• No results found

bovendien de vegetatiesuccessie actief wordt tegengegaan

De kluut is ook een prioritaire soort voor het natuurbeleid in Vlaams-Brabant, Antwerpen en West-Vlaanderen.

3.3.2.3 Kokmeeuw (Larus ridibundus)

De kokmeeuw is deels een trekkende vogel. In de winter verspreidt de populatie zich over de kusten van West-Europa en Noord-Afrika. Vanaf maart worden de broedplaatsen ingenomen. Die komen van nature voor in allerlei waterrijke en moerasgebieden zoals heideterreinen, overstromingsvlaktes of grote meren. In toenemende mate wordt ook in kunstmatige biotopen gebroed: bezinkingsbekkens, storten en opgespoten terreinen. Vaak worden in groep grote afstanden afgelegd op zoek naar voedsel in wei- en akkerland, op stortplaatsen, in stadscentra of slikplaten (regenwormen, insecten, schelpdieren, wadpieren). Broeden gebeurt in kolonies.

De soort is in de periode 2000-2002 aanwezig in alle Vlaamse provincies, met de grootste kolonies in de haven van Zeebrugge, Gent, het Molsbroek (Lokeren), het Antwerpse linkeroevergebied (Beveren) en de militaire terreinen van Leopoldsburg en Houthalen-Helchteren. Actueel is de grootste kolonie aanwezig in het Vinne (Zoutleeuw). De kolonies in de haven van Gent en het Molsbroek zijn nagenoeg verdwenen. Ook elders zijn de aantallen na 2002 plots flink afgenomen. In heel Vlaanderen van zo’n 20000 paren naar 10000 in 2006. De aantallen schommelen sterk van jaar tot jaar, inherent aan de grote mobiliteit, waardoor gemakkelijk uitwisseling optreedt met de kolonies in Nederland en opportunistisch kan ingespeeld worden op veranderende biotoopbeschikbaarheid. Al sinds 1980 is er een duidelijke verschuiving naar de meer kunstmatige biotopen door verstoring en verzuring van de natuurlijke biotopen.

De aanwezigheid van kokmeeuwkolonies is voor de zwartkopmeeuw en geoorde fuut vaak een vereiste om tot broeden te komen in Vlaanderen.

3.3.2.4 Geoorde fuut (Podiceps nigricollis)

Geoorde futen zijn koloniebroeders met een voorkeur voor ondiepe, kleine tot middelgrote, voedselrijke plassen met een rijke, maar niet te hoge oevervegetatie. Zo worden ze waargenomen in heidevennen, maar ook in artificiële biotopen zoals bezinkingsbekkens, stortterreinen en opgespoten terreinen. Nieuwe terreinen worden snel gekoloniseerd. Broeden gebeurt heel vaak in kolonies van kok- en zwartkopmeeuwen. De

overwinteringsgebieden liggen langsheen de West-Europese kust, met grote overwinterende aantallen in het Nederlands Deltagebied.

In de periode 2000-2002 broedden er naar schatting jaarlijks 100-150 paren, verspreid over Vlaanderen. Die aantallen blijven de jaren nadien min of meer gehandhaafd, met de grootste aantallen (tot 80-tal in 2006) in de compensatiegebieden op de linkse Scheldeoever van het Antwerpse havengebied (Verrebroekse Blikken, Putten West). Een ander belangrijk gebied is het Molsbroek in Lokeren (10 à 20 broedparen in periode 2007-2012). De overige aantallen zitten verspreid over de andere provincies, met Het Vinne in Vlaams-Brabant als recente aanwinst. In Limburg en Antwerpen lijken de aantallen af te nemen door verzuring, verdroging en verstoring.

De kerngebieden verschuiven in toenemende mate naar de meer kunstmatige biotopen die vaak van tijdelijke aard zijn. Enkel in de natuurontwikkelingsgebieden en natuurgebieden zoals de Verrebroekse Blikken en het Molsbroek heeft de soort een gunstig

toekomstperspectief. Bij het beheer staat het behoud van de kokmeeuwpopulaties en een voldoende waterstand in het voorjaar centraal. De verzuring van het water in de

heidevennen van Antwerpen en Limburg lijkt nefast voor het broedsucces doordat het het voedseltekort in de hand werkt.

3.3.2.5 Bruine kiekendief (Circus aeruginosus)

Bruine kiekendieven broeden tussen april en juli in zoet- en brakwatermoerassen met uitgestrekte rietvelden, maar ook in drogere cultuurlandschappen zoals graan- en koolzaadvelden. De grondbroedende roofvogel heeft een breed en opportunistisch

prooispectrum. Als foerageergebied wordt het ganse landschap gebruikt, inclusief akker- en weiland. Bij het jagen worden naast moerassen en rietvelden ook lijnvormige elementen afgevlogen zoals rietkragen langs perceelsranden. Het merendeel van de West-Europese populatie is sedentair. De migratie in de winter gaat hooguit tot zuidelijk Europa.

De biotoopvoorkeur weerspiegelt zich in de Vlaamse verspreiding, met een aaneengesloten gebied dat zich uitstrekt van de polders langs de kust en het Meetjesland tot de

valleigebieden van de Beneden-Zeeschelde, met belangrijke aantallen in het Antwerpse havengebied op linkeroever. Elders in Vlaanderen is de aanwezigheid beperkt en

versnipperd. Al meerdere decennia neemt het aantal broedparen in Vlaanderen en elders in Europa gestaag toe. Een betere bescherming en een verminderd gebruik van pesticiden zijn wellicht belangrijke redenen hiervoor. Waar het aantal paren midden jaren 1970 in

Vlaanderen op een 20-tal werd geschat, steeg dit in 2000-2002 al tot 140-160. In de periode 2006-2007 werd echter een sterke terugval vastgesteld tot een 90-tal broedparen. Vrijwel overal in Vlaanderen daalde het aantal broedgevallen. De redenen hiervoor zijn alsnog onduidelijk, maar een toenemende verstoring (bestrijding grauwe gans) en predatie (vos) behoren tot de mogelijkheden. In 2012 werden in Oost-Vlaanderen minstens 27 territoria vastgesteld, verspreid over het noorden van de provincie (Sint-Laureins 10, Assenede 5, Gent 1, Wachtebeke 4, Sint-Gillis-Waas 1 en Beveren 6). In gans Vlaanderen werden er toen een 90-tal paren geteld (4-5 in Antwerpen, 1 in Limburg, 3 in Vlaams-Brabant en een 50-tal in West-Vlaanderen).

De initiële uitbreiding van de Vlaamse populatie ging gepaard met een stijging van het aantal broedgevallen in cultuurgewassen en hooilanden. Hier is het broedsucces volledig afhankelijk van nestbescherming door natuurverenigingen. Tijdens de expansie werd de soort ook steeds meer in suboptimaal broedhabitat waargenomen. Het behoud en herstel van de populatie vraagt om de ontwikkeling en het herstel van grote, natte en moeilijk toegankelijke

rietlanden in moeras- en poldergebieden. Waar broedhabitat verdwijnt door

havenactiviteiten, kan het huidige populatieniveau enkel gegarandeerd worden als voldoende alternatieve terreinen voorzien worden.

Instandhoudingsdoelstellingen

Actuele staat van instandhouding in Vlaanderen: gunstig

Prioritaire Vogelrichtlijngebieden in Oost-Vlaanderen:

o Essentieel: Schorren en polders van Beneden-Schelde (BE2301336)

o Zeer belangrijk: Krekengebied (BE2301134)

o Belangrijk: Durme en middenloop van Schelde (BE2301235)