• No results found

biedt maatschappelijk vastgoed nieuw perspectief Elma van Beek – Vlaanderen Oldenzeel

In document Barometer Maatschappelijk Vastgoed (pagina 32-36)

De burger is aan zet. Dat is een mooie uitspraak van politici die in deze tijd genoodzaakt zijn te bezuinigen. Daarmee komt de positie van de overheid als eigenaar van maatschappelijk vastgoed onder druk te staan. In de wijken sluiten buurthuizen en bibliotheken hun deuren, waarmee bewoners het gevoel krijgen dat de sociale structuur in hun wijk afbrokkelt. De overheid treft eenzijdige financiële maatregelen, terwijl de behoefte aan maatschappelijke functies onveranderd blijft. Maar paste die voorzieningenstructuur wel bij de behoefte? De organisatie en de financiering van deze maatschappelijke functies zijn aan een heroverweging toe. In een levende stad is juist de behoefte leidend. Hierdoor ontstaat een basis voor een robuuste collectieve infrastructuur, zonder de overheid te overvragen wat betreft financiële middelen. De levende stad biedt zo een nieuw perspectief, maar om dat te bereiken is wel een denkomslag nodig.

Sinds de hoogtijdagen van de verzorgingsstaat in de jaren 1960 en 1970 hebben gemeenten een leidende functie bij maatschappelijke voorzieningen. Als het gaat om de verantwoordelijkheid voor scholen, zwembaden, zorgfuncties en buurthuizen, ligt het primaat bij de gemeenten. Zij voeren de regie over aard en omvang van deze functies, stellen de kaders, verzorgen het draagvlak, ontwikkelen, controleren en realiseren. Tot het begin van de vastgoedcrisis was dat geen probleem; met de opbrengsten uit de jongste uitbreidingswijk kon de gemeente een nieuw Sportfondsenbad of theater financieren. Op dit moment is niet alleen de ‘geldmachine’ van de gebiedsontwikkeling stilgevallen. Het Rijk draait de geldkraan in de richting van lagere overheden eveneens steeds verder dicht.

Paradox van beleid en budget

Wie betaalt, bepaalt. In combinatie met het verantwoordelijkheidsgevoel dat de verzorgingsstaat eigen is, verleende dit principe de overheid het recht te bepalen over het wat, waar en hoe van maatschappelijke voorzieningen. Nu de budgetten bij gemeenten in hoog tempo slinken, zijn zij gedwongen zich in toenemende mate aan deze zorgfunctie te onttrekken. Zij zien geen andere uitweg meer en sluiten de ene na de andere wijkvoorziening. Onder het mom van de liberale politieke wind verschuift de verantwoordelijkheid voor de voorzieningenstructuur naar de burger. Ziet hij er het belang van in, dan is die burger best bereid om een bijdrage te leveren. Alleen, hoe kan hij mantelzorg verlenen, een zwembad financieren en zich tegelijkertijd inzetten voor het behoud van het buurthuis, het theater en de school?

Het afkalven van de structuur van maatschappelijke voorzieningen veroorzaakt een paradoxale situatie. De overheid trekt zich terug bij de uitvoering, maar bij het maken van beleid en de praktijk van organisatie en vastgoedbeheer, staat zij nog altijd voorop met regelen. Het systeem dat de maatschappelijke functies faciliteert is nog niet afgestemd op de nieuwe werkelijkheid. In die nieuwe situatie komen initiatieven niet alleen van boven- of onderaf, maar van alle kanten. Verenigingen,

32

bedrijven, gelegenheidscollectieven, corporaties en enthousiaste individuen, zij kunnen allemaal de motor van een maatschappelijke voorziening zijn.

Komt een partij nu met een initiatief, dan stuit hij veelal op een groot aantal barrières: de initiatiefnemer heeft het vastgoed niet in eigendom en kan de commerciële tarieven (nog) niet betalen, het enkele jaren geleden vastgestelde beleid biedt geen ruimte voor nieuwe functies midden in de wijk, de verantwoordelijke ambtenaar heeft vanwege een reorganisatie geen tijd om het initiatief op waarde te schatten of het bestemmingsplan laat juist deze nieuwe activiteit niet toe. Het gevolg is dat zo’n functie, als die al levensvatbaar is volgens het oude systeem, veelal terecht komt op een locatie waar hij niet goed tot zijn recht komt, zoals een bedrijventerrein dat kampt met leegstand. Daarmee frustreren de regels de energie die uitgaat van het initiatief en gaat de potentie verloren om een bijdrage te leveren aan een bloeiend hart van de wijk.

Over de Levende Stad

Een stad die leeft, daagt de inwoners uit om zich te ontwikkelen2. Zo’n stad faciliteert en stimuleert de creativiteit van de mensen. Daarmee heeft zo’n stad zeer goede perspectieven voor de toekomst en dat maakt het stedelijk systeem duurzaam. Een levende stad vormt een complex systeem met een autonome dynamiek, gebaseerd op de volgende kenmerken:

1. De stad ontwikkelt zich als een levend organisme, met meervoudige waardecreatie als motor voor die dynamiek. Waardecreatie vindt plaats als een activiteit voorziet in een behoefte. Meervoudige waardecreatie maakt een ontwikkeling duurzaam; de ontwikkeling genereert een combinatie van sociale waarden (People), ecologische waarden (Planet), economisch e waarden (Profit) en culturele waarden (in het ruimtelijk vakgebied aangeduid met Place).

2. Er is een gezonde balans tussen de vrijheid van het individu en het belang van het collectief3. In organisatorische zin vertegenwoordigt de gemeentelijke overheid het collectief en behartigt de belangen op het niveau van het stedelijk systeem. Dit betekent dat de overheid activiteiten van bewoners alleen beperkt als die een negatieve invloed hebben op het stedelijk systeem. Dit is een wezenlijke verandering in de rol van de overheid ten opzichte van de sturende en beperkende functie die we nu gewend zijn.

3. In de stad vinden cyclische processen plaats. Daarbij gaat het niet alleen om technische stromen, zoals die van afval of water. Ook het ontwikkelen van het stedelijk gebied zelf gebeurt op basis van kringlopen. Deze cyclische

processen spelen zich onder meer af in het stedelijk areaal, in projecten als onderdeel van een proces en in geldstromen. Deze kringlopen vergen een

2

Beek – Vlaanderen Oldenzeel, W.A. van (2012) Levende stad, stad om in te leven – cyclische processen voor duurzame stedenbouw in de praktijk Wageningen: Uitgeverij Blauwdruk

33

andere benadering van de status quo op een plek in de stad. In plaats van toe te werken naar een statisch eindbeeld, een ontworpen ideaal plaatje, is het doel een nieuwe fase in een continu proces van ontwikkeling op een plek.

De benadering van de stad als levend organisme heeft als uitgangspunt dat een stedelijk gebied zich ontwikkelt volgens natuurlijke wetmatigheden. Een levende stad is in staat om zichzelf te vernieuwen, daar zijn geen enorme investeringen van overheidswege voor nodig. Ingrepen in de stad dienen daarom rekening te houden met het functioneren van de stad als geheel. Bij dergelijke ingrepen is daarom het bewustzijn van de gevolgen voor het stedelijk systeem als geheel dus uitermate belangrijk. Als de verandering op een plek bijvoorbeeld voor andere stadsdelen een verslechtering betekent, dan is het maatschappelijk rendement op het niveau van het stedelijk systeem

onvoldoende. In tegenstelling tot de huidige vaak grootschalige ingrepen, waarbij financiën in combinatie met ambtelijk en politiek draagvlak veelal voldoende zijn voor de uitvoering. Een ontwikkeling is duurzaam als sprake is van een meerwaarde voor het stedelijk systeem, of van het voorzien in een behoefte van de bewoners zonder schade toe te brengen aan het systeem.

De functie van maatschappelijk vastgoed

Waar mensen leven zoeken zij elkaar op en voorzien in hun behoefte om zich te ontwikkelen. Zij ontplooien zich niet alleen door te wonen en te werken maar juist ook via hobby’s, cursussen, zorg, recreatie, onderwijs, sport en culturele activiteiten. De organisaties die deze activiteiten mogelijk maken, stimuleren een gezonde maatschappij. Daarbij vormt het maatschappelijk vastgoed, naast vastgoed met een woon- of commerciële functie, de infrastructuur waarlangs de sociale samenhang groeit. De belangen voor die ontwikkeling hebben een collectief karakter, maar de initiatieven waar een nieuwe maatschappelijke functie uit voortkomt, zijn vaak individueel of bedrijfsmatig.

In de stad als levend organisme vormt het raamwerk van maatschappelijk vastgoed het zenuwstelsel. De relatie met de openbare ruimte is daarbij van groot belang. Wanneer de maatschappelijke functies onderling verbonden zijn door routes, versterken zij elkaar. Die routes moeten dan wel logisch en duurzaam sociaal en verkeersveilig ingericht zijn. In het geheel van semipublieke gebouwen en openbare ruimte ontmoeten mensen elkaar. Dit stelsel vormt daardoor de drager van sociale cohesie in en identiteit van de stad.

Het mengen van functies, ook van maatschappelijke voorzieningen met woon- en werkfuncties is een van de kenmerken van de levende stad. Door het principe van de functiescheiding los te laten, ontstaan interessante mengvormen die ruimte bieden voor synergie en bijdragen aan een levendige sfeer. Maatschappelijk vastgoed kan daarin bij uitstek een katalyserende rol spelen, omdat zo’n gebouw de plek is waar mensen elkaar als vanzelfsprekend ontmoeten.

Strategie voor waardecreatie

Wat kan een overheid doen bij een almaar krimpend budget, terwijl het programma voortdurend verandert, maar niet afneemt? In een levende stad nodigt zij de burger, het bedrijfs- en

verenigingsleven uit om een grotere rol te spelen. Dat betekent dat de overheid niet meer vastlegt en voorschrijft, maar stimuleert en faciliteert. Heeft iemand een initiatief, dan heet de overheid dat van harte welkom. Dat betekent niet zozeer het toetsen aan beleid en behartigen van gevestigde

34

belangen. Het gaat dan juist om het onderzoeken hoe het nieuwe idee binnen de stad ruimte kan krijgen en het bij elkaar brengen van de partijen die daarin een rol kunnen spelen. De overheid maakt daarbij gebruik van haar functie als organisator op systeemniveau: zij heeft het overzicht dat bij een individuele initiatiefnemer ontbreekt.

Het mengen van maatschappelijke voorzieningen met andere functies biedt nieuwe perspectieven. Zo kan de combinatie met een of meer commerciële functies grote positieve gevolgen hebben voor de haalbaarheid van de gebouwexploitatie. Als er ruimte is om verschillende functies te combineren, genieten de verschillende initiatiefnemers de synergie die weer meer gebruikers en publiek trekt. Bovendien biedt concentratie van functies de mogelijkheid om de kosten van het gebouw en de algemene voorzieningen, zoals parkeerplaatsen, entree, receptie of kantine gezamenlijk te dragen. Door de marktconforme huurprijzen met een aantal gebruikers te delen, vergroot de financiële haalbaarheid. Een transparante boekhouding en goede onderlinge afspraken zijn daarbij voorwaarde, evenals het openstaan voor verandering. Zo is de economische kant duurzaam en blijft er ruimte voor nieuwe initiatieven.

In haar nieuwe rol hoeft de overheid niet per definitie eigenaar van het vastgoed te zijn. Voorwaarde voor exploitatie door een andere partij is dat die belang heeft bij een bloeiend stedelijk leven. Dat kan een corporatie zijn, maar ook een vastgoedonderneming, een geprofessionaliseerde

bewonersvereniging of een onderwijsorganisatie die een groter draagvlak voor haar vastgoed zoekt.

Maatschappelijke functies brengen leven in de stad

In een levende stad, die zich ontwikkelt op basis van de behoefte van de bewoners, speelt maatschappelijk vastgoed een centrale rol. Doordat maatschappelijke functies ontmoeting tussen mensen mogelijk maken, vormen zij het cement van een duurzame samenleving en een levende stad. Het vastgoed faciliteert dit, ongeacht wie eigenaar of exploitant is. Bij een juiste strategie is zowel in sociaal als in economisch opzicht een wereld te winnen. De rol van de overheid verschuift in een levende stad naar die van stimulator op individueel niveau. Daarnaast behartigt zij de collectieve belangen van het stedelijk systeem. De beloning voor deze cultuurverandering is een stedelijk systeem dat zichzelf vernieuwt, met een bloeiende economie en een aangenaam leefklimaat: een levende stad.

35

In document Barometer Maatschappelijk Vastgoed (pagina 32-36)

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN