• No results found

Beginselen van de terugvordering

In document Volume 1:activiteitenverslag (pagina 79-82)

Het doel van de RVA is natuurlijk om, in het belang van de gemeenschap, maximaal terug te vorderen.

Maar hij houdt ook rekening met de soms zeer proble-matische situatie van de debiteuren en werkt loyaal

mee aan het realiseren van de doelstellingen van de collectieve schuldenregeling (artikelen 1675/2 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek).

2.3.4.3

De terugvorderingsprocedure

2.3.4.3.1

Vaststelling van de schuldvordering

Het werkloosheidsbureau bezorgt de debiteur zijn gemotiveerde beslissing tot terugvordering en vraagt hem om zijn schuld terug te betalen.

Voor de terugvordering is het heel belangrijk dat het terug te betalen bedrag (berekend op basis van de gegevens van het proces Verificatie) en de vordering tot terugbetaling zo snel mogelijk aan de debiteur worden meegedeeld.

Bijgevolg doen de werkloosheidsbureaus al het no-dige om:

•de duur van de procedures die leiden tot de beslis-sing tot terugvordering zoveel mogelijk te beper-ken (onderzoebeper-ken en betwiste zabeper-ken);

•de vraag tot terugbetaling samen met de beslis-sing tot terugvordering te versturen. De debiteur kan dus onmiddellijk de financiële draagwijdte van die beslissing afwegen. Op die manier ver-mijdt men beroepen bij de arbeidsrechtbank die louter worden ingesteld om het recht op uitkerin-gen zo lang mogelijk te behouden.

In 2016 gebeurde de gezamenlijke verzending ge-middeld in 89,4% van de dossiers (in 2015 89,5%, in 2014 88,3% en in 2013 88,1%). Die hoge score wijst op het positieve effect van de automatisering van de berekening van het terug te vorderen bedrag enerzijds, en van de automatische aanmaak van de documenten met betrekking tot de terugvordering anderzijds. Het aantal beslissingen tot terugvorde-ring door het proces Vergoedbaarheid in wachtklas-sement, dat 911 bedroeg eind 2016 (tegen 989 eind 2015, 1 088 eind 2014 en 1 477 eind 2013), blijft laag in verhouding tot de 43 237 beslissingen tot terugvordering genomen door de werkloosheidsbu-reaus in 2016 (tegen 58 196 in 2015, 61 187 in 2014 en 59 773 in 2013).

De debiteur kan een beroep instellen bij de arbeids-rechtbank tegen de beslissing tot terugvordering (en de vordering tot terugbetaling).

80

2.3.4.3.2

Opvolging van de terugvordering

Indien de debiteur niet onmiddellijk betaalt of niet het volledige bedrag van zijn schuld betaalt, zijn er verschillende mogelijkheden om de procedure voort te zetten. Zo:

•kan de debiteur betalingsfaciliteiten aanvragen met een formulier dat bij het bevel tot betaling wordt gevoegd. Het werkloosheidsbureau aan-vaardt de betalingsfaciliteiten ambtshalve indien ze overeenstemmen met het aflossingsplan dat de Rijksdienst zelf voorstelt in het formulier. Anders onderzoekt het, op basis van de financiële situatie van de debiteur en rekening houdend met de be-langen van de Rijksdienst of er betalingsfaciliteiten kunnen worden toegekend. Indien dat zo is, stelt de RVA, bij voorkeur samen met de debiteur, het bedrag van de periodieke terugbetalingen vast;

•kan een schuldbemiddelaar eveneens betalingsfa-ciliteiten vragen in het kader van een minnelijke aanzuiveringsregeling;

•zal het bureau, indien de debiteur geen enkel initia-tief heeft genomen, hem in geval van niet-betaling een eerste, en daarna een tweede aanmaning toe-zenden. Als hij niet reageert of niet betaalt, zal het werkloosheidsbureau onderzoeken of er inhoudingen kunnen worden verricht op uitkeringen bij toepas-sing van artikel 1 410 § 4 van het Gerechtelijk Wetboek (voornamelijk inhoudingen op werkloos-heidsuitkeringen, loopbaanonderbrekingsuitkerin-gen, vergoedingen van de ziekte- en invaliditeits-verzekering en pensioenen).

De informaticatoepassing waarover het proces Vergoedbaarheid beschikt (OPTIREC) vereenvoudigt de opvolging van de terugvordering. Via een kruising van het bestand van de debiteuren en de dossiers van werkloosheidsuitkeringen en loopbaanonder-breking, maakt ze het mogelijk om de debiteuren op te sporen die in aanmerking komen om dergelijke uitkeringen te ontvangen en ten laste van wie een inhouding op uitkeringen eventueel zou kunnen worden doorgevoerd in toepassing van artikel 1 410

§ 4 van het Gerechtelijk Wetboek.

2.3.4.3.3

Overmaking aan de Administratie Niet-fiscale Invordering

Als het werkloosheidsbureau er niet in slaagt terug te vorderen, neemt de Administratie Niet-fiscale

Invordering van de Federale Overheidsdienst Financiën de fakkel over. De wet kent die adminis-tratie immers meer bevoegdheden toe dan de RVA indien de debiteur niet wil terugbetalen.

De Administratie van Niet-fiscale Invordering komt enkel in België tussen. Verblijft de debiteur in het buitenland, dan zet de RVA zijn inspanningen in dat land verder via een gespecialiseerde instantie.

Het overmaken van de dossiers, hun inschrijving in de bureaus van de niet-fiscale invordering en de ini-tiële invorderingsfase door deze laatste, zijn geau-tomatiseerd (zie ook punt 2.3.4.5).

2.3.4.3.4

Verzaking aan de terugvordering

In bepaalde gevallen kan het Beheerscomité van de RVA, naargelang het geval, ofwel ambtshalve, ofwel op vraag van de debiteur, geheel of gedeeltelijk ver-zaken aan de terugvordering van de nog terug te betalen bedragen. De bestaansmiddelen van de debiteur vormen het meest voorkomende motief om de ontheffing aan te vragen.

Tabel 2.3.4.I vermeldt voor de laatste vier jaar het aantal terugvorderingsdossiers voorgelegd aan het Beheerscomité, het bedrag dat ze vertegenwoordig-den en het bedrag waarvoor een beslissing tot gehele of gedeeltelijke verzaking werd genomen (collectieve schuldenregelingen niet inbegrepen – zie infra).

Tabel 2.3.4.I

Dossiers voorgelegd aan het Beheerscomité

Aantal

dossiers Bedrag van de Bedragen voorgelegd aan schuldvorderingen vrijgesteld het Beheers- (in miljoen (in miljoen

Om de cijfers van die vier jaren en de vergelijking ervan te kunnen beoordelen, moet men rekening houden met de annulatie in 2016 van 314 oude on-productieve schuldvorderingen bij de Administratie Niet-fiscale Invordering voor een bedrag van 1,267 miljoen EUR (tegenover 219 voor een bedrag van 0,712 miljoen EUR in 2015, 232 voor een bedrag van 0,822 miljoen EUR in 2014 en 254 voor een be-drag van 1,239 miljoen EUR in 2013).

81

2

Vergoedbaarheid

Wat de andere dossiers betreft (aanvragen om ont-heffing afkomstig van debiteuren, overleden debi-teuren zonder gekende erfgenamen die de erfenis aanvaard hebben, verdwenen debiteuren …), waren er in 2016 343 aanvragen om ontheffing afkomstig van debiteuren (tegenover 389 dossiers in 2015, 412 dossiers in 2014 en 417 dossiers in 2013). Die 343 aanvragen om ontheffing vertegenwoordigen nauwelijks 0,79% van het totale aantal beslissingen tot terugvordering genomen in 2016 (tegenover 0,67% in 2015, 0,67% in 2014 en 0,70% in 2013).

Voor dat type van aanvragen om ontheffing afkom-stig van de debiteuren zelf, kende het Beheerscomité in 2016 een ontheffing toe voor 19,60% van de te-rug te betalen bedragen (tegenover 24,01% in 2015, 26,88% in 2014 en 25,90% in 2013).

In 96,50% van de dossiers van aanvraag om onthef-fing ingediend door de debiteuren (tegenover 97,67% in 2015, 97,82% in 2014 en 99,76% in 2013), heeft de RVA de beslissing van het Beheerscomité aan de aanvrager meegedeeld binnen een termijn van maximaal vier maanden (en in de meeste geval-len nog veel sneller) na ontvangst van het volledige dossier van die aanvrager. De bestuursovereenkomst met de overheid bepaalt een percentage van 95%.

De procedure omvat: de grondige controle, door het hoofdbestuur, van het dossier van de aanvrager en van het administratieve dossier overgemaakt door het werkloosheidsbureau, het onderzoek voor ad-vies door een commissie van technici die één keer per maand samenkomt en verder het onderzoek voor beslissing door het Beheerscomité tijdens zijn eerstvolgende zitting.

Wanneer de bevoegde rechter een debiteur heeft toegelaten tot de collectieve schuldenregeling, kan de schuldbemiddelaar in een minnelijke aanzuive-ringsregeling een gedeeltelijke of volledige ontheffing van de nog terug te betalen sommen voorstellen.

Het aantal aanvragen om (gedeeltelijke of eventueel volledige) ontheffing geformuleerd in een minnelij-ke aanzuiveringsregeling, neemt voortdurend toe. In 2016 sprak de RVA zich uit over 1 214 regelingen, tegenover 1 170 in 2015, 1 044 in 2014 en 878 in 2013.

Zoals vermeld in punt 2.3.4.2, werkt de RVA loyaal mee aan de realisatie van de doelstellingen van de wetgeving op de collectieve schuldenregeling: “de financiële toestand van de debiteur herstellen, met name hem in staat stellen in de mate van het moge-lijke zijn schulden te betalen en tegemoge-lijkertijd waar-borgen dat hij zelf en zijn gezin een menswaardig bestaan kunnen leiden.” Van de 1 214 collectieve schuldenregelingen met voorstel tot verzaking, waarover de RVA zich in 2016 heeft uitgesproken, heeft hij er 1 180 aanvaard.

De nog resterende terug te betalen sommen waar-aan de RVA op voorstel van een schuldbemiddelaar aanvaard heeft te verzaken, zijn niet opgenomen in het in tabel 2.3.4.I vermelde totaalbedrag van de ontheffingen van 3,388 miljoen EUR. Krachtens de wet is de verzaking immers voorwaardelijk. De debi-teur moet eerst de over verschillende jaren gesprei-de collectieve aanzuiveringsregeling uitvoeren.

82 2.3.4.4

Toestand van de terugvorderingen door de

In document Volume 1:activiteitenverslag (pagina 79-82)