• No results found

Agency-, Stewardship en Stakeholder Theory

3 Theorie en formulering hypothesen

3.1 Agency-, Stewardship en Stakeholder Theory

Een principaal-agent relatie ontstaat wanneer een persoon of organisatie iets doet in opdracht van een ander(e). Met het evolueren van de maatschappij, hebben dit soort relaties zich ontwikkeld als een gebruikelijk mechanisme om de voordelen van expertise en specialisatie te benutten (Olson, 2000, p. 280).

Binnen de profit sector ontstaat de principaal-agent relatie door scheiding van eigendom en bestuur van organisaties. Binnen non-profitorganisaties zijn de principaal-agent relaties minder duidelijk. Er zijn geen eigenaren in de zin van aandeelhouders, maar wel meerdere stakeholders, zoals donoren en cliënten, waarvan de doelstellingen van de verschillende partijen waarschijnlijk niet overeen zullen komen (Puyvelde et al., 2012, p. 432). Lewis (2001, p. 202) geeft de volgende definitie van stakeholder: “any person or group that is able to make a claim on an organization’s attention, resources or output or who may be affected by the organization”.

Er zijn twee theorieën ontstaan die de principaal-agent relaties in de context van organisaties beschrijven: de agency theorie en de stewardship theorie (Puyvelde et al., 2012, p. 435). De agency theorie heeft als uitgangspunt dat er een belangtegenstelling bestaat tussen de principaal en de agent. Doordat de principaal de opdracht niet zelf uitvoert beschikt deze niet over alle informatie en ontstaat er informatie-asymmetrie. Hierdoor ontstaat het risico dat de agent niet alleen de belangen van de opdrachtgever nastreeft, maar ook – of in plaats daarvan – zijn eigen belangen (Caers et al., 2006, p. 26). Als gevolg hiervan ontstaan agency conflicten. Het oplossen van dit probleem leidt tot extra kosten. Jensen en Meckling (1976, pp. 308-309) definiëren deze agency costs als de som van monitoring costs, bonding costs en residual loss. De stewardship theorie verschilt van de agency theorie in de aanname dat er altijd sprake is van agency conflicten (Caers et al., 2006, p. 28). De stewardship theorie kent twee takken. De eerste tak erkent een doeltegenstelling tussen de principaal en agent, maar neemt aan dat de agent gemotiveerd is in het belang van de principaal te handelen, omdat het uiteindelijke nut hiervan voor de agent het hoogst is. De tweede tak van de stewardship theorie gaat uit van een

doelcongruentie tussen principaal en agent (Puyvelde et al., 2012, p. 436). Daarnaast blijkt de agency theorie niet alle aspecten van contract relaties bij non-profitorganisaties te verklaren (Miller, 2002, 446; Caers et al, 2006, 42).

Om tot een omvattende principaal-agent theorie te komen voor non-profit organisaties combineert Van Puyvelde et al. (2012, p. 432) de agency theorie met inzichten uit de stakeholder theorie, stewardship theorie en resultaten uit empirisch onderzoek naar governance en bestuur van non-profitorganisaties. “Dit houdt in dat een principaal-agent theorie van non-profit organisaties in brede zin, niet alleen dient te focussen op “standaard agency situaties” die uitgaan van conflicterende doelstellingen, maar ook dient te focussen op “beperkte situaties”, waar doelcongruentie bestaat tussen agenten en principalen, of agenten gemotiveerd zijn om in het belang te handelen van de principaal, in lijn met het stewardship gezichtspunt van non-profit organisaties “(Puyvelde et al., 2012, p. 437).

Op basis van bovenstaande komen van Puyvelde et al. (2012) tot de volgende principaal- agent relaties:

Externe non-profit principaal-agent relaties

- Donoren als principaal van de non-profit organisatie

- Consumenten, cliënten en leden als principaal van de non-profit organisatie

- Andere organisaties als agenten van de non-profit organisatie

Interne non-profit principaal-agent relaties

- Het bestuur als principaal en managers als agenten - Managers als principaal en medewerkers als agenten - Managers als principaal en vrijwilligers als agenten

De externe principaal-agent relaties relateren aan het publieksbelang zoals dat door de werkgroep Toetsingskader Filantropie is gedefinieerd. Mijn onderzoeksvraag raakt de eerste groep relaties, donoren als principaal van de non-profitorganisaties en het bestuur als agent, gezien de relatie met financiële verslaglegging en toezicht. De belastingbetaler, die wel in de definitie van de werkgroep is opgenomen, is niet door Van Puyvelde et al. (2012) benoemd. Desondanks biedt de definiëring van Van Puyvelde et al. (2012) een functioneel kader om mijn onderzoek in te plaatsen. De interne relatie tussen het bestuur en de managers raakt voor een deel het toezichtsvraagstuk, daar het bestuur het gewoonlijke toezichtsorgaan is binnen non-profitorganisaties (Keating en Frumkin, 2003, p. 9). In mijn onderzoek richt ik mij echter op extern toezicht.

Voor de stakeholders (principalen) is een goede informatievoorziening vanuit de agenten (hier de fondsenwervende instellingen) belangrijk, om goede beslissingen te kunnen

nemen en de uitvoering van de werkzaamheden door de agent te monitoren. Zoals hierboven al genoemd, zijn aan informatievoorziening echter ook kosten verbonden. Om zoveel mogelijk te kunnen besteden aan de doelstelling, is het belangrijk de kosten voor informatievoorziening te beperken tot de noodzakelijke kosten. In Figuur 3 heb ik de relaties en elementen uit bovenstaand model weergegeven. Aan de linkerzijde van het schema zijn de stakeholders opgenomen. De stakeholders zijn verdeeld in drie categorieën, die respectievelijk het donateursbelang, de directe stakeholders en het publieksbelang representeren. In mijn onderzoek beperk ik mij tot de donoren en indirecte stakeholders, omdat daar de verantwoordingsinformatie uit het onderzoek zich op richt. In het schema zijn drie toezichthoudende instanties opgenomen: het ANBI-team van de belastingdienst, toezicht op grond van het validatiestelsel, en de huidige zelfregulerende instanties. De onderverdeling hangt samen met het object van toezicht en de beschikbare handhavingsinstrumenten. In het schema wordt zichtbaar dat regulering en toezicht en handhaving niet per definitie samenvallen. Met betrekking tot het validatiestelsel blijkt een toezicht- en handhavingsrelatie naar de instelling. Hoewel Commissie De Jong (2014) wel een publiek register voorstelt, wordt dit in het voorstel van Commissie De Jong (2014) niet gecombineerd met toezicht op de verantwoordingsinformatie zelf. De regulering die vanuit donoren plaats vindt heeft zowel betrekking op verantwoordingsinformatie (bijvoorbeeld middels accountantscontrole), van instellingen aan specifieke donoren, of reacties van donoren op openbare informatie (bijvoorbeeld mediaberichten). De verantwoordingsinformatie en daarmee samenhangende elementen bespreek ik in paragraaf 3.2, op de regulerings- en toezichtsrelaties ga ik in paragraaf 3.3 nader in. Het publieksvertrouwen en publieksbelang bespreek ik in paragraaf 3.4.

Donateursbelang

Directe stakeholders

Publieksbelang

Regulering Maatschappelijk belang Sectorbelang

Handhaving

Figuur 3 Verantwoordings-, regulering- en toezichtrelaties in het agency-, stewardship- en stakeholdermodel fondsenwervende instellingen Fondsenwervende instelling Donoren Leden, consumenten, gebruikers Indirecte stakeholders (belastingbetalers) Validatiestelsel

Regulering. ANBI-team Zelfregulering

Verantwoordings- informatie