• No results found

Beslissing op bezwaar van Stichting Omroep Leidschendam-Voorburg | Commissariaat voor de media

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Beslissing op bezwaar van Stichting Omroep Leidschendam-Voorburg | Commissariaat voor de media"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

-1-

Beslissing op bezwaar

Kenmerk: 879115 / 889808

Betreft: Beslissing op het bezwaar tegen het besluit van 30 maart 2021 met kenmerk 803029 / 873822 inzake de aanwijzing van Stichting Voorburgse en Leidschendamse Lokale Omroep Midvliet (hierna: Midvliet) als lokale publieke media-instelling voor de gemeente

Leidschendam-Voorburg en de afwijzing van de aanvraag van Stichting Omroep

Leidschendam-Voorburg, ter verkrijging van de aanwijzing als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Leidschendam-Voorburg.

Het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat), gezien het besluit van 30 maart 2021 met kenmerk 803029 / 873822, gezien het daartegen bij brief van 30 april ingediende bezwaarschrift, gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb),

gelet op het bepaalde in de artikelen 2.61 tot en met 2.69 van de Mediawet 2008, overweegt als volgt:

___________________________________________________________________________

A. Verloop procedure

1. Bij besluit van 30 maart 2021 (kenmerk 803029 / 873822) heeft het Commissariaat Stichting Lokale Media Wassenaar aangewezen als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Wassenaar voor de periode van 30 maart 2021 tot 30 maart 2026 en heeft het Commissariaat de aanvraag van Midvliet om als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Wassenaar te worden aangewezen, afgewezen. Bij besluit van 30 maart 2021 heeft het Commissariaat tevens besloten om Midvliet aan te wijzen als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Leidschendam-Voorburg voor de periode van 9 januari 2021 tot 9 januari 2026 en de aanvraag van Stichting Omroep Leidschendam- Voorburg (hierna: bezwaarmaker), om als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Leidschendam-Voorburg te worden aangewezen, afgewezen.

2. Bij brief van 30 april 2021 heeft bezwaarmaker bezwaar ingediend tegen het besluit van 30 maart 2021, voor zover het besluit ziet op de afwijzing van de aanvraag van

bezwaarmaker om als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Leidschendam- Voorburg te worden aangewezen.

3. Bij brief van 6 mei 2021 (kenmerk 879115 / 879117) heeft het Commissariaat de

ontvangst van het pro forma bezwaarschrift aan bezwaarmaker bevestigd en een termijn van zes weken gegeven voor het indienen van de gronden van het bezwaar.

4. Bij brief van 11 juni 2021, door het Commissariaat ontvangen op 16 juni 2021, heeft bezwaarmaker haar gronden van het bezwaar kenbaar gemaakt.

(2)

-2-

5. Bij e-mail van 13 juli 2021 heeft bezwaarmaker aanvullende stukken bij de gronden van het bezwaar ingediend.

6. Op grond van artikelen 4:7 en 4:8 Awb heeft het Commissariaat bezwaarmaker in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Op verzoek van bezwaarmaker is deze hoorzitting ingepland op 23 september 2021.

7. Bij brief van 14 juli 2021 heeft de gemeente Leidschendam-Voorburg aangegeven niet aanwezig te zijn bij de hoorzitting en een schriftelijke reactie op het bezwaar ingediend.

8. Bezwaarmaker heeft op 22 september laten weten niet aanwezig te zijn tijdens de

hoorzitting en een schriftelijke verklaring in aanvulling op haar bezwaarschrift in te dienen.

9. Bij e-mail van 23 september 2021 is deze schriftelijke verklaring met bijlagen door het Commissariaat ontvangen.

Opbouw beslissing op bezwaar

10. De beslissing op bezwaar heeft de volgende opbouw. Hierboven is al ingegaan op het verloop van de procedure (A). Hieronder wordt eerst verwezen naar het juridisch kader (B) en ingegaan op de ontvankelijkheid van het bezwaar (C). Vervolgens worden het bezwaar van bezwaarmaker (D) en de overwegingen van het Commissariaat (E) weergegeven en wordt ingegaan op de openbaarmaking (F). Ten slotte volgt de beslissing op bezwaar (G).

B. Juridisch kader

11. Voor de relevante juridische bepalingen wordt verwezen naar bijlage 1 bij deze beslissing op bezwaar.

C. Ontvankelijkheid bezwaar

12. Het bezwaar is tijdig ingediend en voldoet aan de overige eisen die de Awb hieraan stelt.

Het bezwaar is daarom ontvankelijk en op grondslag daarvan vindt een volledige heroverweging van het bestreden besluit plaats.

D. Bezwaren

13. Bezwaarmaker geeft in haar bezwaar aan dat de gemeente Leidschendam-Voorburg (hierna: de gemeente) de spelregels voor de aanvraag gedurende de procedure heeft gewijzigd, waardoor er strijd met het fair play-beginsel is ontstaan. Zij geeft in dat verband aan dat de gemeente aan Midvliet een aanvultermijn heeft geboden terwijl, volgens bezwaarmaker, door de gemeente aan beide partijen is aangegeven dat een aanvultermijn niet zou worden geboden en de initiële aanvragen zullen worden beoordeeld.

(3)

-3-

14. Doordat de gemeente alsnog de geactualiseerde aanvraag van Midvliet heeft beoordeeld, waardoor Midvliet ingevolge artikel 2.61, tweede lid, onder c van de Mediawet 2008 (hierna: de Mediawet) aan het vereiste van een representatief programma beleid bepalend orgaan (hierna: pbo) voldoet, voelt bezwaarmaker zich benadeeld.

Bezwaarmaker geeft aan dat wanneer Midvliet deze mogelijkheid niet zou zijn geboden, de gemeente niet positief, maar negatief aan het Commissariaat zou hebben geadviseerd als het gaat om de vraag of Midvliet aan de wettelijke vereisten voldoet. De gemeente heeft echter besloten om aan het Commissariaat te adviseren dat beide partijen voldoen aan de wettelijke eisen die worden gesteld ingevolge artikel 2.61, tweede lid van de Mediawet. De gemeente heeft voorts besloten dat zij geen voorkeur wenst uit te spreken voor één van de aanvragers. Het Commissariaat heeft, met inachtneming van het ontbreken van een voorkeuradvies, conform bestendig beleid de reeds aangewezen omroep in Leidschendam-Voorburg, namelijk Midvliet, aangewezen. Bezwaarmaker stelt zich op het standpunt dat dit besluit is gefundeerd op verkeerde gronden en onzorgvuldig is genomen, nu door de gemeente in strijd met het fair play beginsel is gehandeld.

15. Bezwaarmaker rekent de gestelde ongelijkheid in het speelveld het Commissariaat aan, omdat de wijziging in de aanvraag van Midvliet, namelijk de wijziging in het pbo, door het Commissariaat ter beoordeling is doorgestuurd aan de gemeente. Dit terwijl volgens bezwaarmaker door het Commissariaat is gecommuniceerd dat het aanvullen van een aanvraag niet wenselijk is, vanwege het ontstaan van een oneerlijk speelveld. In dat verband wijst bezwaarmaker tevens op nieuwe brieven, die door het Commissariaat naar de omroepen worden verstuurd, waarin het Commissariaat uitdrukkelijk een beroep doet op het voorkomen van een oneerlijk speelveld. Ook is volgens bezwaarmaker de termijn voor het geven van een advies vanuit de gemeente vervroegd. Bezwaarmaker stelt dat hieruit blijkt dat in haar aanvraagprocedure een ongelijk speelveld is ontstaan en dat het Commissariaat in casu vooringenomen is. Bezwaarmaker stelt op basis hiervan dat het vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel zijn geschonden.

16. Voorts geeft bezwaarmaker nog aan dat een representatief pbo ingevolge artikel 2.61, tweede lid, sub c van de Mediawet één van de voorwaarden is om mee te doen met de aanwijzingsprocedure en dat feitelijk kan worden gesteld dat een aanvrager op voorhand moet worden uitgesloten van deelname aan de procedure, indien deze aanvrager niet voldoet aan het vereiste van een representatief pbo.

17. Tenslotte verzoekt bezwaarmaker om een vergoeding van de proceskosten als bedoeld in artikel 7:15 Awb.

E. Overwegingen Commissariaat

Fair play-beginsel, vertrouwensbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel

18. Het Commissariaat merkt allereerst op dat wanneer een aanvragende partij tijdens de looptijd van de aanwijzingsprocedure wijzigingen of aanvullingen doorgeeft ten opzichte van de initiële aanvraag, het Commissariaat deze gegevens conform bestendig beleid doorstuurt aan de betreffende gemeente. Het Commissariaat verzoekt de gemeente daarbij de stukken mee te nemen in het adviestraject indien dat redelijkerwijs nog mogelijk is. Het is dan aan de gemeente om te bepalen of de wijziging of aanvulling redelijkerwijs nog mee kan worden genomen in het adviestraject. Gelet op de hiervoor geschetste gangbare praktijk van het Commissariaat, welke in alle gevallen wordt toegepast, volgt het Commissariaat bezwaarmaker niet in het standpunt dat in casu sprake is van een

schending van het fair play-beginsel ofwel sprake is van vooringenomen handelen door het Commissariaat.

(4)

-4-

19. Dat bezwaarmaker aangeeft dat het Commissariaat in haar communicatie wijst op het belang van het waarborgen van een eerlijk speelveld, doet hier niets aan af. Immers, totdat de gemeenteraad een advies heeft uitgebracht is het volgens het Commissariaat onwenselijk en onzorgvuldig om een wijziging of aanvulling van de initiële aanvraag - in onderhavig geval een actuele opgave van het pbo en een herstel in de statuten - niet aan de gemeente kenbaar te maken, indien deze wijziging redelijkerwijs nog meegenomen kan worden in het adviestraject. In dat verband wijst het Commissariaat er nog op dat in de brief die aan iedere aanvragende partij wordt gestuurd, gelijktijdig met de brief aan de gemeente met het verzoek om een advies, expliciet vermeld staat dat wanneer zich tijdens de aanwijzingsprocedure wijzigingen voordoen in het (post)adres, de statuten, de samenstelling van het pbo of het bestuur van de omroep, de omroep zowel het

Commissariaat als de gemeente daarvan op de hoogte dient te stellen. Het

Commissariaat volgt bezwaarmaker dan ook niet in het standpunt dat het doorzenden van de wijziging in de initiële aanvraag van Midvliet een oneerlijk speelveld of een schending met het vertrouwensbeginsel oplevert.

20. Volgens bezwaarmaker is de termijn voor het geven van een advies vanuit de gemeente vervroegd. Bezwaarmaker verwijst daarbij naar de inhoud van een geanonimiseerde brief van het Commissariaat inzake een andere aanwijzingsprocedure, waarbij de gemeente werd verzocht om een eerlijk speelveld te waarborgen en binnen een bepaalde periode advies uit te brengen. Hierover merkt het Commissariaat op dat de brieven inhoudelijk niet zijn gewijzigd, maar dat in specifieke gevallen en binnen het wettelijk kader maatwerk wordt toegepast. Dit is bijvoorbeeld aan de orde als een aanvraag ruim voor de aanvraagtermijn voor een nieuwe aanwijzingsperiode wordt ontvangen. Het

Commissariaat volgt bezwaarmaker niet in het standpunt dat hieruit zou moeten blijken dat een aanvulling of wijziging in de initiële aanvraag na de indieningstermijn nimmer door het Commissariaat mag worden doorgestuurd. Zoals reeds aangegeven is de gangbare praktijk van het Commissariaat dat de aanvulling of wijziging naar de gemeente door wordt gestuurd, met het verzoek om deze wijziging nog mee te nemen indien dit redelijkerwijs nog mogelijk is gelet op de verloop van het adviestraject. Het is aan de gemeente om te bepalen in hoeverre deze wijziging nog kan worden meegenomen.

21. Ten aanzien van het vertrouwensbeginsel voert bezwaarmaker nog aan dat de gemeente negatief zou hebben geadviseerd indien niet de geactualiseerde, maar de initiële

aanvraag van Midvliet door de gemeente zou zijn beoordeeld. Daartoe voert

bezwaarmaker interne stukken betreffende een (concept) raadsvoorstel, een interne mailwisseling en een verklaring van een (oud) medewerker van de gemeente aan. Het Commissariaat kan dit standpunt van bezwaarmaker niet volgen, aangezien

(verschillende) beleidsmatig en politiek ingegeven standpunten inherent zijn aan het interne besluitvormingsproces bij de gemeente, om tot een advies van de gemeenteraad te komen. Het Commissariaat neemt het uiteindelijke advies in overweging en beziet of het advies deugdelijk is gemotiveerd en in redelijkheid gevolgd kan worden. Ingevolge artikel 3:50 Awb gaat het Commissariaat niet lichtvaardig aan een dergelijk advies van de gemeente voorbij. Gelet op de legitimatie, die de gemeenteraad kan ontlenen aan zijn wettelijk geregelde adviestaak, ligt het naar oordeel van het Commissariaat dat

terughouding past waar het gaat om het in de plaats stellen van zijn oordeel voor dat van de gemeenteraad.

(5)

-5-

22. Volledigheidshalve merkt het Commissariaat nog op dat, zoals in het bestreden besluit ook is aangegeven, de aanvullingen en wijzigingen ten opzichte van de initiële aanvraag van Midvliet twee wijzigingen van het pbo betreffen, welke ook bij de initiële aanvraag door Midvliet zijn aangekondigd, en een nazending van statuten. De statuten welke bij de initiële aanvraag waren gevoegd, waren per abuis de statuten van 1993 in plaats van de huidige statuten. Gelet op de aard van de wijzigingen acht het Commissariaat het niet aannemelijk dat deze hebben geleid tot een onzorgvuldig advies bij de gemeente.

23. Het Commissariaat persisteert in het standpunt dat uit hetgeen door bezwaarmaker is aangevoerd niet valt af te leiden dat het wettelijk advies van de gemeenteraad ondeugdelijk zou zijn of in redelijkheid niet gevolgd zou kunnen worden. Het

Commissariaat kan bezwaarmaker dan ook niet volgen in zijn standpunt dat het bestreden besluit op basis van verkeerde gronden en onzorgvuldig tot stand zou zijn gekomen. In samenhang met hetgeen reeds is overwogen in overweging 21 ziet het Commissariaat geen reden tot het opvragen van stukken bij de gemeente met betrekking tot de raadsvergadering van 20 september 2020.

Pbo

24. Ten aanzien van de stelling van bezwaarmaker dat feitelijk kan worden gesteld dat een aanvrager op voorhand moet worden uitgesloten van deelname aan de

aanwijzingsprocedure, indien deze aanvrager niet voldoet aan het vereiste van een representatief pbo, merkt het Commissariaat het volgende op. Ingevolge artikel 2.61, derde lid van de Mediawet verzoekt het Commissariaat aan de gemeente een advies over de vraag of een lokale publieke media-instelling voldoet aan de eisen van artikel 2.61, tweede lid van de Mediawet. De representativiteit van een pbo wordt niet op voorhand, maar gedurende de aanwijzingsprocedure beoordeeld. Het Commissariaat kan het standpunt van bezwaarmaker dan ook niet volgen.

25. Ten overvloede merkt het Commissariaat nog op dat artikel 2.61, tweede lid, sub c van de Mediawet, noch beleidsregels van het Commissariaat, een minimumvereiste aan het aantal pbo-leden stelt. Daarbij merkt het Commissariaat nog op dat het Modelreglement pbo van 24 februari 2009 en alle overige voorschriften over de samenstelling van het pbo, zoals bijvoorbeeld in de brochure Publieke Lokale Media-instellingen en de Mediawet, vanaf 1 april 2016 (ingang nieuwe aanwijzingsprocedure) zijn komen te vervallen.1 Conclusie

26. Op grond van het voorgaande verklaart het Commissariaat het bezwaar van bezwaarmaker ongegrond en handhaaft hij zijn beslissing van 30 maart 2021.

Proceskostenvergoeding

27. Ten aanzien van het verzoek van bezwaarmaker om proceskostenvergoeding op basis van artikel 7:15 Awb, ziet het Commissariaat geen grond om dit toe te kennen. De kosten worden uitsluitend vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Daarvan is geen sprake, aangezien het besluit niet wordt herroepen.

1 www.cvdm.nl/media-instellingen/lokale-omroep

(6)

-6-

F. Openbaarmaking

28. Het Commissariaat zal de volledige tekst van het besluit, met uitzondering van de daarin vermelde persoonsgegevens en vertrouwelijke bedrijfsgegevens, openbaar maken door publicatie op zijn website. De publicatie vindt plaats veertien dagen nadat het besluit op de in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven wijze is

bekendgemaakt. Het Commissariaat ziet daartoe geen belemmering op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

G. Beslissing op bezwaar

Het Commissariaat:

I. Verklaart het bezwaar van Stichting Omroep Leidschendam-Voorburg tegen het besluit van 30 maart 2021 (kenmerk 803029 / 873822) ongegrond.

II. Besluit de volledige tekst van dit besluit, veertien dagen na de voorgeschreven bekendmaking daarvan, met uitzondering van de daarin vermelde persoonsgegevens en vertrouwelijke bedrijfsgegevens, openbaar te maken door publicatie op zijn website.

Hilversum, 23 november 2021 Namens

COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA,

drs. Renate Eringa - Wensing mr. Peter Eijsvoogel

voorzitter commissaris

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan de natuurlijke persoon of rechtspersoon wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, daartegen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt, beroep instellen bij de Rechtbank van het arrondissement waarbinnen zijn woonplaats zich bevindt.

(7)

-7-

Bijlage 1: juridisch kader

Artikel 2.61 van de Mediawet 2008

1 Voor de verzorging van de publieke mediadiensten op regionaal en lokaal niveau kan het Commissariaat regionale respectievelijk lokale instellingen als publieke media-instellingen aanwijzen volgens de bepalingen van deze paragraaf.

2 Voor aanwijzing komen slechts in aanmerking instellingen die:

a. rechtspersoon naar Nederlands recht met volledige rechtsbevoegdheid zijn;

b. zich volgens de statuten uitsluitend of hoofdzakelijk ten doel stellen het op regionaal respectievelijk lokaal niveau uitvoeren van de publieke mediaopdracht door het verzorgen van media-aanbod dat gericht is op de bevrediging van maatschappelijke behoeften die in een provincie, een gemeente of een deel van de provincie waarop de instelling zich richt leven, en het verrichten van alle activiteiten die nodig zijn om daarmee een publieke taak te vervullen; en

c. volgens de statuten een orgaan hebben dat het beleid voor het media-aanbod bepaalt en dat representatief is voor de belangrijkste in de desbetreffende provincie of

gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen.

3 Aanwijzing geschiedt nadat provinciale staten hebben dan wel de gemeenteraad heeft geadviseerd over de vraag of de instelling aan de eisen, bedoeld in het tweede lid, voldoet.

Artikel 2.63 van de Mediawet 2008

1 Als meer dan één lokale instelling in een gemeente aan de eisen, bedoeld in artikel 2.61, tweede lid, voldoet, bevordert het college van burgemeester en wethouders voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is het samengaan van die instellingen.

2 Er kan per gemeente slechts één lokale publieke media-instelling worden aangewezen, waarbij het Commissariaat acht slaat op alle factoren die voor het functioneren van de instelling van belang kunnen zijn.

Artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht

1 Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een

beperking voortvloeit.

2 De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

Artikel 3:50 van de Algemene wet bestuursrecht

Indien het bestuursorgaan een besluit neemt dat afwijkt van een met het oog daarop krachtens wettelijk voorschrift uitgebracht advies, wordt zulks met de redenen voor de afwijking in de motivering vermeld.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op grond van het bepaalde in artikel 2.61, derde lid, van de Mediawet 2008 heeft het Commissariaat de aanvraag van Stichting Lokale Omroep Texel met brief van 19 oktober

Op grond van het bepaalde in artikel 2.61, derde lid, van de Mediawet 2008 heeft het Commissariaat de aanvraag van Stichting Lokale Omroep Oudewater met e-mailbericht van 15 juni

Op grond van het bepaalde in artikel 2.61, derde lid, van de Mediawet 2008 heeft het Commissariaat de aanwijzingsaanvragen van Stichting Omroep Landgraaf en Stichting Plus met

Met betrekking tot de aanvraag van Stichting Lokale Omroep De Berkelstroom heeft de gemeenteraad van Zutphen tijdens zijn vergadering van 13 juli 2020 besloten het Commissariaat,

Bij besluit van 14 april 2020 (kenmerk 804292/849120 ) heeft het Commissariaat SGM aangewezen als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Zuidplas voor de periode 14

Bij brief van 23 juli 2018 (ontvangen door het Commissariaat op 24 juli 2018) heeft Stichting Publieke Omroep Amsterdam (hierna: POA) een aanvraag tot aanwijzing als lokale publieke

Op grond van het bepaalde in artikel 2.61, derde lid, van de Mediawet 2008 heeft het Commissariaat de aanwijzingsaanvraag van Stichting Lokale Omroep Krimpenerwaard met brief van

Op grond van het bepaalde in artikel 2.61, derde lid, van de Mediawet 2008 heeft het Commissariaat de aanwijzingsaanvraag van Stichting Lokale Omroep Son en Breugel met brief van