• No results found

3.3 Natura 2000-doelen

3.3.7 H1134 bittervoorn

Opgaven en landelijke staat van instandhouding

Instandhoudingdoelstelling: behoud omvang en kwaliteit leefgebied voor behoud populatie.

De landelijke staat van instandhouding van H1149 is matig ongunstig.

Algemene kenmerken

De bittervoorn is een kleine karperachtige van gemiddeld 5 tot 8 centimeter tot maximaal 10 centimeter groot. Bittervoorns worden gemiddeld 2 tot 3 jaar oud, maximaal tot 5 jaar.

De bittervoorn komt voor in langzaam stromende en stilstaande zoete wateren. Dit kunnen zowel poldersloten, vaarten, vijvers en plassen zijn, maar ook oeverzones van meren en sneller stromende plantenrijke rivieren en beken. De bittervoorn leeft van plantaardig materiaal (plankton en algen).

Een goed ontwikkelde onderwatervegetatie of oevervegetatie en een diepte van minimaal 45 centimeter zijn noodzakelijk. Daarnaast is de aanwezigheid van zoetwatermossels een voorwaarde voor de voortplanting. Deze soort bewoont wateren met verschillend bodemsubstraat, zoals zand, grind, klei en veen. Bodems die bestaan uit dikke lagen modder of slib of bodems van harde klei zijn ongunstig voor zoetwatermossels en daardoor ook minder interessant voor de bittervoorn. De bittervoorn leeft in kleine groepjes. In het voorjaar worden de mannetjes solitair. Bittervoorns leven in een soort van symbiose met name met de grote

zoetwatermosselsoorten: de Unio-soorten (schildersmossels) en de Anodonta- soorten (zwanenmossels). Hierbij is er geen sprake van een wederzijds voordeel: de bittervoorn heeft wel de zoetwatermossel nodig, maar niet andersom. Bij paairijpe vrouwtjes ontstaat een lange legbuis, een soort slangetje waardoor zij de eieren in een mossel kan laten glijden. Er worden weinig eitjes gelegd, maar vanwege de bescherming die

de mossel biedt tegen predatoren, is het aantal nakomelingen toch relatief groot. Bittervoorns kunnen prima in troebel water voorkomen, maar zijn wel gevoelig voor vervuiling. Met name de zoetwatermossels, waarvan de bittervoorn afhankelijk is, zijn gevoelig voor chemische vervuiling, een toename van het zoutgehalte, veel zwevend organisch materiaal en een weke bodem. (uit Soortenstandaard bittervoorn, DR-loket)

Voorkomen

Het Lingegebied maakt deel uit van het kernverspreidingsgebied van de bittervoorn in het westelijke rivierengebied. De populatie in het gebied is hier onderdeel van een ruimer voorkomende meta-populatie (Ministerie van LNV (2007c)).

Bittervoorn is verspreid in het gebied aanwezig. De soort komt vrij algemeen voor. De bittervoorn is voornamelijk aangetroffen in sloten, die talrijk in het gebied aanwezig zijn, maar kan ook in de grotere wateren in het gebied voorkomen. Er is voldoende geschikt habitat voor de soort aanwezig binnen het gebied. Met name de gebieden langs de Diefdijk zijn zeer geschikt. Dit deel van het gebied is meer open en er is een grotere dichtheid aan sloten aanwezig. In gebieden langs de Zuider Lingedijk zijn ook geschikte watergangen aanwezig, maar door het

aanwezige bos zijn grote delen van deze watergangen beschaduwd en daarom minder geschikt. Delen van het gebied dreigen tevens dicht te groeien met rietvegetaties. (Kessel, 2009).

Kwaliteitsanalyse

De huidige verspreiding van bittervoorn in het gebied geeft weinig aanleiding voor een specifieke aanpassing van het huidige beheer. Volledige verlanding van de wateren langs de Zuider Lingedijk dient voorkomen te worden. Om de

habitatgeschiktheid van wateren voor bittervoorn te waarborgen, is het van belang dat wateren voorzien blijven van voldoende open water en niet compleet verlanden. Regulier onderhoud aan sloten, weteringen en vaarten (bijv. schonen en baggeren) in het gebied dienen bij voorkeur extensief en gefaseerd uitgevoerd te worden zodat altijd voldoende watervegetatie en zoetwatermosselen (van belang voor de

voortplanting van bittervoorn) aanwezig blijft. Bij schonen of baggeren belanden de mosselen regelmatig op de kant. Mossels die op de kant geworpen worden, dienen daarom teruggezet te worden in het water (Kessel, 2009).

Door Alterra is onderzoek gedaan naar de waterkwaliteit van het water van de Voorraadplassen dat wordt ingelaten vanuit de Linge. Dit inlaatwater is niet sterk vervuild, het bevat lage concentraties nutriënten N en P (Chardon 2012). Voorts is bekend dat de waterkwaliteit van de Culemborgse Vliet (Diefdijk-Oost) matig is. Bij de inrichting van natuur in dit gebied in het kader van no regret is hier rekening mee gehouden. Het slotenstelsel in dit gebied wordt grotendeels geïsoleerd van de Culemborgse Vliet. Uitvoering van de inrichting en daarmee de isolatie vindt plaats in eerste kwartaal 2014.

Knelpunten voor behalen instandhoudingsdoelstellingen

Mogelijke knelpunten voor deze soort zijn:

 Intensief beheer (schonen) van wateren, met name wanneer dan niet gefaseerd gebeurt (kennisleemte)

 Volledige verlanding van wateren (kennisleemte)

Het is de verwachting dat deze knelpunten in dit Natura 2000-gebied niet spelen, maar dat dient nog te worden uitgezocht (zie leemten in kennis). Ook moet worden bepaald wat het reguliere beheer voor de bittervoorn is en of dat voldoende is voor het behalen van de Natura 2000-doelstellingen.

Perspectief bij ongewijzigde omgeving

Waarschijnlijk gunstig, afhankelijk van de mate waarin de knelpunten spelen van (verwachting is dat deze niet spelen). De bittervoorn weet zich onder de huidige omstandigheden in het gebied te handhaven. Er is voldoende geschikt leefgebied aanwezig voor instandhouding van een levensvatbare populatie.

Leemten in kennis

De hier aangehaalde conclusies uit de literatuur zijn gebaseerd op expert judgement aan de hand van talrijke, maar niettemin incidentele waarnemingen van de

bittervoorn. Langjarige monitoringgegevens voor de bittervoorn over het hele Natura 2000-gebied ontbreken. Voor de komende beheerplanperiode(n) is nodig dat een monitoringprogramma naar de populatie bittervoorns in Lingegebied & Diefdijk- Zuid wordt uitgevoerd om vast te kunnen stellen of de doelstelling uit het