• No results found

Analyse van Het pronkstuk van Nederland

In document Pronkstukken voor een nieuwe tijd (pagina 57-63)

3. Het pronkstuk van Nederland en zijn plek binnen het Nederlandse medialandschap

3.4 Analyse van Het pronkstuk van Nederland

Contact met erfgoed zijn geen spontane incidenten, zo stelt Rodney Harrison in zijn boek Heritage:

Critical Approaches, maar geënsceneerd ervaringen die steeds vaker een onderdeel vormen van het

dagelijks leven. Erfgoed is volgens hem niet meer dat ene historische object in een museum of 124

dat ene oude gebouw, maar een alles doordringend aspect dat we continu in het dagelijks leven V. Vunderink. ‘Jort Kelder over het Pronkstuk van Nederland.’ Televizier. Geraadpleegd 13 mei 2019. <https://

121

www.televizier.nl/informatief/jort-kelder-over-het-pronkstuk-van-nederland#>. Idem.

122

K. Pomian. ' Naar een geschiedenis van semioforen. De vazen van de Médicis.’ In: De oorsprong van het museum.

123

Over het verzamelen. Heerlen 1990: 72.

R. Harisson. Heritage: Critical Approaches. New York 2013: 1.

tegen komen. Bovendien is erfgoed te definiëren als proces, als iets dat constant gecreëerd en herschapen wordt in plaats van geërfde materiële en immateriële entiteiten die aan ons zijn overgedragen door vorige generaties. Erfgoed staat daardoor niet vast, maar kan continu heroverwogen worden, als iets in beweging en aanpasbaar aan een steeds veranderend heden. Met deze waardevolle definitie dient gekeken te worden naar Het pronkstuk van Nederland; de keuzes die zijn gemaakt gedurende de creatie, maar ook het eindproduct. Bij de creatie van Het pronkstuk

van Nederland zijn keuzes gemaakt. Keuzes die impact hadden op de inhoud, maar ook op de stijl

van het programma. In deze paragraaf wordt er een analyse gegeven van deze keuzes en de gevolgen die deze keuzes hebben gehad.

Belangrijk zijn de keuzes die gemaakt zijn betreffende de selectie van de objecten. Basis van de selectie voor Het pronkstuk van Nederland vormt de Collectie Nederland. Bij deze collectie, onderdeel van de Rijksdienst van het Cultureel erfgoed zijn meer dan honderd collecties van musea, archieven en andere cultuurinstellingen aangesloten; van het Mauritshuis tot Historische Vereniging Tweestromenland, van Archief Eemland tot NOC*NSF, van Nationaal Openluchtmuseum tot Afrikamuseum. Al deze instellingen mochten één object insturen. Ook experts en publiek hebben 125

de mogelijkheid gehad via een website objecten aan te dragen in één van de vooraf bepaalde categorieën: ontwerp, erfgoed en kunst. Zo ontstond er een longlist van 150 objecten. Na een onderzoek met focusgroepen en een publieksonderzoek door Nbtc-Nipo bleven er 30 objecten over verdeeld over de drie categorieën. De basis van de lijst is dus gemaakt door experts, verder selectie geschiedde door een relatief kleine groep mensen. Opvallend is dat de 30 overgebleven objecten in de eerste uitzending op 15 december al gepresenteerd werden als de keuze door het volk. Na de presentatie van een categorie ging presentator Kelder op bezoek bij de desbetreffende expert, van Middelkoop voor de categorie ontwerp, Pleij voor de categorie erfgoed en Rem voor de categorie kunst, met de vraag wat deze ‘keuze’ zegt over het Nederlandse volk. “Het volk heeft gesproken, goede lijst hè?” zei Kelder na de presentatie van de categorie erfgoed tegen Pleij nog voordat er ook maar één stem door ‘het volk’ was uitgebracht. 126

De lijst van meer dan honderd instellingen geeft een goed beeld van kunst- en erfgoedcollecties in Nederland, maar levert echter ook beperkingen op. Objecten die niet opgenomen zijn in de Collectie Nederland, bijvoorbeeld objecten in privécollecties of objecten die slechts onderdeel zijn van een tijdelijke tentoonstelling, zijn namelijk uitgesloten van deelname.

Zie voor de complete lijst: <https://www.collectienederland.nl/alle-musea/>.

125

Het pronkstuk van Nederland. AVROTROS. 17 december 2017.

Verder moeten er vraagtekens geplaatst worden bij de representativiteit van de groep collecties die samen de Collectie Nederland vormen. Hoewel de omvang groot is stamt de overgrote meerderheid van de collecties in Nederlandse musea uit tijden waarin zwarte mensen nog onbekommerd ‘negers’ werden genoemd, ‘primitieve kunst’ het equivalent was van ‘Afrikaanse kunst’, kolonialisme een bron van trots was, en homoseksualiteit een vorm van sodomie. Kunst van witte mannelijke kunstenaars is oververtegenwoordigd waar kunst van vrouwen en kunstenaars van kleur zijn ondervertegenwoordigd. De cijfers achter deze scheve verhouding zijn schrikbarend. Zo toonde een recente studie in de Verenigde Staten aan dat 85% van de kunst in achttien grote musea aldaar het product was van witte kunstenaars. Met deze valse representativiteit is direct de basis van de 127

selectie van Het Pronkstuk van Nederland problematisch te noemen en komt de hele verdere verkiezing op losse schroeven te staan.

Het uiterlijk van het programma valt samen te vatten in de woorden stijlvol, klassiek, hier en daar pompeus, misschien hautain. De leidende kleuren die gebruikt werden in de vormgeving van het programma waren oranje en (donker)blauw, waarbij oranje uiteraard verwijst naar Nederland. De gebruikte kleur blauw is nassaublauw, een kleur die, naast oranje, veelvuldig gebruikt wordt in Nederlandse onderscheidingen en in de Nederlandse heraldiek. Het logo van Het Pronkstuk van

Nederland werd gevormd door een in oranje uitgevoerd gekroond wapenschild met een vraagteken,

met als schildhouders twee klimmende leeuwen en een lint. Dit wapen is een gestileerde versie van het wapen van het Koninkrijk der Nederlanden. 128

De beeldtaal die hier uit voorkomt zegt veel. Met de gekozen vormgeving lijkt het programma continu te verwijzen naar Nederland als natiestaat. Daarnaast straalt het programma autoriteit uit. Tegelijkertijd levert het gebruik van heraldiek en koninklijke kleuren een hautaine bijsmaak op. De met adel geassocieerde kleuren en symbolen geven overwicht aan het programma, maar geven ook het gevoel dat het programma neerkijkt op de kijkers zoals een koning neerkijkt op zijn volk. Dit word versterkt door de muziek die het programma begeleidt; een orkestrale compositie in majeur die met koorzang en trompetgeschal in een korte tijd toewerkt naar een climax. De muziek, die voornamelijk te horen was bij de opening en de sluiting van het progamma, is pompeus te noemen en draagt bij aan de autoriteit die het wil uitstralen.

C.M. Topaz ea. ‘Diversity of artists in major U.S. museums.’ PLoS ONE 14/3 (2019): 8.

127

Zie voor een impressie van de vormgeving bijlage B.

Een ander belangrijk onderdeel dat bijgedragen heeft aan hoe het programma eruit is komen te zien is de opnamelocatie die gebruikt werd bij de afleveringen in de finaleweek. Gekozen werd voor de Keizersgrachtkerk, een van oorsprong gereformeerde kerk uit 1888 aan de Amsterdamse Keizersgracht. De keuze voor de locatie was het resultaat van een zoektocht door producent Marc Pos naar een Nederlandse locatie in Amsterdam of Den Haag die origineel was en een statige uitstraling bezat. Opnemen in een studio was voor Pos geen optie want hij vond “dat het met enige importantie moest komen.” Het Tropenmuseum stond hoog op het verlanglijstje van de producent, maar was financieel niet haalbaar. Voor filmen in de Ridderzaal of de Burgerzaal van het Paleis op de Dam werd geen toestemming verleend. Vervolgens stond debatcentrum de Rode Hoed op de lijst, maar Pos vond dat een platgetreden pad. Door een tip werd Pos geattendeerd op de Keizersgrachtkerk.

Het gebouw heeft, als kerk zijnde, een sacrale uitstraling. Het schip wordt omringt door balkons over twee verdiepingen. Aan het uiteinde van het gebouw, onder het roosvenster, bevindt zich het orgel met daaronder de preekstoel, een blikvanger van het interieur. Vanaf deze kansel werd gedurende finaleweek door de verschillende ambassadeurs gepleit voor hun pronkstuk, op dezelfde manier waarop de dominee dat doet op de zondag. Dit ‘preken’ werd door Pos gezien als een “goede knipoog”.

De keuze voor de Keizersgrachtkerk als opnamelocatie draagt verder bij aan de toon van het programma. Door de keuze voor de kerk kreeg het programma nog meer gewicht dan het al had. De pronkstukken werden door de plechtige setting en de bijbehorende preek bijna verheven tot relieken waar de kijker zich achter moest scharen.

De volgende belangrijke schakel in het programma is presentator Jort Kelder. Kelder presenteerde eerder programma’s als Hoe heurt het eigenlijk (AVRO), Bij ons de PC (KRO), Het

snelle geld (VPRO), Ten Strijde! (AVROTROS) en Topverkopers (KRO). De programma’s

kenmerken zich door de interesse in de bovenlaag van de samenleving, kapitalisme, het (snel) verdienen van veel geld, en de Nederlandse geschiedenis. Kelder zelf is te typeren als een dandy. Dit is te zien aan de manier hoe zij zich kleedt - maatpakken, bretels en dure schoenen - alsmede de taal die hij gebruikt in woordkeuze als accent. Producent Pos licht de keuze voor Kelder toe als een keuze voor een presentator die niet op zijn mond is gevallen. “Het is geen veilige keuze om het zo maar te noemen, die alleen maar in het dienst van het format staat. Hij zocht wel bepaalde grenzen op, maar ook wel dat iedereen het gevoel had van “ik heb gelukkig mijn eigen mening nog.” Het was ook de enige en de beste die ik kon bedenken die dit kon doen.”

Kelder stopt zijn eigen mening gedurende de presentatie niet onder stoelen en banken. Door verschillende opmerkingen laat hij zijn voorkeur voor sommige genomineerde objecten merken alsmede de minachting voor andere (volkse) objecten. Daarnaast doet Kelder enkele uitspraken, vaak snel en in een bijzin, die zelfs als beledigend kunnen worden ervaren. Zo prijst Kelder in een gesprek met Van Middelkoop de Nederlandse bewegwijzering aan die van een hoge kwaliteit zou zijn. Hij vervolgt: “Vroeger kon je in Nederland meteen de wc vinden; ja, tegenwoordig met de genderdiscussie wordt het wat ingewikkelder, maar daar waren we ook goed in.”

In de gehele presentatie is een vorm van dedain richting de kijker te bespeuren. Dit zit zowel in de tekst zelf als de manier van uitspreken. De uitzending van 29 december opent Kelder met de tekst: “Nou ja, noem het democratie, maar u gaat bepalen welk bijzonder object de titel pronkstuk van Nederland verdient.” En even later in diezelfde uitzending: “Lieve kijkers, excuus dat we u met zulke lastige keuzes confronteren.” Met deze teksten lijkt Kelder te zeggen dat hij weinig waarde 129

hecht aan de stem van de kijker, en wekt hij zelfs de indruk dat de kijker niet in staat zou zijn om een gefundeerde keuze te maken.

Kelder representeert door zijn voorkomen, taalgebruik en zijn eerdere programma’s de rijke elitaire bovenlaag van de Nederlandse samenleving. Dit straalt af op het programma. Leden van minderheidsgroepen hebben alle reden om zich niet verbonden te voelen met de presentator. Er zou zelfs gezegd kunnen worden dat zij afgeschrikt kunnen worden.

De experts en bekende Nederlanders die werden opgevoerd in het programma drukten ook een belangrijke stempel op de vorm en inhoud. Emiritus hoogleraar historische Nederlandse letterkunde Herman Pleij, professor visuele communicatie en ontwerp Catelijne van Middelkoop en kunsthistoricus en conservator Paul Rem leverden als ‘connaiseurs’ commentaar en duiding bij de keuzes die door het publiek gemaakt werden. Dit deden zij meestal naar aanleiding van vragen die door presentator Kelder gesteld werden.

Pleij, maar vooral Rem hebben een uitstraling die in het verlengde ligt van Kelder. De uitstraling van een elitaire witte man. Het beeld dat vervolgens ontstond was uiterst ongelukkig: een witte man op leeftijd die op een elitaire manier praatte over kunst of erfgoed met op de achtergrond vele gevulde boekenkasten (Pleij), of het interieur van het Paleis het Loo (Rem). Dit kwam over als een expert die maar even aan ‘het volk’ zou gaan vertellen hoe de vork en de steel zat, welke keuzes van de stemmer ‘goed’ waren en welke niet. Daarnaast werden alle drie de experts aangekondigd

Het pronkstuk van Nederland. AVROTROS. 29 december 2017.

met hun titel, professor of doctor, door zowel een titelkaart in beeld als door Kelder zelf, hierdoor werd de afstand tot de kijker alleen maar vergroot.

Gedurende de finale week werden er negen bekende Nederlanders gekoppeld aan een genomineerd object om deze te verdedigen op de kansel van de Keizersgrachtkerk. Het gezelschap bestond uit vijf mannen en vier vrouwen, twee personen waren aanwezig met een migratieachtergrond: rapper Akwasi en journaliste Noraley Beyer. De aanwezigheid van Akwasi en Beyer is positief, maar zij zijn niet in staat het tij te keren. Het was een vreemde gewaarwording om bekende Nederlanders op de bres te zien staan voor objecten waar ze eigenlijk niet zo veel mee te maken hadden. De link tussen Jan Lammers en de DAF 600 is nog te begrijpen, maar de verbinding tussen Janny van der Heijden en het Meisje met de parel leidt tot vraagtekens. De ambassadeurs zijn duidelijk bij het programma betrokken enkel en alleen vanwege hun bekendheid. De vreemde combinaties komen geknutseld, niet oprecht, over.

Naast de bekende Nederlanders in de studio was er ook een comité van aanbeveling bestaande uit oud-politicus Ed Nijpels, neuropsycholoog Margriet Sitskoorn, kunsthistoricus Robert de Haas, voorzitter van de Raad voor Cultuur Marijke van Hees, en schrijver en oud-politicus Jan Terlouw. Geen Nederlander met een migratieachtergrond maakt dus deel uit van dit comité. 130

Als laatste in deze analyse zal ik kijken naar het taalgebruik in de teksten die het programma omringde. In het persbericht dat de komst van het programma aankondigde is het opvallend hoe erg er wordt verwezen naar ‘wij’ en ‘ons’. Er is te lezen: “[Jort Kelder] gaat op zoek naar dat wat ons definieert, dat wat het meest zegt over onze historie en dat wat ons het meest verbindt. (…) Maar waar is de Nederlander nu zelf het meest trots op? Wat zegt het meest over onze volksaard?” 131

Dezelfde soort woorden kwamen ook in het programma zelf voorbij: “Wat is nou typisch Hollands, waar staan wij voor? Waar zijn wij trots op, wat bindt ons?” Het gebruiken van de woorden ‘wij’ 132

en ‘ons’ om de Nederlandse samenleving aan te duiden lijkt op het eerste gezicht inclusief. Onder ‘wij’ worden namelijk alle Nederlanders bedoeld. Echter, met het gebruik van de woorden ‘wij’ en ‘ons’ wordt er ook een ‘zij’ gecreëerd. Zij, degenen die er niet bijhoren. De anderen. Mensen die wel Nederlander zijn, maar zich niet aangesproken voelen door een programma dat het heeft over ‘onze Nederlandse cultuur’ zullen gaan denken: ‘Het gaat niet over mij, dit gaat niet over een

Zie voor de video van het comité van aanbeveling: Het pronkstuk van Nederland - Comité van Aanbeveling.

130

AVROTROS Kunst op Youtube. 14 december 2017.<https://youtu.be/j4xHZTU4Jf0>.

‘Jort Kelder in nationale verkiezing op zoek naar het pronkstuk van Nederland.’ Avrotros. 20 november 2017.

131

Geraadpleegd op 10 februari 2019. <https://pers.avrotros.nl/jort-kelder-in-nationale-verkiezing-op-zoek-naar-het- pronkstuk-van-nederland/>.

Het pronkstuk van Nederland. AVROTROS. 15 december 2017.

samenleving waar ik in pas.’ Zij worden vervolgens uitgesloten van een groep waar ze wel bij zouden moeten horen. Op het eerste gezicht lijkt het gebruikte narratief van ‘wij die gaan besluiten wat ons pronkstuk is’ te verwijzen naar een inclusieve samenleving - ‘wij’ zou immers alle Nederlanders moeten kunnen omvatten - maar wanneer het programma goed geanalyseerd wordt is te zien dat er sprake is van een exclusief Nederland waarbij groepen uitgesloten worden van een discussie die voor iedereen zou moeten zijn.

Het gevolg van deze opstelling is te zien bij de discussie die gevoerd werd naar aanleiding van Het pronkstuk van Nederland, en de discussie die juist niet gevoerd werd. Zo schrijft ontwerper Marc Vlemmings in de Volkskrant dat hij verontwaardigd is dat de de ANWB-paddenstoel genomineerd is boven de bewegwijzering op luchthaven Schiphol, dat het jammer is dat Mondriaan ontbreekt, en dat de nominatie van Jip en Janneke in de categorie ontwerp maar vervangen moet worden door de Fokker F27. Ook producent Marc Pos geeft aan verrast te zijn dat Mondriaan de 133

lijst niet haalde. Maar nergens, nergens wordt de in het publieke debat tijdens of na afloop van het programma de discussie gevoerd, of ook maar de vraag gesteld, waar het pronkstuk was dat verwees naar het slavernijverleden, of welk werk van een kunstenaar met een migratie achtergrond opgenomen had moeten worden in de lijst.

Als aan het einde van de analyse van de verschillende onderdelen van de vorm en inhoud van Het pronkstuk van Nederland een conclusie moet worden gemaakt is dat de volgende. De selectie van de objecten, de vormgeving, de muziek, de presentator Jort Kelder, de experts en andere bekende Nederlanders die fungeerden als ambassadeurs, en het gekozen ‘wij’ narratief verwijzen allemaal naar een monocultureel Nederland. Een Nederland waarbij maar één groep mag bepalen hoe de nationale identiteit, of in dit geval één pronkstuk die deze identiteit representeert, eruit dient te zien.

In document Pronkstukken voor een nieuwe tijd (pagina 57-63)