• No results found

De actoren rond natuur en landschap

In document Natuurbalans 2004 (pagina 170-175)

8 ACTOREN EN BELEID

8.1 De actoren rond natuur en landschap

In het veld van natuur en landschap is een groot aantal spelers actief. Deze stellen zich steeds pluriformer op en werken steeds vaker samen. De samenwerking betreft zowel ‘groen-groene’ als ‘groen-rode’ coalities.

Het aantal mensen en organisaties dat betrokken is bij natuur en landschap is groot en hun betrokkenheid is divers. In paragraaf 2.3 is hiervan een globaal beeld geschetst. Naast bekende actoren als natuurbeschermingsorganisaties, overheden en vrijwilligers, zijn ook nieuwe actoren betrokken geraakt zoals projectontwikkelaars (intermezzo ‘Bloemendalerpolder’) en agrarische natuurverenigingen (paragraaf 7.3). In deze paragraaf worden de belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van actoren geschetst zoals die zich in de voorafgaande hoofdstukken en intermezzo’s van deze Natuurbalans aandienden. Daarmee is het spelersveld niet noodzakelijkerwijs com- pleet. De keuze van onderwerpen legt nu eenmaal ook beperkingen op. Desondanks tekent zich een rijk pallet aan actoren af.

Meer pluriformiteit in betrokkenheid

De afgelopen decennia is het voor veel boeren aantrekkelijk geworden zich meer toe te leggen op agrarisch natuurbeheer. Dit weerspiegelt zich in de toenemende aan- dacht van het rijksbeleid voor dit onderwerp en in de sterke toename van het aantal leden van agrarische natuurverenigingen. Ook valt op dat een groeiend aantal bur- gers lid wordt van agrarische natuurverenigingen en dat de verenigingen steeds intensiever samenwerken met andere partijen (zie paragraaf 7.3).

Heel veel natuurbeschermingswerk wordt in het veld verzorgd door vrijwilligers. In de weidevogelbescherming, bijvoorbeeld, zijn vrijwilligers actief op meer dan 300.000 ha landbouwgrond (paragraaf 7.1). Zij werken daarbij nauw samen met de boeren. Ook de provinciale stichtingen voor landschapsbeheer en het Netwerk Ecologische Monitoring zijn vrijwel geheel afhankelijk van vrijwilligers. Het aantal mensen dat zich actief inzet om de natuur- en landschapskwaliteit te verbeteren groeit nog steeds (paragraaf 2.3).

Spelers in het veld

In de intermezzo’s die in deze Natuurbalans zijn opgenomen worden concrete voorbeelden beschreven vanuit de praktijk van het natuur- en landschapsbeleid. Naast de daarbij betrokken burgers, recreanten en vrijwilligers, worden in totaal ruim tachtig verschillende actoren genoemd. Samengevat gaat het om de volgende categorieën:

Maatschappelijke organisaties:

Agrarische Natuurverenigingen, Consumenten- organisaties, Landschapsbeheerders, Locale belangenpartijen, Milieufederaties, Natuur- en Milieueducatie, Particuliere Gegevensbeheren-

de Organisaties, Particuliere grondeigenaren, Terreinbeherende organisaties.

Bedrijfsleven:

Agrarische ondernemers, Kamers van Koophan- del, Financiers / Investeerders, Land- en Tuin- bouw organisaties, Onderzoeks- en Adviesbu- reaus, Projectontwikkelaars,

Recreatieondernemers, Waterleidingbedrijven, Zorginstellingen, Overige Bedrijven.

Overheidsorganisaties:

Europese Unie, Gemeenten, Provincies, Rijks- overheid, Waterschappen.

Het is opvallend dat ook voor organisaties die natuur en landschap niet als primaire doelstelling hebben dit beleidsterrein steeds belangrijker wordt. Voorbeelden zijn overheidslichamen zoals Defensie (oefenterreinen) en Rijkswaterstaat (wegbermen en uiterwaarden), maar ook particuliere instellingen met relatief grote arealen groen zoals waterleidingbedrijven, zorginstellingen en recreatiebedrijven.

In de financiële wereld zijn er een aantal banken die zich specifiek hebben toegelegd op groene producten. Voorbeelden zijn de ASN Bank en de Rabo Groen Bank. Naast financieringen en beleggingen, leveren deze banken bijdragen aan discussies rond het natuur- en landschapsbeleid. Ook de ANWB, belangenbehartiger van veel Neder- landers op het gebied van mobiliteit en recreatie, houdt zich actief bezig met de beleidsbeïnvloeding rond natuur en landschap. Tal van natuurbeschermingsorganisa- ties, de provinciale milieufederaties en de Stichting Natuur en Milieu zijn eveneens op dit terrein actief (zie paragraaf 2.3).

‘Groene’ organisaties werken steeds meer samen

Maatschappelijke organisaties op het terrein van natuur en landschap spelen met hun grote en vaak actieve achterban een belangrijke rol in het tot stand komen en uitvoe- ren van het beleid. Veelal is sprake van intensieve samenwerking tussen overheden en deze organisaties. Ook onderling werken deze ‘groene’ actoren steeds meer samen. De samenwerking tussen ‘groene’ organisaties is onder meer gericht op strategievor- ming (gezamenlijk lobbyen), uitwisseling van informatie en kennis, en op beleidsvor- ming en -uitvoering. Natuurlijk zijn er ook momenten waarop de samenwerking onder druk komt te staan. Dit hangt vaak samen met veranderingen in het beleid. Zo kan meer nadruk en daaraan verbonden geld voor soorten of juist gebieden leiden tot onderlinge concurrentie. Immers, beide velden worden bekostigd uit hetzelfde (krap- pe) potje. Het gebrek aan financiële middelen wordt als het grootste obstakel ervaren voor een goed functioneren van natuurbeschermingsorganisaties. Maar over het alge- meen overheerst de samenwerkingsgedachte.

De natuurbeschermingsorganisaties spelen ook een belangrijke rol in de vertaling en implementatie van Europese regelgeving. De doorwerking van bijvoorbeeld de Habi-

Ook in het landschapsbeheer wordt veel werk verzorgd door vrijwilligers (Foto: Hans Far- jon).

tat- en Vogelrichtlijn is meer dan eens onvoldoende geweest. Mede door de natuurbe- schermingsorganisaties is dit onder de aandacht van de Europese Unie gekomen. De organisaties hebben geleerd dat ‘Brussel’ gebruikt kan worden als stok achter de deur om de Nederlandse overheid te dwingen de Natuurbeschermingswet en de Flora- en Faunawet op een juiste wijze uit te voeren. Deze nationale wetten zijn namelijk voor een groot deel gebaseerd op de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn. Door middel van juridische procedures heeft bijvoorbeeld Das en Boom laten zien dat de Europese Richtlijnen serieus genomen moeten worden bij de bescherming van de korenwolf in Nederland (Van der Zouwen en van Tatenhove, 2002).

Opvallend is de intensieve samenwerking die zich tussen agrarische natuurverenigin- gen en terreinbeherende instanties aftekent (zie paragraaf 7.3). Vooral met Provincia- le Landschappen is deze samenwerking de laatste jaren sterk toegenomen. Samen- werking heeft als bijkomend voordeel dat het draagvlak van de agrarische natuurverenigingen in de regio en bij (provinciale) overheden wordt vergroot. Toenaderingen tussen ‘rood’ en ‘groen’

Economie en ecologie worden dikwijls als tegenpolen van elkaar gezien. De afgelopen jaren hebben zich tal van situaties voorgedaan waarin ze elkaar daadwerkelijk in de weg zaten. Vooral recreatieondernemingen zijn beducht voor het restrictieve natuur- beleid, zoals dat bijvoorbeeld voortvloeit uit de Habitat- en Vogelrichtlijn. Bedrijven die door VNO-NCW vertegenwoordigd worden, hebben meerdere malen projecten moeten stilleggen, omdat er soorten voorkwamen op bouwplaatsen die een beschermde status genoten en bedreigd werden door de economische activiteiten. Deze voorvallen hebben de bedrijven veel geld gekost.

Veel recreatieondernemers heebben een groot belang bij het ontwikkelen en beheren van ‘groen’ in hun directe omgeving (Foto: Rijk van Oostenbrugge).

Maar er zijn ook tegenovergestelde ontwikkelingen. Paragraaf 2.3 ging al in op het belang dat recreatieondernemers stellen in het behoud van natuur- en landschaps- kwaliteiten. Er zijn ook andere voorbeelden te noemen van serieuze toenaderingen tussen ‘groene’ en ‘rode’ partijen. De (gelegenheids)coalities tussen natuurbescher- mingsorganisaties en projectontwikkelaars is zo’n voorbeeld. De ‘groene’ partijen zoe- ken hierbij contact met bijvoorbeeld VNO-NCW en LTO, maar het is opvallend dat de ‘rode’ organisaties zelf ook initiatieven nemen om een plaats in het natuurbeleid te veroveren. Door het aangaan van nieuwe coalities willen beide partijen voorkomen dat het tot soortgelijke confrontaties komt in de toekomst.

De natuurbeschermingsorganisaties zoeken ook om andere redenen de ‘rode’ actoren op: steeds vaker blijkt dat ‘rode’ financiering nodig is om natuurprojecten van de grond te krijgen. ‘Rode’ en ‘groene’ partijen zijn van elkaar afhankelijk als het bijvoor- beeld gaat om Publiek-Private Samenwerking (PPS) of compensatieprojecten (bijvoor- beeld de aanleg van de tweede Maasvlakte). Daar komt bij dat projectontwikkelaars, door de sterke grondposities die zij veelal in de directe nabijheid van de steden inne- men, voor natuur- en groenrealisatie een cruciale partner zijn geworden (paragraaf 4.3). Hierbij worden vooral veel eisen gesteld aan de regievoering.

Projectontwikkelaars denken groen

De (grote) projectontwikkelaars van Nederland, verenigd in de Neprom, pleiten ervoor de concur- rentiepositie van Nederland te verbeteren om buitenlandse ondernemingen aan te trekken. Zij stellen belang te hebben bij een nationale keuze voor sterke economische clusters. Ze willen zekerheid over droge voeten, leefbare steden met een hoge ‘quality of life’ en goed ingerichte openbare ruimten met hoogwaardige groene en blauwe recreatiemogelijkheden. De Neprom pleit in samenhang daarmee voor vermindering van het aantal bedrijventerreinen. De verwachting is dat daardoor het belang van waardebehoud van bestaande locaties toeneemt (Bronnen: Neprom; Louw et al., 2004).

Bestaande bedrijventerreinen verouderen snel en het aanbod van bouwrijpe kavels op nieuwe bedrijventerreinen is hoog. Het is daarom voor bedrijven vaak aantrekkelijker om nieuw te bouwen dat om oude gebou- wen te onderhouden (Foto: Roel Hoeve).

Hart van de Heuvelrug

Een activiteit waar zowel ‘rode’ als ‘groene’ actoren bij betrokken zijn, is het project ‘Hart van de Heuvelrug’. Het project speelt zich af op de Utrechtse Heuvelrug rondom Soesterberg. Ener- zijds staat het gebied onder druk door plannen voor uitbreiding van bebouwing en infrastructuur, die leiden tot verdichting en versnippering. Anderzijds zijn er ontwikkelingen gaande als het sluiten van zorginstellingen en het stoppen van activiteiten op de vliegbasis Soesterberg, die – als gevolg van de daardoor vrijkomende ruimte – zowel kansen bieden voor natuur als voor nieuwe ‘rode’ functies.

Met het project ‘Hart van de Heuvelrug’ beoogt men de ontwikkeling van nieuwe natuur en groe- ne verbindingen te bekostigen uit de opbreng- sten van nieuwe huizen en bedrijventerreinen. De bedoeling is dat er ten minste evenveel groen bijkomt als er verdwijnt door de rode projecten. Het groen moet een belangrijke bijdrage leveren aan de Ecologische Hoofdstructuur, onder meer in de vorm van natuurbruggen over de A28 en de N237 bij Soesterberg.

Eind juni 2004 is een overeenkomst ondertekend door besturen van drie zorginstellingen, vijf gemeenten, stichting Het Utrechts Landschap, de Kamer van Koophandel, ProRail, de provincie en vijf ministeries. Een belangrijk onderdeel is het met elkaar verevenen van de kosten en opbreng- sten van rode en groene projecten. Zo komt er een fonds, waar gemeenten een deel van de opbreng- sten van woningbouwprojecten en nieuwe bedrij- venterreinen in storten. De bedoeling is dat daar- uit de ontwikkeling en het herstel van natuur en de aanleg van natuurbruggen betaald worden.

Essentieel in de samenwerking is de toetsende rol van de provincie. Uitvoering van een aantal projecten zal namelijk leiden tot ontwikkelingen die niet in lijn zijn met bestaande bestemmings- plannen. De provincie zal voor deze activiteiten goedkeuring moeten verlenen.

Voor realisatie van de natuurdoelen is de rol van de provincie vooral van belang als het gaat om het toezien op de verevening. Binnen het project zijn meerdere deelgebieden benoemd met ieder zijn eigen deelproject. Natuur maakt niet automa- tisch onderdeel uit van de verschillende deelpro- jecten, omdat de natuurdoelen deelgebiedsover- schrijdend zijn. Daarmee ontstaat het risico dat in de uitwerking van de verschillende deelprojec- ten het onderdeel natuur niet wordt meegeno- men, in de wederzijdse verwachting dat andere deelprojecten dit zullen doen. De provincie kan er, als deelgebiedoverschrijdende partij, op toe- zien dat in het gehele plan de natuurdoelen wel worden meegenomen.

De stichting Het Utrechts Landschap is initiatief- nemer geweest van het project. De Stichting plaatst er zelf als kanttekening bij dat een project als ‘Hart van de Heuvelrug’ een zware wissel trekt op de (beperkt) beschikbare capaciteit van de organisatie. Men krijgt immers niet specifiek betaald voor dergelijke activiteiten. Inmiddels heeft de provincie Utrecht de regierol overgeno- men. Een organisatie als Het Utrechts Landschap kan die rol niet vervullen, omdat de planologi- sche verantwoordelijkheid bij de provincie ligt.

In ‘Hart van de Heuvelrug’ betaalt ‘rood’ mee aan ‘groen’: regionale verevening van kosten en baten moet de aanleg van natuurbruggen over de A28 bij Soesterberg mogelijk maken (Foto: Rijk van Oostenbrugge).

In document Natuurbalans 2004 (pagina 170-175)