• No results found

4.3 De WGR-plus: een wet in verandering

4.5.3 Afschaffing WGR-plus

Juist ten tijde van de presentatie van de agenda van de metropoolregio in 2010 is de gezamenlijke aanpak van de twee plusregio’s interessant, omdat de positie van de WGR-plusregio’s in dit jaar weer ter discussie kwam te staan. De agenda werd gepresenteerd op 16 november54, terwijl de nieuwe regering op 30 september tot een regeerakkoord kwam55. In de bestuurlijke paragraaf van het regeerakkoord wordt gesteld dat de nieuwe coalitie maatregelen wil nemen om het openbaar bestuur krachtiger en efficiënter te maken: “Alleen dan kan een krachtige, kleine en dienstverlenende overheid worden gevormd met minder belastinggeld, minder ambtenaren, minder regels en minder bestuurders.”56 Een van de doelstellingen daarbij is om de overheid zo dicht als mogelijk bij de burger te brengen. Een aantal maatregelen uit het regeerakkoord troffen ook de ontwikkeling van de metropoolregio Rotterdam Den Haag:

 “Het kabinet komt met een voorstel tot opschaling van het provinciaal bestuur in de Randstad (Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland), ook om nieuwe bestuurlijke hulpstructuren te voorkomen;

 Het kabinet komt met voorstellen om bevoegdheden op het gebied van vervoer en infrastructuur van rijk, provincies, regio’s en gemeenten in de Randstad over te dragen aan een te vormen Infrastructuurautoriteit.

 Het kabinet komt met voorstellen tot afschaffing van de WGR+ en deelgemeenten c.q. deelgemeenteraden.”

De regering was zodoende voornemens om de provincies Noord- en Zuid-Holland samen te voegen, alsmede Utrecht en Flevoland, om de vorming van regionaal bestuur (zoals de metropoolregio) te voorkomen. Het afschaffen van de WGR-plusregeling is vervolgens gemotiveerd vanuit de gedachte dat verplichte samenwerking niet bijdraagt aan efficiëntie. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot afschaffing van de WGR-plusregeling staat vermeld dat de regering samenwerking wel degelijk toejuicht, maar dat een verplicht karakter hier niet bij hoort. De afschaffing zou leiden tot

54 Gemeente Rotterdam (2010), Agenda 2010-2014 Metropoolregio Rotterdam-Den Haag, pagina 1

55 Rijksoverheid (2010), Regeerakkoord VVD-CDA, op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/

2010/09/30/regeerakkoord-vvd-cda

56 Rijksoverheid (2010), Regeerakkoord VVD-CDA, op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/

62 flexibiliteit voor gemeenten en het terugbrengen van primaat naar de gemeenten zelf.57 Hoewel het voornemen dus was om de WGR-plusregio’s af te schaffen, wordt er wel aangestuurd op de vorming van (regionale) infrastructuurautoriteiten.

De voornemens van de regering worden niet direct als positief ontvangen, zo valt bijvoorbeeld te lezen in de agenda van de Metropoolregio. Er wordt gesteld dat hoewel een Randstadprovincie wellicht op lange termijn voordelen kan gaan bieden, het plan haaks staat op de ontwikkelingen in de afgelopen tien jaar. Vanuit de vier grote gemeenten is er dan ook een brief gestuurd naar de regering waarin gepleit wordt om die ontwikkelingen niet tegen te gaan. In de brief wordt gesteld dat de focus op de organische, bottom-up ontwikkeling van de afzonderlijke metropoolregio’s (Noord- en Zuidvleugel en Utrecht) beter is.58 In de agenda stellen de gemeenten Rotterdam en Den Haag zich tot doel om samen met de metropoolregio Amsterdam te zoeken naar de mogelijkheden voor de “bestuurlijke verankering van de metropoolregio’s binnen de context van het regeerakkoord.” 59

Niet alleen bij de plusregio’s zelf, maar ook binnen andere organisaties in het openbaar bestuur heeft de regeringswens tot verwondering geleid. In juni 2009 werd bijvoorbeeld door de VNG nog een rapport gepresenteerd waarin vermeld wordt dat de verplichte samenwerkingsverbanden “duidelijk resultaat” opleveren en dat de regeling dan ook “met kracht moet worden voorgezet.”60 Zelfs binnen de Rijksoverheid was men zeer positief over de WGR-plusregeling. In augustus 2010 publiceerde het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een rapport waarin de Wijzigingswet WGR- plus uit 2006 werd geëvalueerd. Ook de conclusies in deze evaluatie zijn zeer positief over de plusregio’s. Er wordt gesteld dat de regio’s goed functioneren, dat er een goede invulling wordt gegeven aan de beleidsterreinen waar verplicht op samengewerkt moet worden, terwijl ook de regiofunctie als belangrijk wordt ervaren. De plusregio’s creëren volgens de evaluatie een regionale dynamiek waarbij tegenstellingen tussen gemeenten worden overbrugd. De enige kanttekening die wordt geplaatst is dat provincies niet blij zijn met de plusregio’s, omdat de plusregio’s gebiedsgerichte beleid van de provincie in de weg zouden staan. 61

De regering legt het voorstel om de WGR-plusregio’s per 1 januari 2013 af te schaffen in november 2011 vervolgens voor aan de Tweede Kamer, waarna de Raad van State zich zeer kritisch uitspreekt

57 Rijksoverheid (2013), Memorie van toelichting inzake afschaffen plusregio’s, op:

https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2013/06/18/memorie-van- toelichting-inzake-afschaffen-plusregio-s/memorie-intrekking-plusregio-s.pdf, pagina: 1,3,4

58 Gemeente Rotterdam (2010), Agenda 2010-2014 Metropoolregio Rotterdam-Den Haag, pagina 26 59 Gemeente Rotterdam (2010), Agenda 2010-2014 Metropoolregio Rotterdam-Den Haag, pagina 26

60 VNG (2009), De Stille kracht. Over de noodzaak van stadsregio’s, op: https://vng.nl/brieven/publicatie-de-stille-

kracht-over-de-noodzaak-van-stadsregios, pagina 5,6

61 Ministerie van Binnenlandse Zaken (2010), Plussen en Minnen. Evaluatie van de WGR-plus, op:

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2010/08/18/rapport-plussen-en-minnen-evaluatie-van-de- wgr-plus, pagina 5

63 over de afschaffing: “(…) de Raad van State is van oordeel dat een daadkrachtige motivering van het voorstel ontbreekt. De evaluaties van de bestaande stadsregio’s, die een gunstig beeld opleveren, worden in de toelichting niet ter sprake gebracht.” (Peters & Castenmiller, 2016: 187) Wanneer het Kabinet in april 2012 valt62 en er een nieuwe regering wordt gevormd tussen de PvdA en de VVD, komt de afschaffing van de WGR-plus opnieuw in het regeerakkoord te staan. Aan de notie van de gemeenten Rotterdam en Den Haag in de agenda van de metropoolregio om te gaan zoeken naar de bestuurlijke inbedding van de metropoolregio’s is inmiddels een gevolg gegeven door het starten van een lobby richting de Tweede Kamer voor een uitzonderingspositie voor Rotterdam, Den Haag en Amsterdam (Peters & Castenmiller, 2016: 189). Deze uitzonderingspositie wordt gemotiveerd vanuit het bestaan van gemeentelijke vervoersbedrijven in de drie steden. Een, zoals de regering wenste, in te stellen regionale vervoersautoriteit zou ervoor zorgen dat het voortbestaan van deze gemeentelijke vervoersbedrijven in het geding zou komen. Vanuit Europese regelgeving is het namelijk alleen mogelijk om een inbesteding aan het eigen vervoersbedrijf te doen. Wanneer de vervoersautoriteit bij de provincie zou liggen, zou de aanbesteding dus niet naar de HTM of RET kunnen gaan in de vervoersautoriteit van de provincie Zuid-Holland.63 Om deze reden lukt het de gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Den Haag om de uitzonderingspositie te creëren. Terwijl bevoegdheid voor de autoriteit van het openbaar vervoer in heel Nederland na de beoogde afschaffing van de WGR-plus komt te liggen bij de provincies, ontvangen de twee vrijwillig gevormde metropoolregio’s een wettelijk vastgestelde uitzonderingspositie en de aan de vervoerstaken verbonden uitkeringen (BDU: brede doeluitkering). Op 3 juli 2014 wordt vervolgens door de Tweede Kamer ingestemd met de afschaffing van de WGR- plusregeling – met in begrip van de uitzonderingspositie voor de metropoolregio’s. Dit betekende dat de WGR-plusregio’s per 1 januari 2015 formeel opgeheven zouden worden (Peters & Castenmiller, 2016: 184, 190).