• No results found

C 8,16(17),4 599 [A.D 225] Imp Alexander A , evo-

een enkele overeenkomst

C 8,16(17),4 599 [A.D 225] Imp Alexander A , evo-

cato. Nomen quoque debitoris

pignerari et generaliter et specialiter posse pridem pla- cuit. (…)

De doorluchtige keizer Alexander [Severus] aan …, opnieuw opgeroepen veteraan. Ook de vordering op

een schuldenaar kan zowel generaal als afzonderlijk worden verpand, zoals al eerder algemeen is aanvaard. (…)

Tot slot een enkel woord over het pignus in causa iudicati captum, dat wil zeggen het beslag dat een rechter legde ter executie van een vonnis gedurende het cognitieproces.600 Het pignus in causa iudicati captum vond zijn oorsprong in het

cognitieproces, een wijze van procederen die ik tot nu toe onbesproken heb gelaten, omdat het tijdens de klassieke periode van het Romeinse recht niet de

594 Zie § 6.

595 Zie D. 13,7,18pr. Zie voor de tekst van dit fragment p. 173.

596 Zie hiervoor p. 95. Zo schreef Ulpianus (zie D. 13,7,1 pr.): ‘Pignus contrahitur non sola

traditione, sed etiam nuda conventione, etsi non traditum est.’ Vertaling: ‘Een pandcon- tract komt niet alleen tot stand door bezitsverschaffing, maar ook door enkele overeen- komst, ook al is er geen bezit verschaft.’

597 Zie Kaser 1971 (RP I), p. 466 (§ 110). Generale verpanding vond bijvoorbeeld plaats ten

behoeve van de fiscus en ten behoeve van een pupil.

598 Zie over generale zekerheidsrechten Van Hoof 2015. 599 Zie voor de volledige constitutie p. 7.

standaardprocedure was. De standaardprocedure tijdens de klassieke periode was het formulaproces.601

Het cognitieproces ontstond doordat het formulaproces in bepaalde ge- vallen geen uitkomst bood. Een voorbeeld van zo’n geval was het fideïcommis. Een fideïcommis was een verzoek van een testator aan zijn toekomstige erfgenaam om goederen uit de nalatenschap of zelfs de hele nalatenschap over te dragen aan een ander. Die ander was iemand, die zelf niet als erfgenaam of legataris kon worden aangewezen, omdat deze persoon buiten het Romeinse erfrecht viel, bijvoorbeeld omdat hij een vreemdeling of een slaaf was. Vóór Augustus kon een begunstigde van een fideïcommis de erfgenaam niet in rechte dwingen het

fideïcommis na te komen. De erflater moest heengaan in het vertrouwen dat de

erfgenaam het verzoek zou nakomen.602 De term fideïcommis betekent dan ook

‘aan vertrouwen overlaten’. Keizer Augustus maakte het fideïcommis afdwing- baar in een buitengewone procedure. Begunstigden konden nakoming vorderen bij de consuls. Claudius droeg het rechtspreken in deze procedure op aan twee daarvoor benoemde praetoren, de praetores fideicommissarii.603 Het cognitie-

proces kende niet de twee fasen, die kenmerkend waren voor het formulageding. Noch de praetor, noch de particuliere rechter maakten deel uit van een cognitieproces.604 Partijen sloten evenmin een procesovereenkomst.605 Kenmer-

kend voor het cognitieproces was dat een ambtenaar recht sprak op gezag van de keizer.606 De rechtsprekende ambtenaar had een zekere vrijheid. Kaser schreef:

‘Alles Kognitionsverfahren ist im wesentlichen vom Prinzip der Formlosigkeit beherrscht, es verzichtet – im Gegensatz zum Formularverfahren – auf eine verzweigte Regelung der Einzelheiten und überläβt die Suche nach der sachgerechten Lösung dem weitgespannten Ermessen des beamteten Richters.’607

601 Zie hierover § 2.2. De ontwikkeling van het cognitieproces begon echter in de klassieke

periode van het Romeinse recht. Het cognitieproces werd aangeduid als buitengewoon geding, cognitio extra ordinem of extraordinaria cognitio, omdat het niet de standaard wijze van procederen was. Zie Kaser/Hackl 1996, p. 436 (§ 66). Zie in het Corpus Iuris over het cognitieproces bijvoorbeeld D. 50,13. Zie voor de term buitengewoon geding onder meer D. 4,6,2pr., D. 17,1,7 en D. 17,1,56,3. Het cognitieproces ontwikkelde zich

eerst met name in de provincies; Zie Kaser/Hackl 1996, p. 439 en verder (§ 66) en zie ook p. 168 (§ 23). Het cognitieproces in de provincies verschilde van het proces in Rome omdat in de provincies bestaande structuren een rol speelden bij de invulling van het proces. Het cognitieproces in Rome wordt om die reden het eigenlijke cognitieproces genoemd, zie Kaser/Hackl 1996, p. 443-444 (§ 67).

602 Zie Gaius’ Instituten 2,249.

603 Zie Kaser/Hackl 1996, p. 452 (§ 68). 604 Zie Kaser/Hackl 1996, p. 442 (§ 66).

605 Zie Kaser/Hackl 1996, p. 442 (§ 66). Zie wat betreft de procesovereenkomst p. 490 (§ 73). 606 Zie Kaser/Hackl 1996, p. 438 (§ 66).

607 Zie Kaser 1966, p. 341 (§ 66). De door Hackl bewerkte editie van Kasers boek bevat

Op den duur verdrong het cognitieproces het formulaproces.608 De keizers

Constantius II en Constans I schaften uiteindelijk het formulaproces officieel af in het jaar 342.609

Het pignus in causa iudicati captum was in het cognitieproces de wijze waarop een vonnis ten uitvoer werd gelegd. Het pignus in causa iudicati captum betekende een breuk met het verleden. Een gedaagde die het formulaproces verloor, werd veroordeeld tot de betaling van een geldbedrag.610 Gaf de veroor-

deelde geen gehoor aan het vonnis dan volgde na het instellen van de actio iudicati beslag op het vermogen waarna het gehele vermogen werd verkocht.611

Na afloop van het cognitieproces werd het vonnis op een andere wijze tenuitvoer gelegd. Callistratus legde uit hoe te handelen volgens een rescript van Antoninus Pius, keizer van 138 tot 161:

D. 42,1,31

Callistratus, libro secundo cognitionum. Debitoribus non

tantum petentibus dies ad solvendum dandi sunt, sed et prorogandi, si res exigat: si qui tamen per contumaciam magis, quam quia non possint explicare pecuniam, differant solutionem, pignoribus captis compellendi sunt ad satisfaciendum ex forma, quam Cassio proconsuli divus Pius in haec verba rescripsit: ‘His, qui fatebuntur debere aut

Callistratus, Rechterlijke onderzoeken II. Niet

alleen moet aan schuldenaren die daartoe een verzoek indienen, een termijn om te betalen worden toegestaan, maar ook verlenging daarvan, als de omstandigheden dit vereisen. Indien er schuldenaren zijn die de betaling meer uit weerspannigheid uitstellen dan omdat zij het geld niet kunnen vrijmaken, moeten dezen door het leggen van pandbeslag tot betaling gedwongen worden conform de instructies die de vergoddelijkte Antoninus Pius in een rescript aan de gouverneur Cassius in deze termen heeft vast-

608 Zie Kaser/Hackl 1996, p. 517 en verder (§ 77). Het cognitieproces veranderde in de loop

van de tijd. Het cognitieproces, zoals dat vorm was gegeven tijdens de klassieke periode, verschilde wezenlijk van het cognitieproces in de periode daarna, zie Kaser/Hackl 1996, p. 435 en verder (§ 66).

609 Zie C. 2,57,1, De doorluchtige keizers Constantius (II) en Constans (I) aan Marcellinus,

Gouverneur van Foenicië: ‘Iuris formulae aucupatione syllabarum insidiantes cunctorum

actibus radicitus amputentur.’ Vertaling: ‘De procesformulieren die door haarkloverij

gevaar opleveren voor de handelingen van allen, dienen met wortel en tak te worden uitgeroeid.’

610 Zie Gaius’ Instituten 4,48: ‘Omnium autem formularum quae condemnationem habent, ad

pecuniariam aestimationem condemnatio concepta est. Itaque et si corpus aliquod petamus, velut fundum, hominem, vestem, aurum, argentum, iudex non ipsam rem condemnat eum cum quo actum est, sicut olim fieri solebat, sed aestimata re pecuniam eum condemnat.’ Vertaling: ‘Overigens is in alle formulae die een veroordelingsclausule

bevatten, de redactie van deze clausule op een waardering in geld gebaseerd. Dus ook als wij een lichamelijke zaak vorderen, zoals een perceel grond, een slaaf, een kledingstuk, goud of zilver, veroordeelt de rechter de gedaagde niet tot de zaak zelf – zoals dat vroeger placht te gebeuren –, maar na een schatting van de waarde hiervan, tot een geldsom.’

ex re iudicata necesse habebunt reddere, tempus ad solvendum detur, quod sufficere pro facultate cuiusque videbitur: eorum, qui intra diem vel ab initio datum vel ex ea causa postea prorogatum sibi non reddiderint, pignora capi eaque, si intra duos menses non solverint, vendantur: si quid ex pretiis supersit, reddatur ei, cuius pignora vendita erant.’

gelegd: ‘Aan degenen die een schuld zullen erken- nen of die op grond van een vonnis verplicht zullen zijn iets te geven, moet een betalingstermijn worden toegestaan die met het oog op de financiële middelen van de betrokkene toereikend wordt geacht. Van degenen die niet betaald hebben binnen de termijn die hun van meet af aan is toegestaan of die later om gegronde redenen voor hen verlengd is, moeten goederen als panden in beslag worden genomen, en als zij niet binnen twee maanden betaald hebben, moet tot de verkoop van die panden worden overgegaan. Als er van de koopprijs nog iets overbijft, moet dit teruggegeven worden aan degene wiens pandobjecten verkocht zijn.’

Ter gelegenheid van de tenuitvoerlegging van het vonnis werd niet meer het gehele vermogen in beslag genomen en verkocht. Slechts bepaalde goederen werden in beslag genomen en verkocht.612 Om te bepalen welke goederen in

beslag moesten worden genomen, werden de goederen ingedeeld in categorieën. Eerst moest beslag worden gelegd op roerende zaken en vee. Als de opbrengst van die verkopen niet voldoende was om de schuld uit het vonnis te voldoen, dan werd beslag gelegd op de onroerende zaken van de veroordeelde en pas daarna op de rechten, waaronder de vorderingen. Ulpianus schreef:

D. 42,1,15,8

Ulpianus, libro tertio de officio consulis. Sic quoque iudices exse-

quentur iudicatum, ut nomina iure pignoris capiant, si nihil aliud sit quod capi possit: posse enim nomen iure pignoris capi imperator noster re- scripsit.

Ulpianus, Het ambt van consul III. De

rechters zullen het vonnis ook mogen uitvoeren door pandbeslag te leggen op vorderingen, als er niets anders is waarop beslag gelegd kan worden, zo heeft onze keizer [Antoninus Caracalla] bij rescript bepaald.

De Romeinen gebruikten voor dit executoriale beslag de term pand, maar dit executoriale beslag verschilde fundamenteel van het pandrecht dat partijen als zekerheidsrecht vestigden. Het pignus in causa iudicati captum was geen zekerheidsrecht maar een wijze van executie van een vonnis.613

612 Zie Von der Fecht 1999, p. 48 en verder.

613 Von der Fecht besprak een aantal verschillen tussen het pandrecht dat door partijen werd

gevestigd ter verzekering van een vordering en het pignus in causa iudicata captum. Zo wees hij erop dat het pignus in causa iudicata captum niet totstandkwam op grond van de wil van partijen, maar op grond van een rechterlijk bevel. Verder schreef hij (zie Von der Fecht 1999, p. 54): ‘Es ist jedoch festzuhalten, daβ nicht nur das iussum des Staatsbeamten

als Grundlage des pignus in causa iudicata captum das Exekutionspfand vom vertraglichen Pfandrecht unterschied. In der Einzelzwangs-vollstrekkung war der Verkauf der gepfändeten Gegenstände ausschlieβlich dem zuständigen Exekutionsorgan oder dessen

Hilfsbeamten gestattet. Anders als beim Vertragspfandrecht war dem Gläubiger der Verkauf der Pfandsache ausdrücklich verboten. Die Exekution durch eine Privatperson wurde sogar als Verbrechen angesehen. Unterschiede ergeben sich weiter daraus, daβ beim Pfändungspfandrecht nicht jeder beliebige Gegenstand des Schuldnervermögens herangezogen werden konnte, sondern nur im Rahmen des vorgeschriebenen Klassensystems gepfändet werden durfte. Ferner gelangten die Pfandobjekte nicht wie beim privaten Faustpfand in die Obhut des Gläubigers, sondern die physische Gewalt darüber hatten die Vollstreckungsorgane.’

Hoofdstuk 8

Pignus nominis: rechtsgevolg van

het mededelen van de verpanding