• No results found

5. Affectie van leerkrachten ten opzichte van 21 e eeuwse vaardigheden

5.2. Belang van de afzonderlijke vaardigheden

Tijdens het interview is de leerkrachten gevraagd welk belang zij hechten aan de vaardigheden op een Likertschaal van één tot vijf (1= helemaal niet belangrijk, tot: 5= heel belangrijk) en dit vervolgens toe te lichten. Tabel 4 geeft weer welk belang de leerkrachten aan de afzonderlijke vaardigheden hechten.

Tabel 4.

Het belang dat de leerkrachten in dit onderzoek hechten aan de vaardigheden

Vaardigheid N M (SD) Communiceren 12 4.83 (0.37) Creativiteit 13 4.12 (0.74) ICT-geletterdheid 12 3.79 (0.69) Kritisch denken 13 4.46 (0.46) Probleemoplossend vermogen 14 4.75 (0.56) Samenwerken 14 4.57 (0.53)

Sociale en culturele vaardigheden 12 4.29 (0.59)

Opvallend is het geringe belang dat de leerkrachten hechten aan de ICT-geletterdheid. Op de vraag naar het belang dat leerkrachten hechten aan de afzonderlijke vaardigheden, komt ICT-geletterdheid onderaan in de lijst te staan. Een verklaring die door zes leerkrachten genoemd werd voor dit geringe belang, isde relatie tot de eigen vaardigheid van de leerkracht: “De kinderen kunnen tegenwoordig ook al heel veel, dus ik denk dat het minder belangrijk is dat we dat op school minder aanbieden. Uiteindelijk weten ze er straks al meer van dan dat wij weten. Als dat nu al niet zo is.” Ook is er onduidelijkheid over de invulling van deze vaardigheid, wat maakt dat de leerkrachten minder positief tegenover deze vaardigheid staan. Zo vallen: ‘Computational thinking’ en ‘programmeren’ niet goed bij het merendeel van de leerkrachten: “Ik begrijp nog steeds niet wat de meerwaarde is van computation thinking… Ik denk dat dit iets is voor de middelbare school en het voortgezet onderwijs. Ik zie daar echt niet

48

iets in waar wij als basisschool óók nog iets mee zouden moeten.” en: “Er moet al zo veel. Als ik naar mijn dagen kijk, ik zit al vol. Dan moet ik ook nog gaan programmeren met ze. Ik denk ook als je gaat kijken naar de populatie van de klas, hoeveel procent wil er uiteindelijk de ICT in? Dat is een heel klein deel.” Deze leerkracht is van mening dat ICT onevenredig veel aandacht krijgt ten opzichte van andere vakgebieden: “Wat heb je nodig voor de zorg? Dan moet je ook EHBO terugbrengen. We hebben veel mooie dingen weggehaald en dan gaan we zeggen dat programmeren zo belangrijk gaat worden. Ik denk dat dat helemaal niet waar is, want ik denk dat de zorg en dat soort beroepen, die zullen altijd blijven bestaan. Waarom krijgen die dan zo weinig aandacht? En die noodzaak van technologie zal er ook zijn, dus dan komt dat vanzelf.” Ondanks dat het verschilin mate van belang dat leerkrachten aan de ICT-geletterdheid hechten ten opzichte van de andere vaardigheden niet groot is, geven onderbouwleerkrachten in hun toelichting duidelijk aan het samenspelen, communiceren, de creativiteit en motorische ontwikkeling belangrijker te vinden dan ICT vaardigheden. Toch mag de kleuters de kans niet ontnomen worden om zich te ontwikkelen in de ICT vaardigheid: “Bij de kleuters moet je er ook echt wel op letten. Ze zijn er dol op, vooral sommige kinderen hoor. Ik vind juist die brede ontwikkeling dus alle zintuigen ontwikkelen, dus niet alleen maar dat.” Zoals bij deelvraag 1 naar voren komt, wordt ICT-basisvaardigheid in de onderbouw vooral gezien als doel, maar in de bovenbouw vooral als middel voor het maken van opdrachten, werkstukken of presentaties. Dit heeft ook invloed op het belang dat de leerkrachten er aan hechten:“Die anderen zie ik echt wel gewoon dat het belangrijk is dat kinderen het beheersen. Bij ICT vind ik dat ook wel, maar dat vind ik meer een middel om die andere punten dan weer te halen.”

Niet alleen bij ICT-geletterdheid, maar ook bij de andere vaardigheden is er verschil in belang te onderscheiden vanuit de onderwijsvorm, de locatie van de school en de onderwijsbouw waarop de leerkrachten werkzaam zijn (zie Tabellen 5, 6 en 7). De scores liggen dicht bij elkaar. De helftvan de leerkrachten deed dan ook een uitspraak waaruit blijkt dat ze alle vaardigheden belangrijk vinden, zoals: “Ik vind ze allemaal even belangrijk. Ik denk niet dat ze zonder elkaar kunnen. Als je niet kunt samenwerken of met de ICT aan de slag kan, dan loop je vast. Probleemoplossend vermogen dat is waar het om gaat. Kritisch denken als je dat niet doet, dan ben je nog niet echt onderzoekend bezig.”

Leerkrachten die werkzaam zijn op een OGO school hechten over het algemeen meer belang aan de afzonderlijke vaardigheden dan leerkrachten die werkzaam zijn in het traditioneel onderwijs, met uitzondering van de vaardigheden: communiceren, samenwerken en sociale en

49

culturele vaardigheid, waarbij de leerkrachten vanuit de eerder genoemde tweedeling, gemiddeld meer positieve uitingen geven ten opzichte van de sociale vaardigheid dan de culturele vaardigheden. Sociale vaardigheden worden vooral belangrijk gevonden als middel en minder als doel op zich. Redenen voor het belang dat leerkrachten in het algemeen hechten aan samenwerken en communiceren, zijn dat samenwerken en communiceren de basis vormen, dat je de hele dag niks anders doet dan boodschappen uitzenden en weer ontvangen, dat je door communicatie weet hoe iemand zich voelt, dat je met goede communicatie conflicten kunt vermijden en doordat je de gehele dag door met anderen te maken hebt en samen moet werken, ofwel: “Dat is iets wat je overal en te allen tijde nodig hebt. Dat moet je kunnen!” Vanuit de OGO scholen kan de mindere mate aan belang voor deze vaardigheden gekoppeld worden aan de sociaal culturele werkelijkheid die nagebootst wordt in hun onderwijs, waarbij zowel samenwerken, communiceren als sociale vaardigheden centraal staan. De kinderen doen hier veel ervaring mee op en het zit geïntegreerd in het OGO onderwijs waardoor het vanzelfsprekend is en de leerkrachten mogelijk minder noodzaak in een verdere ontwikkeling van de vaardigheden zien. Tabel 5 geeft weer welk belang de leerkrachten aan de afzonderlijke vaardigheden hechten, vanuit de verschillende onderwijsvormen.

Tabel 5.

Het belang dat leerkrachten hechten aan de vaardigheden vanuit de onderwijsvormen

OGO (N=6) Traditioneel (N=8) Vaardigheid N M (SD) N M (SD) Communiceren 5 4.8 (0.4) 7 4.86 (0.35) Creativiteit 6 4.33 (0.47) 7 3.93 (0.86) ICT-geletterdheid 6 3.92 (0.61) 6 3.67 (0.75) Kritisch denken 6 4.75 (0.38) 7 4.21 (0.36) Probleemoplossend vermogen 6 5.0 (0) 8 4.56 (0.68) Samenwerken 6 4.42 (0.61) 8 4.69 (0.43)

Sociale en culturele vaardigheden 4 4.0 (0.71) 8 4.44 (0.46)

Tevens zijn kleine verschillen te onderscheiden wat betreft het belang dat bovenbouwleerkrachten of onderbouwleerkrachten aan de afzonderlijke vaardigheden hechten. Vanuit de toelichtingen van leerkrachten op de onderwijsverandering in het algemeen, komt naar voren dat onderbouwleerkrachten meer waarde hechten aan: samenspelen, communiceren, creativiteit en de motorische ontwikkeling. Dit komt ten dele overeen met de mate van belang dat de onderbouwleerkrachten aan de vaardigheden hechten, waaruit blijkt dat onderbouwleerkrachten het meeste belang hechten aan: communiceren, probleemoplossend

50

vermogen, samenwerken en sociale en culturele vaardigheden. Bovenbouwleerkrachten uit dit onderzoek hechten gemiddeld meer belang aan creativiteit, ICT-geletterdheid, kritisch denken en probleemoplossend vermogen dan de onderbouwleerkrachten. Met creativiteit wordt in de bovenbouw (zeven van de acht bovenbouwleerkrachten) naast de creatieve vakken ook het creatief denken bedoeld, ofwel: out of the box denken en dan vooral rondom het onderzoekend leren. ICT-geletterdheid wordt vooral verklaard vanuit het verschil van belang tussen de onderbouw en de bovenbouw: “Ik vind deze vaardigheid toch minder belangrijk ten opzichte van de andere vaardigheden, zeker in de onderbouw. Ik denk dat dat wel weer verschuift op het moment dat je naar de midden- bovenbouw gaat. Dan vind ik het juist wel weer heel belangrijk, omdat ze dan veel meer de informatie kunnen gaan filteren.” Redenen waarom kritisch denken in de bovenbouw belangrijk gevonden wordt zijn: omdat je anders onder de voet gelopen wordt in de maatschappij, voor de eigen ontwikkeling: “Je kunt denk ik ook altijd blijven groeien, dus moet je altijd kritisch blijven: wat kan er beter.” En vanuit het sociale aspect: “Ik zou willen dat iedereen kritisch denkt op een respectvolle manier.” Het belang dat bovenbouwleerkrachten aan probleemoplossend vermogen hechten komt grotendeels voort vanuit ervaringen met de huidige leerlingen in relatie tot het toekomstperspectief voor leerlingen. Bovenbouwleerkrachten ervaren dat leerlingen door de jaren heen weinig zelfstandig zijn geworden: “ik denk dat bij jonge kinderen heel veel problemen opgelost worden door ouders, dus die kunnen dat zelf niet meer” en zien daar problemen in voor de toekomst: “Als je dat op het voortgezet onderwijs nog hebt, dan wordt je gepest. Daar wordt je geen gelukkig mens van en je krijgt veel meer zelfvertrouwen als je het zelf kan handelen.” Onderbouwleerkrachten hechten gemiddeld meer belang aan communiceren en sociaal en culturele vaardigheden dan bovenbouwleerkrachten, wat in het kleuteronderwijs als basis en voorwaarde voor het leren dient. Tabel 6 geeft weer welk belang de leerkrachten aan de afzonderlijke vaardigheden hechten, vanuit de verschillende onderwijsbouwen.

Tabel 6.

Het belang dat leerkrachten hechten aan de vaardigheden vanuit verschillende onderwijsbouwen Onderbouw (N=7) Bovenbouw (N=7) Vaardigheid N M (SD) N M (SD) Communiceren 7 4.86 (0.35) 5 4.8 (0.4) Creativiteit 7 3.93 (0.86) 6 4.33 (0.47) ICT-geletterdheid 6 3.5 (0.5) 6 4.08 (0.73) Kritisch denken 7 4.21 (0.36) 6 4.75 (0.38) Probleemoplossend vermogen 7 4.71 (0.7) 7 4.79 (0.36)

51

Samenwerken 7 4.57 (0.56) 7 4.57 (0.49)

Sociale en culturele vaardigheden 6 4.33 (0.75) 6 4.25 (0.38)

Een derde verschil in het belang dat de leerkrachten hechten aan de afzonderlijke vaardigheden, is te vinden in de locatie van de school. Zo hechten de leerkrachten die werkzaam zijn in een stad meer waarde aan creativiteit, ICT-geletterdheid, kritisch denken en probleemoplossend vermogen. Leerkrachten die werkzaam zijn in een dorp hechten meer belang aan communiceren en sociale en culturele vaardigheid. Het belang voor de culturele vaardigheid komt voort vanuit de actuele gebeurtenissen, wat een leerkracht die werkzaam is in een dorp, vertaalde naar een leerdoel in haar onderwijs: “Ik vind het in de verharding van deze maatschappij wel belangrijk. Wat meer verdraagzaamheid zou mooi zijn.” En een andere leerkracht die werkzaam is in een dorp vertelde: “Je hebt in de maatschappij te maken met heel veel culturen. Als je dan ziet wat er allemaal gaande is: Zoveel onbegrip en zoveel niet luisteren en niet met elkaar in gesprek willen gaan, wat een slecht voorbeeld voor deze kinderen is en hoe belangrijk het juist dan is.”Vanuit de toelichtingen van de leerkracht komen verder geen duidelijke verklaringen naar voren voor het verschil in belang vanuit de locatie van de school waarop de leerkracht werkzaam is. Tabel 7 geeft weer welk belang de leerkrachten aan de afzonderlijke vaardigheden hechten, vanuit de verschillende locaties.

Tabel 7.

Het belang dat leerkrachten hechten aan de vaardigheden vanuit verschillende locaties.

Dorp (N=10) Stad (N=4) Vaardigheid N M (SD) N M (SD) Communiceren 8 4.88 (0.33) 4 4.75 (0.43) Creativiteit 9 4.23 (0.79) 4 3.75 (0.43) ICT-geletterdheid 8 3.88 (0.78) 4 3.63 (0.41) Kritisch denken 9 4.39 (0.46) 4 4.63 (0.41) Probleemoplossend vermogen 10 4.65 (0.63) 4 5 (0) Samenwerken 10 4.6 (0.54) 4 4.5 (0.5)

Sociale en culturele vaardigheden 8 4.31 (0.43) 4 4.25 (0.83)

Daarnaast heeft één van de scholen vanuit de context van de school, kleine klassen. Leerkrachten die werkzaam zijn op die school hechten meer belang aan de vaardigheid: probleemoplossend vermogen. Vanwege de kleine klassen krijgen alle conflicten en hulpvragen gelijk de aandacht van de leerkracht: “Hier worden heel snel problemen voor kinderen opgelost, omdat je een kleine groep hebt. Het nadeel is dat je alles ziet. Soms zat ik gewoon zo van: ik

52

zie het niet. Kinderen zijn heel erg gewend dat het opgelost wordt. Dat stukje probleemoplossend vermogen is bij deze kinderen wel wat lager dan op een andere school, omdat ze de kans niet krijgen om zich daar in te ontwikkelen.”