• No results found

Aannames voor het model

Bij de ontwikkeling van het model zijn een aantal aannames gedaan m.b.t.

prijzen, besparingen en percentages. Deze aannames zijn van groot belang voor de resultaten die uit het model komen en de conclusies van de case studies die zijn ingevoerd in het model. Sommige aannames zullen weinig invloed uitoefenen of de uiteindelijke resultaten, maar andere aannames beïnvloeden de resultaten aanzienlijk. Aangezien de resultaten deels

gevormd worden door de aannames is het van belang dat inzichtelijk is voor de gebruiker van het model welke waarden zijn aangenomen en welke waarden zijn gebaseerd op bronnen.

De waarden van onderstaande gegevens zijn gebaseerd op aannames en zullen stuk voor stuk worden toegelicht.

• Jaarlijkse energieprijsstijging

• Jaarlijkse stijging van het MI budget

• Besparing op personeelskosten

• Besparing op onderhoud- & schoonmaakkosten

• Energiebeparing

6.4.1 Jaarlijkse energieprijsstijging

De prijzen voor gas en elektriciteit veranderen jaarlijks. Bij de elektriciteitsprijs is de vraag naar elektriciteit de belangrijkste factor voor de prijsverandering. Bij gas is de jaarlijkse prijs afhankelijk van de aardolieprijs, welke wordt bepaald door vraag en aanbod (Vereniging eigen huis 2010)

Aan de hand van de prijsstijgingen van de afgelopen 8 jaar (2003-2011) is een aanname gedaan voor de stijging van zowel de gas als de elektriciteitsprijs. Voor gas is de gemiddelde prijsstijging in 8 jaar 3,24%.

De gemiddelde prijsstijging in 8 jaar voor elektriciteit ligt wat hoger met 5,83%. Een overzicht van de prijzen en prijstoenames is te zien in Bijlage V. Opvallend is dat er bij elektriciteit één flinke uitschieter tussen zit; een toename van 24% in 2009 (waarschijnlijk veroorzaakt door de financiële crisis). Wanneer deze uitschieter buiten beschouwing wordt gelaten is de gemiddelde toename van de elektriciteitsprijs 3,21%. Dit gemiddelde geeft een realistischere waarde van de elektriciteitsprijsstijgingen. Gebaseerd op deze cijfers is een jaarlijkse prijsstijging van 3% aangenomen voor zowel de gasprijs als de elektriciteitsprijs.

Maartje Fleur van Gerwen Een Frisse Duurzame school; een haalbare kaart? 79 6.4.2 Jaarlijkse stijging van het MI budget

Jaarlijks vindt er een prijsbijstelling plaats voor het MI budget. Deze prijsbestelling voor jaar Z wordt gebaseerd op:

- de werkelijke prijsontwikkeling in jaar X - de geactualiseerde prijsontwikkeling in jaar Y - de verwachte prijsontwikkeling in jaar Z

De jaarlijkse toename van de afgelopen 5 jaar zijn bekeken en hiervan is de gemiddelde toename van het MI budget berekend. Aangezien de Lumpsum financiering pas sinds 2006 in gebruik is voor het primair onderwijs, kan slechts het gemiddelde van 5 jaar bepaald worden. Dit leidt tot een gemiddelde toename van 1,77%. In Tabel 6.1 is te zien dat dit gemiddelde een goede weergave is van de toename, welke rond dat gemiddelde liggen.

Een extreme toename in 2009 en een kleine afname in 2010, zorgen samen ook voor een gemiddelde rond de 1,77%, waardoor dit gemiddelde een realistisch beeld schept. Aangezien het huisvestingsbudget onderdeel is van het MI budget binnen het overkoepelende Lumpsumbudget, is voor het huisvestingsbudget aangenomen dat de jaarlijkse prijstoename 1,77% is.

2007 2008 2009 2010 2011 Gemiddeld Prijsverhoging

(%)

1,56 1,60 3,90 -0,17 1,99 1,77

Tabel 6.1. Jaarlijkse prijstoename van het MI budget

Let op: Zoals benadrukt in de voorgaande paragraaf is het model in principe gebaseerd op het huisvestingsbudget dat voortkomt vanuit het lumpsumbudget. Vanuit dit budget is gekeken of de investering financieel haalbaar is. Omdat dit budget jaarlijks wordt bijgesteld qua prijs, is ook in het model dit budget geïndexeerd voor 10 jaar.

Wanneer het model gebruikt wordt voor alle budgetten, dan is ook alleen het MI budget geïndexeerd. De overige twee budgetten zijn niet geïndexeerd. Dit komt voort uit het feit dat er weinig gegevens hierover te

vinden waren en dat de nadruk ligt op het huisvestingsbudget. Eventueel kunnen deze budgetten in dit model nog geïndexeerd worden wanneer blijkt dat schoolbesturen vaker dit model vaker gebruiken dan het model dat zich alleen richt op het huisvestingsbudget.

6.4.3 Besparing op personeelskosten

Zoals beschreven in paragraaf 3.4.1 is in de folder Wat u wilt weten over Frisse Scholen van SenterNovem (2009) gegeven dat het ziekteverzuim verlaagd kan worden met 1 a 2% na verbetering van de fysieke arbeidsomstandigheden.

Zoals berekend in paragraaf 3.4.1 zullen de personeelskosten afnemen met 1%, wanneer het ziekteverzuim daalt met 1%.

SenterNovem neemt aan dat het ziekteverzuim verlaagd kan worden met 1 à 2 %. Deze aanname is overgenomen voor het model. Echter is een opsplitsing gemaakt tussen klasse die leiden tot 1% besparing en klasse die leiden tot 2% verlaging. De belangrijkste factor voor de verbetering van het binnenklimaat en dus de vermindering van het ziekteverzuim is de aanschaf van een ventilatiesysteem. Echter de eisen aan de luchtkwaliteit verschillen per klasse, zo wordt voor klasse C een maximale luchtkwaliteit van 1200 PPM geëist terwijl voor klasse A een maximale luchtkwaliteit van 800 PPM. Hoe beter de luchtkwaliteit, hoe meer het ziekteverzuim zal afnamen. Om deze reden is aangenomen dat klasse D & C Gezondheid allebei leiden tot een besparing van 1% op de totale personeelskosten.

Voor klasse B & A Gezondheid is aangenomen dat deze klassen leiden tot 2% besparing op de totale personeelskosten. Deze besparing geldt niet bij pakket 4. Energie, aangezien in dit pakket geen ventilatiesysteem wordt aangeschaft.

6.4.4 Besparing op onderhoud- & schoonmaakkosten

Zoals aangegeven in paragraaf 3.4.1 heeft SenterNovem aan aanname gedaan m.b.t. de besparing op deze kosten De aanname is een verlaging van 25% van de totale onderhoud- & schoonmaakkosten. Deze besparing geldt vanaf het moment dat alle maatregelen zijn gerealiseerd.

Maartje Fleur van Gerwen Een Frisse Duurzame school; een haalbare kaart? 80 In het model worden de resultaten van vier pakketten berekend. Hierin

wordt ook de besparing op onderhoud- & schoonmaakkosten meegenomen, waarvoor een aanname is gedaan gebaseerd op de aanname van SenterNovem. Aangezien de vier pakketten verschillen qua maatregelen, is er ook een verschil qua aannames.

Aangezien bij pakket 1. Gezondheid & Energie alle mogelijke maatregelen worden toegepast, komt dit pakket overeen met het Frisse Scholen project en is de aanname van SenterNovem voor dit pakket aangehouden. Een besparing van 25% vanaf het moment dat alle maatregelen zijn gerealiseerd. Daarbij komt nog eens dat bij klasse D van gezondheid heel wat minder maatregelen realiseert, waardoor de besparing ook een stuk lager zal zijn. Voor klasse D Gezondheid is daarom 75% van de besparing van de overige klassen aangehouden.

Zowel bij Pakket 2. Energie & Ventilatie, Pakket 3. Gezondheid en bij Pakket 4. Energie wordt slechts een deel van alle maatregelen gerealiseerd (of alleen de maatregelen van Gezondheid of alleen de maatregelen van Energie). Aangezien bij deze pakketten circa de helft van het totaal aantal maatregelen wordt gerealiseerd is aangenomen dat de besparing op de onderhoud- & schoonmaakkosten 12,5% is. Bij pakket 3 geldt voor klasse D hetzelfde als bij pakket 1. Minder maatregelen worden gerealiseerd, wat leidt tot minder besparing. Ook hier is 75% van de besparing van de overige klassen aangehouden.

6.4.5 Energiebesparing

Voor de energiebesparing die wordt gerealiseerd kan niet één percentage worden aangenomen. Elke besparende maatregel realiseert een bepaald percentage energiebesparing. Het is afhankelijk van de maatregelen die noodzakelijk zijn in het gebouw (eventueel zijn maatregelen al aanwezig) en welke klasse wordt gerealiseerd. In Bijlage VII is een uitgebreide beschrijving gegeven van alle kosten en besparingen die zijn gehanteerd in het model. De belangrijkste maatregelen zijn hier weergegeven met de aangenomen percentages voor de energiebesparing. De besparingspercentages zijn berekend met het programma EPU. Dit

programma is ontwikkeld om epc berekeningen uit te voeren voor gebouwen. Met EPU is per maatregel de energiebesparing berekend. Deze waarden zijn gevalideerd binnen Search Ingenieursbureau BV.

Figuur 6.12 geeft de percentages weer die aangenomen zijn voor de extra isolatie in het dak, gevel en begane grond en voor het vervangen van beglazing en kozijnen. Aangezien de eisen per klasse verschillen is ook de energiebesparing per klasse verschillend. De eisen per klasse zijn terug te zien in Figuur 6.4. Aangezien 78% van het gasverbruik wordt gebruikt voor de ruimteverwarming zijn de percentages berekend over allen deze 78% van het totale gasverbruik. Dit geldt ook voor het elektriciteitsverbruik waar 73% gebruikt wordt voor verlichting.

Besparing gasverbruik (%) Klasse D Klasse C Klasse B Klasse A

Isolatie dak 15 18 20 20

Isolatie gevel 8 10 10 11

Isolatie begane grond 2 3 3 3,5

Vervangen beglazing & kozijnen 21 32 32 32 Figuur 6.12 Aannamen percentages besparing gasverbruik bij het plaatsen van extra isolatie en vervangen van beglazing en kozijnen. Klasse D is dubbelglas, klasse C, B en A zijn HR++ glas i.c.m. houten of kunststof kozijnen.

Figuur 6.13 geeft een overzicht van de percentages energiebesparing die zijn aangenomen voor de vervanging van verwarmingsinstallaties en verlichting en de regeling van de verlichting.

Besparing gasverbruik %

Figuur 6.13 Aannamen percentages besparing gasverbruik en elektriciteitsverbruik bij de vervangen van de verwarmingsinstallatie en de verlichting

Maartje Fleur van Gerwen Een Frisse Duurzame school; een haalbare kaart? 81