• No results found

H ISTORISCHE , JURIDISCHE EN POLITIEKE CONTEXT

4.2 A LGEMEEN DEEL

Uit het interviews gaven de antwoorden op de algemene vragen een goed beeld van de wijze waarop de instellingen georganiseerd zijn. De groep respondenten vertoont een grote variatie, een variatie die zich uit op allerlei gebied. Zoals eerder beschreven zijn er twee publieke instellingen en drie private levensbeschouwelijke instellingen.

Ten aanzien van de instellingen met een ANBI-status betreft dit koepelorganisaties, organisaties die een paraplu-functie hebben voor gemeenschappen met dezelfde achtergrond. Sommigen van deze organisaties hebben een groepsbeschikking, maar dat is niet bij allemaal het geval. Groepsbeschikkingen kunnen in twee situaties worden toegewezen, het kan een bewuste keuze zijn om het aan te vragen en het kan worden opgelegd. Bij een groepsbeschikking is de koepelorganisatie verantwoordelijk voor de ANBI-waardigheid van de aangesloten instellingen. Levensbeschouwelijke instellingen zijn ANBI-waardig indien 90% van de activiteiten het algemeen nut dient. Van alle ondervraagde instellingen met een ANBI-status heeft geen organisatie moeite om de 90% algemeen nut te verklaren. Het ANBI- team van de Belastingdienst beoordeelt het algemeen nut aan de hand van het lijstje zoals dat is opgenomen in de Geefwet, hierin worden levensbeschouwelijke activiteiten als algemeen nut aangemerkt. Kritisch zijn de situaties waarin geld binnen instellingen ten goede komt aan particuliere belangen of er winst is beoogd met de activiteiten. Over het algemeen zijn er geen conflicten op dat gebied en levensbeschouwing wordt gezien als algemeen nut, dus er is geen moeite om de ANBI-status te verkrijgen.

50

De financiering maakt hierbij geen verschil, de organisatie kan steunen op vrijwillige giften en op contributies. Van belang is dat het geld niet wordt opgepot en er geen winst wordt gegenereerd. Een aantal instellingen hanteren een contributie, iedere individuele organisatie is vrij om het bedrag te bepalen.

De rechtspersoonlijkheid van de private instellingen is bij de Boeddhistische Unie Nederland en bij de Orde van Vrijmetselaren een vereniging, het verbond voor Progressief Jodendom is een kerkgenootschap. Alle organisaties vervullen de rol van een koepelorganisatie, zij dragen zorg voor de aangesloten instellingen. Geen van de instellingen ervaart problemen met de naamgeving van de rechtspersoonlijkheid kerkgenootschap.

Alle organisaties hebben geen individuele leden, maar vervullen taken ten behoeve van de aangesloten organisaties, al verschilt de invulling van de ondersteuning per organisatie. De Orde van Vrijmetselaren kent een langdurige inwijding, waarbij geïnteresseerden levensbeschrijvingen aanleveren. Uiteindelijk oordeelt een landelijk bestuurslid, de grootonderzoek, of deze mensen mogen worden toegelaten tot de gemeenschap. De loges van de vrijmetselarij zijn verder wel autonoom. De activiteiten van de Boeddhistische Unie Nederland worden door de aangesloten leden aangedragen. Het boeddhisme kent geen hiërarchie en daarom bepaalt de Boeddhistische Unie Nederland niet voor de leden. Het Verbond voor Progressief Jodendom laat de gemeenten autonoom handelen, maar faciliteert hierin door een rabbijn toe te wijzen aan gemeenten.

4.3D

OELGERICHT

De eerste factor voor een succesvol beleid is doelgericht. Ten aanzien van de factor doelgericht is gevraagd naar doelstelling van de Geefwet. Heeft de Geefwet geleid tot een vergroting van de vrijgevigheid? De respondenten gaven aan dat vrijwel alle leden van levensbeschouwelijke organisaties gebruik maken van de Geefwet bij de inkomstenbelasting. De mogelijkheid tot belastingteruggave wordt gebruikt, maar de mate waarin de vrijgevigheid bij levensbeschouwelijke instellingen wordt vergroot is minimaal. De Boeddhistische Unie Nederland gaf aan dat er een fiscaal voordeel wordt ontleend aan de Geefwet en de mogelijkheid tot belastingvrij schenken. Volgens hen zijn organisaties niet afhankelijk van de Geefwet voor hun bestaan, maar is het bestaan voor alle organisaties met een ANBI-status gemakkelijker om de financiën rond te krijgen. De vrijmetselarij gaf aan dat er drie punten zeer aantrekkelijk zijn aan de Geefwet. Dit zijn de fiscale aftrekbaarheid, fiscaal gunstig

51

legateren en een teruggave van een deel van de energiebelasting. Leden worden wel aangemoedigd om het bedrag op te hogen, maar dat komt enkel ten behoeve aan de loge. Van vrijgevigheid is nauwelijks sprake bij de vrijmetselarij, aangezien leden contributie betalen. Men kan het bedrag naar boven afronden, maar het stimuleren van de vrijgevigheid is meer van toepassing op goede doelen, volgens de vrijmetselarij. Het verbond voor progressief Jodendom heeft hierin grotendeels dezelfde visie. Slechts een enkeling wordt gestimuleerd meer te geven door de Geefwet, dit is afhankelijk van verschillende factoren. Echter, het Verbond voor Progressief Jodendom ziet ook nadelen van de Geefwet. Zij zien een verhoging van de administratieve lasten. Er zit namelijk een begrenzing in tijd en voorwaarden, door bijvoorbeeld de publicatieplicht. Vanuit de publieke instellingen wordt dit beeld herkent. Het ANBI-team merkt in aanvragen dat instellingen aangegeven dat gevers met name doneren waarbij zij een giftenaftrek kunnen genereren. Dit argument wordt het meest aangedragen, er is geen zicht op wat andere fiscale redenen voor een aanvraag zijn, zoals energiebelasting. Het ANBI-team heeft een aantal taken, wat zich centreert op het bepalen of een instelling kan worden aangemerkt als een ANBI of niet. Deze afweging wordt gemaakt op basis van de activiteiten van de instelling. De activiteiten moeten algemeen nuttig zijn en mogen geen particuliere belangen dienen of winst genereren. Algemeen nuttige activiteiten zijn opgesomd op een lijst en hiertussen moet de activiteit te plaatsen zijn. Levensbeschouwelijke instellingen staan vermeld op de lijst, zodoende worden deze instellingen altijd aangemerkt als algemeen nut. Naast dat de doelstellingen het algemeen nut moeten beogen, mogen de activiteiten geen particulieren belangen dienen of winst genereren. Particuliere belangen kunnen ook schuilen in het uitkeren van excessieve salarissen of meermaals dezelfde ZZP´ers inhuren. Het ANBI-team is alert op deze zaken, maar in die sfeer is het beleid niet altijd toereikend. Instellingen mogen geen winst genereren, wel zijn er meerdere manieren mogelijk om geld te genereren als fondsenwerving. Op de vraag of de doelstelling wordt behaald werd geantwoord dat de vraag gesteld kan worden wat de doelstelling is. Er zijn meer mogelijkheden bijgekomen om geld te genereren, enkel de vrijgevigheid stimuleren is te eng geformuleerd. Voor levensbeschouwelijke instellingen moet het beleid wel effectief zijn, in 2008 zijn alle levensbeschouwelijke organisaties massaal ANBI gebleven, maar er is geen bewijs voor de effectiviteit, aldus het ANBI-team. Het ministerie van Financiën erkent de ervaringen van het ANBI-team. Zij tonen aan dat de giftenaftrek bij een derde van de gebruikers de giften verhoogt. De marginale verschillen in het fiscale voordeel lijken geen invloed te hebben. De doelstelling van de giftenaftrek is het verhogen van giften. Voorheen was de doelstelling “het door vermindering van belasting van schenkers verlichting te

52

bevorderen van de financiële moeilijkheden der kerkelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke en het algemeen nut beogende instellingen”. Het blijkt dat 30% meer geeft en 70% zelfs het dubbele bedrag. Men redeneert hierbij vanuit de netto kosten, bij de donatie houdt men rekening met de teruggave. Ondanks dat de doelstelling van de giftenaftrek wordt behaald, ziet het ministerie van Financiën de taak van het ANBI-team als complex en lastig. Zij dragen namelijk zorg voor 43.000 ANBI’s, waarbij ook nog zorg gedragen moet worden voor ex-ANBI’s. Het is zeer arbeidsintensief door de grote vormvrijheid van het beleid. De publicatieplicht heeft een grote vormvrijheid, wat de controle van de jaarcijfers tot een arbeidsintensieve klus maakt. Tevens moet het ANBI-team vooraf toetsen of de instelling ANBI-waardig zal gaan handelen, bij een misschatting kunnen de fiscale voordelen achteraf niet teniet worden gedaan. De open normen maken dit lastig. Het ANBI-team gaf zelf ook aan dat het inschatten of een instelling winst zal gaan maken aan het begin moeilijk te bepalen is, aangezien er vaak in het eerste jaar ook investeringskosten zijn. In de eigen evaluatie concludeert het ministerie van Financiën dat de ANBI-status in veel gevallen wordt gebruikt als een keurmerk. Instellingen die geen voordeel ondervinden van de fiscale regeling vragen een ANBI-status aan voor het vrijwilligerswerk waarvoor het keurmerk wordt gebruikt. Ten aanzien van de doelgerichtheid van de Geefwet en levensbeschouwelijke instellingen zijn een drietal opmerkingen te maken voor het ministerie van Financiën. Ten eerste concluderen zij op basis van literatuur dat de inkomsten van levensbeschouwelijke instellingen met 64% dalen op het moment dat er geen giftenaftrek zou bestaan. Ten tweede hadden zij in gesprekken met levensbeschouwelijke instellingen vernomen dat de integriteitstoets niet werd gewaardeerd, omdat het bestuurders beoordelen op hun strafblad niet aansluit bij de vergevingsgezinde visie van de levensbeschouwelijke instellingen. Tot slot ervaren de vrijwilligers van kleine kerkgenootschappen een grote regeldruk om aan de Geefwet te voldoen. Dit werd ook aangegeven door het Verbond voor Progressief Jodendom.