• No results found

Beoordeling omtrent de redelijkheid van de vergoedingen

In document Masterscriptie Rechtsgeleerdheid (pagina 28-31)

3.3. Schadevaststelling bij massaschadezaken in de praktijk

3.3.6. Beoordeling omtrent de redelijkheid van de vergoedingen

Bij al deze zaken komt naar voren dat het hof in zijn beoordeling omtrent de redelijk-heid van de vergoedingen steeds aansluiting zoekt bij artikel 7:907 lid 3 sub b BW.

156 Artikel 6.1,6.2 en 6.6 t/m 6.8 DSB-hoofdovereenkomst.

157 Artikel 7.1 DSB-hoofdovereenkomst.

158 Hof Amsterdam, 13 juli 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2422, ro. 4.1.

159 Hof Amsterdam, 13 juli 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2422, ro. 4.2.

160 Hof Amsterdam, 13 juli 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2422, ro. 4.3.

161 Hof Amsterdam, 13 juli 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2422, ro. 4.4.

162 Hof Amsterdam, 13 juli 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2422, ro. 4.5.

Op grond van artikel 7:907 lid 3, aanhef en sub b BW, moet het hof het verzoek tot verbindendverklaring van de schikkingsovereenkomst afwijzen indien de hoogte van de toegekende vergoedingen niet redelijk is. Hierbij wordt de omvang van de schade in aanmerking genomen, alsmede de eenvoud en snelheid waarmee de vergoedingen kunnen worden verkregen en de mogelijke oorzaken van de schade.163 Eenvoud en snelheid zijn van belang omdat zonder verbindend verklaarde overeenkomst een be-nadeelde in het algemeen een civiele procedure moeten beginnen.164 Voorts acht het hof van belang de kosten, tijd en onzekerheid die voor benadeelden zouden bestaan indien zij een gerechtelijke procedure zouden starten,165 en de belangen die benadeel-den hebben bij het beëindigen van die onzekerheid en het voorkomen van die kos-ten.166 Het merkt daarbij op dat benadeelden via een schikkingsovereenkomst snel en eenvoudig tegen geen of geringe kosten een vergoeding kunnen ontvangen.167 Ook geeft het hof soms als argument dat de vergoeding niet onredelijk is omdat onzeker is of in een eventueel rechtsgeding een hogere schadevergoeding zou kunnen worden bereikt.168

In verdeelsleutels komt volgens het hof de mate tot uitdrukking waarin de individuele benadeelden schade hebben geleden, zodat de schade in overeenstemming is met de toegekende vergoedingen.169 Ook noemt het hof in Vie d’Or en Vedior dat tegen de verzochte verbindendverklaring geen verweer is gevoerd, waaruit volgens het hof kan worden afgeleid dat de hoogte van de vergoedingen die voortvloeien uit de overeen-komst door belanghebbenden als kennelijk niet onredelijk worden ervaren.170 In de Shell-zaak noemt het hof nog ter ondersteuning van zijn oordeel dat de schikkings-overeenkomst brede steun heeft gekregen van de benadeelden in de zaak171 en dat twee Amerikaanse hoogleraren de overeenkomst redelijk achten.172 In de zaak Conve-rium overweegt het hof tevens dat het individuele benadeelden vrij staat zich te

163 Hof Amsterdam, 4 november 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4560, ro. 4 en Hof Amsterdam, 13 juli 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2422, ro. 5.22.

164 Hof Amsterdam, 4 november 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4560, ro. 4.

165 Hof Amsterdam, 15 juli 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ2691, ro. 4.16 en Hof Amsterdam, 29 april 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:B12717, ro. 4.16.

166 Hof Amsterdam, 29 mei 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:B15744, ro. 6.17.

167 Hof Amsterdam, 17 januari 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BV1026, ro. 6.4.4.

168 Hof Amsterdam, 29 april 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:B12717, ro. 4.15.

169 Hof Amsterdam, 15 juli 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ2691, ro. 4.15 en Hof Amsterdam, 29 april 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:B12717, ro. 4.16.

170 Hof Amsterdam, 15 juli 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ2691, ro. 4.16.

171 Hof Amsterdam, 29 mei 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:B15744, ro. 6.15.

172 Hof Amsterdam, 29 mei 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:B15744, ro. 6.16.

trekken aan de overeenkomst door middel van een opt out-verklaring.173 Echter, voor de hand ligt dat velen dit niet zullen doen vanwege het tijdsverloop, de kosten en risi-co’s die hieraan verbonden zijn.174 Het hof sluit zijn beoordeling meestal af met een constatering dat het voor individuele gevallen niet goed mogelijk is om per benadeel-de vast te stellen wat een rebenadeel-delijke vergoeding is. Een percentage van benadeel-de te ontvangen vergoeding acht het hof een goede oplossing.175

3.4. Tussenconclusie

De manier waarop schadevaststelling plaatsvindt bij massaschadezaken in de praktijk verschilt tussen categorale modellen en formules. Ook zien we dat er zaken zijn die een combinatie hebben van deze twee. In regelingen met categorale modellen sluit de hoogte van de vergoeding aan bij de categorie waar benadeelden toe behoren gelet op hun schade.176 In regelingen met formules staat centraal dat benadeelden naar verhou-ding recht hebben op een deel van het maximale compensatiebedrag.177 Wat opvalt is dat beide regelingen werken met objectieve factoren waar benadeelden aan moeten voldoen om voor een bepaalde vergoeding in aanmerking te komen. Hoewel in de DES-zaak en de Duisenberg-regeling geen ruimte is voor individuele omstandighe-den, bieden andere modellen deze ruimte wel. Een voorbeeld is de regeling van de Rechtbank Amsterdam in de zaak Dexia. Dit model werkt met bandbreedtes, die in-gevuld kunnen worden gelet op in hoeverre de factoren van toepassing zijn op de be-nadeelde. Daarnaast is in deze regeling afwijking van het model mogelijk wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden in individuele gevallen.178 Tot slot valt op dat bij de beoordeling van de hoogte van de vergoedingen, het hof deze enkel toetst aan artikel 7:907 lid 3 sub b BW.

173 Hof Amsterdam, 17 januari 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BV1026, ro. 6.4.3.

174 Hof Amsterdam, 17 januari 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BV1026, ro. 6.4.3.

175 Hof Amsterdam, 13 juli 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2422, ro. 5.46, Hof Amsterdam, 29 april 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:B12717, ro. 4.15 en Hof Amsterdam, 15 juli 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ2691, ro. 4.15.

176 Hof Amsterdam 1 juni 2006, ECLI:NL:GHAMS:2006:AX6440, ro. 3.1.

177 Hof Amsterdam, 29 april 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:B12717, ro. 4.12.

178 Ktr. Amsterdam, 27 april 2007, ECLI:NL:RBAMS:2007:BA3914, ro. 9.8 en Ktr. Amsterdam, 27 april 2007, ECLI:NL:RBAMS:2007:BA3916 ro. 7.6.

Hoofdstuk 4. Analyse omtrent schadevaststelling van

In document Masterscriptie Rechtsgeleerdheid (pagina 28-31)