• No results found

H ISTORISCHE , JURIDISCHE EN POLITIEKE CONTEXT

4.1 B ESCHRIJVING ONDERZOEK

Vanuit de literatuur komt naar voren dat de mate van succes bij beleid afhankelijk is van de factoren doelgericht, beschikbaarheid van informatie, verkregen en toegepaste macht en verworven integratie. Deze factoren zijn moeilijk te kwantificeren. In hoeverre er voldoende informatie is, is afhankelijk van of de hoeveelheid informatie aansluit bij de verwachtingen. De waarden bij deze factoren berusten op de ervaringen van betrokkenen. Om de onderzoeksvraag van de scriptie te kunnen beantwoorden moeten er waarden aan de factoren gegeven worden, om te bepalen of het beleid succesvol is. Ervaringen van betrokkenen kunnen deze waarden verstrekken. Deze waarden kunnen door interviews of enquêtes verkregen worden. Er is gekozen voor interviews, aangezien betrokkenen op deze wijze meer

47

hun eigen ervaringen kunnen delen. In een enquête dient men een keuze te maken uit een selectie van antwoorden, of men moet men op een schaal antwoorden. Een interview biedt de mogelijkheid om open vragen te stellen, waardoor men vrij is zelf antwoord te geven.

Het interview kent enkel open vragen. Hierdoor worden respondenten minder een bepaalde kant op gestuurd in de beantwoording van de vragen. Ieder interview kent een gelijke opbouw, de vragen verschillen wel enigszins tussen de instellingen met een ANBI-status en de publieke instelling. Het interview kent een algemeen deel en een deel wat is toegespitst op de factoren van succes. Het algemene deel bestaat uit vragen over de organisatie, ANBI/status, algemeen nut en kerkgenootschap. Respondenten wordt gevraagd een beschrijving te geven van de organisatie. Tevens wordt gevraagd hoe het lidmaatschap is vormgegeven en of de koepel directe leden heeft en of er contributie wordt betaald binnen de organisatie. Ten aanzien van het algemeen nut, is de vraag of men moeite heeft om 90% van de activiteiten aan het algemeen nut te verbinden. Tot slot is gevraagd of men vindt dat de rechtspersoonlijkheid kerkgenootschap moet veranderen. Bij de voorbereiding op de interviews bleek in de media meermaals aandacht te zijn gevraagd voor de rechtspersoonlijkheid van een kerkgenootschap. In tegenstelling tot stichtingen en verenigingen hoeven de bestuurders niet bij naam geregistreerd te worden, aangezien de levensbeschouwing niet mag worden geregistreerd. In de media werd genoemd dat het begrip kerkgenootschap voor sommige geloofsgemeenschappen teveel verwijst naar het christelijk geloof waardoor zij niet als kerkgenootschap wensten geregistreerd te worden. Doordat bij deze interviews enkele geloofsgenootschappen worden geïnterviewd is ervoor gekozen deze vraag te stellen om zo een bijdrage aan deze discussie te kunnen leveren.

Na het algemene deel zijn de vragen toegespitst op de factoren van succes en falen. Aan de hand van iedere factor is een aantal vragen gevormd, die zijn voorgelegd aan de respondenten. Om de factor doelgericht te bepalen is in de vraagstelling met name gefocust op de prioritering en de formulering. Voor de factor beschikbaarheid van informatie is met name gekeken naar de aansluiting bij de doelgroep en bekendheid over het beleid. Voor de factor verkregen en toegepaste macht is gekeken naar de beïnvloeding van het beleid en de weerstand op het beleid. De vragen voor de factor verworven integratie zijn gericht op culturele en structurele integratie, dit houdt in de overeenstemming met de doelstelling en samenwerking tussen instellingen. De vraagstellingen verschillen voor instellingen met een ANBI-instelling en publieke instellingen, maar vragen dezelfde situaties uit. Enkel bij de factor verworven integratie wordt er bij de instellingen met een ANBI-status meer gevraagd

48

naar de samenwerkingen met andere instellingen, waarbij er in de interviews met de publieke instellingen wordt ingezoomd op de horizontale en verticale integratie in en tussen de verschillende departementen.

Om een zo goed mogelijk beeld te krijgen is ervoor gekozen om koepelorganisaties te benaderen voor de interviews. De gedachte hierachter is dat deze organisaties een goed beeld hebben van de organisaties onder hen. Een koepelorganisatie zou kunnen spreken voor alle organisaties en een bijdrage kunnen leveren aan het algemene, landelijke beeld, wat een meer valide en betrouwbaarder beeld geeft van de situatie. Van de koepelorganisaties van verschillende instellingen werden reacties ontvangen, een aantal gaf aan niet mee te willen werken. Tot deelname bereid waren het Verbond voor Progressief Jodendom, de Boeddhistische Unie Nederland en de Orde voor Vrijmetselarij. Het Verbond voor Progressief Jodendom heeft 10 aangesloten gemeenten. De Boeddhistische Unie Nederland heeft 40 aangesloten leden. Opvallend is dat de vrijmetselarij zich niet beschouwd als religie of levensbeschouwing. Het is een vereniging met een besloten karakter, waar samenkomsten worden georganiseerd om met elkaar te compareren. De reden dat zij benaderd zijn, komt voort uit het aantal ANBI’s uitgegeven aan loges. In het ANBI register staan 280 loges geregistreerd momenteel, waarbij totaal 5500 mannen ingeschreven staan. Alle instellingen met een ANBI-status moeten voldoen aan dezelfde voorwaarden. Ondanks dat in het interview bleek dat de vrijmetselarij zich niet beschouwt als levensbeschouwing, dienen zij wel te voldoen aan dezelfde wetgeving als levensbeschouwelijke instellingen. In een besloten gemeenschap wisselen zij van gedachten, zij compareren hierover, bewust geen discussiëren, ieders opinie is immers gelijk. Wel erkennen zij een oppergrootmeester, daarom worden zij gemakshalve binnen deze scriptie als een levensbeschouwing beschouwd. In het kader van dit onderzoek is het interessant om ook deze groep mee te nemen om de ervaringen op het gebied van het beleid in relatie met de factoren doelgericht, beschikbaarheid van informatie, verkregen en toegepaste macht en verworven integratie te beoordelen.

Er zijn onder andere verzoeken gestuurd naar hindoeïstische, christelijke, islamitische koepels en de scientology church. Deze organisaties hebben niet gereageerd of wensten niet mee te werken.

De publieke instellingen die benaderd zijn bestaan uit het ANBI-team van de Belastingdienst en het ministerie van Financiën. De Belastingdienst wilde graag haar medewerking verlenen aan het interview, wat uiteindelijk plaatsvond bij het ANBI-team in Eindhoven. Het ministerie

49

van Financiën is ook benaderd, als zijnde het ministerie dat verantwoordelijk is voor de beleidsvorming. Echter, gezien het gebrek aan tijd gaf het ministerie van Financiën aan niet te willen meewerken. Zij gaven aan dat de onlangs uitgevoerde evaluatie antwoorden biedt. De vragen aan het ministerie zijn beantwoord aan de hand van de evaluatie, waarna deze ter controle zijn aangeboden aan het ministerie van Financiën.

Voorafgaande aan het interview is in alle gevallen aangegeven dat de interviews werden opgenomen om het transcript te kunnen uitschrijven. Alle meewerkende instellingen hebben de mogelijkheid gehad om het transcript na te lezen en zaken aan te vullen of te wijzigen indien dit onjuist was weergegeven. Bij het benaderen van de partijen is aangegeven dat het alle partijen vrijstond om bepaalde vragen niet te beantwoorden.