.2122 Walzer beschouwt dergelijke ‘simpele gelijkheid’ niet als een nastrevenswaardig idee van rechtvaardigheid.23 Daarom formuleert Walzer het idee van

‘complexe gelijkheid’, welke ik later verder uiteenzet als oplossing voor de problemen die simpele gelijkheid met zich meebrengt.

Het probleem, volgens Walzer, is niet ongelijkheid als zodanig. Dat er rijke en arme mensen zijn is niet zozeer problematisch, maar dat de rijke de arme mensen domineren wel. Daarvoor heeft het politiek egalitarisme als doel om een samenleving te bewerkstelligen die vrij is van dominantie. In hoeverre ongelijkheid wel is toegestaan om een functionerende en tevens rechtvaardige samenleving te behouden bespreekt Walzer in zijn boek “Spheres of Justice”. Om een dergelijk idee van een rechtvaardige samenleving te kunnen schetsen moet eerst een begrip van rechtvaardigheid worden gedefinieerd.

21 Michael Walzer, Spheres of Justice: A Defense of Pluralism and Equality (New York: Basic Books, 1983), xi-xii.

22 Een dergelijk argument komt naar voren in het eerste essay van ‘De genealogie van de moraal’ van Friedrich Nietzsche, waarin hij zich tegen de Verlichtingsidealen. Zo keert hij zich ook tegen het gelijkheidsideaal omdat de sterken zich moeten aanpassen aan de zwakkeren. Het zou leiden tot een dominantie van het slavenmoraal. Zie:

Friedrich Nietzsche, De genealogie van de moraal (Amsterdam: De Arbeiderspers, 2000).

23 Michael Walzer, Spheres of Justice: A Defense of Pluralism and Equality (New York: Basic Books, 1983), xiii.

12 2.1. Rechtvaardigheid

Volgens Walzer ligt het rechtvaardigheidsbegrip verborgen in de concepten en categorieën van de samenleving zelf. Zijn argument is ‘radicaal particularistisch’: hij zoekt zijn rechtvaardigheidbeginsel in de samenleving zelf.24 Er kan geen rechtvaardige samenleving bestaan wanneer er geen samenleving is; het bijvoeglijk naamwoord ‘rechtvaardig’ verandert de invulling van de samenleving die het beschrijft. Een samenleving is pas gerechtvaardigd, als het is vormgegeven ingevolge het gemeenschappelijke idee van de leden van die samenleving over de verdeling van sociale goederen.25 Walzer noemt dit de ‘gedeelde waarden’. Deze gedeelde waarden bepalen hoe sociale goederen als onderwijs, geld en gezondheidszorg moeten worden gedistribueerd in een samenleving. Walzer is dus niet op zoek naar een metafysisch, universeel of platoons Idee van rechtvaardigheid.26 Hij doet een poging om rechtvaardigheid te definiëren op lokaal niveau. Ons begrip van rechtvaardigheid wordt gedefinieerd binnen de context van een natiestaat. De rechtvaardigheidsprincipes die zich voordoen in onze samenleving zijn het product van culturen, geschiedenis, religies en talloze andere invloeden.

Ondanks de verwerping van een platoons Idee van rechtvaardigheid, moet er een zekere uniforme definitie van rechtvaardigheid bestaan om te weten hoe rechtvaardigheid zich zou moeten concretiseren en om sociale goederen binnen de samenleving rechtvaardig te kunnen distribueren. Walzers rechtvaardigheidsbegrip zou beschreven kunnen worden als ‘universeel lokaal’.27 Het is geen beroep op een universele notie van rechtvaardigheid. Rechtvaardigheid is een lokaal begrip die geldt binnen een samenleving. Binnen de samenleving geldt wel dat het rechtvaardigheidsbegrip berust op een uniforme definitie; de gedeelde waarden van de samenleving. Het idee van distributieve rechtvaardigheid veronderstelt een wereld waarin deze distributie plaatsvindt, zoals in de liberaal westerse samenleving het geval is.28 Om dit proces te bewerkstelligen is een zekere gemeenschap nodig om de goederen te distribueren en om zo te kunnen spreken van distributieve rechtvaardigheid.

24 Michael Walzer, Spheres of Justice: A Defense of Pluralism and Equality (New York: Basic Books, 1983), xiv.

25 Ibid., 313.

26Ibid., 5-6, 79.

27Margo Trappenburg en Paul Van den Berg. Tien jaar Spheres of justice-sporen in een debat. (P. van den Berg, &

M. Trappenburg, Lokale rechtvaardigheid. De politieke theorie van Michael Walzer, 1994), 2.

28 Michael Walzer, Spheres of Justice: A Defense of Pluralism and Equality (New York: Basic Books, 1983), 31.

13 Het rechtvaardigheidsbegrip in liberaal westerse staten is dus gebonden aan de gemeenschap waarin wij leven. Het is gebonden aan ons eigen sociaal contract: het is een overeenkomst voor het herverdelen van de middelen van de leden van de gemeenschap in overeenkomst met de gedeelde waarden die betrekking hebben op hun benodigdheden. Het contract verbindt de sterke en de zwakke, de rijken en de armen; het transcendeert alle verschillende belangen gebaseerd op geschiedenis, cultuur, religie, taal enzovoorts. In verschillende politieke gemeenschappen heeft het overheidsingrijpen niet volgens de regels van het sociale contract plaatsgevonden, maar volgens andere principes. Niet ten behoeve van de gemeenschap in het algemeen, maar ten behoeve van de welgeborenen en de rijken. Als dit het geval is, is economische ongelijkheid een gevaar voor het waarborgen van een rechtvaardige samenleving.

2.2. Een gelijke samenleving

2.2.1. Simpele gelijkheid

Hoe ziet ons begrip van een rechtvaardig sociaal contract eruit? Is een ongelijke samenleving per definitie een onrechtvaardige samenleving? Walzer beantwoordt deze vragen met zijn notie van simpele gelijkheid. Het louter herverdelen van goederen blijkt niet voldoende om een rechtvaardige samenleving te bewerkstelligen. In het regime van simpele gelijkheid stelt Walzer zich een hypothetische samenleving voor waarin alles te koop is en elke burger evenveel geld in bezit heeft. Walzer verduidelijkt zich door een hypothetische samenleving voor te stellen, die bestaat uit drie personen die allemaal dezelfde hoeveelheid geld hebben. In dit geval is het regime van simpele gelijkheid in werking. Eén persoon besluit om al zijn geld te spenderen.

Hierdoor heeft hij zelf minder geld en de andere personen hebben meer geld. Om simpele gelijkheid te laten werken zou er een sterk beleid nodig zijn die herverdeling mogelijk maakt en zo zorgt dat de gelijkheid gewaarborgd blijft. Er moet een controlerend orgaan zijn dat de gelijkheid kan waarborgen tegen de ongelijkheidtendens van de marktruil. Dit zou betekenen dat de staat een dominante positie bekleedt die de vermogenden hun bezit zou inperken.

Alleen een gecentraliseerde en actieve staat, die constant alle goederen zou herverdelen, zou sterk genoeg zijn om het regime van simpele gelijkheid te bewerkstelligen. Maar dit zou geen rechtvaardige samenleving betekenen voor Walzer. In dit ‘statisme’ ziet Walzer ook een gevaar

14 voor ons rechtvaardigheidsbegrip.29 Een staat die constant streeft naar simpele gelijkheid zorgt er niet alleen voor dat individuen beperkt worden in hun ontplooiing, bovendien ontkent deze absolute gelijkheid de verscheidende eigenschappen van de individuen in de samenleving. Een staat met dermate veel macht trekt diegenen die machtsbelust zijn aan.

Walzer concludeert op basis van bovenstaande analyse dat het regime van simpele gelijkheid niet werkt en niet wenselijk is. We hebben een ander, complexer begrip van gelijkheid nodig om rechtvaardigheid te vatten.30

2.2.2. Complexe gelijkheid

Als antwoord op de problematiek van simpele gelijkheid introduceert Walzer het concept van complexe gelijkheid:

Imaginenow a society in which different social goods are monopolistically held - as they are in fact and as they always will be, barring continual state intervention - but in which no particular good is generally convertible [...] This is a complex egalitarian society.

Though there will be many small inequalities, inequality will not be multiplied through the conversion process. Nor will it be summed across different goods, because the autonomy of distributions will tend to produce a variety of local monopolies, held by different groups of men and women. [...] And the resistance to convertibility would be maintained, in large degree, by ordinary men and women within their own spheres of competence and control, without large-scale state action.31

Het betreft het idee dat ongelijkheid binnen een sfeer geaccepteerd kan worden, zolang deze ongelijkheid binnen de autonomie van de sfeer bestaat en niet zorgt voor een geprivilegieerde positie binnen een andere sfeer. Als dit wel gebeurt is er sprake van een monopolie van het dominante goed. Een monopolie is het succesvol bezitten van sociale goederen door een kleine

29 Richard J. Arneson, Against ‘Complex’ Equality (Public Affairs Quarterly 4, no. 2. April 1990), 101.

30 Michael Walzer, Spheres of Justice: A Defense of Pluralism and Equality (New York: Basic Books, 1983), 14.

31 Ibid., 17.

15 groep mensen tegen hun rivalen.32 Een goed is dominant als de bezitter het gebruikt om controle te krijgen over vele andere goederen.33

Walzers universeel lokale idee van rechtvaardigheid heeft dus ook betrekking op rechtvaardigheden binnen de context van autonome instituties, binnen verschillende sferen.

Walzer definieert dit sferenbegrip aan de hand van de betekenis van de sociale goederen binnen de politieke gemeenschap. Binnen deze sferen geldt een eigen interne logica die afhankelijk is van de drie distributiemechanismen die Walzer benoemt: behoefte, vrije ruil en verdienste.34 Zo wordt onderwijs deels gegenereerd door de behoefte van onze maatschappij dat kinderen recht hebben op onderwijs ongeacht hun rang, stand of aanleg. Het wetenschappelijk onderwijs en de beloningen hierbinnen (goede cijfers, diploma’s) daarentegen worden gedistribueerd naar rato van verdienste. De vrije ruil is dan weer leidend in de sfeer van de economie in onze samenleving.35

2.3 Economische sfeer

Binnen elk van deze sferen wordt dus een specifiek goed verdeeld op basis van een eigen interne logica en een eigen criterium. Walzer stelt dat bijvoorbeeld de economie, de politiek, het onderwijs of de gezondheidszorg allemaal zouden moeten functioneren volgens de logica van hun eigen sfeer. Economische ongelijkheid is gerechtvaardigd alleen wanneer deze ongelijkheid zich binnen de economische sfeer bevindt. Dat de één meer geld verdient dan de ander is een proces dat zich binnen de economische sfeer mag voordoen, zoals aangetoond in hoofdstuk één, zolang de ongelijkheid binnen deze sfeer blijft en niet zorgt voor invloed binnen een andere sfeer. Walzer noemt de markt de meest effectieve manier van goederen distribueren. Binnen de economische sfeer is het distributiecriterium marktsucces. Het is een plek waar de behoeftes van iemand worden vervuld in ruil voor diegene die bereid is te betalen. En dat geldt tevens voor inkomens. Het is een proces van vraag en aanbod die in een gezonde markt in de meeste gevallen niet zal leiden tot grote ongelijkheden. Elke sfeer moet zich houden aan zijn eigen interne logica,

32Michael Walzer, Spheres of Justice: A Defense of Pluralism and Equality (New York: Basic Books, 1983), 11.

33 Ibid., 11.

34 Michael Walzer, Spheres of Justice: A Defense of Pluralism and Equality (New York: Basic Books, 1983), 21-26.

35 Margo Trappenburg, In defence of pure pluralism: Two readings of Walzer's spheres of justice (Journal of Political Philosophy 8.3, 2000), 343-362.

16 met eigen interne waarden en goederen. Een sfeer moet niet functioneren volgens de logica van een andere sfeer. Elke sfeer moet zo worden ingericht, zodat het binnen de eigen interne logica optimaal functioneert. Zo kan binnen de economische sfeer, geld zorgen voor macht en ongelijkheid binnen de economische sfeer. Dit is moreel te rechtvaardigen, zolang het functioneert volgens de interne logica van de sfeer (bereidheid tot betalen, vraag en aanbod). In de economische sfeer is de interne logica conform een zekere instrumentele rationaliteit, die de rede als instrument gebruikt. Het handelen volgens deze rede wordt doelgericht handelen genoemd. Het streven van dit handelen is een wereld met maximale efficiëntie.36

Deze efficiëntie kan als neveneffect economische ongelijkheid teweegbrengen, maar zolang deze economische ongelijkheid binnen de economische sfeer blijft is het voor Walzer niet problematisch. Als economische ongelijkheid, en dus het bezitten van meer geld dan de ander, geen invloed heeft op je politieke machtspositie of dat economisch vermogen je geen betere toegang tot onderwijs zou verschaffen, dan is deze ongelijkheid veelal gerechtvaardigd. Wanneer een goed echter dominant wordt, zodat je met het bezitten van één dominant goed je verschillende goederen uit andere sferen kan veroorloven en dus ook die sferen kan monopoliseren, dan is er sprake van verwisselde sferen: als ik veel geld heb, dan kan ik macht en invloed kopen. Dit zorgt voor een ongelijke en onrechtvaardige samenleving. Dit proces kan worden voorkomen door het regime van complexe gelijkheid; door het waarborgen van de autonomie van de rechtvaardigheidssferen.

2.4 Tirannie

Als de sferen zijn ingedeeld en handelen volgens de interne logica van de sfeer, dan is de situatie van complexe gelijkheid gecreëerd. Walzer beschouwt ongelijkheid binnen een sfeer niet per definitie als een probleem. Een monopolie mag ontstaan zolang deze binnen haar sfeer blijft. In het geval van simpele gelijkheid is het gevaar dat er één dominant goed is (bijvoorbeeld geld) en dat het dominante goed alle sferen domineert. Een dominant goed zorgt ervoor dat de bezitter van dat goed een ander niet gerelateerd goed kan verkrijgen. In onze markt is het dominante goed geld. Dominantie is problematisch. In een samenleving is er een selecte groep van mensen

36 Bert van De Ven, Kritiek Van De Instrumentele Rede (College, Tilburg University, Tilburg, februari 09, 2016).

17 die een monopolie krijgt over het dominante goed. Deze selecte groep kan andere sferen tiranniseren door middel van het bezit van het dominante goed. Ten tijde van het feodale stelsel

17 die een monopolie krijgt over het dominante goed. Deze selecte groep kan andere sferen tiranniseren door middel van het bezit van het dominante goed. Ten tijde van het feodale stelsel

In document De tirannie van het geld (pagina 8-0)