• No results found

Wft Hypothecair krediet. Begeleidingsdag 1 - antwoorden en uitwerkingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Wft Hypothecair krediet. Begeleidingsdag 1 - antwoorden en uitwerkingen"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wft Hypothecair krediet

Begeleidingsdag 1 - antwoorden en uitwerkingen

(2)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Antwoorden - uitwerkingen 3

1.1 Entreetoets 3

1.2 Casus Huwelijksvermogensrecht 13

1.2.1 Bijlage: Samenlevingscontract 16

1.3 Casus Fiscaliteiten 18

1.4 Casus Harry 19

1.5 Casus Joseph 20

1.6 Casus Henk en Aysel 22

1.7 Casus Bart en Saskia 25

Hoofdstuk 2 Algemene bijlagen 27

2.1 Fiscale en sociale cijfers 2020 27

2.2 Annuïteitentabel 29

2.3 Financieringslastenpercentages 30

(3)

Hoofdstuk 1 Antwoorden - uitwerkingen

1.1 Entreetoets

Vraag 1

Jacob (50 jaar) en Janet (48 jaar) willen een nieuwe woning kopen. De adviseur inventariseert de klantgegevens ten behoeve van het klantprofiel.

Wat blijkt uit het klantprofiel? (Let op: er zijn meerdere antwoorden juist)

A. Of Jacob en Janet bereid zijn te verhuizen bij pensionering.

B. Voor welke geldverstrekker Jacob en Janet willen kiezen.

C. Of Jacob en Janet al eerder een hypotheek hebben afgesloten.

D. Voor welke periode Jacob en Janet de hypotheekrente willen vastzetten.

E. Wat de totale kosten van het advies zullen zijn.

Antwoord vraag 1 De juiste antwoorden zijn:

-of Jacob en Janet bereid zijn te verhuizen bij pensionering. (A) -of Jacob en Janet al eerder een hypotheek hebben afgesloten. (C)

Het klantprofiel legt de inventarisatie vast. De volgende onderwerpen komen hierin terug: de financiële situatie, de doelstellingen, de risicobereidheid en de kennis en ervaring van de klant is. Alleen als die gegevens bekend zijn, kan de adviseur een analyse uitvoeren en daarop een passend advies formuleren.

Toetstermen 1d.1, 1d.2, 3a.1 en 3a.2

Vraag 2

Geef aan of onderstaande stellingen juist of onjuist zijn.

Stelling 1

Wanneer een woning voor minder dan de hypothecaire inschrijving wordt verkocht is er sprake van een restschuld.

Antwoord Onjuist.

De hypothecaire inschrijving is niet perse gelijk aan de uitstaande schuld. Bijvoorbeeld bij een bankhypotheek of een krediethypotheek. Bij een vaste hypotheek is er wel sprake van een restschuld, omdat de hoogte van de inschrijving gekoppeld is aan de uitstaande schuld.

Stelling 2

Een kettingbeding is een clausule in de transportakte waarin staat dat een verplichting die rust op de eigenaar ook moet worden opgelegd aan volgende eigenaren van het onroerend goed.

(4)

Antwoord Juist.

Een kettingbeding is gekoppeld aan het onroerend goed en niet aan de eigenaar daarvan. Een kettingbeding houdt in dat de eigenaar verplicht is om met betrekking tot het gekoppelde onroerend goed iets te doen of juist te laten. Bijvoorbeeld de plicht om de voortuin te onderhouden of de plicht om een parkeerplaats op het perceel aan te leggen en aan te houden.

Stelling 3

Huurkoop is een bijzondere vorm van een geldkrediet.

Antwoord Onjuist.

Huurkoop is een bijzondere vorm van koop op afbetaling. Koop op afbetaling is elke koop waarbij de koper de koopprijs in termijnen betaalt. Koop op afbetaling is dus een goederenkrediet. Huurkoop is de koop op afbetaling waarbij het eigendom pas overgaat als alle termijnen zijn voldaan. Koop op afbetaling wordt ook wel een afbetalingskrediet genoemd. Consumptieve kredieten bestaan uit goederenkredieten en geldkredieten.

Voorbeelden van geldkredieten zijn persoonlijke leningen en doorlopende kredieten.

Stelling 4

De Nationale Hypotheek Garantie (NHG) wordt uitgevoerd door het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (Svn).

Antwoord Onjuist.

De Nationale Hypotheek Garantie (NHG) wordt uitgevoerd door de stichting Waarborgfonds Eigen Woning (WEW).

Ooit opgericht ter bevordering van het eigenwoningbezit. Het SVn voert o.a. de starterlening, blijverslening en duurzaamheidslening uit.

Stelling 5

Een erfdienstbaarheid is geregistreerd bij het kadaster.

Antwoord Juist.

Een erfdienstbaarheid is een beperkt recht op een (onroerende) zaak dat de eigenaar ervan moet geven aan iemand anders. Het bekendste voorbeeld is het recht van overpad. Een erfdienstbaarheid wordt ingeschreven in het kadaster en gaat over op elke nieuwe eigenaar. Een voorbeeld hiervan is het recht van overpad.

Stelling 6

Een echtgenoot die gehuwd is na 1 januari 2018 zonder huwelijkse voorwaarden, mag de echtelijke woning zonder toestemming van zijn partner verkopen als hij de woning al voor het huwelijk alleen in eigendom had.

Antwoord Onjuist.

Toestemming van de andere echtgenoot is altijd nodig bij de verkoop van de echtelijke woning. Daarbij maakt het niet uit wanneer en op welke wijze de echtgenoten gehuwd zijn.

(5)

Antwoord Onjuist.

Alleen bij de consumptieve variant moet een van de aanvragers jonger zijn dan 76 jaar. Voor de hypothecaire variant geldt geen leeftijdsgrens. Verdere kenmerken:

-Elke gemeente bepaalt zelf of Blijverslening wordt aangeboden.

-Uitvoerder is SVn.

-Blijverslening is bedoeld voor de financiering van woningaanpassingen die het voor ouderen makkelijker maakt om langer in hun woning te kunnen blijven wonen (ook voor huurwoningen).

-Blijverslening kan zowel hypothecair (max €25.000 als consumptief (max €10.000) worden verstrekt.

-Lening is minimaal €2.500 en komt in bouwdepot te staan.

Stelling 8

Een kandidaat-makelaar/taxateur mag geen taxatie verrichten, ook niet als het taxatierapport wordt ondertekend door de taxateur zelf.

Antwoord Juist.

Kandidaat-makelaar/taxateur mag onder andere wel waardebepalingen maken, bezichtigingen begeleiden, onderhandelingen voeren. Verschil Kandidaat-makelaar/taxateur en gecertificeerd makelaar, is dat kandidaat nog niet getoetst is op praktische vaardigheden met betrekking tot taxeren van een woning. Een gecertificeerd makelaar heeft de Praktijktoets Wonen behaald die afgenomen wordt door het SVMNIVO en kan zich vestigen als zelfstandig makelaar.

Toetstermen 1b.1 t/m 1b.9 met uitzondering van stelling 3: toetsterm 1i.3

Vraag 3

Wanneer beschikt iemand over een ‘eigen woning’? Let op: er zijn meerdere antwoorden juist.

A. Als het gaat om een duurzaam aan een plaats gebonden schip.

B. Als er in ieder geval sprake is van juridisch eigendom.

C. Als de woning voor 100% in eigendom is van de fiscaal partner.

D. Als er sprake is van bloot eigendom van een woning dat krachtens erfrecht is verkregen.

Antwoord vraag 3 De juiste antwoorden zijn:

-het kan gaan om een duurzaam aan een plaats gebonden schip. (A) -de woning mag volledig in eigendom zijn van de fiscaal partner. (C)

De definitie van een eigen woning is: een gebouw, een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen, dat de belastingplichtige of diens partner op grond van eigendom anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat. Daarnaast moet er sprake zijn van de economische eigendom. Dat wil zeggen dat de

waardeveranderingen de eigenaar grotendeels (meer dan 50%) aangaat. De juridische eigendom is geen vereiste.

Dat blijkt ook doordat een vruchtgebruiker die het vruchtgebruik krachtens erfrecht heeft verkregen, wordt beschouwd als een eigenaar van een eigen woning. Juist de bloot eigenaar wordt niet als zodanig gezien.

(6)

Ook aanhorigheden maken deel uit van de eigen woning (denk aan elementen die nagelvast aan de woning zijn verbonden, maar ook de tuin en de garage)

Zie voor de hele definitie van een eigen woning artikel 3.111 van de Wet IB 2001.

Toetsterm 1a.1

Vraag 4

Hoe moet een geldverstrekker de aan de studieschuld verbonden maandelijkse financiële lasten in het algemeen corrigeren op de maximale maandelijkse woonlast?

A. Voor 0,75% of 0,45% van de oorspronkelijke lening.

B. Voor 0,75% of 0,45% van de lening van dat moment.

C. Voor 2% van de oorspronkelijke lening.

D. Voor 2% van de lening van dat moment.

Antwoord vraag 4

Het juiste antwoord is: voor 0,75% of 0,45% van de oorspronkelijke lening. (A)

Afhankelijk van het moment waarop de studieschuld is ontstaan, geldt een correctie op de maximale maandlast van 0,75% of 0,45% van de oorspronkelijk studieschuld. Er mag alleen uitgegaan worden van de restantschuld wanneer er extra is afgelost en deze extra aflossing heeft geleid tot een nieuwe maandlast (en dus niet voor een kortere looptijd). Hiervoor moet je bewijs aanleveren van het DUO. Als de schuld is ontstaan onder het oude leenstelsel (voor 1 september 2015) geldt een correctie van 0,75%. Voor studenten die beginnen met het opbouwen van een studieschuld op of na 1 september 2015 (nieuwe leenstelsel), geldt een correctie van 0,45%. De reden hiervan is dat onder het nieuwe leenstelsel de maximale aflossingsperiode is verlengd naar 35 jaar.

Toetsterm 1a.2

Vraag 5

Welke stelling met betrekking tot de Starterslening is waar?

A. De lening komt in de plaats van de hypotheek met Nationale Hypotheek Garantie.

B. De gemeente die de starterslening verstrekt krijgt het eerste recht van hypotheek.

C. De eerste drie jaar blijft de lening maandlastenvrij.

D. De hypotheek wordt gedurende vijftien jaar renteloos en aflossingsvrij verstrekt.

Antwoord vraag 5

Het juiste antwoord is: de eerste drie jaar blijft de lening maanlastvrij. (C)

De Starterslening biedt de mogelijkheid lening te verstrekken aan starters die, op basis van hun inkomen, niet het volledige bedrag kunnen lenen voor de aankoop van een woning. De lening wordt in de vorm van een tweede hypothecair krediet afgesloten bij de Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn), als aanvullende lening op een eerste hypothecair krediet met Nationale Hypotheek Garantie.

(7)

De Starterslening bestaat uit een annuïtaire lening en een combinatielening De annuïtaire lening overbrugt het tekort tussen de maximale financiering en de benodigde kosten voor de aankoop van de woning. Gedurende de eerste drie jaar worden de lasten van deze annuïtaire lening (box 1) betaald uit de combinatielening. Dit is daarom een box 3 lening die maandelijks in hoogte toeneemt. Na drie jaar is het de bedoeling dat de geldnemer zelf de lasten gaat betalen (en de combinatielening gaat aflossen). Of hij dan de volledige lening zelf gaat betalen, is afhankelijk van het inkomen.

Toetsterm 1b.6

Vraag 6

Sven heeft een krediet afgesloten van €20.000 met een looptijd van 120 maanden. Na acht maanden ontvangt hij een erfenis en wil hij deze lening vervroegd aflossen. Is het waarschijnlijk dat Sven een boete moet betalen?

A. Nee, bij de meeste geldverstrekkers kan een consumptief krediet tussentijds boetevrij worden afgelost.

B. Alleen als Sven een persoonlijke lening heeft afgesloten. Bij een doorlopend krediet niet.

C. Ja, Sven moet een boete betalen van 0,5% over de restant hoofdsom.

Antwoord vraag 6

Het juiste antwoord is: nee, bij de meeste geldverstrekkers kan een consumptief krediet tussentijds boetevrij worden afgelost. (A)

Sinds een aantal jaar rekenen vrijwel alle geldverstrekkers geen boeterente meer bij vervroegde aflossing van een persoonlijke lening. Leningen die al langer lopen, hebben soms nog oude voorwaarden waarbij wel een boeteregeling geldt. Die bedraagt dat maximaal 0,5 % van het bedrag dat je vervroegd aflost, als de lening nog maximaal één jaar loopt en 1% van het bedrag dat je te vroeg aflost, als de lening nog minimaal een jaar loopt.

Een doorlopend krediet mag sowieso altijd boetevrij worden afgelost.

Toetsterm 1j.7

Vraag 7

Een woning wordt verkocht in 2020 voor €250.000. De eigenwoningschuld was op het moment van verkoop

€280.000. Er wordt geen nieuwe woning gekocht. Ondanks dat de restschuld niet kan worden afgelost uit eigen middelen gaat de bank akkoord met de verkoop.

Wat zijn de fiscale gevolgen van de verkoop van deze woning?

A. De restschuld valt in box 3.

B. De restschuld valt nog 15 jaar in box 1 met aflosverplichting.

C. De restschuld valt nog 15 jaar in box 1 zonder aflosverplichting.

Antwoord vraag 7

Het juiste antwoord is: de restschuld valt in box 3. (A)

Voor restschulden ontstaan tussen 29 oktober 2012 en 31 december 2017 gold dat de rente over die restschuld 15 jaar mocht worden afgetrokken in box 1 zonder fiscale aflosverplichting. Restschulden die daarvoor of daarna zijn ontstaan, vallen in box 3 (uiteraard dan zonder renteaftrek en zonder aflosverplichting).

(8)

Vraag 8

Welk inkomen wordt volledig in mindering op een ANW-uitkering gebracht?

A. Nabestaandenpensioen.

B. Winst uit onderneming.

C. Een WIA-uitkering.

D. Nabestaandenlijfrente.

Antwoord vraag 8

Het juiste antwoord is: een WIA-uitkering. (C)

Inkomsten die volledig van de Anw uitkering afgetrokken worden zijn:

-een werkloosheidsuitkering (WW);

-een arbeidsongeschiktheidsuitkering (bijvoorbeeld WAO of WIA);

-een ziektewetuitkering (ZW);

-een nabestaandenuitkering uit een ander land dan Nederland;

-diverse andere uitkeringen.

Inkomsten uit arbeid worden gedeeltelijk gekort op de Anw-uitkering. Dit zijn bijvoorbeeld: inkomen uit loondienst (loon, VUT en vervroegd pensioen).

Inkomsten die niet worden gekort:

-een aanvullend nabestaandenpensioen;

-een nabestaandenlijfrente;

-uitkeringen uit een los van de arbeidsovereenkomst in de privésfeer afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering;

-een periodieke uitkering uit hoofde van een loonstamrecht van de overleden echtgenoot;

-rente;

-dividend;

-spaartegoeden.

Toetsterm 2d.2

Vraag 9

Vanaf welk moment kan een ondernemer een hypotheek krijgen met Nationale Hypotheekgarantie (NHG)?

A. 12 maanden na inschrijving van de onderneming bij de Kamer van Koophandel.

B. 24 maanden na inschrijving van de onderneming bij de Kamer van Koophandel.

C. 36 maanden na inschrijving van de onderneming bij de Kamer van Koophandel.

Antwoord vraag 9

Het juiste antwoord is: 12 maanden na inschrijving van de onderneming bij de Kamer van Koophandel. (A)

(9)

De ondernemer kan al een hypotheek aanvragen wanneer hij minimaal twaalf maanden een eigen onderneming heeft. Hiervoor is de inschrijving bij de Kvk leidend. Vanaf 2019 is het verplicht bij NHG een Inkomensverklaring Ondernemer te gebruiken voor het bepalen van het inkomen van de ondernemer.

Toetsterm 1a.2

Vraag 10

Welke hypothecaire leningvorm kent de snelste aflossing?

A. Annuïteiten hypotheek.

B. Lineaire hypotheek.

C. Spaarhypotheek.

Antwoord vraag 10

Het juiste antwoord is: lineaire hypotheek. (B)

Schematisch ziet de afname van de lening bij een annuïteitenhypotheek er als volgt uit:

Schematisch ziet de rentebetaling en de aflossing bij een annuïteitenhypotheek er als volgt uit:

Schematisch zien de rentebetaling en de aflossing bij een lineaire hypotheek er als volgt uit:

(10)

Bij een spaarhypotheek vindt er geen aflossing plaats. De schuld blijft de gehele looptijd ongewijzigd. Er wordt vermogen opgebouwd in een aparte spaarpot om aan het eind van de looptijd de hypotheek ineens af te lossen.

Toetsterm 1b.2

Vraag 11

Bert heeft een woning gekocht. Hij heeft de koopovereenkomst getekend op dinsdag. De verkoper heeft de koopovereenkomst getekend op woensdag. Diezelfde dag heeft Bert een exemplaar van de getekende koopakte ontvangen.

Tot en met welke dag heeft Bert het wettelijke recht om van de koop af te zien?

A. Vrijdag.

B. Zaterdag.

C. Zondag.

D. Maandag.

Antwoord vraag 11

Het juiste antwoord is: maandag (D)

Kopers van zowel bestaande woningen als nieuwbouwwoningen krijgen, nadat de voorlopige koopovereenkomst door beide partijen getekend is, drie dagen bedenktijd. Binnen die drie dagen hebben ze het recht om de

overeenkomst te ontbinden, zonder opgaaf van reden en kosten.

De bedenktijd gaat in op de volgende dag nadat de koper een door beide partijen getekend contract heeft ontvangen. Minimaal twee van de drie dagen moeten werkdagen zijn en als de bedenktijd op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt deze tot en met de eerstvolgende werkdag verlengd. De bedenktijd eindigt op de derde dag om 24:00 uur. Als de koper binnen die tijd wenst te ontbinden, doet hij er verstandig aan om dat schriftelijk (liefst aangetekend) aan de verkoper te melden. De termijn van drie dagen is een wettelijk minimum. De koper en de verkoper kunnen in overleg een langere bedenktijd afspreken.

Schema bedenktijd

Koopovereenkomst ontvangen op: Bedenktijd eindigt op:

Maandag Donderdag

Dinsdag Vrijdag

Woensdag Maandag

Donderdag Maandag

Vrijdag Dinsdag

Zaterdag Dinsdag

Zondag Woensdag

Toetsterm 1b.5

(11)

Vraag 12

In wat voor markt is het verstandig om eerst een nieuwe woning te kopen alvorens de huidige woning te verkopen?

A. Verkopersmarkt.

B. Kopersmarkt.

C. Doorstromersmarkt.

Antwoord vraag 12

Het juiste antwoord is antwoord: verkopersmarkt. (A)

De verkopersmarkt kenmerkt zich door weinig aanbod van woningen en veel vraag naar woningen. Het is daarom verstandig eerst een nieuwe woning te kopen. De verkopers zijn in het voordeel en de prijzen zullen over het algemeen gaan stijgen.

Toetsterm 1b.2

Vraag 13

Marcel wordt na twee jaar ziekte volledig en duurzaam arbeidsongeschikt verklaard. Voor zijn ziekte bedroeg zijn inkomen €70.000.

Hoeveel bedraagt het inkomen van Marcel vanaf nu?

A. 70% van €70.000.

B. 75% van €70.000.

C. 70% van het maximum loon.

D. 75% van het maximum loon.

Antwoord vraag 13

Het juiste antwoord is: 75% van het maximum loon (D)

De IVA uitkering die iemand ontvangt als hij duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is bedraagt 75% van het laatst verdiende salaris. Dit laatste verdiende salaris is gemaximeerd op €57.232 (2020). Marcel verdiende meer, dus geldt voor hem het maximumloon.

Toetsterm 1h.1

Vraag 14

Wat is het verschil tussen bijpandstelling en mede-onderzetting?

A. Bijpandstelling moet notarieel gevestigd worden, mede-onderzetting niet.

B. Mede-onderzetting gaat om eigen pand, bijpandstelling om het pand van een ander.

C. Bijpandstelling gaat om eigen pand, mede-onderzetting om het pand van een ander.

Antwoord vraag 14

Het juiste antwoord is: bijpandstelling gaat om eigen pand, mede-onderzetting om het pand van een ander. (C)

(12)

Het is mogelijk om een woning van iemand anders mee te nemen als onderpand voor de hypotheek. Dit wordt mede-onderzetting genoemd. De constructie lijkt erg op bijpandstelling, behalve dat het hier gaat om een pand van iemand anders. Wanneer de hoofdschuldenaar zijn verplichtingen niet na kan komen, wordt de mede- onderzetter niet direct schuldenaar. Maar het pand geldt wel als onderpand. Mocht er dus een gedwongen verkoop plaatsvinden, dan gaat het pand van de mede-onderzetter mee in de verkoop.

Toetsterm 1f.4

Vraag 15

Je bent in het bezit van alleen de beroepskwalificatie adviseur Hypothecair krediet. Je hebt een afspraak met Jan van Velsen. Jan is tevreden over de manier waarop je de hypotheek gaat regelen en hij wil graag dat je ook zijn inboedel en opstalverzekering regelt. Mag je nu adviseren over deze verzekeringen?

A. Nee, zolang je Wft Schadeverzekeringen niet behaald hebt, mag je niet adviseren.

B. Je mag adviseren over de woongerelateerde verzekeringen.

C. Je mag alle schadeverzekeringen adviseren.

Antwoord vraag 15

Het juiste antwoord is: je mag adviseren over de woongerelateerde verzekeringen. (B)

Als adviseur Hypothecair krediet mag je adviseren over woongerelateerde verzekeringen. Dit mag alleen als je ook de hypotheek voor de klant verzorgt. Uiteraard kun je de klant ook naar een collega doorverwijzen (adviseur Schadeverzekeringen) die het complete verzekeringspakket mag adviseren.

Toetsterm 3c.6

(13)

1.2 Casus Huwelijksvermogensrecht

Joey de Bok (25) en Esmeralda den Hartog (30) wonen sinds 2018 samen. Ze besluiten om samen een woning te gaan kopen in Den Haag. Na enige tijd hebben ze een woning gevonden die ze kunnen kopen voor €415.000.

Voordat ze de woning werkelijk kopen, laten ze alvast een samenlevingscontract opmaken bij een notaris (zie bijlage).

Trouwen willen Joey en Esmeralda niet en testamenten laten maken is volgens hen niet nodig.

Vraag 1

De opa van Esmeralda is zo blij dat ze eindelijk gaat settelen dat hij een bedrag van €125.000 aan haar schenkt om te investeren in de aankoop van de woning.

Hoeveel bedraagt de schenkbelasting die Esmeralda moet betalen?

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is: €3.844.

De vrijstelling voor de eigen woning is niet beperkt tot eigen kinderen. De enige voorwaarde is dat de verkrijger 18-40 jaar oud is en de schenking besteed aan de eigen woning.

Vrijstelling 2020: €103.643.

Tarief kleinkinderen over belaste deel is 18%.

Verschuldigde schenkbelasting: 18% x (€125.000 -/- €103.643) = €3.844.

Toetsterm 1a.4

Vervolg casus

We maken een sprong in de tijd als Joey onverwacht op 32- jarige leeftijd overlijdt. Esmeralda blijft alleen achter. Bij de besloten begrafenis is alleen Esmeralda en de zus van Joey aanwezig. De ouders van Joey waren eerder al overleden.

Op moment van overlijden is de financiële situatie van Joey en Esmeralda als volgt:

- De hoogte van het hypothecaire krediet bij overlijden is €275.000.

- De waarde van de woning €460.000.

De overige bezittingen bestaan uit:

- Een aandelenportefeuille van Joey t.w.v. €52.000.

- Een bankrekening van Esmeralda met een saldo van €4.900.

- Een spaarrekening van Esmeralda met een saldo van €50.000.

- Een spaardeposito van Joey met een saldo van €70.000.

Vraag 2

Hoe wordt het vermogen van Joey verdeeld?

(14)

Antwoord vraag 2

De zus van Joey is enig erfgenaam volgens de wettelijke verdeling. De woning en gemeenschappelijke goederen verblijven op basis van het samenlevingscontract aan Esmeralda zonder dat zij hiervoor een vergoeding

verschuldigd is. De zus van Joey is verplicht deze goederen aan Esmeralda te leveren. Daar staat tegenover dat Esmeralda verplicht is het hypothecaire krediet over te nemen van de zus van Joey.

Toetsterm 1a.4

Vraag 3

Is er erfbelasting verschuldigd na het overlijden van Joey? Zo ja, door wie en hoeveel? Zo niet, motiveer jouw antwoord.

Antwoord vraag 3

De nalatenschap van Joey bedraagt €52.000 + €70.000 = €122.000. De zus van Joey heeft een vrijstelling van

€2.208. Het tarief is 30%. Ze betaalt dus: (€122.000 - €2.208) x 30% = €35.937 erfbelasting.

Een verkrijging krachtens verblijvingsbeding is een fictieve erfrechtelijke verkrijging en geldt als de verkrijger de partner is of een bloed- of aanverwant tot en met de 4e graad. Dat betekent dat deze belast is voor de erfbelasting, hoewel de verkrijging niet tot de nalatenschap behoort

Toetsterm 1a.4

Vraag 4

Stel dat Esmeralda een overlijdensrisicoverzekering op het leven van Joey had afgesloten met een verzekerd bedrag van €750.000. Esmeralda betaalde hiervoor €75 premie per maand.

Wat was dan het gevolg voor de verschuldigde erfbelasting?

A. Deze uitkering is volledig vrij van erfbelasting.

B. De helft van de uitkering is belast, maar alleen voor zover de vrijstelling van Esmeralda wordt overschreden.

C. De volledige uitkering is belast, maar alleen voor zover de vrijstelling van Esmeralda wordt overschreden.

Antwoord vraag 4

Het juiste antwoord is: deze uitkering is volledig vrij van erfbelasting. (A)

Omdat de overlijdensrisicoverzekering tot het privévermogen van Esmeralda behoorde en zij de premies betaalde, is de uitkering volledig vrij van erfbelasting. Een uitkering uit een overlijdensrisicoverzekering is alleen (deels) belast als de overledene de premies heeft (mee-)betaald. Bij een huwelijk in gemeenschap van goederen is daar altijd sprake van.

Toetsterm 1a.4

(15)

Vraag 5

Wat is het gevolg van een weduwenverklaring die aan een overlijdensrisicoverklaring wordt toegevoegd?

A. De uitkering valt buiten de nalatenschap.

B. De nalatenschap wordt kleiner.

C. De nalatenschap wordt groter.

Antwoord vraag 5

Het juiste antwoord is: de nalatenschap wordt kleiner (B).

Als een overlijdensrisicoverzekering verpand is aan de geldverstrekker, wordt er soms een weduwenverklaring (ook wel betalingsopdracht genoemd) door de partner opgemaakt. Dit komt omdat door de verpanding de geldverstrekker begunstigde wordt voor de uitkering in plaats van de partner. Zonder weduwenverklaring lost de geldverstrekker met de uitkering het hypothecair krediet af. De woning valt dan vervolgens (voor een groter deel) vrij van schuld in de nalatenschap. Met een weduwenverklaring blijft de partner begunstigde onder de belofte aan de geldverstrekker dat de partner met de uitkering het hypothecair krediet aflost. Daarmee heeft de geldverstrekker zekerheid. De partner krijgt nu een vordering op de nalatenschap omdat deze met de uitkering aan schuld in de nalatenschap aflost. Dat verkleint de nalatenschap.

Toetsterm 1b.8

(16)

1.2.1 Bijlage: Samenlevingscontract Ondergetekenden:

1. De heer J. de Bok werkzaam als programmeur en geboren op 28 oktober 1989 te Den Haag.

2. Mevrouw E. den Hartog werkzaam als kapster en geboren op 1 mei 1985 te Scheveningen hierna te noemen

‘partijen’.

In aanmerking genomen dat:

-tussen hen een affectieve relatie bestaat;

-zij in het kader van die relatie vanaf 1 oktober 2018 met elkaar samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren;

-zij het gewenst achten de vermogensrechtelijke gevolgen van de tussen hen bestaande relatie nader vast te leggen.

Verklaren het navolgende te zijn overeengekomen:

A. Eigen vermogen

B. Gemeenschappelijk vermogen C. Gemeenschappelijke huishouding D. Eigen woning

Artikel 7

1. Als beide partijen, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar zijn van de gemeenschappelijk bewoonde woning, draagt ieder naar evenredigheid van de inkomsten uit arbeid (of uitkeringen die daarvoor in redelijkheid in de plaats treden) bij in de lopende kosten verbonden aan het woongenot. Daaronder vallen onder andere rente en aflossing van geldleningen die zijn aangegaan voor de financiering van de woning.

2. Heeft de ene partij meer betaald dan de helft van de aankoopkosten van de woning, dan heeft hij voor het meerdere een vordering op de andere partij. Deze vordering is alleen opeisbaar bij verkoop van de woning of als de samenwoning wordt beëindigd. Partijen bepalen in onderling overleg de rentevergoeding op deze vordering.

Artikel 8

Als partijen een door hen gemeenschappelijk te bewonen woning in onverdeelde mede-eigendom hebben verkregen en voor de financiering van de woning een hypothecaire geldlening zijn aangegaan, dan behoort de rente tot de kosten van de gemeenschappelijke huishouding.

F. Beëindiging samenwoning G. Beëindiging door overlijden

(17)

Artikel 11

1. Overlijdt één van de partijen, dan verblijft zijn/haar aandeel in de gezamenlijke woning en in alle andere gemeenschappelijke goederen aan de langstlevende partij zonder dat deze verplicht is hiervoor een

vergoeding te betalen, doch onder de verplichting de op de gezamenlijke woning onder hypothecair verband rustende schuld geheel voor zijn/haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen.

2. Partijen verlenen elkaar over en weer een recht van overneming t.a.v. de door hen ten tijde van het overlijden gezamenlijk bewoonde woning voor het geval deze op het moment van overlijden eigendom is van één van de partijen. Het recht vervalt indien het niet wordt uitgeoefend binnen 3 maanden na het overlijden.

Gedurende deze periode heeft de langstlevende partij het recht in deze woning te blijven wonen zonder daarvoor een vergoeding verschuldigd te zijn. Wordt van het recht van overneming gebruik gemaakt dan wordt de overnemingsprijs vastgesteld door drie deskundigen, aan te wijzen door de kantonrechter te Breda.

H. Onzekerheid over de eigendom

Artikel 12

Als tussen partijen geschil bestaat over de eigendom van een goed en geen der partijen kan zijn recht op dit goed bewijzen, dan wordt het goed geacht toe te behoren aan beide partijen, ieder voor de onverdeelde helft.

I. Duur van de overeenkomst J. Geschillen

(18)

1.3 Casus Fiscaliteiten

Vraag 1

In welke vijf situaties is geen sprake van een hoofdverblijf, maar is in fiscale zin toch sprake van een eigen woning?

Antwoord vraag 1

1. Leegstaande woning bestemd voor verkoop

Indien de woning leeg is, te koop staat en in voorgaande jaren als hoofdverblijf diende, wordt die woning alsnog als eigen woning aangemerkt gedurende maximaal drie jaar na het kalenderjaar waarin de woning is verlaten. Er hoeft over deze woning geen eigen woningforfait worden aangeven.

2. De toekomstige eigen woning in ver-/aanbouw

De woning die verbouwd of gebouwd wordt, wordt alsnog aangemerkt als een eigen woning indien deze woning in het jaar van aankoop dan wel in de drie daaropvolgende kalenderjaren gaat functioneren als een eigen woning. Er hoeft over deze woning geen eigen woningforfait worden aangeven.

3. Scheidingsregeling

De eigen woning blijft voor een periode van maximaal twee jaar aangemerkt als een eigen woning in de situatie dat de belastingplichtige niet langer de woning bewoont (in het kader van scheiding), maar de woning voor de gewezen partner als hoofdverblijf dient.

Voorbeeld

Piet en Saar besluiten uit elkaar te gaan. Piet vertrekt op 1 maart 2019 uit de echtelijke woning die gemeenschappelijk (50/50) eigendom is. Saar blijft achter in de woning met de twee kinderen. Voor Piet blijft zijn aandeel in de woning een eigen woning tot 1 maart 2021 namelijk twee jaar na datum van vertrek. Voor Saar blijft haar aandeel in de woning een eigen woning zolang zij daar blijft wonen.

4. Opname AWBZ-instelling

De woning dient niet meer als hoofdverblijf voor de belastingplichtige omdat deze is opgenomen in een verpleeg- of verzorgingstehuis vanwege medische redenen of ouderdom. In deze situatie blijft voor die belastingplichtige de woning aangemerkt als een eigen woning voor een periode van maximaal twee jaar.

5. Tijdelijk verblijf elders

Indien de belastingplichtige tijdelijk elders verblijft wordt de woning toch nog als eigen woning aangemerkt indien die woning gedurende minimaal een jaar op basis van de hoofdregel aangemerkt werd als eigen woning en, de woning niet aan derden ter beschikking wordt gesteld en, de belastingplichtige samen met zijn partner niet met betrekking tot een andere woning belastbare inkomsten uit eigen woning geniet.

Voorbeeld

Jan woont twee jaar in zijn woning. Nu krijgt hij bericht dat hij wordt uitgezonden naar Afghanistan voor een periode van 1,5 jaar. In Afghanistan woont Jan op de militaire basis. Indien Jan de woning in Nederland niet verhuurt blijft de woning een eigen woning. Indien Jan besluit de woning wel te verhuren is de woning gedurende de 1,5 jaar geen eigen woning.

Toetsterm 1e.11

(19)

1.4 Casus Harry

Harry (46 jaar) is alleenstaand. Harry heeft een hoge managementfunctie en verdient daarmee jaarlijks een vast salaris van €83.000. Harry heeft €64.000 aan spaargeld en beleggingen. Het gemiddelde rendement hierop is 3,4%.

Hij heeft daarnaast een vakantiehuisje in Zeeland. De waarde van het vakantiehuisje is €116.000. Hij heeft het huisje gefinancierd met een lening van €75.000 (aflossingsvrij) tegen 4,8%. Hij verhuurt dit huisje gemiddeld vier maanden per jaar. De huurinkomsten bedragen €6.400 per jaar. Hij verblijft er zelf gemiddeld een maand per jaar. De rest van het jaar staat het huisje leeg.

Harry heeft sinds 2008 een eigen woning met een WOZ-waarde van €282.000. De woning is gefinancierd met een hypothecaire lening (in box 1) van €276.000. De helft van de lening is aflossingsvrij. De andere helft is een spaarhypotheek. Op de SEW legt hij maandelijks €221 in. De rente op beide leningdelen is 4,2%.

Vraag 1

Wat is de netto maandlast van Harry voor zijn eigen woning in 2020? Laat heffingskortingen buitenbeschouwing.

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is €812,33.

Het EWF is 0,6% van €282.000 (WOZ) = €1.692 De jaarlijkse rentelast is €276.000 x 4,2% = €11.592 Inkomsten uit eigen woning = -€9.900

Harry valt met zijn inkomen in het hoogste tarief voor de inkomstenbelasting (49,5% in 2020). Omdat de inkomsten ui eigen woning negatief zijn, wordt het belastbaar inkomen van Harry met €9.900 verlaagd. Dat zou een

belastingvoordeel van €9.900 x 49,5% = €4.901 betekenen. Echter, in 2014 is de maatregel hypotheekrenteaftrek beperking ingevoerd. Deze beperking wordt jaarlijks groter. Voor 2020 betekent dit dat Harry nu geen 49,50%

hypotheekrenteaftrek heeft, maar ‘slechts’ 46%.

De correctierenteaftrek bedraagt: €11.592 x 3,5% = €405. De netto rente die Harry betaalt, bedraagt: €11.592 -

€4.901 + €405 = €7.096 per jaar dus €591,33 per maand. €591,33 + €221 (SEW) = €812,33 totale netto maandlast.

Toetsterm 1h.2

Vraag 2

Hoeveel bedraagt de inkomsten uit eigen woning in 2020 voor Harry als hij op 31 december 2019 de volledige hypotheek op zijn eigen woning zou hebben afgelost?

Antwoord vraag 2

Het juiste antwoord is €112.

De inkomsten eigen woning bestaan dan uit €1.692 (EWF). Tot 2019 gold dan een aftrekpost van €1.692 op basis van geen of een geringe eigenwoningschuld (aftrek Hillen). Deze aftrekpost wordt sinds 2019 in dertig jaar afgebouwd. Dus met 3.33% per jaar. Voor 2020 geldt daardoor een aftrekpost van 93.33% (100% - 6,67%). De aftrekpost Hillen voor Harry is dus €1.692 x 93,33% = €1.580. Resteert een positieve inkomen uit eigen woning van

€112. Dit bedrag verhoogt het belastbaar inkomen van Harry in box 1.

Toetsterm 1h.2

(20)

1.5 Casus Joseph

Joseph (42 jaar) heeft een bruto maandsalaris van €4.500. Hij heeft recht op 8% vakantiegeld. Joseph is vijf jaar geleden gescheiden en betaalt €300 per maand alimentatie aan zijn ex-vrouw en €200 alimentatie voor de verzorging van zijn zoon. Joseph heeft een rekening met een kredietfaciliteit van €5.000 waar hij overigens nog nooit gebruik van heeft gemaakt.

Joseph wil weten hoeveel hij maximaal hypothecair kan lenen op basis van zijn inkomen. Ga uit van een toetsrente van 5,0%.

Vraag 1

Hoeveel kan Joseph maximaal lenen op basis van zijn inkomen?

Antwoord 1

Stap 1: Vaststellen toetsinkomen

Inkomen Joseph €4.500 x 12,96 = €58.320 Partneralimentatie €300 x 12 = €3.600 Toetsinkomen Joseph: €58.320 -/- €3.600 = €54.720.

Stap 2: vaststellen toetsrente

De toetsrente is gegeven, deze bedraagt 5,0%.

Stap 3: vaststellen financieringslastpercentage

Uit de tabel blijkt op basis van 5% toetsrente en €54.720 inkomen een woonlastenpercentage van 27%. Je rond het inkomen altijd af naar beneden. In de tabel kijk je dus naar het percentage bij €54.000 en niet bij €55.000. Dit heeft te maken met overkreditering.

Stap 4: vaststellen maximale financieringslast per maand

€54.720 x 27% is €14.774,40.

De financiële verplichtingen van Joseph bestaan uit de mogelijkheid €5.000 rood te staan op de rekening.

€5.000 x 2% x 12 maanden is €1.200.

€14.774,40 -/- €1.200 = €13.574,40.

Maximale financieringslast per maand:€13.574,40 / 12 is €1.131,20.

Stap 5: vaststellen annuïteitenfactor

Conform tabel annuïteit bij 5,0% en 30 jaar is (5,0/12 = 0,4167) = factor 186,2816.

Stap 6: berekenen maximale hypotheek

De maximale hypotheek op basis van inkomen bedraagt voor Joseph €1.131,20 x 186,2816 = €210.721. (afronden naar beneden, anders is er sprake van overkreditering)

Toetsterm 1a.2

(21)

Vraag 2

Naomi, de zus van Joseph, is ook pas gescheiden en heeft een appartementje gekocht. Voor de inrichting heeft ze onvoldoende eigen middelen over en wil hiervoor een consumptief krediet afsluiten. Ze overlegt de onderstaande gegevens: Netto maandsalaris: €2.400. Netto woonlasten per maand: €640. Netto alimentatie per maand voor ex- man: €230. De leennorm voor Naomi bedraagt €1.025.

Hoeveel kan Naomi maximaal lenen voor de inrichting?

Antwoord vraag 2

Algemene formules voor deze berekening:

1. Leennorm = basisnorm + (15% x (Netto inkomen -/- basishuur -/- basisnorm)) + buffer.

In het examen is de leennorm gegeven.

2. Afloscapaciteit = netto inkomen -/- leennorm -/- woonlasten -/- betaalde alimentatie -/- overige financieringslasten.

3. Maximaal te lenen bedrag = afloscapaciteit x 50 (afloscapaciteit is 2% van MTL).

Voor Naomi betekent dit:

De leennorm is €1.025 (gegeven).

De afloscapaciteit is dan: €2.400 -/- €1.025 -/- €640 -/- €230 = €505.

De maximale lening is dan €505 x 50 = €25.250.

Toetsterm 3b.2

(22)

1.6 Casus Henk en Aysel

Henk (42 jaar) en Aysel (42 jaar) krijgen het aanbod om hun huurwoning te kopen. De verkoopprijs van de woning bedraagt €205.000 k.k. Dit is gelijk aan de getaxeerde marktwaarde en aan de WOZ.

Aysel

• Aysel werkt 20 uur als docente.

• Haar salaris bedraagt €20.800 per jaar inclusief 8% vakantiegeld.

Henk

• Henk is werkzaam als buschauffeur bij Erriva. Hij werkt hier ongeveer 36 uur per week.

• Het salaris bedraagt €33.200 per jaar inclusief 8% vakantiegeld.

Schulden

Uit het verleden (voor 2015) heeft Aysel nog een studieschuld. De startwaarde van de lening bedroeg €24.900. Op deze lening is inmiddels extra afgelost en het openstaande saldo bedraagt op dit moment €4.900. Op basis van dit bedrag heeft de DUO een nieuwe maand annuïteit berekend. Deze is nu per maand €45,17. De komende acht jaar zal ze deze nog moeten afbetalen.

Aankoopkosten woning

De verkoopprijs van de woning bedraagt €205.000 k.k. Dit is gelijk aan de getaxeerde marktwaarde en aan de WOZ.

Daarnaast zullen ze kosten maken voor een taxatierapport (€650), de notaris (€1.350) en de hypotheekadviseur (€2.000).

Henk en Aysel weten al dat ze de rente tien jaar vast willen zetten tegen 2%.

Vraag 1

Hoeveel kunnen Henk en Aysel op basis van hun inkomen maximaal lenen?

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is: €227.463.

Stap 1: Vaststellen toetsinkomen

Toetsinkomen Henk: €33.200, toetsinkomen Aysel €20.800.

Stap 2: vaststellen toetsrente

Ze weten al dat ze de rente 10 jaar vast willen zetten tegen 2%. Bij rentevast periode van tien jaar of langer mag je uitgaan van werkelijk rente als toetsrente.

Stap 3: vaststellen financieringslastpercentage

Om het financieringslastpercentage vast te stellen gebruik je als inkomen het hoogste inkomen plus 80% van het

(23)

Stap 4: vaststellen maximale financieringslast per maand

Gezamenlijk inkomen: €33.200 + €20.800 = €54.000. Maximale maandlast (€54.000 x 19,5%)/12 = €877,50.

Maximale woonlasten -/- DUO- lening . De studieschuld bestond al voor 2015 (dus valt onder oude leenstelsel), dus geldt 0,75% van de huidige schuld (omdat er extra is afgelost en naar aanleiding daarvan een nieuwe maanlast is berekend) als maandelijkse correctie. Dat is 0,75% x €4.900 = €36,75. Volgens de richtlijnen mag de geldverstrekker met dit bedrag rekeninghouden ongeacht dat de werkelijke last hoger ligt. €877,50 -/- €36,75 = €840,75 maximale bruto woonlast per maand.

Stap 5: vaststellen annuïteitenfactor

Conform tabel annuïteit bij 2% en 30 jaar is = factor 270,5485.

Stap 6: berekenen maximale hypotheek

De maximale hypotheek op basis van inkomen bedraagt voor Henk en Aysel €840,75 x 270,5485 = €227.463.

(afronden naar beneden, anders financier je te veel)

Toetsterm 1a.1

Vraag 2

Hoeveel eigen geld moeten Henk en Aysel inbrengen als je er vanuit gaat dat ze maximaal willen financieren?

Antwoord vraag 2

Op basis van de waarde van de woning kunnen Henk en Aysel 100% van de marktwaarde lenen en dat is €205.000.

Dit is lager dan wat ze op basis van hun inkomen kunnen financieren.

Woning: €205.000

Overdrachtsbelasting 2% €4.100 Taxatierapport: €650 Notariskosten: €1.350 Advieskosten: €2.000 Totaal: €213.100

Dit betekent dat Henk en Aysel €213.100 -/- €205.000 = €8.100 eigen geld moeten inbrengen.

Toetsterm 1a.1

Vraag 3

Bereken voor Henk en Aysel het bruto maandbedrag voor de annuïtaire hypotheek.

Antwoord vraag 3

Bruto maandbedrag annuïteitenhypotheek €757,72.

Factor conform annuïteitentabel bij 2% en looptijd 360 maanden is 270,5485.

Te betalen maandbedrag: €205.000 / 270,5485 = €757,72 bruto per maand.

(24)

Vraag 4

Hoeveel bedraagt de eerste netto maandlast van de annuïteitenhypotheek? Ga ervan uit dat Henk de inkomsten uit eigen woning volledig voor zijn rekening neemt. Laat heffingskortingen buiten beschouwing.

Antwoord vraag 4

Eerste netto maandlast: €667,72.

De WOZ-waarde van de woning is €205.000.

Het eigenwoningforfait per maand wordt dan (€205.000 x 0,6%)/ 12 = €102,50.

De bruto rente over de eerste maand: (€205.000 x 2%) / 12 = €341,67.

De inkomsten uit eigen woning bedragen in de eerste maand: €102,50 -/- €341,67 = - €239,17.

Hierover heeft Henk gelet op zijn inkomen 37,35% belastingvoordeel: €239,17 x 37,35% = €90 (fiscale bedragen worden afgerond in het voordeel van de klant).

De netto maandlast over de eerste maand is €757,72 -/- €90 = €667,72.

Vraag 5

Bereken daarnaast wat Henk en Aysel op het einde van de looptijd aan rente over deze lening hebben betaald. (Ga ervan uit dat de rente na tien jaar gelijk blijft)

Antwoord vraag 5

Totale last na 30 jaar is €757,72 x 360 maanden = €272.779 . Daarmee is alle rente betaald en de volledige hypotheek afgelost.

€272.779 (totale last) -/- €205.000 (aflossing) = €67.779 (betaalde rente).

Toetsterm 3c.2

(25)

1.7 Casus Bart en Saskia

Bart en Saskia wonen op dit moment in een twee-onder-een-kap woning in de buurt van Rotterdam. Bart en Saskia willen graag meer rust en hebben hun droomhuis gevonden in het zuiden van Limburg.

Gegevens oude woning:

• Gekocht voor €200.000 1-1-2008.

• Verkocht voor €250.000 levering 1-12-2020.

Huidige hypotheek:

• Levenhypotheek €100.000.

• Aflossingsvrije hypotheek €100.000.

• KEW: neutraal profiel inleg €100 per maand. Doelkapitaal €100.000.

• Losse ORV €100.000 op beide levens.

Gegevens nieuwe woning:

• Koopsom €280.000 k.k. (= marktwaarde).

• Bijkomende kosten totaal €10.000.

• Levering 1-12-2020.

Wensen:

• Maximale hypotheek die voldoet aan fiscale eisen.

• Omzetten KEW naar een SEW.

Vraag 1

Hoe hoog is de maximale eigenwoningschuld van Bart en Saskia?

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is: €240.000.

Door verkoop van de woning realiseren Bart en Saskia een eigenwoningreserve van €50.000. De maximale nieuwe eigenwoningschuld bedraagt dan €280.000 + €10.000 -/- €50.000 = €240.000.

De stappen voor het bepalen van de maximale eigenwoningschuld zijn:

Stap 1: Bepalen eigenwoningreserve.

Stap 2: Verwervingskosten -/- eigenwoningreserve.

Stap 3: Toevoegen van de financieringskosten m.b.t. de eigenwoningschuld van stap 2.

Toetsterm 3c.1 Vraag 2

Bart en Saskia willen de KEW omzetten naar een SEW. Aan welke voorwaarden moet Bart en Saskia voldoen?

(26)

Antwoord vraag 2

Voor alle op 31 december 2012 bestaande SEW,BEW en KEW’s geldt vanaf 1 januari 2013 het overgangsrecht. Het overgangsrecht houdt in dat alle bepalingen met betrekking tot de SEW, BEW en KEW die tot 31 december 2012 gelden, ook daarna gelden.

Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

-Het eindspaarbedrag/eindkapitaal van de SEW en KEW waarbinnen alleen wordt gespaard, mag vanaf 1 april 2013 niet meer worden verhoogd.

-Wordt binnen de BEW of KEW belegd, dan mag de inleg/premie vanaf 1 april 2013 niet meer worden verhoogd.

-De looptijd van de SEW, BEW en KEW mag vanaf 1 april 2013 niet meer worden verlengd.

Dit betekent dat de premie van €100 leidend is.

Toetsterm 1e.12

Vraag 3

Stel dat het garantiekapitaal van de SEW €50.000 wordt.

Hoe ziet nu de optimale hypotheek er uit voor Bart en Saskia als ze deze bij een professionele geldverstrekker afsluiten? Geef ook aan hoe lang de rente aftrekbaar is.

Antwoord vraag 3

Op basis van het overgangsrecht kunnen Bart en Saskia €200.000 meenemen. Op een lening onder het overgangsrecht rust geen aflossingsverplichting. Omdat de KEW wordt omgezet in een SEW met een

garantiekapitaal van €50.000 betekent dit dat van de huidige financiering van €200.000, €150.000 aflossingsvrij is.

Echter, gezien de waarde van de nieuwe woning is het niet mogelijk om een aflossingsvrije hypotheek te hebben van €150.000 aangezien maximaal 50% van de marktwaarde aflossingsvrij mag worden gefinancierd (op basis van de gedragscode uit 2011). In dit geval dus aflossingsvrij €280.000 x 50% = €140.000.

Dit betekent dat Bart en Saskia €10.000 moeten gaan aflossen. Het vermogen in de SEW kunnen ze hier niet voor aanmerken, ze dienen dus annuïtair of lineair af te lossen.

Optimale inrichting hypotheek

Spaarhypotheek (SEW) €50.000 renteaftrek tot 1-1-2038

Aflossingsvrij: €140.000 renteaftrek tot 1-1-2038

Annuïteit: €10.000 renteaftrek tot 1-1-2038

Annuïteit: €40.000 renteaftrek tot 1-12-2050

NB: als Bart en Saskia de eigenwoningschuld bij een niet-professionele geldverstrekker zouden aangaan, bijvoorbeeld bij de vader van Bart, dan geldt de gedragscode uit 2011 niet en kunnen ze wel €150.000 aflossingsvrij lenen.

(27)

Hoofdstuk 2 Algemene bijlagen

2.1 Fiscale en sociale cijfers 2020

BELASTINGEN Inkomstenbelasting Tarief box 1

Belastbaar inkomen Vóór AOW Vanaf AOW

Van T/m % Totaal % Totaal

0 € 34.712 37,35% € 12.964 19,45% € 6.751

34.712 € 68.507 37,35% € 25.586 37,35% € 19.373

68.507 € - 49,50% € - 49,50% € -

Geboren vóór 01-01-1946

Voor een belastingplichtige die geboren is vóór 01-01-1946 geldt in plaats van het bedrag van € 34.712 het bedrag van € 35.375.

Grondslagverminderende posten

Het maximale tarief waartegen een aantal grondslagverminderende posten kan worden afgetrokken bedraagt 46%.

Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

De aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld is beperkt tot 931/3%.

Winst uit onderneming

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek Van T/m Investeringsaftrek

0 € 2.400 € 0

2.400 € 58.238 28% van het investeringsbedrag

58.238 € 107.848 € 16.307

€ 107.848 € 323.544 € 16.307 verminderd met 7,56% van het gedeelte van het investeringsbedrag dat € 107.848 te boven gaat

€ 323.544 € - € 0 Oudedagsreserve

% Maximaal

OR-dotatie 9,44% € 9.218

Ondernemersaftrek

Zelfstandigenaftrek 7.030

Startersaftrek 2.123

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk 12.980

Extra aftrek speur- en ontwikkelingswerk (starters) 6.494

Stakingsaftrek 3.630

Meewerkaftrek

Meer uren dan Minder uren dan Aftrek

525 875 1,25%

875 1.225 2,00%

1.225 1.750 3,00%

1.750 - 4,00%

MKB-winstvrijstelling

MKB-winstvrijstelling 14%

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen Jaarruimte = 13,3% PG -/- toevoeging OR -/- 6,27A Premiegrondslag = inkomen (max. € 110.111) -/- franchise AOW-franchise

2020 € 12.472 2019 € 12.275 2018 € 12.129 2017 € 12.032 2016 € 11.996 2015 € 11.936 2014 € 11.829 2013 € 11.829

Maximale jaarruimte 12.986

Maximale reserveringsruimte (jonger dan 56 jaar en 4 maanden) 7.371 Maximale reserveringsruimte (ouder dan 56 jaar en 4 maanden) 14.552 Jaaruitkering tijdelijke oudedagslijfrenten 22.089

Afkoop lijfrente vrij van revisierente 4.475

Stakingslijfrente

Ten hoogste 5 jaar jonger dan de AOW-leeftijd / 45% of meer

arbeidsongeschikt / staken van de onderneming door overlijden € 467.044 Ten hoogste 15 jaar jonger dan de AOW-leeftijd / direct ingaande

lijfrente € 233.530

Overige gevallen € 116.771

Eigenwoningforfait

Van T/m Op jaarbasis

0 € 12.500 0,00%

12.500 € 25.000 0,20%

25.000 € 50.000 0,35%

50.000 € 75.000 0,45%

75.000 € 1.090.000 0,60%

€ 1.090.000 € - € 6.540 vermeerderd met 2,35% van de waarde voor zover deze uitgaat boven € 1.090.000 Kamerverhuurvrijstelling

Kamerverhuurvrijstelling 5.506

Vrijstelling KEW, SEW, BEW

Vrijstelling KEW, SEW, BEW € 168.500

Tarief box 2 26,25%

Tarief box 3 30%

Grondslag Sparen Beleggen Forfaitair rendement

Van T/m 0,07% 5,28%

0 € 72.797 67% 33% 1,789%

72.797 € 1.005.572 21% 79% 4,185%

€ 1.005.572 € - 0% 100% 5,280%

Schuldendrempel 3.100

Heffingvrij vermogen 30.846

Vrijstelling kapitaal- en uitvaartverzekeringen 7.232

Vrijstelling contant geld 543

Vrijstelling groene beleggingen 59.477

Vrijstelling kapitaalverzekeringen (vóór 14-09-1999) € 123.428 Heffingskortingen

Algemene heffingskorting

Van T/m Vóór AOW Vanaf AOW

0 € 20.711 € 2.711 € 1.413

€ 20.711 € 68.507 € 2.711 - 5,672% x (belastbaar inkomen uit werk en woning - € 20.711)

€ 1.413 - 2,954% x (belastbaar inkomen uit werk en woning - € 20.711)

€ 68.507 € - € 0 € 0

Arbeidskorting

Van T/m Vóór AOW Vanaf AOW

0 € 9.921 2,812% x arbeidsinkomen 1,464% x arbeidsinkomen

€ 9.921 € 21.430 € 279 + 28,812% x

(arbeidsinkomen - € 9.921) € 146 + 15,004% x (arbeidsinkomen - € 9.921)

€ 21.430 € 34.954 € 3.595 + 1,656% x

(arbeidsinkomen - € 21.430) € 1.873 + 0,862% x (arbeidsinkomen - € 21.430)

€ 34.954 € 98.604 € 3.819 - 6% x

(arbeidsinkomen - € 34.954) € 1.989 - 3,124% x (arbeidsinkomen - € 34.954)

€ 98.604 € - € 0 € 0

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

Van T/m Vóór AOW Vanaf AOW

0 € 5.072 € 0 € 0

€ 5.072 € 30.234 11,45% x

(arbeidsinkomen - € 5.072) 5,963% x

(arbeidsinkomen - € 5.072)

€ 30.234 € - € 2.881 € 1.452

Ouderenkorting

Van T/m Vanaf AOW

0 € 37.372 € 1.622

€ 37.372 € 48.185 € 1.622 - 15% x (verzamelinkomen - € 37.372)

€ 48.185 € - € 0

Alleenstaande ouderenkorting 436

Jonggehandicaptenkorting 749

Levensloopverlofkorting 219

Korting voor groene beleggingen* 0,70%

* Van de beleggingen tot maximaal het bedrag dat is vrijgesteld in box 3.

(28)

Aanslaggrens inkomstenbelasting

Aanslaggrens inkomstenbelasting 47

Successiewet

Vrijstellingen erfbelasting

Partners € 661.328

Invalide kinderen 62.830

(Klein)kinderen 20.946

Ouders 49.603

Overige verkrijgers 2.208

Vrijstellingen schenkbelasting

Kinderen 5.515

Kinderen (eenmalig) 26.457

Kinderen (studie) 55.114

Eigen woning € 103.643

Overige verkrijgers 2.208

Tarief successiewet

Van T/m Partners en

kinderen Klein-

kinderen Overige verkrijgers

0 € 126.723 10% 18% 30%

€ 126.723 € - 20% 36% 40%

Partners (er kan maar één partner zijn):

• Gehuwden (niet gescheiden van tafel en bed) en geregistreerd partners.

• Samenwoners: beiden meerderjarig, gezamenlijke huishouding blijkende uit BRP (6 maanden bij erfbelasting en 2 jaar bij schenkbelasting), notarieel samenlevingscontract, geen bloedverwant in rechte lijn.

• Samenwoners: beiden meerderjarig, 5 jaar onafgebroken gezamenlijke huishouding blijkende uit BRP, geen bloedverwant in rechte lijn tenzij mantelzorg (alleen voor erfbelasting, niet voor schenkbelasting).

Vennootschapsbelasting

Belastbaar bedrag Tarief

Van T/m %

0 € 200.000 16,5%

200.000 € 0 25%

Vrijstelling bedrijfsopvolging per onderneming

Ondernemingsvermogen Vrijstelling

Van T/m %

0 € 1.102.209 100%

1.102.209 € - 83%

Aanspraken ingevolge een pensioenregeling

Maximum pensioengevend salaris € 110.111

Middelloonstelsel 1,875%

Eindloonstelsel 1,657%

Minimale AOW-franchise Middelloonstelsel

Van T/m AOW-franchise

0,000% 1,701% € 11.312

1,701% 1,788% € 12.770

1,788% 1,875% € 14.167

Minimale AOW-franchise Eindloonstelsel

Van T/m AOW-franchise

0,000% 1,483% € 12.800

1,483% 1,570% € 14.449

1,570% 1,657% € 16.030

SOCIALE ZEKERHEID Premies

Premies volksverzekeringen

Wet Werkgever Werknemer Over ten hoogste

AOW 0 % 17,90% € 34.712 per jaar

ANW 0 % 0,10% € 34.712 per jaar

WLZ 0 % 9,65% € 34.712 per jaar

Voor een belastingplichtige die geboren is vóór 01-01-1946 geldt in plaats van het bedrag van € 34.712 het bedrag van € 35.375.

Premies werknemersverzekeringen

Wet Werk-

gever Werk-

nemer Zelf-

standige Over ten hoogste

WAO/WIA-basispremie 6,77% - - € 57.232 p/j

Zvw-inkomens-

afhankelijke bijdrage 6,70% - 5,45% € 57.232 p/j

Bijdrage kinderopvang 0,50% - - € 57.232 p/j

Maximumdagloon 219,28

Uitkeringen

Algemene Ouderdomswet (AOW)*

Situatie Maand Vakantie-

uitkering Tegemoet-

koming Jaartotaal Alleenstaande € 1.230,24 € 72,04 € 25,63 € 15.935 Partner met AOW 833,92 € 51,46 € 25,63 € 10.932 Partner zonder AOW

(incl. toeslag)** € 1.667,84 € 102,92 € 25,63 € 21.557

* Inkomensvrijstelling: (15% x minimumloon) + (1/3 van het meerdere).

** De toeslag wordt verlaagd met 10% bij een huishoudinkomen vanaf

€ 2.893,14 per maand. De toeslag geldt alleen nog maar voor mensen die vóór 01-01-2015 AOW-gerechtigd waren of als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd vóór 01-04-2015 AOW-gerechtigd zijn.

Algemene Nabestaandenwet (ANW)*

Situatie Maand Vakantie-

uitkering Tegemoet-

koming Jaartotaal Nabestaandenuitkering € 1.230,49 € 87,39 € 17,39 € 16.023 Nabestaandenuitkering

(verzorging) 773,97 € 62,42 € 17,39 € 10.245 Kostendelersnorm 773,97 € 62,42 € 17,39 € 10.245 Wezen tot 10 jaar 393,76 € 27,96 € 17,39 € 5.269 Wezen 10-16 jaar 590,64 € 41,95 € 17,39 € 7.800 Wezen 16-21/27 jaar 787,51 € 55,93 € 17,39 € 10.330

* Inkomensvrijstelling: (50% x minimumloon) + (1/3 van het meerdere).

Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten - vervolguitkering (WGA) Arbeidsongeschiktheidspercentage Uitkeringspercentage van wettelijk

minimumloon

80% of meer 70,00%

65%-80% 50,75%

55%-65% 42,00%

45%-55% 35,00%

35%-45% 28,00%

Brutominimumloon

Leeftijd Minimumloon

per maand Minimumloon

per jaar

21 1.653,60 € 21.431

20 1.322,90 € 17.145

19 992,15 € 12.858

18 826,80 € 10.715

17 653,15 € 8.465

16 570,50 € 7.394

15 496,10 € 6.429

Loonbelasting

Gebruikelijk loon DGA 46.000

(29)

2.2 Annuïteitentabel

(30)

2.3 Financieringslastenpercentages

Tabel 1. Financieringslastpercentages voor consumenten die de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt

Debetrente <=1,000

% 1,001–

1,500

% 1,501–

2,000

% 2,001–

2,500

% 2,501–

3,000

% 3,001–

3,500

% 3,501–

4,000

% 4,001–

4,500

% 4,501–

5,000

% 5,001–

5,500

% 5,501–

6,000

%

>=6,001

% toetsinkom

en

13,5% 14,0% 15,0% 15,5% 16,5% 17,0% 17,5% 18,5% 19,0% 19,5% 20,0% 20,5%

21.500 13,5% 14,0% 15,0% 15,5% 16,5% 17,0% 17,5% 18,5% 19,0% 19,5% 20,0% 20,5%

22.000 13,5% 14,5% 15,5% 16,0% 17,0% 18,0% 18,5% 19,0% 20,0% 20,5% 21,0% 21,5%

22.500 14,0% 14,5% 15,5% 16,5% 17,5% 18,5% 19,5% 20,0% 20,5% 21,5% 22,0% 22,5%

23.000 14,0% 15,0% 16,0% 17,0% 18,0% 19,0% 20,0% 21,0% 21,5% 22,0% 22,5% 23,5%

23.500 14,5% 15,5% 16,5% 17,5% 18,5% 19,5% 20,5% 21,5% 22,0% 23,0% 23,5% 24,0%

24.000 14,5% 16,0% 17,0% 18,0% 19,0% 20,0% 21,0% 22,0% 23,0% 23,5% 24,5% 25,0%

24.500 15,0% 16,0% 17,0% 18,0% 19,5% 20,5% 21,5% 22,5% 23,5% 24,5% 25,0% 25,5%

25.000 15,0% 16,5% 17,5% 18,5% 20,0% 21,0% 22,0% 23,0% 24,0% 25,0% 26,0% 26,5%

26.000 16,0% 17,0% 18,0% 19,0% 20,5% 21,5% 23,0% 24,0% 25,0% 26,0% 27,0% 28,0%

27.000 16,5% 17,5% 18,5% 19,5% 21,0% 22,5% 23,5% 25,0% 26,0% 27,0% 28,0% 29,0%

28.000 16,5% 18,0% 19,0% 20,0% 21,5% 22,5% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

29.000 16,5% 18,0% 19,0% 20,0% 21,5% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

30.000 16,5% 18,0% 19,0% 20,0% 21,5% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

31.000 17,0% 18,5% 19,5% 20,5% 22,0% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

32.000 17,0% 18,5% 19,5% 20,5% 22,0% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

33.000 17,0% 18,5% 19,5% 20,5% 22,0% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

34.000 17,0% 18,5% 19,5% 20,5% 22,0% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

35.000 17,0% 18,5% 19,5% 20,5% 22,0% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

36.000 17,0% 18,5% 19,5% 20,5% 22,0% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

37.000 17,0% 18,5% 19,5% 20,5% 22,0% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

38.000 17,0% 18,5% 19,5% 20,5% 22,0% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

39.000 17,0% 18,5% 19,5% 20,5% 22,0% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

40.000 17,0% 18,5% 19,5% 20,5% 22,0% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

41.000 17,0% 18,5% 19,5% 20,5% 22,0% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

42.000 17,0% 18,5% 19,5% 20,5% 22,0% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

43.000 17,0% 18,5% 19,5% 20,5% 22,0% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

44.000 17,0% 18,5% 19,5% 20,5% 22,0% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

45.000 17,5% 18,5% 19,5% 20,5% 22,0% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

46.000 17,5% 18,5% 19,5% 20,5% 22,0% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

47.000 17,5% 18,5% 19,5% 20,5% 22,0% 23,0% 24,0% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

48.000 17,5% 18,5% 19,5% 20,5% 22,0% 23,5% 24,5% 25,5% 26,5% 27,5% 28,5% 29,5%

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Michel (26 jaar) wil graag zijn eerste woning gaan kopenA. Michel werkt als

Het juiste antwoord is: wanneer Tina ziek is hoeft de werkgever niet langer twee jaar loon door te betalen, maar is deze periode verkort naar maximaal dertien

In dit voorbeeld kunnen Ralph en Mariëlle ruimschoots voldoende lenen. De kans dat zij de lening door te hoge uitgaven aan andere producten niet kunnen terugbetalen is dus beperkt.

Martin heeft een jaarinkomen van €25.000 inclusief vakantiegeld. Voor alleenstaanden met een inkomen tussen de €21.000 en €31.000 mag het financieringslastpercentage met maximaal

Indien de belastingplichtige tijdelijk elders verblijft wordt de woning toch nog als eigen woning aangemerkt indien die woning gedurende minimaal 1 jaar op basis van de

De geldverstrekker beoordeelt het bruto inkomen van Tim bij overlijden van Nicole (zie antwoord vorige vraag) als bestendig en neem dit volledig mee in de berekening van het bedrag

Volgens artikel 7:629BW moet de werkgever het loon van een zieke werknemer gedurende maximaal 104 weken voor minimaal 70% doorbetalen.. Een werkgever mag bovendien, volgens

Vraag 3 Bereken voor Henk en Aysel het maandbedrag voor de annuïtaire hypotheek en bereken daarnaast wat Henk en Aysel op het einde van de looptijd aan rente over deze lening