• No results found

Van de Afdeelingen

In document Neerlandia. Jaargang 31 · dbnl (pagina 115-118)

's-Gravenhage.

31 Jan. gaf deze Afd. een Dietschen kunstavond, waaraan medewerkten mevr. Rodie Medenbach met voordrachten en de heer B. van den Sichtenhorst Meyer met klavierspel. Pulchri was vol en de bijval groot.

Groningen.

Voor deze Afdeeling hield Prof. R. Casimir 28 Januari een lezing over ‘De Centrale plaats van Nederland in het Dietsche Stamverbond’.

In helderen betoogtrant en met groote overtuiging gaf de spreker een uiteenzetting van zijn onderwerp. Voor het afdeelingsbestuur, dat gehoopt had met deze lezing de belangstelling voor de taak van het Verbond bij leden en niet-leden te verlevendigen of gaande te maken, was het een groote teleurstelling, dat zoo weinigen deze voortreffelijke en voor dit doel zoo uitnemend geschikte rede mede aanhoorden.

De heer J.C.A. Croin, is na 17 jaren lid te zijn geweest van het Bestuur dezer Afdeeling, voornamelijk als penningmeester, in het gelid der gewone leden terug getreden.

Met buitengewonen ijver heeft hij steeds de belangen der Afdeeling behartigd en zijn nauwkeurige administratie was voorbeeldig en vermaard. Hij was altijd van oordeel, en wij zijn dat met hem eens, dat van een nauwgezet beheer almee het welvaren van een vereeniging afhangt.

Hem worde hier openlijk dank gebracht voor al wat hij in het belang der Afd. Haarlem deed.

Rotterdam.

Deze Afdeeling hield 24 Januari haar jaarvergadering onder leiding van den voorzitter Prof. Dr. Z.W. Sneller.

Mejuffrouw A. Kuyper bracht verslag uit. De Heer D.J. Tijssens gaf een overzicht van den geldelijken toestand. Beide verslagen werden goedgekeurd.

Als Bestuursleden werden de heeren Mr. Ch. Petit en J.A.L. Daman Willems herkozen: in de plaats van den heer W.J. Roodenburg, die wegens drukke

werkzaamheden ontslag had gevraagd, werd de heer J.B.C. Hendrix gekozen. De voorzitter sprak een woord van waardeering voor de diensten, door den heer Roodenburg, aan het A.N.V. bewezen. Als vertegenwoordiger in den groepsraad werd herkozen de heer J.v.d. Wall.

Wageningen.

De Vlaamsche letterkundige Wies Moens heeft voor deze Afdeeling en die van het Dietsche Studentenverbond een lezing gehouden over ‘De jongeren in de Vlaamsche poëzie’.

Harderwijk en Omstreken.

Het bestuur der Afd. Harderwijk heeft de aardige gedachte gehad de leerlingen der hoogste klasse van het Lyceum uit te noodigen van den voordrachtavond door den heer Lauwerijs voor de Afdeeling gehouden, een verslag te maken als stijloefening. Het onderstaande is bekroond.

Wij bevelen het denkbeeld ter navolging aan andere afdeelingen aan, al plaatsen wij dit verslag bij wijze van uitzondering.

Donderdag 10 Dec. hield Prof. Modest Lauwerijs een voordrachtavond in het ontspanningslokaal van de cantine.

In dit verslag schrijf ik mijn eigen meening over dien avond en ik weet niet, of alle leerlingen van het Lyceum, die er geweest zijn, er precies zoo over denken.

Maar in ieder geval kan ik wel zeggen, dat we het allemaal een prettige avond, en een waar je wat aan had, vonden.

Met een korte toespraak van den heer Timmer begon de avond. Hij sprak de hoop uit, dat door deze voordrachtavond de band tusschen Nederland en Vlaanderen nog hechter zou worden.

Daarop kwam Prof. Modest Lauwerijs aan het woord.

Hij begon met een kort oveczicht van den groei der Vlaamsche literatuur vanaf ± 1890 te geven en daarop droeg hij ‘de Nachtegaal’ van Guido Gezelle voor.

Daar ik eerst nog wat moeite had om in de spheer van den avond te komen heb ik dit niet ten volle kunnen genieten maar het daarop volgende ‘Gierzwaluwen’, ook van Gezelle, boeide mij geweldig.

Prof. Modest Lauwerijs gaf eerst een korte inhoudsbeschrijving wat buitengewoon prettig was omdat men hierdoor, al klonk het Vlaamsch nog soms wat vreemd, het vers makkelijk volgen kon.

Het zangerige: Zie, zie bij het begin van het vers gaf mij heelemaal het idee van vogels die dichtbij komen en weer weg gaan.

Daar Prof. Modest Lauwerijs een kleine verandering in het programma had aangebracht, kregen wij als 3de nummer: ‘Terwe’ van René de Clercq te hooren.

Van het zingen van ‘Pier de Mandenmaker’ en de verwoede strijd tusschen Nol en Mark hebben wij allemaal genoten, en het wiegeliedje gaf geheel den indruk of er een moeder haar kindje in slaap wiegde.

Na de pauze kwam: ‘De avondklokjes’ van Cyriel Buysse. Ik was hierdoor zoo geboeid dat het mij als een storing voorkwam toen er geklapt werd!

‘Jeugd’ van Streuvels dat hierop volgde behandelt de ontmoeting tusschen Lieva en Hektor in het klaverland. En de voordracht gaf dan ook werkelijk het idee of er 2 menschen spraken. Het grappige galmende groeten: ‘dag Lieva, Lieveke, Lieva’, en het liedje dat in de verte verstierf vond ik erg aardig.

Als slot kregen wij: ‘Klokke Roelant’ van Rodenbach.

Evenals bij alle andere stukken wist Prof. Modest Lauwerijs ons heelemaal in de stemming van het gedicht te brengen en het leek of we werkelijk alles ook gezien hadden wat in de verzen behandeld werd.

Het was een heerlijke avond en zoowel van de ernstigere als van de meer komische verzen, heb ik genoten, en ik hoop dat wij volgend jaar Prof. Modest Lauwerijs nog eens mogen hooren.

39

Vlaanderen.

In document Neerlandia. Jaargang 31 · dbnl (pagina 115-118)