• No results found

Beginselen van de terugvordering

In document Volume 1: (pagina 78-81)

Het doel van de RVA is natuurlijk om, in het belang van de gemeenschap, maximaal terug te vorderen.

Maar hij houdt ook rekening met de soms zeer problematische situatie van de debiteuren en werkt loyaal mee aan het realiseren van de doelstellingen van de collectieve schuldenregeling (artikelen 1675/2 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek).

2.3.3.3

De terugvorderingsprocedure

2.3.3.3.1

Vaststelling van de schuldvordering

Het werkloosheidsbureau bezorgt de debiteur zijn gemotiveerde beslissing tot terugvordering en vraagt hem om zijn schuld terug te betalen.

Voor de terugvordering is het heel belangrijk dat het terug te betalen bedrag (berekend op basis van de gegevens van het proces Verificatie) en de vordering tot terugbetaling zo snel mogelijk aan de debiteur worden meegedeeld.

Bijgevolg doen de werkloosheidsbureaus al het nodige om:

•de duur van de procedures die leiden tot de beslissing tot terugvordering zoveel mogelijk te beperken (onderzoeken en betwiste zaken);

•de vraag tot terugbetaling samen met de beslissing tot terugvordering te versturen. De debiteur kan dus onmiddellijk de financiële draagwijdte van die beslissing afwegen. Op die manier vermijdt men beroepen bij de arbeidsrechtbank die louter worden ingesteld om het recht op uitkeringen zo lang mogelijk te behouden.

In 2017 gebeurde de gezamenlijke verzending gemiddeld in 89,8% van de dossiers (in 2016 89,4%, in 2015 89,5% en in 2014 88,3%). Die hoge score wijst op het positieve effect van de automatisering van de berekening van het terug te vorderen bedrag enerzijds, en van de automatische aanmaak van de documenten met betrekking tot de terugvordering anderzijds. Het aantal beslissingen tot terugvordering door het proces Vergoedbaarheid in wacht­

klassement, dat 808 bedroeg eind 2017 (tegen 911 eind 2016, 989 eind 2015 en 1 088 eind 2014), blijft laag in verhouding tot de 44 097 beslissingen tot

79

2

Vergoedbaarheid

terugvordering genomen door de werkloosheids­

bureaus in 2017 (tegen 43 237 in 2016, 58 196 in 2015 en 61 187 in 2014).

De debiteur kan een beroep instellen bij de arbeids­

rechtbank tegen de beslissing tot terugvordering (en de vordering tot terugbetaling).

2.3.3.3.2

Opvolging van de terugvordering

Indien de debiteur niet onmiddellijk betaalt of niet het volledige bedrag van zijn schuld betaalt, zijn er verschillende mogelijkheden om de procedure voort te zetten. Zo:

•kan de debiteur betalingsfaciliteiten aanvragen met een formulier dat bij het bevel tot betaling wordt gevoegd. Het werkloosheidsbureau aan­

vaardt de betalingsfaciliteiten ambtshalve indien ze overeenstemmen met het aflossingsplan dat de Rijksdienst zelf voorstelt in het formulier. Anders onderzoekt het, op basis van de financiële situatie van de debiteur en rekening houdend met de belangen van de Rijksdienst, of er betalings­

faciliteiten kunnen worden toegekend. Indien dat zo is, stelt de RVA, bij voorkeur samen met de de­

biteur, het bedrag van de periodieke terug­

betalingen vast;

•kan een schuldbemiddelaar eveneens betalings­

faciliteiten vragen in het kader van een minnelijke aanzuiveringsregeling;

•zal het bureau, indien de debiteur geen enkel initiatief heeft genomen, hem in geval van niet­

betaling een eerste, en daarna een tweede aanmaning toezenden. Als hij niet reageert of niet betaalt, zal het werkloosheidsbureau onderzoeken of er inhoudingen kunnen worden verricht op uitkeringen in toepassing van artikel 1410 § 4 van het Gerechtelijk Wetboek (voornamelijk inhoudin­

gen op werkloosheidsuitkeringen, loopbaan­

onderbrekingsuitkeringen, vergoedingen van de ziekte­ en invaliditeitsverzekering en pensioenen).

De informaticatoepassing waarover het proces Vergoedbaarheid beschikt (OPTIREC) vereenvoudigt de opvolging van de terugvordering. Via een kruising van het bestand van de debiteuren en de dossiers van werkloosheidsuitkeringen en loopbaan­

onderbreking, maakt ze het mogelijk om de debiteuren op te sporen die in aanmerking komen om dergelijke uitkeringen te ontvangen en ten laste

van wie een inhouding op uitkeringen eventueel zou kunnen worden doorgevoerd in toepassing van artikel 1410 § 4 van het Gerechtelijk Wetboek.

2.3.3.3.3

Overmaking aan de Administratie Niet­fiscale Invordering

Als het werkloosheidsbureau er niet in slaagt terug te vorderen, neemt de Administratie Niet­fiscale Invordering van de Federale Overheidsdienst Financiën de fakkel over. De wet kent die administratie immers meer bevoegdheden toe dan de RVA indien de debiteur niet wil terugbetalen. Ze maakt het haar onder andere mogelijk:

•gebruik te maken van de fiscale balans (zie punt 2.3.3.5);

•over te gaan tot een vereenvoudigd uitvoerend beslag onder derden (via aangetekend schrijven of via elektronische weg) om de verschuldigde bedragen te innen bij de debiteur, bijvoorbeeld als loon;

• via een gerechtsdeurwaarder over te gaan tot bewarend beslag en uitvoerend beslag, voornamelijk op de roerende en onroerende goederen van de debiteur;

•een wettelijke hypotheek te nemen op de onroerende goederen van de debiteur.

De Administratie van Niet­fiscale Invordering komt enkel in België tussen. Verblijft de debiteur in het buitenland, dan zet de RVA zijn inspanningen in dat land voort via een gespecialiseerde instantie.

Het overmaken van de dossiers, hun inschrijving in de bureaus van de niet­fiscale invordering en de initiële invorderingsfase door die laatste, zijn geautomatiseerd (zie ook punt 2.3.3.5).

2.3.3.3.4

Verzaking aan de terugvordering

In bepaalde gevallen kan het beheerscomité van de RVA, naargelang het geval, ofwel ambtshalve, ofwel op vraag van de debiteur, geheel of gedeeltelijk ver­

zaken aan de terugvordering van de nog terug te betalen bedragen. De bestaansmiddelen van de de­

biteur vormen het meest voorkomende motief om de ontheffing aan te vragen.

Tabel 2.3.3.I vermeldt voor de laatste vier jaar het aantal terugvorderingsdossiers voorgelegd aan het

80

beheerscomité, het bedrag dat ze vertegen­

woordigden en het bedrag waarvoor een beslissing tot gehele of gedeeltelijke verzaking werd genomen (collectieve schuldenregelingen niet inbegrepen – zie infra).

Tabel 2.3.3.I

Dossiers voorgelegd aan het beheerscomité

Aantal

dossiers Bedrag van de Geannuleerde voorgelegd aan schuldvorderingen bedragen het beheers­ (in miljoen (in miljoen

Jaar comité EUR) EUR)

2014 877 5,246 2,896

2015 826 4,856 2,327

2016 946 5,951 3,388

2017 714 4,332 2,064

Om de cijfers van die vier jaar en de vergelijking ervan te kunnen beoordelen, moet men rekening houden met de annulatie in 2017 van 182 oude onproductieve schuldvorderingen bij de Administratie Niet­fiscale Invordering voor een bedrag van 0,512 miljoen EUR (tegenover 314 voor een bedrag van 1,267 miljoen EUR in 2016, 219 voor een bedrag van 0,712 miljoen EUR in 2015 en 232 voor een bedrag van 0,822 miljoen EUR in 2014).

Wat de andere dossiers betreft (aanvragen om ontheffing afkomstig van debiteuren, overleden debiteuren zonder gekende erfgenamen die de erfenis aanvaard hebben, verdwenen debiteuren …), waren er in 2017 306 aanvragen om ontheffing afkomstig van debiteuren (tegenover 343 dossiers in 2016, 389 dossiers in 2015 en 412 dossiers in 2014). Die 306 aanvragen om ontheffing vertegen­

woordigen nauwelijks 0,69% van het totale aantal beslissingen tot terugvordering genomen in 2017 (tegenover 0,79% in 2016, 0,67% in 2015 en 0,67%

in 2014). Voor dat type van aanvragen om ontheffing afkomstig van de debiteuren zelf, kende het beheerscomité in 2017 een ontheffing toe voor 20,31% van de terug te betalen bedragen (tegen­

over 19,60% in 2017, 24,01% in 2015 en 26,88% in 2014).

In 96,41% van de dossiers van aanvraag om ontheffing ingediend door de debiteuren (tegenover 96,50% in 2016, 97,67% in 2015 en 97,82% in 2014), heeft de RVA de beslissing van het beheers­

comité aan de aanvrager meegedeeld binnen een

termijn van maximaal vier maanden (en in de meeste gevallen nog veel sneller) na ontvangst van het volledige dossier van die aanvrager. De bestuurs­

overeenkomst met de overheid bepaalt een percentage van 95%. De procedure omvat: de grondige controle, door het hoofdbestuur, van het dossier van de aanvrager en van het administratieve dossier overgemaakt door het werkloosheidsbureau, het onderzoek voor advies door een commissie van technici die één keer per maand samenkomt en verder het onderzoek voor beslissing door het beheerscomité tijdens zijn eerstvolgende zitting.

Wanneer de bevoegde rechter een debiteur heeft toegelaten tot de collectieve schuldenregeling, kan de schuldbemiddelaar in een minnelijke aanzuiveringsregeling een gedeeltelijke of volledige ontheffing van de nog terug te betalen sommen voorstellen.

Het aantal aanvragen om (gedeeltelijke of eventueel volledige) ontheffing geformuleerd in een minnelijke aanzuiveringsregeling is lichtjes gedaald in 2017. In 2017 sprak de RVA zich uit over 1 139 regelingen, tegenover 1 214 in 2016, 1 170 in 2015 en 1 044 in 2014.

Zoals vermeld in punt 2.3.3.2, werkt de RVA loyaal mee aan de realisatie van de doelstellingen van de wetgeving op de collectieve schuldenregeling: “de financiële toestand van de debiteur herstellen, met name hem in staat stellen in de mate van het mogelijke zijn schulden te betalen en tegelijkertijd waarborgen dat hij zelf en zijn gezin een mens­

waardig bestaan kunnen leiden.” Van de 1 139 collectieve schuldenregelingen met voorstel tot verzaking, waarover de RVA zich in 2017 heeft uitgesproken, heeft hij er 1 116 aanvaard.

De nog resterende terug te betalen sommen waaraan de RVA op voorstel van een schuldbemiddelaar aanvaard heeft te verzaken, zijn niet opgenomen in het in tabel 2.3.3.I vermelde totaalbedrag van de ontheffingen van 2,064 miljoen EUR. Krachtens de wet is de verzaking immers voorwaardelijk. De debiteur moet eerst de over verschillende jaren gespreide collectieve aanzuiveringsregeling uitvoeren.

81

2

Vergoedbaarheid

2.3.3.4

Toestand van de terugvorderingen door

In document Volume 1: (pagina 78-81)