Beslissing op bezwaar
Kenmerk: 715315/727775
Betreft: beslissing op bezwaar tegen de brief van 11 oktober 2018 met kenmerk 712599/713591 inzake het handhavingsverzoek van Stichting Animal Rights (hierna: de stichting) wegens vermeende overtreding van artikel 2.1, tweede lid, onder d en e van de Mediawet 2008 door KRO-NCRV.
Het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat), gezien de brief van 11 oktober 2018 (kenmerk 712599/713591),
gezien het daartegen bij brief van 14 november 2018 ingediende beroepschrift,
gelet op het verhandelde ter zitting bij de rechtbank Gelderland op 2 april 2019 en de brief van de rechtbank Gelderland aan het Commissariaat van 8 april 2019,
gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb),
gelet op het bepaalde in artikel 2.1, tweede lid, onder d en e, artikel 7.11, eerste lid, onder a en artikel 7.12, eerste lid, van de Mediawet 2008.
overweegt als volgt:
__________________________________________________________________
A. Verloop van de procedure
1. Bij brief van 18 september 2018 is door de stichting een handhavingsverzoek ingediend tegen KRO-NCRV wegens vermeende overtreding van artikel 2.1, tweede lid, onder d en e van de Mediawet 2008, inhoudende dat publieke mediadiensten media-aanbod verzorgen dat onafhankelijk is van commerciële invloeden en, behoudens het bepaalde bij of krachtens de wet, van overheidsinvloeden en voldoet aan hoge journalistieke en professionele kwaliteitseisen. Het verzoek om handhaving heeft specifiek betrekking op de programma’s Boer zoekt vrouw en Onze boerderij.
2. Bij brief van 11 oktober 2018 heeft het Commissariaat het standpunt ingenomen dat de stichting niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid van de Awb kan worden aangemerkt, dat haar handhavingsverzoek daarom niet kan worden
aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3 van de Awb om een besluit te nemen en dat de brief van 11 oktober 2018 daarmee geen besluit is als bedoeld in de Awb.
3. Bij brief van 14 november 2018 heeft de stichting hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland.
4. De rechtbank Gelderland heeft de zaak op 2 april 2019 ter zitting behandeld.
5. Bij brief van 8 april 2019 heeft de rechtbank Gelderland te kennen gegeven dat de brief van de stichting van 14 november 2018 als bezwaarschrift moet worden aangemerkt en de stukken aan het Commissariaat teruggezonden met de mededeling dat het
Commissariaat een besluit op bezwaar dient te nemen.
6. Bij brief van 16 mei 2019 heeft het Commissariaat de stichting geïnformeerd over de brief van de rechtbank van 8 april 2019 alsmede over het feit dat het Commissariaat de termijn voor het nemen van een besluit op bezwaar met zes weken verdaagt, gelet op de samenhang tussen het handhavingsverzoek en het door de stichting ingediende verzoek om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna:
Wob) van het onderzoeksrapport naar de naleving van de Mediawet 2008 door KRO-NCRV.
7. Bij besluit van 28 juni 2019 heeft het Commissariaat het Wob-verzoek van de stichting behoudens openbaarmaking van persoonsgegevens en bedrijfsgegevens ingewilligd.
Vervolgens is bij brief van 15 juli 2019 aan de stichting het onderzoeksrapport van het Commissariaat naar de naleving van de Mediawet 2008 door KRO-NCRV
toegezonden. Daarnaast heeft het Commissariaat de stichting een afschrift gestuurd van de brief van 15 april 2019 waarin het Commissariaat KRO-NCRV op de hoogte heeft gesteld van de uitkomsten van genoemd onderzoek en waarin het Commissariaat er bij KRO-NCRV op heeft aangedrongen om ter vermijding van
belangenverstrengeling zowel het risicomanagementsysteem als de bedrijfsvoering aan te aanpassen.
8. Op 5 juli 2019 heeft de stichting het Commissariaat in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit op bezwaar.
Opbouw beslissing op bezwaar
9. De beslissing op bezwaar heeft de volgende opbouw. Hierboven is al ingegaan op het verloop van de procedure (A). Hieronder wordt eerst verwezen naar het juridisch kader (B). Vervolgens wordt de ontvankelijkheid van het bezwaar behandeld (C) en de bezwaargronden (D), gevolgd door de overwegingen van het Commissariaat (E).
Daarna volgt de conclusie (F) en wordt ingegaan op de openbaarmaking (G). Ten slotte volgt de beslissing op bezwaar (H).
B. Juridisch kader
10. Voor de relevante juridische bepalingen wordt verwezen naar bijlage 1 bij deze beslissing op bezwaar.
C. Ontvankelijkheid bezwaar
11. In haar bezwaarschrift bestrijdt de stichting allereerst het oordeel van het
Commissariaat in de brief van 11 oktober 2018 dat zij geen belanghebbende is. De stichting stelt op te komen voor het belang van landbouwhuisdieren met name door het publiek te informeren over het leven en lijden van deze dieren. Daarbij is het volgens de stichting van belang dat een zo objectief mogelijk beeld wordt geschetst van de bio-industrie.
12. Zoals volgt uit de brief van het Commissariaat van 11 oktober 2018, dient voor het in behandeling kunnen nemen van het verzoek om handhaving gelet op artikel 1:3, derde lid van de Awb sprake te zijn van een aanvraag. Daarvoor is vereist dat de stichting belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, derde lid van de Awb. Bepalend daarvoor is dat de stichting op grond van haar statutaire doelstelling en blijkens haar feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt die raakt aan de inhoud van de brief van het Commissariaat 11 oktober 2018.
13. De Stichting stelt zich blijkens artikel 2 van haar statuten ten doel:
1. het opkomen voor in gevangenschap levende dieren waaronder landbouwhuisdieren
en proefdieren;
2. het opkomen voor in het wild levende dieren en de kwaliteit van hun natuurlijke habitat;
dit alles in de meest ruime zin van het woord.
14. De stichting tracht dit doel onder meer te bereiken door:
a. het naar buiten brengen van het leed van het dier via reportages en campagnes;
b. het creëren van bewustzijn voor de rechten van het dier via vreedzame acties, de rechtsgang, petities en (sociale) media;
c. het toepassen van bestaande rechtsmiddelen en het verbeteren van de rechtspositie ter bescherming van het dier;
d. het (doen) organiseren van evenementen, activiteiten en/of bijeenkomsten;
e. zowel nationaal als internationaal al datgene te doen of te laten verrichten wat naar het oordeel van haar bestuur noodzakelijk, nuttig en/of gewenst is.
15. Het Commissariaat komt na heroverweging tot het oordeel dat bij het verzoek om handhaving van artikel 2.1, tweede lid, onder d en e van de Mediawet 2008 ten aanzien van de programma’s Boer zoekt vrouw en Onze boerderij belangen zijn betrokken die de stichting blijkens haar statutaire doelstelling en haar feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigt. Dat betreft het doel van de stichting dat zij opkomt voor in
gevangenschap levende landbouwhuisdieren. Daaraan raakt de beeldvorming die het gevolg is van voornoemde programma’s, los van de (inhoudelijke) vraag of hierin al dan niet een objectief en juist beeld wordt geschetst van het lot van dieren in de
bio-industrie. Tevens raakt daaraan haar stelling dat deze programma’s niet
gevrijwaard zouden zijn van commerciële invloeden, in dit geval van veevoederbedrijf ForFarmers, welk bedrijf zich volgens de stichting ten onrechte inzet om het imago van de bio-industrie op te poetsen.
16. Nu de stichting in dit geval als belanghebbende kan worden aangemerkt, betekent dit dat sprake is van aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid van de Awb, zodat het handhavingsverzoek van de stichting inhoudelijk dient te worden beoordeeld.
D. Bezwaargronden
17. De stichting voert aan dat met de programma’s Boer zoekt vrouw en Onze boerderij een onrealistisch, geromantiseerd en eenzijdig beeld wordt geschetst van hoe het er op de boerderij en bio-industrie werkelijk aan toe gaat en dat dit media-aanbod daardoor niet voldoet aan hoge journalistieke en professionele kwaliteitseisen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onder e van de Mediawet 2008.
18. Voorts voert de stichting aan dat de programma’s Boer zoekt vrouw en Onze boerderij niet gevrijwaard zijn van commerciële invloeden omdat de presentatrice van de programma’s nagenoeg identieke betaalde werkzaamheden verricht voor
veevoederbedrijf ForFarmers. Hierdoor is volgens de stichting sprake van overtreding van artikel 2.1, tweede lid, onder d, van de Mediawet 2008.
E. Overwegingen Commissariaat
19. Het Commissariaat volgt de stichting niet in haar bezwaar en overweegt daartoe als volgt.
20. Artikel 2.88 van de Mediawet 2008 bepaalt dat publieke media-instellingen de vorm en de inhoud van het door hen verzorgde media-aanbod bepalen en daar verantwoordelijk voor zijn. Publieke media-instellingen zijn vrij in het bepalen van de thema’s waarover zij berichten en de wijze waarop zij over die thema’s berichten
.
21. De Mediawet 2008 schrijft in artikel 2.88, tweede lid en derde lid voor dat
publieke media-instellingen een redactiestatuut vaststellen dat in elk geval waarborgt
dat normen inzake journalistieke deontologie en kwaliteit worden gehanteerd en waarin tevens is gewaarborgd dat sprake is van redactionele onafhankelijkheid ten opzichte van adverteerders, sponsors en anderen die bijdragen hebben verstrekt voor de totstandkoming van media-aanbod. Het Commissariaat stelt vast dat KRO-NCRV een dergelijk redactiestatuut heeft vastgesteld.
22. Daarnaast constateert het Commissariaat dat de stichting geen gegevens heeft aangedragen waaruit blijkt dat het door de stichting genoemde media-aanbod niet voldoet aan de journalistieke en professionele kwaliteitseisen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onder e van de Mediawet 2008. Voor zover de stichting zich niet kan vinden in het beeld dat in de programma’s Boer zoekt vrouw en Onze boerderij wordt
geschetst, merkt het Commissariaat op dat de wijze waarop bepaalde programma’s worden ervaren, afhankelijk is van de eigen subjectieve beleving, die per persoon kan verschillen. Een negatieve beleving van een bepaald programma leidt op zichzelf niet tot de conclusie dat sprake is van media-aanbod dat niet voldoet aan de
voorgeschreven journalistieke en professionele kwaliteitseisen.
23. Daarnaast bepaalt artikel 2.1, tweede lid, onderdeel d van de Mediawet 2008 dat het media-aanbod van publieke media-instellingen onafhankelijk dient te zijn van
commerciële invloeden en, behoudens het bepaalde bij of krachtens de wet, van overheidsinvloeden. Uit het onderzoek van het Commissariaat noch uit hetgeen de stichting heeft aangevoerd, blijkt dat sprake is van dergelijke invloeden.
24. Zoals is aangekondigd in de brief van 11 oktober 2018, is het Commissariaat een onderzoek gestart naar de programma’s Boer zoekt vrouw en Onze boerderij en naar de nevenfunctie van de presentatrice. Dit onderzoek heeft geresulteerd in een rapport dat is vastgesteld op 8 april 2019. In het kader van een Wob-verzoek is dit rapport aan de stichting verstrekt. De conclusie van dit onderzoek luidt dat geen aanwijzingen zijn aangetroffen dat sprake is van een overtreding van de mediawettelijke bepalingen over vermijdbare uitingen, sponsoring, redactionele onafhankelijkheid en dienstbaarheid.
Gelet op de uitkomsten van dit onderzoek is naar het oordeel van het Commissariaat niet gebleken dat sprake is van commerciële beïnvloeding van de programma’s Boer zoekt vrouw en Onze boerderij door veevoederbedrijf ForFarmers. Van overtreding van artikel 2.1, tweede lid, onder d van de Mediawet 2008 is derhalve geen sprake.
F. Oordeel
25. Het Commissariaat komt na heroverweging tot het oordeel dat de stichting ten aanzien van de voorgelegde kwestie kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid van de Awb. Dit betekent dat het verzoek om handhaving van 18 september 2018 kan worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid van de Awb waarop een besluit dient te worden genomen.
26. Gelet op hetgeen onder randnummers 20 tot en met 24 is overwogen, wijst het Commissariaat het handhavingsverzoek van de stichting op inhoudelijke gronden af.
Naar het oordeel van het Commissariaat is niet gebleken van een overtreding van artikel 2.1, tweede lid, onder d en e van de Mediawet 2008.
27. Aangezien de stichting tijdens de zitting bij de rechtbank Gelderland op 2 april 2019 te kennen heeft gegeven geen behoefte te hebben aan een nadere hoorzitting, ziet het Commissariaat geen aanleiding om de stichting voorafgaand aan het nemen van dit besluit te horen. Nu het verzoek om handhaving wordt afgewezen en niet de verwachting bestaat dat KRO-NCRV daartegen als belanghebbende
bedenkingen zal hebben, bestaat op grond van artikel 4:8, eerste lid van de Awb evenmin de verplichting KRO-NCRV in de gelegenheid te stellen te worden gehoord.
28. Ten aanzien van de door de stichting bij brief van 5 juli 2019 verzonden ingebrekestelling, overweegt het Commissariaat dat het binnen twee weken na
aanvang van de termijn alsnog op het bezwaar heeft beslist. Onder verwijzing naar artikel 4:17, derde lid, van de Awb, verbeurt het Commissariaat dan ook geen dwangsommen wegens niet tijdig beslissen.
G. Openbaarmaking
29. Het Commissariaat zal de volledige tekst van het besluit, met uitzondering van de daarin vermelde persoonsgegevens en vertrouwelijke bedrijfsgegevens, openbaar maken door publicatie op zijn website. De publicatie vindt plaats veertien dagen nadat het besluit op de in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Het Commissariaat ziet daartoe geen belemmering op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.
H. Beslissing op bezwaar
Het Commissariaat:
I. verklaart het bezwaar van Stichting Animal Rights tegen de brief van
11 oktober 2018, kenmerk 712599/713591 gegrond voor wat betreft de kwalificatie van Stichting Animal Rights als belanghebbende;
II. wijst het verzoek van Stichting Animal Rights om handhavend op te treden wegens overtreding van artikel 2.1, tweede lid, onder d en e van de Mediawet 2008 door KRO-NCRV af;
III. besluit de volledige tekst van dit besluit, veertien dagen na de voorgeschreven bekendmaking daarvan, met uitzondering van de daarin vermelde
persoonsgegevens en vertrouwelijke bedrijfsgegevens, openbaar te maken door publicatie op zijn website.
Hilversum, 18 juli 2019
Hoogachtend,
COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA,
Jan Buné CBM commissaris
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan de natuurlijke persoon of rechtspersoon wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, daartegen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is verzonden, beroep instellen bij de Rechtbank van het arrondissement waarbinnen zijn woonplaats zich bevindt.
Bijlage 1 Juridisch kader
Artikel 2.1 van de Mediawet 2008 […]
2.Publieke mediadiensten zijn in overeenstemming met publieke waarden, waarbij zij voorzien in democratische, sociale en culturele behoeften van de Nederlandse samenleving. Zij verzorgen daartoe media-aanbod dat:
[…]
d. onafhankelijk is van commerciële invloeden en, behoudens het bepaalde bij of krachtens de wet, van overheidsinvloeden;
e. voldoet aan hoge journalistieke en professionele kwaliteitseisen;
[…].
Artikel 2.88 van de Mediawet 2008
1. De publieke media-instellingen bepalen, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze wet, vorm en inhoud van het door hen verzorgde media-aanbod en zijn daar verantwoordelijk voor.
2. De publieke media-instellingen brengen in overeenstemming met hun werknemers die zijn belast met de verzorging en samenstelling van het media-aanbod een redactiestatuut tot stand.
3 Het redactiestatuut bevat de journalistieke rechten en plichten van de werknemers, waaronder in elk geval:
a. waarborgen dat normen inzake journalistieke deontologie en kwaliteit worden gehanteerd; en
b. waarborgen voor redactionele onafhankelijkheid ten opzichte van adverteerders, sponsors en anderen die bijdragen hebben verstrekt voor de totstandkoming van media-aanbod.
[…].
Artikel 7.11 van de Mediawet 2008
1. Het Commissariaat is belast met de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van:
a. de artikelen 2.2, eerste lid en tweede lid, onderdelen a tot en met h, j tot en met l, 2.3 tot en met 2.27, 2.29 tot en met 2.33, 2.34a tot en met 2.34j, 2.36 tot en met 2.41, 2.53 tot en met 2.57, 2.59, 2.60, 2.60a tot en met 2.60o, 2.125 tot en met 2.131, 2.143 tot en met 2.145, 2.148a, 2.149, 2.150, eerste lid, 2.151, eerste lid, 2.166 tot en met 2.168, 2.180 tot en met 2.187, 4.2 tot en met 4.5 en 6.26; en
b. hoofdstuk 8.
[…].
Artikel 7.12 van de Mediawet 2008
1 Bij overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met uitzondering van de artikelen 2.34, eerste lid, 2.58, onderdelen a tot en met c, en e, 2.170 en 2.170b of artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht kan het Commissariaat aan de overtreder een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste € 225 000 per overtreding.
[…].
Artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht […]
3. Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht […]
3.Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
[…].
Artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht
1. Voordat een bestuursorgaan een beschikking geeft waartegen een belanghebbende die de beschikking niet heeft aangevraagd naar verwachting bedenkingen zal hebben, stelt het die belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen indien:
a. de beschikking zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de belanghebbende betreffen, en
b. die gegevens niet door de belanghebbende zelf ter zake zijn verstrekt.
[…].
Artikel 4:17 Algemene wet bestuursrecht […]
3. De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.
[…].