• No results found

Beslissing op bezwaar aanwijzing lokale publieke media-instelling gemeente Apeldoorn | Commissariaat voor de media

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Beslissing op bezwaar aanwijzing lokale publieke media-instelling gemeente Apeldoorn | Commissariaat voor de media"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Beslissing op bezwaar

Kenmerk: 880162 / 885607

Betreft: Beslissing op bezwaar tegen het besluit van 13 april 2021 met kenmerk

804266/875367 inzake de aanwijzing van Valouwe Media Stichting (hierna: VMS) als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Apeldoorn en de afwijzing van de aanvraag van stichting RTV Apeldoorn (hierna: RTVA) om als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Apeldoorn te worden aangewezen.

Het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat), gezien het besluit van 13 april 2021 met kenmerk 804266/875367,

gezien het daartegen bij brief van 10 mei 2021 ingediende bezwaarschrift, gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht,

gelet op het bepaalde in de artikelen 2.61 tot en met 2.69 van de Mediawet 2008,

overweegt als volgt:

___________________________________________________________________________

A. Verloop procedure

1. Bij besluit van 13 april 2021 (met kenmerk 804266/875367) heeft het Commissariaat besloten om VMS aan te wijzen als lokale publieke media-instelling voor de verzorging van de publieke mediadiensten in de gemeente Apeldoorn. In hetzelfde besluit heeft het Commissariaat besloten om de aanvragen af te wijzen van RTVA en Stichting Veluwe Centraal (SVC) om als lokale publieke media-instelling voor de gemeente Apeldoorn te worden aangewezen.

2. Tegen dit besluit heeft RTVA bij brief van 10 mei 2021 bezwaar gemaakt.

3. De gemeente Apeldoorn heeft op dit bezwaarschrift gereageerd bij brief van 13 september 2021.

4. Het Commissariaat heeft het bezwaar op 27 september 2021 tijdens een hoorzitting behandeld. Op deze hoorzitting zijn RTVA, VMS en de gemeente Apeldoorn verschenen.

Van de hoorzitting is een verslag gemaakt dat als bijlage 2 bij deze beslissing op bezwaar is gevoegd. Tijdens de hoorzitting heeft RTVA een pleitnotitie ingebracht, waarvan een kopie te vinden is onder bijlage 2.

Opbouw beslissing op bezwaar

5. De beslissing op bezwaar heeft de volgende opbouw. Hierboven is al ingegaan op het verloop van de procedure (A). Hieronder wordt eerst verwezen naar het juridisch kader (B) en ingegaan op de ontvankelijkheid van het bezwaar (C). Vervolgens worden het bezwaar (D) en de overwegingen van het Commissariaat (E) weergegeven, en wordt ingegaan op de openbaarmaking (F). Ten slotte volgt de beslissing op bezwaar (G).

(2)

-2-

B. Juridisch kader

6. Ingevolge artikel 2.61 van de Mediawet 2008 kan het Commissariaat voor de verzorging van de publieke mediadiensten op lokaal niveau lokale instellingen als publieke media- instellingen aanwijzen. Voor aanwijzing komen in aanmerking instellingen die voldoen aan de eisen zoals opgenomen in artikel 2.61, tweede lid, van de Mediawet 2008. Het

Commissariaat is voor het nemen van een besluit op een aanvraag op grond van het derde lid van voornoemd artikel verplicht de gemeenteraad om advies te vragen over de vraag of de aanvrager voldoet aan voormelde eisen.

7. Artikel 2.63, tweede lid, van de Mediawet 2008 schrijft voor dat per gemeente slechts één lokale publieke media-instelling kan worden aangewezen. Als er meerdere instellingen zijn die willen worden aangewezen en ook voldoen aan bovenvermelde wettelijke eisen, dan bevordert het college van burgemeester en wethouders (voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is) het samengaan van die instellingen.

8. Indien het college van burgemeester en wethouders er niet in slaagt de instellingen te laten samengaan, vraagt het Commissariaat de gemeenteraad gemotiveerd te adviseren welke aanvrager de voorkeur heeft.

9. Voor de relevante juridische bepalingen wordt verwezen naar bijlage 1.

C. Ontvankelijkheid bezwaar

10. Het bezwaar is tijdig ingediend en voldoet aan de overige eisen die de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) hieraan stelt. Het bezwaar is daarom ontvankelijk en op grondslag daarvan vindt een volledige heroverweging van het bestreden besluit plaats.

D. Bezwaren

11. Samengevat maakt RTVA bezwaar op de grond dat door het Commissariaat in strijd is gehandeld met verschillende beginselen van behoorlijk bestuur. Het besluit is volgens RTVA te laat genomen. Bovendien zou het Commissariaat het vertrouwen hebben gewekt dat RTVA de aanwijzing kreeg. Verder zou het Commissariaat ten onrechte het

voorkeursadvies aan zijn besluit ten grondslag hebben gelegd, nu dat advies

vooringenomen was en niet-transparant tot stand is gekomen. Het voorkeursadvies zou inhoudelijk ook niet goed onderbouwd zijn. Voorts had het Commissariaat, aldus RTVA, bij zijn besluit het bestendige beleid moeten volgen dat continuïteit van de lokale omroep voorrang heeft, en dat een lokale omroep zich uitsluitend moet richten op de gemeente waarvoor de aanwijzing geldt. Daarnaast zouden door het besluit de belangen van RTVA op onevenredige wijze worden geschaad. Tot slot voert RTVA een drietal separate argumenten aan die betrekking hebben op het functioneren en de werkwijze van VMS en het draagvlak binnen de gemeente Apeldoorn.

E. Overwegingen Commissariaat

12. Het Commissariaat gaat hierna puntsgewijs in op de door RTVA aangevoerde bezwaren.

I. Te laat genomen besluit

13. RTVA stelt allereerst dat het Commissariaat het besluit te laat heeft genomen. Dit zou in strijd zijn met artikel 3:18 van de Awb, waarin staat dat een bestuursorgaan een besluit op

(3)

een aanvraag zo spoedig mogelijk neemt, doch uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag.

14. Voornoemd artikel is enkel van toepassing op de voorbereiding van besluiten als dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald (artikel 3:10, eerste lid, van de Awb). Het door RTVA ingeroepen artikel 3:18 van de Awb is echter niet van toepassing verklaard op de besluitvorming over aanwijzingen van lokale publieke media- instellingen (artikel 2.61 van de Mediawet 2008). Haar stelling dat in strijd met dit artikel is gehandeld en dat het vertrouwensbeginsel om die reden is geschonden, kan reeds daarom niet slagen.

15. RTVA voert daarnaast aan dat het Commissariaat het vertrouwensbeginsel heeft

geschonden omdat het besluit is genomen na afloop van de vorige aanwijzing van RTVA.

Het Commissariaat zou daarmee de indruk hebben gewekt dat RTVA de lokale media- instelling zou blijven. Het Commissariaat overweegt dat het in aanwijzingsprocedures kan voorkomen dat een nieuwe media-instelling wordt aangewezen terwijl de vorige

aanwijzing reeds is afgelopen. Daar kunnen verschillende redenen aan ten grondslag liggen. Naar het oordeel van het Commissariaat heeft RTVA vanuit die omstandigheid niet de conclusie kunnen trekken dat zij opnieuw zou worden aangewezen. Voor afloop van de aanwijzing van RTVA is zij er ook over geïnformeerd dat het Commissariaat voornemens was om haar aanvraag af te wijzen. RTVA wijst daar in haar bezwaarschrift ook op. Van de zijde van het Commissariaat zijn bovendien geen uitlatingen of toezeggingen gedaan die daar haaks op staan en de indruk hadden gewekt dat het besluit in het voordeel van RTVA zou uitvallen. Van schending van het vertrouwensbeginsel is vanwege het ontbreken van een concrete, ondubbelzinnige toezegging dan ook geen sprake.

II. Onzorgvuldigheid voorkeursadvies

16. RTVA brengt verder een aantal stellingen naar voren waarin zij betwist dat het

voorkeursadvies van de gemeenteraad op voldoende informatie berust en op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Het Commissariaat ziet echter geen aanleiding om te

veronderstellen dat de gemeenteraad op basis van onvolledige informatie of anderszins onzorgvuldig tot zijn advies is gekomen. Hierover overweegt het Commissariaat het volgende.

17. Het Commissariaat beoordeelt ten aanzien van het voorkeursadvies of deze op voldoende informatie berust en op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Gelet op de

wetsgeschiedenis (bij artikel 2.61, derde lid, van de Mediawet 2008), de jurisprudentie en de democratische legitimatie van de gemeenteraad, past het Commissariaat enige terughoudendheid bij de beantwoording van de vraag welke instelling de voorkeur dient te krijgen.1 De gemeenteraad heeft goed zicht op welke instelling naar verwachting de functie van publieke media-instelling in de gemeente het beste kan uitoefenen. Het Commissariaat toetst dan ook terughoudend of de gemeenteraad tot zijn voorkeursadvies heeft kunnen komen.2 Voor zover het Commissariaat geen zwaarwichtige redenen ziet om hiervan af te wijken, is het bestendig beleid om het voorkeursadvies te volgen.

18. RTVA verwijt de gemeente Apeldoorn een vooringenomen houding bij de totstandkoming van het voorkeursadvies. Ter onderbouwing van dit standpunt haalt RTVA allereerst meerdere uitspraken van de ambtelijke adviescommissie aan. Hieruit zou blijken dat naar een wenselijke uitkomst is toegeschreven; de aanwijzing van VMS. Ten tweede zou de adviescommissie niet transparant te werk zijn gegaan, nu het raadsvoorstel al was opgesteld voorafgaand aan de door partijen ingediende pitches. Volgens RTVA blijkt

1 ABRvS 26 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1049; Rb. Noord Holland 13 maart 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:1796. Vgl.: ABRvS 15 maart 2017, ECLI:NL:RVS:2017:650.

2 Rb. Zeeland-West-Brabant 5 juni 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:3948.

(4)

-4-

hieruit ook dat de gemeenteraad de pitches helemaal niet heeft meegenomen in zijn voorkeursadvies. Ten derde had volgens RTVA een gemeenteraadslid zakelijke banden met VMS. Hoewel dit raadslid zich heeft onthouden van het uitbrengen van zijn stem, had ook diens fractiegenoot zich van stemmen moeten onthouden.

Uitspraken adviescommissie

19. Allereerst heeft het Commissariaat de bezwaren ten aanzien van de uitspraken van de adviescommissie bekeken. Deze adviescommissie is betrokken geweest bij het

beoordelen van de stukken van de aanvragers, en bij het opstellen van het raadsvoorstel voor het voorkeursadvies. Voorop staat dat het voorkeursadvies is gegeven door de gemeenteraad, niet de ambtelijke commissie. De gemeenteraad, in de hoedanigheid van democratisch gelegitimeerd bestuursorgaan, moet geacht worden in staat te zijn een deugdelijke eigen afweging te maken. Uit de raadsstukken is het Commissariaat niet gebleken dat de aangehaalde uitspraken van de adviescommissie hebben geleid tot vooringenomenheid bij de gemeenteraad en de besluitvorming daarmee onzorgvuldig is geweest. De raad heeft op basis van de door de adviescommissie aangeleverde stukken (en andere informatie zoals aangeleverd door de aanvragers) een deugdelijke afweging kunnen maken en ook gemaakt.

Transparantie met betrekking tot de pitches

20. RTVA stelt voorts dat de adviescommissie niet transparant te werk is gegaan, nu het raadsvoorstel al klaar lag voordat partijen hun pitch hadden ingediend. Het definitieve oordeel over het voorkeursadvies zou echter pas na de pitches worden gevormd, zo stelt RTVA. Daarom zou de gemeente haar niet juist hebben voorgelicht. Bovendien heeft de gemeente de pitches onterecht niet meegenomen in haar advies, aldus RTVA. RTVA stelt dat juist haar pitch van groot belang was om aangewezen te worden als media-instelling.

21. De ambtelijke adviescommissie heeft RTVA (evenals de andere aanvragers) de

mogelijkheid geboden om haar plannen verder toe te lichten middels een pitch. Vanuit de stukken blijkt echter dat de adviescommissie de pitches inderdaad niet heeft

meegenomen in diens beoordeling. De pitches konden volgens de ambtelijke

adviescommissie niet op een objectieve manier met elkaar worden vergeleken, nu de ene pitch bestond uit een video en de andere uit een mondelinge toelichting. Het

Commissariaat is van mening dat deze werkwijze, in elk geval richting de aanvragers, niet volledig transparant is geweest. Immers gaf de adviescommissie voorafgaand aan de pitches aan dat de invulling van een dergelijke presentatie geheel vrij was, en dus ook kon bestaan uit een filmpje. Daarnaast is door de adviescommissie richting RTVA aangegeven dat het college van burgemeester en wethouders pas na afloop daarvan het raadsvoorstel ging vaststellen. RTVA had daarom de gerechtvaardigde verwachting dat de

adviescommissie (en daarmee het college) haar pitch zou meenemen bij het opstellen van het raadsvoorstel.

22. Tegelijkertijd leidt het feit dat de pitches niet zijn meegenomen door de adviescommissie er niet toe dat de besluitvorming ten aanzien van het voorkeursadvies van de raad onzorgvuldig was. De verantwoordelijkheid om een aanvraag zo compleet mogelijk in te dienen, zodat de gemeente voorafgaand aan zijn advisering een zo compleet mogelijk beeld heeft, ligt primair bij de aanvrager. Zoals ook staat vermeld op de website van het Commissariaat verdient het aanbeveling om bij de aanvraag een beleidsplan in te dienen.

Het lag dan ook op de weg van RTVA om tijdig inzicht te geven in haar werkwijze en plannen voor de aanwijzing, zeker waar het ging om de toetsingscriteria van de

gemeenteraad. Door voornamelijk te verwijzen naar de jaarverslagen (zoals RTVA heeft gedaan in de aanvraag en tijdens de hoorzitting), heeft zij het reële risico genomen dat haar aanvraag daar onvoldoende inzicht in gaf.

(5)

23. Daarnaast wijst het Commissariaat er nogmaals op dat het voorkeursadvies niet wordt gegeven door de adviescommissie of het college van burgemeester en wethouders, maar door de gemeenteraad. Uit de stukken volgt dat de gemeenteraad zijn besluit over het voorkeursadvies pas nam nadat hij (in het kader van die besluitvorming) kennis had genomen van de pitches. Dit blijkt zowel uit de toelichting van de gemeenteraad tijdens de hoorzitting, als uit uitspraken van RTVA zelf waarin zij stelt dat zij haar videopitch

daadwerkelijk aan de gemeenteraad heeft gepresenteerd (zienswijze RTVA d.d. 1 februari 2021). Waar RTVA in haar bezwaarschrift stelt dat de pitches niet zijn meegenomen door de gemeenteraad, is deze stelling dan ook ongegrond. Het Commissariaat ziet gelet hierop geen aanleiding om te veronderstellen dat de gemeenteraad op basis van onvolledige informatie tot zijn advies is gekomen.

Stemming door fractiegenoot

24. Ten derde stelt RTVA dat een van de gemeenteraadsleden zakelijke banden had met VMS. Hoewel dit raadslid zich heeft onthouden van het uitbrengen van zijn stem over het voorkeursadvies, had ook diens fractiegenoot zich van stemmen moeten onthouden.

RTVA onderbouwt echter niet waarom deze persoon (of een fractiegenoot in algemene zin) zich eveneens van stemming had moeten onthouden. Ook wanneer hij zich van zijn stem had onthouden, zou het raadsvoorstel overigens zijn aangenomen. Deze stelling van RTVA treft daarom geen doel.

III. Ondeugdelijke onderbouwing voorkeursadvies

25. RTVA voert voorts twee argumenten aan waarom in haar optiek het voorkeursadvies niet goed onderbouwd is. Zij stelt dat één van de hoofdredenen dat het voorkeursadvies richting VMS wijst, erin is gelegen dat VMS zich meer bereid toont tot samenwerking met andere (media-)instellingen. Dit zou arbitrair zijn omdat niet VMS maar juist RTVA (ook in het verleden) meer open heeft gestaan voor samenwerking. Verder stelt RTVA dat de gemeente er ten onrechte op vertrouwde dat VMS de publieke omroep ‘draaiende kon houden’. Volgens RTVA ontbreekt het nog steeds aan lokaal toereikend media-aanbod.

26. Uit de stukken en de toelichting van de gemeenteraad volgt dat de gemeenteraad deze aandachtspunten heeft overwogen, en dat hij daar (op basis van ervaring, eerdere afspraken en beleidsplannen) een onderbouwd oordeel over heeft gevormd. De afweging die de gemeenteraad hierbij heeft gemaakt, betreft een politieke afweging waar het Commissariaat - gelet op de terughoudende rol - niet in treedt. Niet is gebleken dat de gemeenteraad op basis van onjuiste of onvolledige informatie tot dit oordeel is gekomen.

IV. Besluit is in strijd met bestendig beleid en evenredigheidsbeginsel

27. RTVA stelt voorts dat het besluit niet strookt met bestendig beleid van het Commissariaat omtrent 1) continuïteit en 2) lokaal gericht media-aanbod. Verder stelt RTVA 3) dat het besluit strijdig is met het evenredigheidsbeginsel. Deze stellingen treffen echter geen doel.

Continuïteit

28. Volgens RTVA is het besluit strijdig met bestendig beleid van het Commissariaat om grote waarde te hechten aan de continuïteit van de publieke mediadiensten. Zij voert aan dat continuïteit in principe de voorkeur heeft en dat in de regel pas een nieuwe omroep kan worden aangewezen wanneer blijkt dat de ‘zittende’ omroep niet goed heeft

gefunctioneerd.

29. Gelet op het onder randnummer 17 aangehaalde bestendige beleid hecht het

Commissariaat, ook in het kader van continuïteit, grote waarde aan het voorkeursadvies van de gemeenteraad. Dat beleid heeft het Commissariaat gevolgd in het onderhavige besluit. Ook het aspect continuïteit is wat dat betreft beoordeeld door zowel de ambtelijke adviescommissie als de gemeenteraad. RTVA miskent in dat kader overigens dat

(6)

-6-

continuïteit impliceert dat een nieuwe omroep altijd pas kan worden gekozen als de

‘zittende’ omroep niet goed functioneert. Hoewel dit een relevante factor kan zijn, kunnen ook andere omstandigheden een (doorslaggevende) rol spelen. Het Commissariaat wijst bijvoorbeeld op de ervaring en expertise van de nieuwkomer inzake de verzorging van tv- en radio-uitzendingen vanuit een andere (commerciële) omroep.3

Lokaal gericht media-aanbod

30. Volgens RTVA is het besluit ten tweede strijdig met bestendig beleid van het

Commissariaat dat de programma’s van de omroep uitsluitend moeten zijn gericht op de gemeente waarvoor de aanwijzing geldt. VMS heeft echter de intentie om een

streekomroep te worden, uitdrukkelijk geen lokale omroep - aldus RTVA.

31. Uit de stukken volgt dat een toetsingscriterium van de gemeenteraad zag op een plan van aanpak tot (onder meer) de vorming van een streekomroep. Tijdens de hoorzitting heeft VMS toegelicht dat zij daar om die reden in haar beleidsplan aandacht aan heeft besteed.

VMS stelt dat zij is opgericht als lokale omroep, en niet als hoofddoel heeft om (op korte termijn) een streekomroep te zijn. Het Commissariaat wijst er in dit kader op dat het programma-aanbod van de lokale publieke mediadienst bij wet voor ten minste vijftig procent in het bijzonder betrekking moet hebben op de gemeente (artikel 2.70, tweede lid, Mediawet 2008). Het Commissariaat ziet, op grond van het voorgaande, geen reden om te vermoeden dat VMS niet hieraan zal voldoen.

32. Los hiervan staat het partijen vrij om binnen de kaders van de wet een streekomroep te ambiëren, vormen en aan te vragen bij het Commissariaat. Hoewel dit ook bij de aanwijzingsprocedure een relevante factor kan zijn, verwijst het Commissariaat wat dit punt betreft primair naar zijn bestendige beleid onder randnummer 17.

Evenredigheidsbeginsel

33. Ten derde is het de stelling van RTVA dat het besluit in strijd is met het

evenredigheidsbeginsel. De belangen van RTVA worden onevenredig geschaad, omdat een aanwijzing voor VMS het einde betekent voor RTVA. Het Commissariaat is zich bewust van de impact die een afwijzing van aanvraag heeft voor op dat moment aangewezen lokale omroepen. Dat neemt niet weg dat de nadelige gevolgen van zo’n afwijzing in beginsel evenredig zijn tot het doel van de aanwijzingsprocedure, waarbij (elke vijf jaar) ook nieuwe spelers een kans moeten krijgen. Hoewel het Commissariaat de nadelige gevolgen voor RTVA begrijpt, kan van strijd met het evenredigheidsbeginsel geen sprake zijn uitsluitend omdat RTVA als zittende omroep niet opnieuw is

aangewezen.

V. Overige bezwaren RTVA

34. Tot slot voert RTVA een drietal bezwaargronden aan. Samengevat zou VMS RTVA niet juist hebben voorgelicht over het al dan niet indienen van een eigen aanvraag. Daarnaast lijkt (volgens RTVA) de aanwijzing van VMS niet te stroken met de wens van de inwoners van Apeldoorn. Tot slot stelt RTVA dat sprake is van een verboden samenwerking tussen VMS en een commercieel radiostation. Op de hoorzitting heeft RTVA toegelicht dat de bestuurders van VMS ook een bestuurlijke functie hebben bij dit commerciële radiostation.

Volgens RTVA is er niet genoeg scheiding tussen VMS als lokale publieke media- instelling en de commerciële media-instelling.

35. RTVA onderbouwt echter onvoldoende wat de relevantie is van deze gestelde feiten ten aanzien van het onderhavige aanwijzingsbesluit. Daarbij telt in belangrijke mate mee dat de stellingen onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd. In het bijzonder ten aanzien van de gestelde verboden samenwerking. Daartoe heeft VMS tijdens de hoorzitting desgevraagd

3 Zo ook aangehaald in RvS 26 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1049.

(7)

benadrukt dat de commerciële omroep los staat van de publieke omroep, en dat beide omroepen strikt gescheiden zijn. Bovendien – zo stelt VMS – is de informatie over de bestuursfuncties publiekelijk bekend, ook bij de gemeente. Het Commissariaat wijst er volledigheidshalve op dat iedere lokale media-instelling zich in dergelijke gevallen dient te houden aan de eisen die de Mediawet 2008 en aanverwante wet- en regelgeving stelt.

Het Commissariaat ziet op basis van de door RTVA aangevoerde argumenten echter geen reden om te vermoeden dat VMS zich daaraan niet zal houden.

VI. Conclusie

36. Gelet op het vorenstaande acht het Commissariaat het bezwaar van RTVA ongegrond en ziet het Commissariaat geen aanleiding om het bestreden besluit te herzien.

F. Openbaarmaking

37. Het Commissariaat zal de volledige tekst van het besluit, met uitzondering van de daarin vermelde persoonsgegevens en vertrouwelijke bedrijfsgegevens, openbaar maken door publicatie op zijn website. De publicatie vindt plaats veertien dagen nadat het besluit op de in artikel 3:41 van de Awb voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Het

Commissariaat ziet daartoe geen belemmering op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

G. Beslissing op bezwaar

Het Commissariaat:

I. verklaart het bezwaar van stichting RTV Apeldoorn tegen het besluit van 13 april 2021 (met kenmerk 804266/875367) ongegrond;

II. besluit de volledige tekst van dit besluit, veertien dagen na de voorgeschreven bekendmaking daarvan, met uitzondering van de daarin vermelde persoonsgegevens en vertrouwelijke bedrijfsgegevens, openbaar te maken door publicatie op zijn website.

Hilversum, 26 oktober 2021

Namens

COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA,

drs. Renate Eringa-Wensing mr. Peter Eijsvoogel voorzitter commissaris

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan de natuurlijke persoon of rechtspersoon wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, daartegen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt, beroep instellen bij de Rechtbank van het arrondissement waarbinnen zijn woonplaats zich bevindt.

(8)

-8-

Bijlage 1: juridisch kader

Artikel 2.61 van de Mediawet 2008

1. Voor de verzorging van de publieke mediadiensten op regionaal en lokaal niveau kan het Commissariaat regionale respectievelijk lokale instellingen als publieke media-instellingen aanwijzen volgens de bepalingen van deze paragraaf.

2. Voor aanwijzing komen slechts in aanmerking instellingen die:

a. rechtspersoon naar Nederlands recht met volledige rechtsbevoegdheid zijn;

b. zich volgens de statuten uitsluitend of hoofdzakelijk ten doel stellen het op

regionaal respectievelijk lokaal niveau uitvoeren van de publieke mediaopdracht door het verzorgen van media-aanbod dat gericht is op de bevrediging van

maatschappelijke behoeften die in een provincie, een gemeente of een deel van de provincie waarop de instelling zich richt leven, en het verrichten van alle activiteiten die nodig zijn om daarmee een publieke taak te vervullen; en

c. volgens de statuten een orgaan hebben dat het beleid voor het media-aanbod bepaalt en dat representatief is voor de belangrijkste in de desbetreffende provincie of gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen.

3. Aanwijzing geschiedt nadat provinciale staten hebben dan wel de gemeenteraad heeft geadviseerd over de vraag of de instelling aan de eisen, bedoeld in het tweede lid, voldoet.

Artikel 2.65 van Mediawet 2008

1. Een aanwijzing geschiedt op aanvraag, geldt voor vijf jaar en vervalt van rechtswege na afloop van deze periode.

2. Zonodig wijst het Commissariaat de dagen waarop en de uren waarin programma-aanbod van regionale en lokale mediadiensten wordt uitgezonden op de voor de regionale dan wel lokale publieke mediadiensten beschikbare ruimte op een omroepzender.

Artikel 2.70 van Mediawet 2008

Het programma-aanbod van de regionale en lokale publieke mediadienst bestaat per programmakanaal:

a. voor ten minste vijftig procent van de duur uit aanbod van informatieve, culturele en

educatieve aard dat in het bijzonder betrekking heeft op de provincie respectievelijk gemeente waarvoor het aanbod bestemd is; en

b. voor ten minste uit een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage aanbod als bedoeld in onderdeel a dat door de regionale respectievelijk lokale publieke media-instelling zelf of uitsluitend in haar opdracht is geproduceerd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op grond van het bepaalde in artikel 2.61, derde lid, van de Mediawet 2008 heeft het Commissariaat de aanvraag van Stichting Lokale Omroep Oudewater met e-mailbericht van 15 juni

Op grond van het bepaalde in artikel 2.61, derde lid, van de Mediawet 2008 heeft het Commissariaat de aanwijzingsaanvragen van Stichting Omroep Landgraaf en Stichting Plus met

Bij e-mailbericht van 23 augustus 2019 heeft RN7 een aanvraag ingediend tot aanwijzing als lokale publieke media-instelling voor de gemeenten Nijmegen, Wijchen, Beuningen,

Met betrekking tot de aanvraag van Stichting Lokale Omroep De Berkelstroom heeft de gemeenteraad van Zutphen tijdens zijn vergadering van 13 juli 2020 besloten het Commissariaat,

Bij brief van 23 juli 2018 (ontvangen door het Commissariaat op 24 juli 2018) heeft Stichting Publieke Omroep Amsterdam (hierna: POA) een aanvraag tot aanwijzing als lokale publieke

Op grond van het bepaalde in artikel 2.61, derde lid, van de Mediawet 2008 heeft het Commissariaat de aanwijzingsaanvraag van Stichting Lokale Omroep Krimpenerwaard met brief van

Op grond van het bepaalde in artikel 2.61, derde lid, van de Mediawet 2008 heeft het Commissariaat de aanwijzingsaanvraag van Stichting Lokale Omroep Son en Breugel met brief van

Met betrekking tot de aanvragen van Stichting Lokale Omroep Tilburg Totaal en Stichting Publieke Media Instelling Hart van Brabant heeft de gemeenteraad van Tilburg in zijn