• No results found

Andere programma met de nationale identiteit als thema

In document Pronkstukken voor een nieuwe tijd (pagina 63-82)

3. Het pronkstuk van Nederland en zijn plek binnen het Nederlandse medialandschap

3.5 Andere programma met de nationale identiteit als thema

Zoals eerder gezegd is onder invloed van verregaande globalisering en versnelling van de maatschappij de kwestie rond nationale identiteit hoog op de politieke en maatschappelijke agenda komen te staan. Dit is terug te zien in het aanbod op de Nederlandse televisie. Meerdere programma’s van verschillende omroepen hebben duiding proberen te geven aan de vraag wat de

M. Vlemmings. ‘Laat Nijntje blijven, maar Jip en Janneke niet’. De Volkskrant. 5 januari 2018. <https://

133

Nederlandse identiteit is, of juist niet is. Een voorbeeld hiervan is het televisieprogramma Holland! van rockzangeres Ryanne van Dorst uitgezonden door BNNVARA in januari 2018. De serie bestond uit zeven afleveringen. In de eerste zes afleveringen eerder werd er aan de hand van thema’s ingegaan op het abstracte begrip identiteit: nationale symbolen, tolerantie, normen en waarden, tradities, en gelijkgestemden. Gedurende deze afleveringen ging van Dorst het land in op zoek naar spontane, ongedwongen gesprekken. Meer dan 5000 kijkers van Holland! vulden vervolgens een enquete in waarin zij via het reageren op stellingen hun mening gaven over de nationale identiteit. Voorbeelden van deze stellingen zijn: “De Hollandse recht-voorz’n-raap mentaliteit is een goede eigenschap” en “De Nederlandse vlag is mooi en moet vaker te zien zijn in het straatbeeld”. In een afsluitende studio-aflevering onderwierp van Dorst, doormiddel van een quizvorm, de gasten presentator Kaj Gorgels, goochelaar en televisiepresentator Hans Kazan, Rapper Donnie, burgermeester van Arnhem Ahmed Markouch, actrice en model Fajah Lourens en voormalig pornoactrice Bobbi Eden aan de bevindingen van de enquete. Het doel van de kandidaten was om, via meerkeuze vragen, de uitkomsten van de enquete te raden. De winnaar van de quiz, en daarmee ook diegene die het meest bij de mening van de kijker kwam, Fajah Laurens, werd uitgeroepen tot ‘de meest Nederlandse Nederlander’.

Een tweede voorbeeld is Groeten uit Holland, eveneens BNNVARA, waarvan het eerste seizoen van tien afleveringen werd uitgezonden in november en begin december van 2017. Een tweede seizoen van tien afleveringen was te zien vanaf 7 januari 2018. In de serie krijgen vijf eerste generatie Marokkaanse vrouwen Nederlandse les. Om deze lessen in praktijk te brengen, trekken Habiba, Farida, Fatima, Khadija en Aicha door het land om zich onder te dompelen in de Hollandse gebruiken en tradities. Zo ontdekken ze onder andere de wandelvierdaagse, bootje varen, moderne kunst, de hond uitlaten en Sinterklaas. Ondertussen hebben ze verrassende en vrolijke ontmoetingen met Nederlanders waarbij iedereen een spiegel voorgehouden krijgt. De regisseur, Jalal Bouzamour, noemde Groeten uit Holland “een vrolijke, confronterende en soms emotionele serie”. 134

Nog geen maand later trapte EO-BNNVARA af met een nieuw seizoen van de reportageserie Typisch…! waarin de levens van gewone mensen in een buurt ergens in Nederland gevolgd worden in een poging het gezicht van ‘de gewone Nederlander’ te schetsen. Elke drie weken staat van maandag tot en met vrijdag een andere wijk of plaats centraal: Zeewolde, Marken, Heemstede, Thorn, Katwijk etcetera.

‘Over Groeten uit Holland.’ BNNVARA. Geraadpleegd 10 mei 2019. <https://www.bnnvara.nl/groetenuitholland/

134

Alle drie de programma’s, die werden uitgezonden in dezelfde periode, willen hetzelfde: ontkrachten dat Nederland bestaat uit kloven en tegenstellingen, zo stelde televisiecolumnist Maaike Bos in dagblad Trouw. De programma’s hebben de drang te willen aantonen dat er iets is 135

wat de Nederlanders bindt, en dat dat iets groter is dan hetgeen de Nederlanders uit elkaar drijft. Wat dat dan precies is, symbolen, gebruiken, omgangsvormen, kunst of cultuur wordt over het algemeen in het midden gelaten of enkel oppervlakkig aangehaald.

Het pronkstuk van Nederland onderscheid zich van de eerder genoemde programma’s door

actief contact te zoeken met het publiek. Kijkers worden gedwongen na te denken en een eigen mening te vormen betreffende nationale identiteit en het object wat dat voor hen representeert. Ook bij Holland! is er input van kijkers in het programma verwerkt door middel van een enquete, maar bij Het pronkstuk van Nederland vormt de interactie met het publiek de essentiële kern van het programma.

M. Bos. ‘Al deze programma’s willen hetzelfde: ontkrachten dat Nederland bestaat uit kloven en tegenstellingen.’

135

Trouw. 9 januari 2018. <https://www.trouw.nl/cultuur/al-deze-programma-s-willen-hetzelfde-ontkrachten-dat- nederland-bestaat-uit-kloven-en-tegenstellingen~afd435d6/>.

Conclusie

Een canon is altijd problematisch. Op onvermijdelijk manier worden op een arbitraire wijze items gekozen en uitgesloten. Keuzes gemaakt bij de creatie van een canon raken aan gevoelige snaren in de samenleving. Een canon, gebruikt als leidraad, is dan ook meer dan een simpel lijstje; zie bijvoorbeeld de Canon van de Nederlandse geschiedenis die nu gebruikt wordt als basis voor het geschiedenisonderwijs in Nederland. Een canon, zeker als het raakt aan identiteit, raakt mensen in het diepste van hun zijn.

Het televisieprogramma Het pronkstuk van Nederland zocht door middel van een verkiezing naar een object dat Nederland representeert. Een object dat vertelt wat Nederland is en staat voor wat Nederlanders zijn. Dat één object dit zou kunnen is een utopie, daarvoor is de geschiedenis alsmede de huidige samenleving van Nederland te complex. Het vinden van dat ene object was dan ook niet het ultieme doel van het programma. De kijker moest aan het denken gezet worden. Het aanwakkeren van een nationale discussie over de identiteit van Nederland en welk object dat dan vertegenwoordigd was het doel. De verkiezing vormde enkel het vehikel.

Het programma trok in de periode dat het op televisie te zien was gemiddeld 364.000 kijkers, niet meer dan 6 procent van het totaal. Wat precies de samenstelling van het publiek is geweest is moeilijk te zeggen, maar producent Marc Pos gaf zelf aan dat bij het publiek dat stemde de groep jonger dan dertig zwaar ondervertegenwoordigd was. Hoewel de producent de ambitie had om zoveel mogelijk doelgroepen aan te spreken is het niet gelukt verder te reiken dan het standaard NPO2 publiek.

Hoewel het doel van de makers was een discussie aan te wakkeren over nationaal erfgoed onder een zo breed mogelijke doelgroep - een grote nationale vergadering met als vraag welk object de Nederlandse samenleving bindt - is de uiteindelijke discussie rond nationale identiteit gevoerd door een zeer smal publiek. Op deze manier is het debat een bepaalde kant opgeduwd, de kant van het oudere, hoogopgeleide witte NPO2 publiek. Daarnaast is ten zeerste te betwijfelen of een verkiezing waarbij een object met de meeste stemmen verheven wordt boven andere deelnemende objecten de juiste discussie oplevert. Objecten met grote betekenis voor groepen minderheden binnen de Nederlandse samenleving worden op deze manier namelijk volledig gepasseerd.

Waneer de keuzes die gemaakt worden door de makers van het programma op het gebied van toon, vormgeving, presentator, opnamelocatie, muziek, selectie van objecten en keuzes van experts analyseert wordt duidelijk dat alles verwijst naar een monocultureel Nederland. Een land met een ‘wij’ en een ‘zij’.

Het pronkstuk van Nederland zocht naar de antwoorden op de vraag waar ‘wij’ Nederlanders

trots op zijn en wat ‘ons’ bindt. Maar wat het programma consequent, en met grote gevolgen, onderbelicht heeft gelaten is de vraag wie precies die wij is. Door deze vraag niet aan te kaarten is nagelaten duidelijk te maken dat de Nederlandse samenleving complex is en veel meer behelst dan op het eerste oog duidelijk is. Hierdoor zijn minderheden die deel uitmaken van de Nederlandse samenleving onterecht buiten de discussie geplaatst.

Op een hoger niveau, namelijk de organisatie van de publieke omroep, is eenzelfde tegenstelling te zien. De verschillende omroepen die het publieke bestel vormen dienen elk andere doelgroepen en vormen zo gezamenlijk een afspiegeling van de Nederlandse samenleving, althans, dat was het idee ten tijde van de verzuiling. Door het aan de ene kant steeds diverser worden van Nederland en het onder invloed van bezuinigingen verdwijnen van - voornamelijk kleine - omroepen is er van een afspiegeling van de Nederlandse samenleving geen sprake meer. Sterker: het vasthouden aan omroepen met elk zijn doelgroep staat een mainstreambenadering door de NPO in de weg. Daarmee ligt er een innerlijke tegenstelling verborgen binnen de publieke omroep.

Echter, de opzet van het systeem voor honderd procent aansprakelijk stellen voor de tekortkoming van de omroepen zou te kort door de bocht zijn. Binnen de verschillende omroepen is een cultuuromslag nodig waarbij een goede representativiteit en diversiteit het doel zou moeten zijn. Waneer er meer vrouwen of personen met een migratieachtergrond in het hogere management, redacties, aan tafel bij late night talkshows etc. zouden plaatsnemen zal dat direct gevolgen hebben voor de mate van inclusiviteit van de publieke omroep.

Nederland bezit een a-typisch publiek bestel dat verre van ideaal te noemen is, zeker naarmate de de Nederlandse samenleving, die zij dient en representeert, steeds complexer wordt. Men zal dan ook ten alle tijden kritisch moeten blijven om een echt inclusief bestel te creëren met inclusieve programma’s. Het pronkstuk van Nederland is daarbinnen een poging om culturele ervaringen met elkaar te delen, te bevragen en te bediscussiëren en in het verlengde daarvan de sociale cohesie te versterken, maar slaagt daar niet in.


Bibliografie

Bal, M. ‘Becoming the world versus identity politics.’ Nordlit 13/1 (2009): 9-30.

Bardoel, J. L. H. Tussen lering en vermaak. De ontwikkelingsgang van de Nederlandse omroep.’ In: J. Bardoel en J. Bierhoff red. Media in Nederland. Feiten en structuren. Amsterdam 1982.

Boer, P. den. ‘Geschiedenis, herinneringen en ‘lieux de memoire.’’ In: R. van der Laarse (red.)

Bezeten van vroeger, erfgoed, identiteit en musealisering. Amsterdam 2005.

Boeve, L. ‘Tradition, (de)canonization, and the challenge of plurality.’ In: A. van der Kooij en K. van der Toorn (red.) Canonization and Decanonization. Leiden 1998.

Bolkestein, F. Integratie van minderheden moet ‘met lef’ worden aangepakt. De Volkskrant. 12 september 1991.

Brooks, D. ‘Identity Politics Run Amok.’ The New York Times. 2 september 2016. Buma, S. ‘Verwarde tijden!’ die om richting vragen. Amsterdam 2017.

Drayer, E. ‘Hallo witte mensen is te zeer product uit het giffabriekje ‘identiteitspolitiek’.’ De

Volkskrant. 28 april 2017.

Dresser, M. ‘Politics, populism, and professionalism: reflections on the role of the academic historian in the production of public history.’ The Public Historian 32/3 (2010): 39-63.

Duyvendak, J. W., en Kesic, J. ‘To be Dutch, or not to be.’ De Groene Amsterdammer 141/7 (2017). Geraadpleegd via: <https://www.groene.nl/artikel/to-be-dutch-or-not-to-be>.

Edwards, S. red. Art and its Histories: A Reader. New Haven/London 1999.

Eijck, G. van., en Naafs, S. ‘Identiteitsvuurtje.’ De Groene Amsterdammer. 14 februari 2018. Geraadpleegd 20 april via: <https://www.groene.nl/artikel/identiteitsvuurtje>.

Engelbert, J. en Awad, I. ‘Between diversity and pluriformity: The “New Style” of Dutch Public Broadcasting.’ In: G. Titley, K. Horsti & G. Hultén (red.) National Conversations: Public service

media and cultural diversity in Europe. Bristol 2004: 85-104.

Engelbert, J. en Awad, I. ‘Securitizing cultural diversity: Dutch public broadcasting in post- multicultural and de-pillarized times.’ Global Media and Communication 10/3 (2014): 261-274. Grever, M., en Stuurman, S. Beyond the Canon. History for the Twenty-first Century. Basingstoke

2007.

Hagoort, H. Publieke Omroep Ziet Verbinden als Kerntaak. 26 augustus 2010. <https:// www.publiekeomroep.nl/ artikelen/publieke-omroep-ziet-verbinden-als-kerntaak>. Versie van 16 februari 2011 geraadpleegd via <web.archive.org>.

Halsema, F. ‘Wie is het meest gekwetst?’ De Groene Amsterdammer. 141/2 (2017). Geraadpleegd via: <https://www.groene.nl/artikel/wie-is-het-meest-gekwetst>.

Harrison, R. Heritage: Critical Approaches. New York 2013.

Hecht. P. ‘Een wisselende lijst en een begrip dat onder druk staat.’ Boekman. Vol.79. (2009): 69-73. Jonker. E. De geesteswetenschappelijke carrousel. Een nieuwe ronde in het debat over wetenschap,

cultuur en politiek. Amsterdam 2006.

Kossmann, E. H. ‘De vergeefse zoektocht naar onze identiteit.’ De Volkskrant. 15 april 1995. Lentin, A. en Titey, G. The Crises of Multiculturalism: Racism in a Neoliberal Age. London 2011. Leurdijk, A. Van marge naar mainstream: Essay over mediabeleid en culturele diversiteit

1999-2008. Den Haag 2008.

Lochner, H. ‘The idea of te canon and canon formation in art history.’ Art History and Visual

Studies in Intellectual History 212/4 (2012): 29-40.

Marijnissen, J. Waar historie huis houdt. Amsterdam 2005.

Marijnissen, J. en M. Verhagen. ‘Red ons historisch besef.’ Trouw, 13 mei 2006.

Mattelart, T. en d’Haenens, D. ‘Securitizing cultural diversity: Dutch public broadcasting in post- multicultural and de- pillarized times.’ Global Media and Communication 10/3 (2014).

Oomkes, L. ‘De Haagse identiteitspolitiek blaast belangrijke lokale thema’s weg.’ Trouw. 17 februari 2018.

Pama, G. ‘De Nederlandse Canon is óók in de eigen buurt.’ NRC Handelsblad. 25 oktober 2017. Pama, G. ‘Eindelijk een museum met de héle Nederlandse geschiedenis.’ NRC Handelsblad. 21

september 2017.

Pollock, G. Differencing the Canon. Feminist Desire and the Writing of Art’s Histories. London 1999.

Pomian. K. ‘Naar een geschiedenis van semioforen. De vazen van de Médicis.’ In: De oorsprong

van het museum. Over het verzamelen. Heerlen 1990.

Prins, B. ‘Het lef om taboes te doorbreken. Nieuw realisme in het Nederlandse discours over multiculturalisme.’ Migrantenstudies Vol. 4 (2002): 241 - 254.

Het Pronkstuk van Nederland. AVROTROS. 15 december 2017 - 26 januari 2018.

Reekum, R. van. ‘As nation, people and public collide: enacting Dutchness in public discourse.’

Nations and Nationalism 18/4 (2012): 583-602.

Rüsen, J. ‘How to overcome ethnocentrism: approaches to a culture of recognition by history in the twenty-first century.’ History and Theory. Vol. 43 December 2004: 118-129.

Scheffer, P. ‘Het multiculturele drama.’ NRC Handelsblad. 29 januari 2000.

Schlesinger, A. The Disuniting of America: Reflections on a Multicultural Society. New York 1991. Schoo, H. J. ‘Nationale identiteit. Een noodzakelijk kwaad.’ De Helling. Kwartaalblad voor linkse

politiek. Wetenschappelijk Bureau Groen Links. September 2016. Geraadpleegd 13 april 2019.

<https://wetenschappelijkbureaugroenlinks.nl/artikel-tijdschrift/nationale-identiteit>. Steiner, C. ‘Can the Canon Burst?’ Art Bulletin Vol. 78 (1996): 213-217.

Titley, G. ‘After the end of multiculturalism: Public service media and integrationist imaginaries for the governance of difference.’ Global Media and Communication 10/3 (2014): 247-260.

Topaz, C. M. ea. ‘Diversity of artists in major U.S. museums.’ PLoS ONE 14/3 (2019): e0212852. Vereertbrugghen. L. C. Marokkaans gekruide hutspot.’ Boekman. Vol.79. (2009): 37-42.

Vree, F. van. ‘Media morality and popular culture. The case of the Netherlands, 1870-1965.’ In: B. Moore en H. van Nierop red. Twentieth-century mass society. Oxford/New York 2006.


Bijlage A

Transcriptie interview met televisieproducent Marc Pos 12 november 2018 13:00

Kantoor Posvideo, Amsterdam

Waar komt het idee vandaan? Waar vind het programma zijn oorsprong?

Ik ben een producent met een idealisme en die probeer ik vorm te geven. Ik maak ook wel

commerciële programma’s, maar heel weinig, die moeten het andere eigenlijk bewerkstelligen. Er zijn maar heel weinig idealistische producenten merk ik, ik zet mijzelf niet als heilige op een voetstuk - het is trouwens logisch met alle bezuinigingen bij de publieke omroep dat het moeilijk is je hoofd boven water te houden - maar toch wil ik die weg ingaan. Ik zeg het altijd op deze manier: In het buitenland hebben ze het woord société, sociedad, of society. In het Nederlands hebben we daarvoor een prachtig woord daarvoor, dat is het woord samenleving. Dat woord ken je in geen andere taal behalve volgens mij de Scandinavische talen, waarin samen-leving het woord is voor society. In dat woord zit niks arrogants, daar zit niks van boven naar beneden in, daar zit iets van samen in - ik klink bijna als een dominee maar dat ben ik niet - maar ik geloof wel in samen leven, en dat een samenleving sterk is als je je identiteit kent. En dat is niet op een rechts-populistische manier wat ik er tegenwoordig bij moet zeggen, dat wil niet zeggen dat het daarmee links moet zijn. Je woont ergens, en als je daar happy bent deel je met elkaar tradities. Of het nu carnaval is of het meisje met de parel. En ik roep altijd: Het meisje met de parel is van iedereen of je nu een paar jaar geleden uit Syrië bent gekomen of al 400 jaar de familie Six heet. Dat is van ons. En ons is als je hier leeft. Daar zit helemaal niets eigenheimerig in of per se een christelijke natie in de achtergrond, dat maakt mij helemaal niets uit. Het is een persoonlijk iets, ik heb geen commercieel idee gehad met Het pronkstuk van Nederland. Ik had iets van: hoe kunnen we, en op verschillende vlakken ben ik daar mee bezig geweest, cultuur, en cultuur is wat je verenigd, nogmaals: of dat nu carnaval is of de Victory Boogie Woogie, verenigen? Hoe kunnen we dat vertellen, die cultuur? Zeker nadat de kerken zijn leeggelopen en het verenigingsleven minder sterk lijkt te zijn. Hoe kan je zorgen dat wat je in ieder geval sowieso nog kan verbinden, namelijk dat soort cultuur, hoe kan je dat brengen?

Dat heb ik gedaan met Het geheim van de meester, een serie die in feite een detective achtige vorm heeft om kunst te brengen. Niet Jip en Janneke taal, het is niet makkelijk, maar daar gaat het ook helemaal niet om, maar het is misschien nu een andere taal van vertellen. Dat is namelijk de volgende stap naar vertellingen, of naar de narratieve structuur als je wilt. Laat ik dit voorbeeld geven: als je een kunstdocumentaire neemt - of dat die nu internationaal is, of op YouTube staat of bij de NPO, dat maakt niet uit - dat zijn veel mensen die ergens specialist in zijn die spreken eigenlijk niet het publiek aan maar hun collega. Want als ze namelijk het publiek zouden aanspreken moeten ze een ander idioom aannemen en dat staat zo lullig naar je collega. Ze denken dan: ik maak het nu makkelijker. Maar vaak gaat het erom dat we feiten heel veel

nuanceren, wat zorgt dat je verstikt raakt als je geen of weinig kennis van zaken hebt. Maar dat doen specialisten altijd. En in een kunstdocumentaire waar ik persoonlijk van zelf van hou vind ik dat prima. Dan ga ik dingen opzoeken, prima. Maar daarmee zit je ook weer in die ene bubbel van kunstliefhebbers. Dat vind ik ook arrogant, want er zijn misschien wel heel veel kunstliefhebbers, maar die worden niet aangesproken. Dat is het verschil. En het is ontegenzeggelijk zo, en ik acht het zeer bewezen, en ik heb 55 voorbeelden indien gewenst, dat nog steeds iedereen vanuit de

kunstwereld - het veranderd wel iets - tegen hun collega’s praten. Of tegen de liefhebbers die ieder jaar al bij de Mattheus Passion zitten met de partituur in hun hand. Waarom zou daar niet een vader met z’n dochter van vijftien kunnen gaan zitten? Misschien heb je daar iets anders voor nodig? De muziek blijft de muziek hoor. Dat is de vraag. Wat heb je dan nodig? Daar komt Het geheim van de

meester uit, dat is eigenlijk daarmee begonnen. Dat vind ik eigenlijk ontzettend belangrijk hierin, ook in dit verhaal. Het pronkstuk van Nederland komt eigenlijk ook uit die oorsprong. Dat is namelijk: laten we eens gaan stemmen over wat wij het pronkstuk van Nederland vinden. Dat is natuurlijk ongelofelijk arbitrair, maar dat is prima. Zolang je het maar onderkent dat het arbitrair is is er geen probleem, want dan hebben we daar een discussie over. Daar hebben we een gesprek over. Ik vind het heel leuk om het daarover te hebben. Het meisje met de parel dat kijkt mij op zo een manier aan, ik vind het zo meesterlijk hoe het licht daar op haar valt, en kijkt ze mij op zo een

In document Pronkstukken voor een nieuwe tijd (pagina 63-82)