• No results found

3 Beslissende coördinaten

3.4 Bijbelse theologie

O’Donovans christendomtheorie heeft geen rechtstreekse bijbelse wortels. ‘Chris-tendom’ vormt volgens hem een ‘idee’ die opkwam in de geschiedenis. Deze ‘idee’ gaf antwoord op aspecten die wel in de openbaring van God besloten liggen, name-lijk het politieke karakter van Gods koninkrijk en de missionaire uitdaging in de richting van de regeerders van het saeculum. Op een indirecte manier zijn bijbels-theologische inzichten dus toch sturend voor zijn christendomtheorie.

119

RMO, 225; DN, 150. 259. 218. 259 (“The church did not proclaim, then, a posture of hesitant humility, waiting for the judgment of God, but a confident response to the fact of the reconciling judgment already given”); IG, 91; WJ, 86 (“To step across in the role of judge is to leave the position of evangelical strength and to enter the sphere of human weakness and political shame”). 100 (“…a reflection of re-demption in the work of civil justice…”).

120

DN, 285v; IG, 172v. 121

In het volgende vrij vroege citaat komen veel van de genoemde theologische lijnen samen (TNA, 131): “The end has broken into history, and is proclaimed to us in the word of Christ. And the firstfruits of that proclamation are the fragmentary signs of the new humanity, met in Christ’s name to live in the power of his coming, his death, his resurrection and his triumph. There we see the approaching city of God. We can no more wish it into neutrality by our unbelief than we can, by closing our eyes, avert the end of all things.”

O’Donovan heeft een direct antwoord gegeven op de vraag welke aspecten uit de bijbel voor hem de doorslag geven. Daarin valt op dat het niet gaat om enkele cen-trale teksten, zoals het traditionele Romeinen 13, maar om een soort heilshistorische macro-exegese die het geheel van de bijbelse boodschap rond politiek in beeld brengt. Zijn hermeneutische methode vertoont een beweging van de totaalboodschap van de bijbel rond een bepaald thema naar de praktijk. Intuïtief, bijvoorbeeld in een preek, wordt die weg binnen 20 minuten afgelegd. De theologische verantwoording daarvan kan echter een levensproject zijn.122

3.4.1 Het concept ‘koningschap’

O’Donovans hermeneutiek heeft breder de aandacht getrokken en geldt inmiddels ook als een zelfstandige bijdrage in de debatten rond de hermeneutiek. In hoofdstuk twee zagen wij dat daarin een centrale positie is weggelegd voor de notie van het koninkrijk van God binnen het raamwerk van Gods voorafgaande regering over Israël.

Hij maakt vooral werk van een analyse van het bijbelse concept ‘koningschap’, zoals dit in de geschiedenis van Israël en van Christus ontsloten wordt. In dit ko-ningschap ziet hij drie momenten verenigd. De koning brengt redding van de vijan-den en voert daartoe oorlog. De koning spreekt oordelen uit om het kwaad recht te zetten. Ook beheert het koningschap een concreet gebied dat door de eeuwen heen aan nieuwe generaties wordt overgedragen. Zo ontstaat een traditie en daarmee een identiteit voor de samenleving. Behalve dit drietal is er ook sprake van de erkenning van het koningschap door een gemeenschap van mensen, die in die gezamenlijke erkenning ontdekken dat zij bij elkaar horen als bewoners van dat betreffende gebied met die specifieke traditie. Deze bijbels ingekleurde ‘idee’ van koningschap leidt O’Donovan vervolgens naar de vorming van een concept van ‘politieke autoriteit’. Hij leest dit alles onder meer af aan een constellatie van vaste begrippen die zich in de bijbel rond dit koningschap voordoet en die hij volgt in hun historische ontwikke-lingsgang. Dat brengt hem bij zijn specifiek-politieke opvatting van het koninkrijk van God en de komst van Christus. Dat doet hem ook concluderen dat van de drie genoemde dimensies voor aardse regeerders uiteindelijk alleen het rechtzettend oordelen overblijft. De twee andere zijn slechts gelegitimeerd voorzover zij in dienst van dat oordelen nodig blijven.123

Overigens ligt hier een inconsistentie in zijn denken, waarop Jonathan Chaplin ge-wezen heeft en die hij zelf erkend maar in mijn ogen nog niet opgelost heeft. Aan-vankelijk presenteerde hij de concentratie op ‘rechtzettend oordelen’ als iets wat de politieke autoriteit altijd al typeerde. Later beschouwt hij deze als de uitkomst van

122

DN, ix (Preface paperback edition); O’Donovan, Liturgy, 5; O’Donovan, ‘Behold’, 93; O’Donovan, ‘Oral’.

123

DN, 36-49; Victor L. Austin, ‘Method in Oliver O’Donovan’s Political Theology’, in: Anglican Theo-logical Review Volume LX X IX , no. 4 (Fall 1997), Evanston: Anglican TheoTheo-logical Review Inc., 1997, 583-594, 585vv; William Schweiker, ‘Freedom and Authority in Political Theology: A Response to Oliver O’Donovan’s The Desire of the Nations’, in: Scottish Journal of Theology 54, 1, Edinburgh: T&T Clark, 2001, 110-126, 117; Christopher Rowland, ‘Response to The Desire of the Nations’, in: Studies in Christian Ethics 11, 2, Edinburgh: T&T Clark, 1998, 77-85, 78; Bartholomew, Royal; Bartholomew, ‘Introduction’.

de confrontatie tussen Christus en de bestaande autoriteiten. Deze laatste opvatting krijgt zijn voorkeur, als Chaplin hem voor de keus stelt. Pas het Nieuwe Testament maakt duidelijk dat dit ‘oordelen’ centraal staat. Toch wijst hij er zelf op dat in het Oude Testament aan het koningschap het instituut van de rechters vooraf ging. Ook zijn visie op het omvattende kader van Gods voorzienigheid op weg naar het eind-oordeel impliceert een concentratie op oordelen. Datzelfde geldt van zijn waarne-ming dat de Thora een onafhankelijke bemiddeling van Gods autoriteit vormde. Bovendien bevat zijn vroegste werk al analysen van het politieke terrein waarin dezelfde drieslag een rol speelt en het rechtzettende oordeel de kern vormt. Daarbij speelt zijn heilshistorische afleiding uit het concept ‘koningschap’ echter nog geen rol. Zijn bron lijkt dan het werk van Paul Ramsey. Mijns inziens kan hij ook binnen het kader van zijn nieuwe christologische onderbouwing deze oudere denklijn niet missen. Niet alleen het oordeel van Christus wacht immers op de openbaarmaking bij de parousie en moet dus nog een provisorische voorgestalte houden. Hetzelfde zou moeten gelden van de andere aspecten van politieke autoriteit. Ook de redding en de aflossing van de bestaande politieke gemeenschappen met hun eigen gebieden, tradities en identiteiten door de ene wereldwijde gemeenschap in Christus staan in veel opzichten nog uit. Tot concentratie op het rechtzettend oordelen komt het mijns inziens alleen als daarin altijd al het hart van de politieke autoriteit klopte. Sprekend is het dat O’Donovan ondanks zijn latere correctie een enkele keer onwillekeurig blijft formuleren vanuit zijn eerdere positie. Zo stelt hij in een context waarin zijn blik gericht is op de instituties van het oude Israël, dat het basale model van regeren ons een monarch toont die als rechter zitting houdt.124

3.4.2 De Openbaring van Johannes centraal

In zijn antwoord op de vraag naar bijbelse funderingen voor zijn visies voerde O’Donovan naast deze heilshistorische macro-exegese ook enkele concretere gege-vens aan. Daarbij zet hij de Openbaring aan Johannes voorop, overigens in navol-ging van patres als Irenaeus en Augustinus. Door de jaren heen blijft O’Donovan voortdurend met dit bijbelboek bezig. Het moet, nadat een commentaar hem de ogen opende, een belangrijke factor zijn geworden bij de ontwikkeling van zijn politiek-theologische kerngedachten. Juist de Openbaring bestrijkt volgens hem de ‘christian era’ en verbindt deze met de voorgeschiedenis van Israël. Juist de Openbaring spreekt daarbij in politieke termen over God en Christus, over de wereld met haar dominante machten, en over de kerk. De Openbaring stelt in die periode het rijk van Christus centraal maar als een werkelijkheid die in de seculiere geschiedenis nog verborgen blijft. Hier valt een totaalvisie te winnen met betrekking tot de politieke

124

WJ, 1. 4, 143. 190v (“That is why in the simplest model of government as judgment the monarch is a judge who sits in court”); O’Donovan, ‘Response Chaplin’, in: Bartholomew, Royal, 309; O’Donovan, ‘Gerechtigkeit’, 1 (“Regierungsautorität ist im Alten Israel eine complexe Angelegenheit, in der die Ausübung richterlicher Verantwortung ein wesentliches Element bildet, wenn auch nicht das einzige”); O’Donovan, Principles, 4 (“Political authority is a threefold cord in which the claims of morality, power and tradition are woven together”); O.M.T. O’Donovan, ‘Wealth’, in: New Fire Vol. iv, No. 27, Oxford: Parchment Limited, 1976, 73-77, 73vv.

werkelijkheid gedurende de ‘christian era’. Wij kwamen in de voorgaande paragra-fen dan ook al inzichten uit de Openbaring tegen.

De Openbaring laat volgens O’Donovan zien hoe God langs een apocalyptische weg de politieke orde overwint. Wij zien de rijken van de wereld in rebellie tegenover God en zijn koning. Dit kwaad groeit in de geschiedenis naar een climax. Tegelijk kondigt Gods eschatologische oordeel zich aan. Juist dat prikkelt volgens Openba-ring 12 en 13 de satanische machten tot de vorming van een tegenrijk als parodie op Christus’ koninkrijk. Deze antichristelijke macht legt aan de mensheid haar orde van samenleven op. Deze orde doet echter geen recht aan de door God geschapen orde en haar bestemming. Daarom laat God haar gedurende de geschiedenis steeds weer het onderspit delven. De antichristelijke macht gaat steeds weer aan zichzelf te gronde, zoals uitkomt in de symboliek van de tien koningen die zich keren tegen het beest dat hen zelf had opgeroepen. Prikkelend is dat O’Donovan het waagt dit sym-bool toe te passen, onder meer op de fascinatie van een ressentimentvol Europa (tien koningen) met de Verenigde Staten (beest). Uiteindelijk leidt Gods overwinning op de bestaande politieke orde tot de nieuwe, definitieve orde onder Christus’ regering. De politiek van het saeculum is volgens de Openbaring gebaseerd op macht. Die van het koninkrijk op waarheid. Zij doet recht aan de orde van de schepping en haar historische bestemming.

Tegelijk neemt dit komende koninkrijk van Christus al binnen de voortgaande ge-schiedenis gestalte aan. Christus’ regering is al present via zijn heiligen. Daarvoor hanteert de Openbaring het symbool van het millennium. O’Donovan betrekt dit op de geschiedenis van Christus’ regering sinds zijn hemelvaart, zoals deze vorm krijgt via de kerk. Sinds Augustinus is dit symbool toegepast op de ‘christelijke era’. Daarbij was het niet altijd duidelijk of men doelde op de gehele periode sinds het Christusgebeuren of op het tijdvak van ‘christendom’ dat intrad met Constantijn. O’Donovan kiest voor die gehele periode. Daarbij ziet hij de specifiekere periode van ‘christendom’ echter wel als een te waarderen uitingsvorm van dit millennium. Via de exegese van de Openbaring loopt dus een belangrijke lijn naar zijn christen-domtheorie.125

3.4.3 De vis en Romeinen 13

Behalve de genoemde macro-exegese van het bijbelse koningschap en de lezing van de Openbaring noem ik nog twee specifieke passages. De eerste betreft de geschie-denis uit Matteüs 17 rond het niet betalen van tempelbelasting door Jezus’ leerlin-gen. In antwoord op een verwijt van de joodse leiders presenteert Jezus een munt-stuk uit de bek van een gevangen vis. Hij doet dit om geen aanstoot te geven, hoewel de ‘kinderen van het koninkrijk’ daarvan eigenlijk vrijgesteld zijn. O’Donovan sluit zich aan bij een klassieke exegese die hier de kerk in de wereld getypeerd ziet. Zij heeft wel te maken met de koningen van de aarde, maar bestaat uit kinderen van de

125

PC, 61. 76; DN, 153v. 284; IG, 15; JW, 130; BI, 3v. 25-47; O’Donovan, ‘Behold’, 109; O’Donovan, Pursuit, 7v; Oliver O’Donovan, ‘Humanity’s Last Flight from God. A collage of images and lessons taken from the writings of John the Seer’ (uitgegeven preek uit 1982), in: Dana Mills-Powell (ed.), De-cide for Peace: Evangelicals Against (op binnenblad ‘and’ - althdb) the Bomb, Compiled by Evangelical Peacemakers, Basingstoke: Marshall Pickering, 1986, 100-107.

hoogste koning. De aardse autoriteiten hebben principieel niets meer over hen te zeggen. Alleen omdat Gods koning deze autoriteiten nog een restfunctie geeft en om de voortgang van zijn koninkrijk niet te belemmeren, moeten christenen zich vrijwil-lig onder hen schikken. Hoe belangrijk deze tekst voor O’Donovan is, blijkt uit de emotie die het bij hem opriep haar in kerkelijke kunst afgebeeld te zien. Dit woord laat tegelijk het principiële conflict zien tussen Christus’ rijk en de aardse politiek en de beperkte autorisatie die deze laatste in dienst van Christus via de kerk nog ont-vangt.126

De tweede passage is de ‘locus classicus’ van het christelijke politieke denken, Ro-meinen 13. Voor O’Donovan staat dit gedeelte echter niet centraal maar bevestigt het slechts de genoemde grote lijn. Hij zet in met de ‘angelologische’ interpretatie van deze passage, maar denkt behalve aan engelenmachten ook aan aardse autoritei-ten die daarmee in verbinding staan. Op de achtergrond van de positieve woorden die Romeinen 13 wijdt aan de aardse autoriteit, staat onverminderd het principiële conflict tussen Christus en de machten. Jezus overwint ze. Dat is ook bij Romeinen 13 volgens O’Donovan de vooronderstelling. In dat kader ziet hij Paulus in Romei-nen 13 bezig met het terugdringen van de pretenties van aardse autoriteiten. Verge-leken met de gebruikelijke verwachtingen rond de Romeinse regeerders spreekt Paulus functioneel en minimaal over hun plaats. Zij dienen de echte koning, Chris-tus. Hun taak is beperkt tot het zorgen voor gerechtigheid, zoals blijkt uit Paulus’ woorden over bestraffen en loven door de regeerders. In beginsel is ook dit ‘oorde-len’ met de komst van Christus overbodig geworden. Het Nieuwe Testament maakt evenwel voor een nauwkeurig beperkte context een uitzondering op die regel. O’Donovan ondersteunt zijn benadering met een andere vertaling van enkele moei-lijke frasen in deze passage. In plaats van de gebruikemoei-lijke weergave dat de regeer-ders ‘juist op dit punt voortdurend letten’, vertaalt hij dat zij ‘juist met het oog op dit doel voortbestaan’. Een eventueel alternatief leidt tot dezelfde uitkomst: dat zij ‘juist daarom voortbestaan tot op deze dag’. Zo bevestigt Romeinen 13 de principiële relativering van de plaats van de politieke autoriteiten sinds de komst van Christus en de beperkte taak die hen resteert.127