• No results found

Volgens Tacitus’ narratief van de Bataafse Opstand dreigt er door toedoen van Julius Civilis ook een Germaanse dreiging aan de Rijngrens. Zo wordt de leider van de Bataafse Opstand neergezet als een Germaanse barbaar die in de chaos van het Vierkeizerjaar zijn kans schoon zag om te rebelleren om het juk van het rijk van zich af te werpen. Civilis’ handelingen tijdens de opstand worden daarbij verrijkt met allerlei typisch Germaanse gebruiken. De vraag die hierbij gesteld dient te worden, is of dat daadwerkelijke acties waren van Civilis, of dat Tacitus hier degene is die Germaanse clichés heeft geïmplementeerd. Tacitus is echter vrijwel de enige bron over het conflict.113 De historicus heeft dus, naast de archeologische bronnen, weinig keuze wil hij Tacitus’ narratief niet gebruiken in het

112 Lendering, De Rand van het Rijk 152.

113 P. A. Brunt, ‘Tacitus on the Batavian Revolt’ in: P. A. Brunt, Roman Imperial Themes (Oxford 1990) 33. Andere bronnen zijn Josephus, BJ 1.5, 7.75-88 en Dio, 66.3, maar deze bronnen voegen volgens Brunt bijna niets toe aan wat we weten van het conflict dankzij Tacitus.

reconstrueren van de gebeurtenissen. Er zijn daarbij ook goede redenen om Tacitus als betrouwbare bron te zien. Zo was hij zelf een tijdgenoot van de Bataafse opstandelingen en alhoewel hij te jong geweest moet zijn om die opstand als ooggetuige meegemaakt te hebben (hij was waarschijnlijk geboren in 56 en was nog te jong voor een militaire carrière), moeten we er niet van uitgaan dat hij zo lang na het conflict leefde en schreef dat zijn verslag sterk gekleurd is door aannames uit een later tijdperk. Tacitus baseerde zich daarbij waarschijnlijk op Plinius de Oudere, een contemporaine bron van de Bataafse Opstand en tevens iemand die goed bekend was met de regio waar de opstand uitbrak, doordat hij dienst gedaan had als prefect van een cavalerie-eenheid en gestationeerd was bij Xanten aan de Rijngrens.114 Moderne geleerden nemen Tacitus’ versie van de gebeurtenis dan ook voor een groot gedeelte voor waar aan, op een enkele criticus na die sindsdien zelf onder zware kritiek is komen te staan.115 Er zijn dus goede redenen om aan te nemen dat Tacitus’ narratief voor een groot gedeelte de historische realiteit weergeeft. Daarbij zou het teruggrijpen op een Germaanse identiteit een logische handeling zijn wanneer de Bataafse Opstand bekeken wordt vanuit het framework van de native revolt.116 Bij native revolts worden bepaalde, culturele elementen van de cultuur in verdrukking met extra klemtoon ingezet. Zo kunnen de Germaanse clichés gezien worden als historische werkelijkheid.117 Dit zou betekenen dat Civilis daadwerkelijk ageerde tegen de Romeinse heerschappij.

Welke zogenaamde Germaanse clichés van de Bataven komen we allemaal tegen in Tacitus’ verslag van de Bataafse Opstand? De Germaanse clichés in Tacitus’ narratief zijn veeltallig. Allereerst komen de Bataven aan de vooravond van de opstand bijeen in een heilig woud voor een ceremonieel feestmaal, waar zij barbaarse riten en voorvaderlijke eedformules afleggen.118 Bij het beleg van het legerkamp bij Xanten worden de Bataven met vaandels van veteranen-cohorten vergezeld door Germanen met hun eigen ‘uit bossen en wouden gehaalde beestengestalten, al naar gelang elk volk traditioneel ten strijde trekt.’119 Totdat de Bataven een overwinning behalen op het legioen bij Vetera, laat Civilis naar barbaarse gelofte zijn haar lang groeien en rood verven, net zoals de Chatti dat doen in Tacitus’ Germania.120 Ten slotte laat Civilis zich bijstaan door de Germaanse profeet Veleda die hem 114 Jona Lendering, ‘Pliny the Elder’ 19 januari 2019. https://www.livius.org/articles/person/pliny-the-elder/

(29 juni 2019).

115 Brunt, ‘Tacitus on the Batavian Revolt’ 33. De strenge kritiek is afkomstig van G. Walser, Rom, das Reich,

und die fremden Völker in der Geschichtsschreibung der frühen Kaiserzeit (Baden-Baden 1951).

116 S.L. Dyson, ‘Native Revolts in the Roman Empire’ 239-274.

117 Andere interpretaties van Germaanse typeringen zijn afkomstig van B. Isaac, en E.S. Gruen. Isaac is van mening dat de Romeinen in de oudheid al vormen van racisme kenden in de vorm van proto-racisme, zie B. Isaac, The Invention of Racism in Classical Antiquity (Princeton 2004). Gruen zou zeggen dat de Germaanse typeringen gezien kunnen worden als stereotypes, die de Romeinen gebruikten in een proces van othering, zie E.S. Gruen, Rethinking the Other in Antiquity (Princeton 2011).

118 Tac., Hist. 4.14-15. 119 Tac., Hist. 4.22.

ook nog eens grote Germaanse aanhang bezorgt.121

Tacitus laat Civilis teruggrijpen op een soort geïdealiseerde Germaanse identiteit en weet Civilis’ opstand hiermee wel heel erg on-Romeins neer te zetten. Dit is opmerkelijk, want Julius Civilis moet een sterk geromaniseerd individu geweest zijn. Hij behoorde tot de aristocratie van een stam die trouw was aan het Romeinse rijk en aan zijn naam is te zien dat hij Romeins burgerrecht had. Verder had hij 25 jaar dienst gedaan in de Romeinse auxilia en was hij prefect geweest van een cohort.122 Slofstra heeft aangetoond dat het benoemen van inheemse leiders tot prefect gebruikelijk was in de grenspolitiek.123 Ook de Bataafse troepen die voor Civilis vochten moesten gediend hebben in de Romeinse auxilia en tot op zekere hoogte geromaniseerd zijn. Toch vormen de Germaanse stereotypes ook aanwijzingen dat de Bataven hun Germaanse identiteit aan het benadrukken waren. De stereotypes kunnen daarmee dus geïnterpreteerd worden als oprechte pogingen oude elementen van de verdrukte cultuur nieuwe leven in te blazen. Ook zijn het Romeins en Bataafs zijn twee dingen die elkaar niet hoeven uit te sluiten in de Romeinse wereld.

Het eerste symbolische element dat misschien triviaal lijkt, maar perfect aansluit op deze beschrijving van nativisme, is de keuze van Julius Civilis zijn haar vorm te geven aan de hand van de militaire situatie, net zoals de Chatti dat doen in de Germania.124 Hier moet men stilstaan bij Tacitus

die ons vertelt dat de Bataven waren ontstaan uit een afsplitsing van de Germaanse Chatti.125 Alhoewel hierboven is aangetoond dat de Bataafse afkomst ingewikkelder was, toont Roymans’ verklaringsmodel van etnogenese aan hoe zij toch van hun gemeenschappelijke identiteit overtuigd konden raken.126 Daarbij mag men niet vergeten dat de Eburonen volgens Caesar deel uit maken van de zogenaamde Germani cisrhenani, groepen die door Tacitus ook als Germanen worden gezien die ooit uit Germanië zijn overgestoken naar de Gallische of Romeinse kant van de Rijn. De handelingen die het Germaans-zijn van Civilis aantonen zijn nog betekenisvoller wanneer wij in overweging nemen dat Civilis wellicht nog steeds een belangrijke rol vervulde in de Traditionskern van zijn stam. Het rood laten verven en niet knippen naar barbaarse gelofte is in deze context een duidelijk teruggrijpen op een oude, voorvaderlijke, culturele identiteit door Civilis, waarmee hij duidelijk verwees naar de Chattische oorsprong van zijn stam. Linton zou dus zeggen dat we hier te maken hebben met een

121 Ibidem, Hist. 4.61. 122 Ibidem, 4.32.

123 J. Slofstra, ‘Batavians and Romans on the Lower Rhine. The romanisation of a frontier area’, Archaeological

Dialogues 9, (2002) 18. Slofstra noemt dit het ‘Cottiaans model, genoemd naar Marcus Julius Cottius, die door

Augustus werd aangewezen als praefectus civitatium van verscheidene kleine stammen in het westelijk Alpengebied in 12 v.Chr.. Dit toont aan dat het Romeins bestuur aan de grens niet enkel gebaseerd was op dwang, maar ook op het succesvol verleiden van de inheemse elites tot samenwerking. Andere methoden hiervoor waren het schenken van Romeins burgerschap en het verlenen van militair leiderschap over inheemse eenheden (zoals we ook zien bij de Bataven).

124 Tac., Hist. 4.61, Germ. 4.31. 125 Ibidem, 4.12.

vorm van rationeel herlevingsnativisme. Rationeel overlevingsnativisme heeft namelijk ten doel uitgestorven gebruiken van de cultuur opnieuw in te voeren, waarmee ze symbolen worden voor de periode dat de cultuur nog groots en vrij was. Vooral de verwijzing naar de vrijheid van de oude cultuur zou logisch zijn, aangezien vrij worden van Romeinse overheersing waarschijnlijk het streven was van de opstandelingen. Ook de vergadering in het heilig woud aan de vooravond van de opstand lijkt terug te grijpen op een oud Germaans gebruik.127 Het is belangrijk erbij stil te staan dat deze bijeenkomst het begin betekende van de opstand en dat Civilis’ bijeenkomst in het woud veel steun vergaarde voor zijn zaak. Dit toont aan dat het benadrukken van de inheemse cultuur en het nativisme van Civilis veel indruk maakte op zijn stamgenoten.

Wat volgens Dyson verder typerend is voor Romeins nativisme is de aanwezigheid van een dynamisch of charismatische leider, die in staat is een grote alliantie te smeden tussen verschillende stammen. Ongetwijfeld vervult Civilis deze rol in de Bataafse Opstand. Niet alleen is hij volgens Tacitus van adellijke komaf onder de Bataven,128 het lukt hem om ook andere stammen zoals de Cannanefaten en Germaanse stammen van over de Rijn ervan te overtuigen met hem ten strijde te trekken. Hiermee schakelt Dyson Civilis gelijk aan Vercingetorix, Bouddica, Bato van Daesitate en Arminius, die allemaal gemeen hebben dat zij een enorme aanhang verwerven en een alliantie weten te smeden tussen groepen, die vóór hun incorporatie in het Romeinse rijk nog niet in staat waren tot zulke grote samenwerkingsverbanden. Het persoonlijk agency dat aan deze opstandelingenleiders gegeven wordt door antieke auteurs is niet alleen een literaire truc om het verhaal te versimpelen, maar ook typerend en toonaangevend voor de grote invloed die dergelijke individuen uitoefenen op het op touw zetten van de opstand. De prominente rollen die gespeeld worden door overwinnaars en verslagenen in de vorm van de overwinnende generaal en de geketende leider bij triomftochten, verzekeren ons als lezer dat deze bijzondere aandacht voor individuen meer is dan alleen een literair thema.129 Tevens zijn veel van de opstandelingenleiders bekend met Romeinse militaire praktijken; Vercingetorix, Bato, Arminius en Civilis hadden allemaal dienst gedaan in de auxilia en waren daardoor ook beter in staat met de Romeinen te vechten en te onderhandelen. Verder is hun vergrote capaciteit tot nationale samenwerking te verklaren uit hun dienst in etnische eenheden in de auxilia, waarbij een gevoel van eendracht gekweekt was en waarmee de inheemse opstandelingen inzagen hoe machtig zij wel niet konden zijn wanneer zij hun krachten bundelden.130

Ook de profetische figuur, een ander belangrijk kenmerk van de nativismebeweging, speelt een invloedrijke rol in het succes van de Bataafse Opstand. De rol van profetisch figuur wordt hier

127 Tac., Germ. 22. 128 Ibidem, Hist. 4.13, 4.32

129 M. Beard, The Roman Triumph (Cambridge 2007) 133-139.

130 Dyson, ‘Native Revolts in the Roman Empire’, 252. Cassius Dio zegt dit zelfs expliciet in het geval van de Pannonische Opstand, Dio 55.29.

duidelijk vervuld door Veleda. Deze zieneres was een ongehuwde vrouw uit de stam van de Bructeri, die erin slaagde de Germanen van over de Rijn te winnen voor de Bataafse zaak. Veleda’s gezag was op zijn hoogtepunt nadat zij de Romeinse nederlaag bij Vetera succesvol had voorspeld.131 Ook stuurde Civilis haar de legioenslegaat Munius Lupercus, volgens Dyson waarschijnlijk met het doel om wegens religieuze redenen geofferd te worden.132 Dit zou betekenen dat de Bataven enige waarde zagen in deze profete en in het belijden van hun voorvaderlijke cultuur en religie. De voorspellingen van Gallische druïden, in reactie op de dood van Vitellius en de brand van het Capitool, past in dit plaatje van nativismeprofeten. De brand zou een teken zijn ‘van de toorn der goden’, die duidde op ‘wereldmacht voor de stammen ten noorden van de Alpen.’133 Tacitus noemt het loze voorspellingen, maar hier dient benadrukt te worden dat de druïden een belangrijke rol speelden in de inheemse religie van de Galliërs, een religie die niet geheel toevallig weer opleefde toen de Noord-Gallische stammen van de Treveren en Lingonen zich onder leiderschap van Julius Tutor en Julius Sabinus aan de zijde van Civilis voegden.134

Religie is een andere belangrijke uitlaatklep van de verdrukte cultuur bij nativisme volgens Dyson en alhoewel dit op het eerste oog geen grote rol lijkt te spelen tijdens de opstand van de Bataven, onthult een nauwkeurige lezing van de Historiën wel degelijk paralellen met andere native revolts. Zo kan het incident na de overgave van Vetera bij Xanten, waarbij een colonne Romeinse legionairs die een vrije uittocht waren beloofd, maar uiteindelijk toch werden afgeslacht, gezien worden als een teken van nativisme. Tacitus laat Civilis zich hierom beklagen, maar trekt tegelijkertijd in twijfel of Civilis dit uit schijn deed, waarmee hij laat doorschemeren dat het misschien zelfs op zijn bevel had plaatsgevonden.135 Het legt in ieder geval de intenties van de Germaanse agressie bloot, die duidelijk gericht was tegen de Romeinen.

Deze plotselinge agressie tegen de Romeinen past in Dysons beeld van nativisme. Daarbij heeft de afhandeling van de vernietiging van Vetera ook religieuze associaties. Zo stelt Lendering dat het gebruiken van de krijgsgevangen als schietschijf door Civilis’ zoontje een teken is van de inheemse religie: krijgsgevangen worden ter dood veroordeeld.136 Op soortgelijke creatieve wijze werden de gevangengenomen Romeinse legionairs bij de Varusramp op rituele wijze bij altaren geslacht door de Germanen, waarvan Germanicus de resten nog aantreft in het Teutoburgerwoud.137 Cassius Dio plaatst zo ook het geweld in Romeins Brittannië door de opstandelingen onder Bouddica in een religieus kader. Hij beschrijft de behandeling van aanzienlijke Romeinse en Brits-Romeinse vrouwen

131 Tac., Hist. 4.61.

132 Dyson, ‘Native Revolts in the Roman Empire’, 265. 133 Tac., Hist. 4.54.

134 Ibidem, 4.55. 135 Ibidem, 4.60.

136 Tac., Hist. 4.62. Lendering, De rand van het Rijk 162. 137 Tac., Ann. 1.61.

op gruwelijke wijze: zij werden gestript, verminkt en gespietst op houten palen in het woud van Andate, de Britse godin van de overwinning.138 Dergelijke slachtingen ziet Dyson als typerend voor de native revolt. De betekenis van zulke moordpartijen met religieuze associaties moet niet onderschat worden; het zijn immers tekenen dat culturele of religieuze spanningen meespeelden. Dergelijke slachtingen zijn een uitlaat voor de frustraties van de overheerste volkeren jegens de overheerser.

Er zijn dus sterke aanwijzingen die erop duiden dat de Bataafse Opstand ook een cultureel verzet was tegen Rome, gestoeld op een vermeende oude Germaanse identiteit. Mattingleys interpretatie van identiteit sluit hier perfect op aan, namelijk dat identiteit gezien moet worden in termen van machtsverhoudingen.139 Dit is een interessant gegeven wanneer er gekeken wordt naar de Bataafse Opstand als een cultureel verzet, want bij deze gebeurtenis lijken de identiteitsverschillen tussen de opstandelingen en Romeinen juist bewust aangescherpt te worden. In plaats van de Germaanse typeringen dus te zien als Tacitus’ omgang met gebruikelijke sjablonen voor barbaren en Germanen, kunnen we deze handelingen wellicht beter begrijpen als uitingen van een identiteit die de nieuwe machtsverhouding tussen de Bataven en het Rijngebied in het Vierkeizerjaar

vertegenwoordigen, één waarin de Bataven de macht van Rome verwierpen en weer één werden met hun vermeende Germaanse afkomst. Het afzetten tegen de macht van het rijk ging zo dus gepaard met het afzetten van de eigen culturele identiteit tegenover die van de Romeinse wereld, waarbij de Bataven zich gingen definiëren als de volkeren die niet bij het rijk hoorden: de Germanen.

Hoe de Bataafse Opstand precies afliep is een mysterie. Het 11de-eeuwse middeleeuwse manuscript uit de abdij van Monte Cassino, waarop de Historiën zijn gekopieerd, breekt halverwege Civilis’ toespraak helaas af. Wat er van hem geworden is staat dus niet vast. Uit Tacitus’ Germania mag men afleiden dat het oude bondgenootschap in ieder geval was hersteld. Toen Tacitus’

etnografische dossier werd gepubliceerd in 98 leverden de Bataven nog steeds hulptroepen volgens aloud verbond.140 Desalniettemin hadden ze een grote prijs betaald voor hun trouw aan Civilis: hun hoofdstad lag in puin en werd een paar kilometer verderop herbouwd. Veel stamgenoten moeten gesneuveld zijn tijdens de opstand en aangezien vrijwel elke Bataafse familie een zoon leverde aan de auxilia, moet de rouw wijdverspreid en diepgeworteld zijn. Als zodanig is het goed voor te stellen dat Civilis geen rustige oude dag had.141 Cerialis had hem wellicht straffeloosheid beloofd, maar het zou niet de eerste keer zijn dat een Romein zijn woord brak. De aanval op de legioensbasis bij Xanten en Civilis’ hoogverraad zouden waarschijnlijk niet vergeven zijn. Anderzijds zal de wrok bij de Bataven zo diep geweest zijn dat hem hetzelfde lot toe kon komen als Arminius of Gannascus, die door de wraak

138 Dio, 62.7.

139 Mattingly, Imperialism, Power, and Identity 214-216.

140 Tac., Germ. 29. Datering Germania: J.A. van Rossum, ‘The end of the Batavian auxiliaries as ‘national’ units’ 117.

van een stamgenoot om het leven kwamen.142 Het is echter onmogelijk te achterhalen.

Wat we wel weten is dat de opstand voortkwam uit een langere traditie van nativisme door de bewoners langs de Rijngrens van het imperium. Zoals hierboven geschetst behielden de volkeren langs de Rijngrens hun authentieke cultuur en karakter tot ver na de incorporatie in het rijk. Tijdens de opstand escaleerde deze anti-Romeinse houding. De Romeinse macht werd verworpen en in plaats daarvan werd de oude Germaanse identiteit gecultiveerd. De ondergang van Rome werd volgens inheemse gebruiken voorspeld en de voorvaderlijke tradities werden weer in ere hersteld. Civilis’ nativisme, bewust of onbewust, vond grote weerklank bij de Germanen en even leek de noordgrens verloren aan totale barbarij. De Bataafse Opstand laat daarmee zien hoe nauw identiteit en macht verbonden zijn aan elkaar. De heruitgevonden identiteit van de Bataven symboliseerde de verwerping van Rome.