• No results found

Wft Hypothecair krediet. Begeleidingsdag 2 - antwoorden en uitwerkingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Wft Hypothecair krediet. Begeleidingsdag 2 - antwoorden en uitwerkingen"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wft Hypothecair krediet

Begeleidingsdag 2 - antwoorden en uitwerkingen

(2)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Antwoorden - uitwerkingen 3

1.1 Casus Opfris 3

1.2 Casus Risico’s 8

1.2.1 Bijlage UPO Manuel 14

1.3 Casus Echtscheiding 1 17

1.4 Casus Professioneel Gedrag 19

1.5 Casus Aftrekbare kosten 22

1.6 Casus Starter 23

1.7 Casus Oversluiten 26

1.8 Casus Doorstromer 29

1.9 Casus Echtscheiding 2 32

1.10 Casus Ralph en Mariëlle 35

(3)

Hoofdstuk 1 Antwoorden - uitwerkingen

1.1 Casus Opfris

Rosalie

-Rosalie werkt al jaren via hetzelfde uitzendbureau als communicatie manager bij verschillende bedrijven.

-de afgelopen jaren verdiende zij: €40.000 (2019), €45.000 (2018), €32.000 (2017) en €35.000 (2016);

-Het inkomen volgens de perspectiefverklaring is €42.000;

-ze heeft een ex-partner aan wie zij €500 per maand alimentatie moet betalen.

Ben

-Ben werkt in loondienst bij een grote supermarkt;

-per vier weken verdient hij €2.200 bruto;

-hij ontvangt in mei 8% vakantiegeld;

-aan het einde van het jaar ontvangt hij een vaste eindejaarsuitkering van €2.200.

Vraag 1

Rosalie (45) en Ben (44) gaan samen een woning kopen. Bepaal aan de hand van de onderstaande gegevens het toetsinkomen voor het bepalen van de woonquote. Wat is dit toetsinkomen?

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is: €62.470,40.

Rosalie: Je mag uitgaan van het inkomen volgens de perspectiefverklaring €42.000. De betaalde

partneralimentatie speelt daarnaast een rol bij het bepalen van het toetsinkomen voor de woonquote. Het bedrag aan partneralimentatie moet in mindering worden gebracht. €500 x 12 maanden = €6.000. Het toetsinkomen van Rosalie bedraagt €36.000 (€42.000 -/- €6.000).

Ben: Wanneer je per vier weken betaald wordt, dan krijg je 13 keer loon. Vakantiegeld ontvang je niet over een eindejaarsuitkering. Zijn totale bruto loon is dus: 13 x €2.200 = €28.600. Inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering is het (€28.600 x 1,08) + €2.200 = €33.088.

Voor het bepalen van de woonquote neem je het hoogste inkomen plus 80% van het laagste inkomen. In dit geval is dat €36.000 + (80% x €33.088) = €62.470,40.

Toetsterm 1h.1 huidig inkomen vaststellen

Vraag 2

Een klant heeft een woning aangekocht voor €325.000. Uit het taxatierapport blijkt dat de marktwaarde van de woning €310.000 is.

Kan op basis van deze gegevens de woning met NHG gefinancierd worden?

A. Ja, de woning valt binnen het maximale garantiebedrag van €328.600.

(4)

Antwoord vraag 2

Het juiste antwoord is: ja, op basis van de getaxeerde marktwaarde kan er een financiering met NHG verstrekt worden. (C)

Uitgangspunt is dat het laagste bedrag van de koopsom of waarde van de woning niet hoger mag zijn dan de gemiddelde koopsom van €310.000. Uiteraard mag niet meer worden geleend dan de wettelijke LTV. Worden er energiebesparende maatregelen getroffen conform de voorwaarden van de NHG dan mag er 106% LTV gefinancierd worden en kan er maximaal €328.600 met NHG worden gefinancierd.

Toetsterm 3c.1 passende hypotheekconstructie opstellen

Vraag 3

Marieke wil haar restschuld die in 2020 is ontstaan na de verkoop van haar vorige woning meefinancieren bij de aankoop van haar nieuwe woning. Ze wenst de volledige hypotheek met NHG te sluiten.

Wat is juist met betrekking tot deze restschuld met NHG?

A. De restschuld moet minimaal annuïtair worden afgelost.

B. De rente over de restschuld is vijftien jaar lang aftrekbaar.

C. De restschuldfinanciering moet in maximaal 360 maanden worden afgelost.

Antwoord vraag 3

Het juiste antwoord is: de restschuld moet minimaal annuïtair worden afgelost. (A)

De restschuld moet minimaal annuïtair worden afgelost in een zo kort mogelijke periode als past bij het inkomen van de klant. Daarnaast mag die periode niet langer zijn dan de looptijd van het langstlopende leningdeel van de lening voor de nieuwe woning.

Vanaf 1 januari 2018 is de rente over de restschuldfinanciering niet meer aftrekbaar! De rente over een restschuld, ontstaan tussen 29 oktober 2012 en 31 december 2017, is vijftien jaar aftrekbaar en er is fiscaal geen aflossingseis voor de restschuld. De meeste geldverstrekkers eisen overigens wel een verplichte aflossing.

Als de totale financiering boven de NHG-kostengrens uitkomt door de restschuld, dan valt alleen dat deel van de restschuld onder NHG tot aan de maximale kostengrens. Het meerdere van de restschuld is dan niet gedekt met NHG.

Toetsterm 1e.9 gevolgen restschuld uitleggen

Vraag 4

Marit heeft 1 november 2019 haar huidige woning verkocht voor €220.000. Ze moet €3.000 betalen aan de verkopend makelaar. Haar eigenwoningschuld op deze woning was €190.000. Op 1 februari 2022 koopt Marit een nieuwe woning voor €250.000 k.k. Naast de overdrachtsbelasting bedragen de aankoopkosten €2.000.

Wat wordt de maximale nieuwe eigenwoningschuld voor Marit?

A. €220.000.

B. €230.000.

C. €250.000.

D. €257.000.

(5)

Antwoord vraag 4

Het juiste antwoord is: €230.000,00. (B)

Hier is de bijleenregeling van toepassing. Je gaat uit van de netto verkoopprijs (€217.000) en de bruto aankoopprijs (€257.000). De gerealiseerde overwaarde bedraagt €217.000 -/- €190.000 = €27.000. Dit bedrag moet gebruikt worden als Marit binnen 36 maanden na de verkoop een nieuwe eigenwoningschuld aangaat. Dat doet ze.

Nieuwe eigenwoningschuld bedraagt dus maximaal €257.000 -/- €27.000 = €230.000.

Toetsterm 3c.1 passende hypotheekconstructie opstellen

Vraag 5

Nico heeft een eigenwoningschuld van €100.000 met een rente van 4%, dit is een aflossingsvrije lening.

Daarnaast heeft hij nog een spaarhypotheek (KEW) van €150.000. Hij betaalt hiervoor een rente van 3,5% en een maandelijkse premie van €200. De WOZ- waarde van de woning is €300.000. Hij trekt alle rente af tegen een IB tarief van 37,35%.

Wat is Nico’s netto maandlast?

Antwoord vraag 5

Het juiste antwoord is:€738,92.

EWF: €300.000 x 0,6% €1.800

€100.000 x 4% €4.000 -/-

€150.000 x 3,5% €5.250 -/-

Inkomsten uit eigen woning €7.450-/-

Belastingteruggave is 37,35% x €7.450 = €2.783( afronden in het voordeel van de belastingbetaler).

Bruto jaarlast is €9.250 (rente) + €2.400 (premie) = €11.650.

Netto jaarlast €11.650 -/- €2.783 = €8.867 per jaar gedeeld door 12 maanden = €738,92 per maand.

Toetsterm 1h.2 bruto en nettolasten berekenen

Vraag 6

In 2000 heeft Loes een KEW afgesloten met een looptijd van twintig jaar. Het is nu 2020 en de polis expireert. De uitkering bedraagt €170.000. De lifetime vrijstelling bedraagt in 2020 €168.500. Loes lost met de uitkering haar volledige eigenwoningschuld van €150.000 af. De overige €20.000 besteedt ze aan de aankoop van een nieuwe auto. De afgelopen twintig jaar heeft Loes een premie van €230 per maand betaald.

Hoe groot is het belaste rentebestanddeel in de uitkering van de KEW?

Antwoord vraag 6

Het juiste antwoord is: €13.505.

U – V x (U – P) = belaste rentebestanddeel U

(6)

U= uitkering V= vrijstelling P= betaalde premies

€170.000 -/- €150.000 x (€170.000 -/- €55.200) = €13.505 (afronden in het voordeel van de belastingplichtige).

€170.000

De vrijstelling is de laagste van de lifetimevrijstelling of de hoogte van de eigenwoningschuld. In dit geval de eigenwoningschuld. Ze heeft 240 maanden €230 aan premie betaald dat is €55.200 in totaal.

Toetsterm 3e.2 inzicht geven in gevolgen expiratie

Vraag 7

Tina heeft op 1 december 2010 een eigen woning gekocht en gefinancierd met een aflossingsvrije

eigenwoningschuld (EWS) van €190.000. Op 1 december 2018 heeft ze haar eigen woning verkocht voor €240.000.

Daarna is ze gaan huren. Op 1 april 2020 koopt ze een eigen woning voor €236.000 inclusief kosten. Ze wil hiervoor een nieuwe EWS afsluiten.

Wat is juist met betrekking tot de fiscale behandeling van de nieuwe EWS?

A. De maximale EWS is €186.000. Deze moet volledig en minimaal annuïtair worden afgelost in max 360 maanden.

B. De maximale EWS is €236.000. Deze moet volledig en minimaal annuïtair worden afgelost in max 360 maanden.

C. De maximale EWS is €186.000. Deze valt volledig onder het overgangsrecht.

Antwoord vraag 7

Het juiste antwoord is: de maximale EWS is €186.000. Deze moet volledig en minimaal annuïtair worden afgelost in max 360 maanden. (A)

Omdat Tina niet uiterlijk in het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de eigenwoningschuld wordt afgelost (dus uiterlijk 31 december 2019) opnieuw voor dit bedrag een eigenwoningschuld aangaat, vervalt voor haar het overgangsrecht. Haar volledige nieuwe EWS moet dus in maximaal 360 maanden tenminste annuitair worden afgelost.

Haar eigenwoningreserve van €50.000 is echter nog niet vervallen. Ze kan dus maximaal €236.000 -/-€50.000 =

€186.000 in box 1 lenen.

Ze moet daarbij wel rekening houden met de periode waarover ze al hypotheekrenteaftrek heeft genoten over de lening van €190.000. Hierover heeft Tina al acht jaar recht gehad op hypotheekrenteaftrek, dus heeft zij nog 22 jaar renteaftrek te goed over de EWS van €186.000. Zou ze in de toekomst haar EWS verhogen, dan heeft ze over de eerste €4.000 nog 22 jaar recht op renteaftrek.

Toetsterm 3c.2 advies onderbouwen

(7)

Vraag 8

De heer Bos heeft op 1 januari 2008 een eigen woning gekocht en deze volledig gefinancierd met een EWS van

€185.000. Daarnaast heeft hij een Kapitaalverzekering Eigen Woning (KEW) waarbinnen wordt belegd, met een doelkapitaal van €185.000. De maandpremie bedraagt €226. De heer Bos wenst zijn KEW om te zetten in een SEW op basis van sparen.

Aan welke voorwaarden moet de SEW voldoen?

A. Het eindkapitaal mag verhoogd worden, maar de premie niet.

B. De premie mag verhoogd worden, maar het doelkapitaal niet.

C. Het eindkapitaal en de premie mogen niet verhoogd worden.

Antwoord vraag 8

Het juiste antwoord is: het eindkapitaal mag verhoogd worden, maar de premie niet. (A)

Voor alle op 31 december 2012 bestaande SEW/KEW’s geldt vanaf 1 januari 2013 overgangsrecht. Het

overgangsrecht houdt in dat alle bepalingen met betrekking tot de SEW/KEW die tot 31 december 2012 gelden, ook daarna nog gelden.

Garantiekapitaal:

-eindkapitaal mag niet verhoogd worden;

-looptijd mag niet verlengd worden.

Doelkapitaal:

-inleg mag niet verhoogd worden;

-looptijd mag niet verlengd worden.

Als een overeenkomst met een doelkapitaal wordt omgezet in een overeenkomst met een garantiekapitaal, dan wordt op basis van dezelfde premie het garantiekapitaal berekend. Hierdoor kan het eindkapitaal hoger worden.

Vervolgens mag dit garantiekapitaal niet meer worden verhoogd. De premie kan dan wel worden verhoogd (bijvoorbeeld door een renteverlaging op de gekoppelde lening).

Als een overeenkomst met een garantiekapitaal wordt omgezet in een overeenkomst met een doelkapitaal, dan wordt op basis van dezelfde premie een nieuw doelkapitaal bepaald. Die premie mag niet worden verhoogd.

Toetsterm 1e.12 uitleggen en berekenen gevolgen voorzetting KEW

(8)

1.2 Casus Risico’s

Vraag 1

Ineke is getrouwd met Henk, ze hebben samen een dochter van zes jaar oud. Door een noodlottig ongeval komt Henk te overlijden. Ineke ontvangt na het overlijden van Henk een nabestaandenpensioen van €12.000 per jaar en een nabestaandenlijfrente van €4.000 per jaar. Ineke heeft daarnaast een baan in het onderwijs en verdient daarmee €18.000 per jaar.

Hoeveel bedraagt het totale jaarinkomen van Ineke na overlijden van Henk?

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is: €45.167

Omdat Ineke een kind heeft jonger dan 18 jaar heeft ze recht op Anw. De Anw bedraagt maximaal €16.023, maar is inkomensafhankelijk. Het nabestaandenpensioen en de nabestaandenlijfrente worden vrijgelaten. Het inkomen uit arbeid wordt gedeeltelijk gekort. Er geldt namelijk een vrijstelling van 50% van het minimumloon + 1/3 van het meerdere:

-50% x €21.431 (minimumloon 2020) = €10.715,50 -1/3 x (€18.000 -/- €10.715,50) = €2.428,17.

-De totale vrijstelling is dus €10.715,50 + €2.428,17 = €13.144 (afgerond in voordeel belastingplichtige).

-Gekort wordt dus op de Anw: €18.000 -/- €13.144 = €4.856.

Totaal inkomen Ineke:

Anw €16.023

Korting €4.856 -/-

Salaris €18.000

Nabestaandenlijfrente €4.000

NP €12.000

Totaal €45.167

Toetsterm 1h.1 prognose toekomstig inkomen geven

Vraag 2

Stel dat Ineke uit de vorige vraag tien jaar na het overlijden van Henk ontslagen wordt en daardoor in plaats van een salaris van €18.000 per jaar, een WW-uitkering ontvangt van €12.600.

Wat zou dan het volledige jaarinkomen van Ineke zijn? Ga ervan uit dat over tien jaar het overige inkomen van Ineke niet veranderd is en dat de regelgeving rondom sociale zekerheid dan ook nog hetzelfde is als nu.

Antwoord vraag 2

Over tien jaar is de dochter van Ineke 16 en heeft Ineke dus nog steeds recht op Anw. Maar een WW-uitkering is inkomen in verband met arbeid. En dat inkomen wordt volledig gekort op de Anw. Haar Anw wordt dus aanzienlijk lager. De Anw wordt €16.023 - €12.600 = €3.423.

€3.423 + €12.600 + €4.000 + €12.000 = €32.023 Toetsterm 2d.2 financiële consequenties berekenen

(9)

Vraag 3

Manuel (53 jaar) is sinds 1990 werkzaam bij een grote winkelketen. Dit is zijn eerste en enige werkgever waarbij hij inmiddels was doorgegroeid tot leidinggevende. In 2020 wordt Manuel vanwege een reorganisatie ontslagen. In de cao waaronder Manuel valt is geen private aanvulling op de WW geregeld.

Wat is de maximale periode dat Manuel een WW-uitkering ontvangt?

A. 12 maanden.

B. 24 maanden.

C. 30 maanden D. 35 maanden.

Antwoord vraag 3

Het juiste antwoord is: 24 maanden. (B)

De maximale WW-uitkering is vanaf 2016 tot 2019 afgebouwd naar 24 maanden. Daarvoor was de maximale uitkeringsperiode 36 maanden. De uitkeringsperiode is afhankelijk van het arbeidsverleden (aantal jaren vanaf jaar waarin werkloze achttien jaar werd tot 1998 telt altijd mee als arbeidsverleden), waarbij de jaren tot 2016 voor elk jaar arbeidsverleden een maand WW-uitkering oplevert en de jaren vanaf 2016 0,5 maand. Als het totale arbeidsverleden kleiner is dan tien jaar, dan leveren alle jaren een maand WW-uitkering op.

Het arbeidsverleden van Manuel is als volgt:

-Fictief arbeidsverleden 13 jaar; jaar waarin hij 18 is geworden (1967) tot 1998 -Werkelijk arbeidsverleden tot 2016 18 jaar; 1998 tot 2016

-Werkelijk arbeidsverleden vanaf 2016 4 jaar; 2016 tot 2020

Dit zou recht geven op 13 + 18 + 0,5 x 4 = 33 maanden WW, maar het maximum is 24 maanden.

In sommige cao’s is geregeld dat de WW-periode van maximaal 24 maanden wordt aangevuld tot 38 maanden (obv van een PAWW, Private Aanvulling WW en WGA).

Let wel:

-de werklozen moet wel voldoen aan de voorwaarde voor een WW-uitkering:

-verzekerd zijn (werknemer) en de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt -minimaal vijf uur werk per week verliezen

-niet verwijtbaar werkloos

-minimaal in 26 weken van de voorgaande 36 weken hebben gewerkt

-als aan bovenstaande voorwaarde is voldaan is er recht op drie maanden WW (eerste twee maanden 75% laatste inkomen, gemaximeerd op 75% van maximumloon, vanaf derde maand 70%). Als daarnaast voldaan wordt aan de jareneis (van de laatste vijf jaar er minimaal vier jaar hebben gewerkt) wordt de uitkeringsperiode verlengd op basis van het arbeidsverleden.

Toetsterm 1h.1 prognose toekomstig inkomen geven

(10)

Vraag 4

Manuel (uit de vorige vraag) verdiende voor zijn ontslag op jaarbasis €70.000 bruto per jaar. Hoe verloopt het inkomen van Manuel in het eerste jaar na zijn ontslag als hij in de WW terechtkomt?

Antwoord vraag 4

Manuel verdient meer dan het maximumloon van €57.232 (2020). Daarom is zijn WW-uitkering gebaseerd op het maximumloon.

De eerste twee maanden ontvangt Manuel hier 75% van: €42.924 / 12 = €3.577 per maand.

De overige tien maanden (en daarna) ontvangt Manuel 70% hiervan: €40.062,40 / 12 = €3.338,53 per maand.

Toetsterm 2d.2 financiële consequenties berekenen

Vraag 5

Omdat Manuel zijn woonlasten niet meer kan betalen als hij in de WW terechtkomt, sluit hij een

woonlastenverzekering af met een verzekerde uitkering van €400 per maand bij werkloosheid. De premie hiervoor bedraagt €10 per maand.

Hoe wordt de premie en de eventuele uitkering van deze woonlastenverzekering fiscaal behandeld?

A. De premie is fiscaal aftrekbaar, de uitkering belast in box 1.

B. De premie is fiscaal aftrekbaar, de uitkering is onbelast.

C. De premie is niet fiscaal aftrekbaar, de uitkering is onbelast.

Antwoord vraag 5

Het juiste antwoord is: de premie is niet fiscaal aftrekbaar, de uitkering is onbelast. (C)

Een premie van een verzekering die uitkeert als gevolg van werkloosheid komt niet in aanmerking als uitgave voor inkomensvoorzieningen en is dus fiscaal niet aftrekbaar. Als de premie niet aftrekbaar is, is de uitkering onbelast.

Hiermee moet rekening worden gehouden als er een bruto hypotheeklast wordt verzekerd.

Toetsterm 1i.6: De kandidaat kan de werking van de meest gebruikelijke arbeidsongeschiktheids-, werkloosheids-, en overlijdensrisicoverzekeringen uitleggen

Vraag 6

Jasper (35 jaar) meldt zich ziek bij zijn werkgever. Zijn inkomen bedraagt €48.000. Op welk inkomen heeft Jasper minimaal recht en wie moet dat inkomen betalen?

Antwoord vraag 6

Jasper heeft maximaal 104 weken recht op minimaal 70% van zijn loon, dus €33.600 op jaarbasis. Zijn werkgever moet betalen.

Toetsterm 2d.1 De kandidaat kan de bestaande en de toekomstige klantsituatie vaststellen

(11)

Vraag 7

Wat gebeurt er als Jasper twee jaar ziek blijft en vervolgens voor 75% arbeidsongeschikt wordt verklaard en dus nog maximaal 25% van zijn laatste loon kan verdienen?

A. Jasper ontvangt dan maximaal 24 maanden een uitkering die gerelateerd is aan zijn laatste loon. Daarna ontvangt Jasper een uitkering die hoger is naarmate hij meer werkt.

B. Jasper ontvangt dan tot aan zijn AOW-leeftijd een uitkering die hoger is naarmate hij meer werkt.

C. Jasper ontvangt dan tot aan zijn AOW-leeftijd 75% van zijn laatste loon.

Antwoord vraag 7

Het juiste antwoord is: Jasper ontvangt dan maximaal 24 maanden een uitkering die gerelateerd is aan zijn laatste loon. Daarna ontvangt Jasper een uitkering die hoger is naarmate hij meer werkt. (A)

Omdat Jasper 35%-80% arbeidsongeschikt wordt verklaard, komt hij in aanmerking voor een WGA-uitkering.

deze start met een LGU (loongerelateerde uitkering) die de eerste twee maanden 75% is van het laatste loon (verminderd met het loon dat eventueel nog wordt verdiend) en daarna 70% daarvan.

Daarna komt Jasper in een loonaanvullingsuitkering (LAU) als hij meer dan 50% van zijn restverdiencapaciteit verdient (in zijn geval meer dan 50% van (25% x €48.000)). De LAU is 70% van het verschil tussen het laatste loon en de restverdiencapaciteit. Als Jasper minder dan 50% van zijn restverdiencapaciteit verdient komt hij in de vervolguitkering (VVU) en ontvangt hij ‘slechts’ een percentage van het minimumloon. Dat percentage is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid (bij 75% zoals Jasper is dat 50,75%).

Toetsterm 2d.1 De kandidaat kan de bestaande en de toekomstige klantsituatie vaststellen

Vraag 8

Omdat Jasper zijn woonlasten niet meer kan betalen als hij in de WIA terechtkomt, sluit hij een

woonlastenverzekering af met een verzekerde uitkering van €650 per maand bij arbeidsongeschiktheid. De premie hiervoor bedraagt €20 per maand.

Hoe wordt de premie en de eventuele uitkering van deze woonlastenverzekering fiscaal behandeld?

A. De premie is fiscaal aftrekbaar, de uitkering belast in box 1.

B. De premie is fiscaal aftrekbaar, de uitkering is onbelast.

C. De premie is niet fiscaal aftrekbaar, de uitkering is onbelast.

Antwoord vraag 8

Het juiste antwoord is: de premie is fiscaal aftrekbaar, de uitkering is belast in box 1. (A)

Een premie een verzekering die uitkeert als gevolg van arbeidsongeschiktheid komt in aanmerking als uitgave voor inkomensvoorzieningen en is dus fiscaal aftrekbaar. Als de premie aftrekbaar is, is de uitkering belast. Hiermee moet rekening worden gehouden als er een hypotheeklast wordt verzekerd.

Toetsterm 1i.6: De kandidaat kan de werking van de meest gebruikelijke arbeidsongeschiktheids-, werkloosheids-, en overlijdensrisicoverzekeringen uitleggen

(12)

Vraag 9

Manuel heeft een gesprek met een adviseur Hypothecair krediet. Hij heeft zijn UPO (Uniform Pensioenoverzicht) 2020 meegenomen (zie bijlage). De adviseur neemt het UPO door.

Welke uitspraak over het UPO van de adviseur is inhoudelijk correct?

A. U bouwt een ouderdomspensioen op dat een afspiegeling is van uw gemiddelde of laatst verdiende inkomen bij uw werkgever.

B. Uw nabestaandenpensioen is verzekerd op risicobasis. Maar dat is pas nadelig als u zou overlijden nadat u voor uw pensioendatum ontslag heeft genomen.

C. U neemt deel aan een beschikbare premieregeling. Uw pensioenuitkeringen zijn dan afhankelijk van uw levensverwachting en de rentestand op uw pensioendatum.

Antwoord vraag 9

Het juiste antwoord is: U bouwt een ouderdomspensioen op dat een afspiegeling is van uw gemiddelde of laatst verdiende inkomen bij uw werkgever. (A)

Uit het UPO blijkt dat de pensioenregeling een uitkeringsovereenkomst betreft. Dat kan een middelloon (komt verreweg het meest voor) of een eindloonregeling zijn. Bij een middelloonregeling is het ouderdomspensioen een afspiegeling is van het gemiddelde verdiende inkomen bij de werkgever. Bij een eindloon van het laatst verdiende loon. De tegenhanger van een uitkeringsovereenkomst is een premieovereenkomst. Bij een premieovereenkomst strekt de toezegging niet verder dan de in te leggen pensioenpremie. De hoogte van het uiteindelijke pensioen is dan afhankelijk van het rendement op de premies, en de levensverwachting en rentestand op pensioendatum.

Een nabestaandenpensioen op risicobasis heeft als gevolg dat er bij ontslag voor de pensioendatum geen recht bestaat op een aanspraak. Of het nabestaandenpensioen in dit geval op risicobasis is verzekerd, is niet te herleiden.

Op het UPO wordt daarvoor verwezen naar mijnpensioenoverzicht.nl Toetsterm 1h.1 prognose toekomstig inkomen geven

Vraag 10

Manuel (zie vorige vraag) is sinds 1995 gehuwd op huwelijkse voorwaarden met koude uitsluiting. Zijn er op basis van de beschikbare informatie gevolgen voor de op het UPO vermelde pensioenen als Manuel op 1 januari 2020 zou zijn gescheiden?

A. Nee, vanwege de huwelijkse voorwaarden zijn er geen gevolgen.

B. Ja, zijn ex-echtgenoot heeft recht op €8.220,50 ouderdomspensioen vanaf de 68-jarige leeftijd van Manuel.

De exacte gevolgen voor het nabestaandenpensioen zijn niet te herleiden uit het UPO.

C. Ja, zijn ex-echtgenoot heeft recht op €12.502 nabestaandenpensioen als Manuel zou overlijden. De exacte gevolgen voor het ouderdomspensioen zijn niet te herleiden uit het UPO.

Antwoord vraag 10

Het juiste antwoord is:. ja, zijn ex-echtgenoot heeft recht op €8.220,50 ouderdomspensioen vanaf de 68-jarige leeftijd van Manuel. De exacte gevolgen voor het nabestaandenpensioen zijn niet te herleiden uit het UPO.(B) Bij echtscheiding is de Wet verevening van pensioenrechten van toepassing ongeacht de wijze waarop

echtgenoten waren gehuwd. Dus ook bij koude uitsluiting. De ex-echtgenoot van Manuel heeft daardoor recht op 50% van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen.

(13)

Omdat ze gehuwd zijn in 1995 en de pensioenopbouw volgens het UPO vanaf 1997 plaatsvindt, wordt het volledig opgebouwde ouderdomspensioen 50%-50% verdeeld. Dat is €8.220,50 (50% van €16.441) bij een pensioenleeftijd van 68 jaar. Daarnaast heeft de ex-echtgenoot op het volledig opgebouwde nabestaandenpensioen tot aan de datum van echtscheiding. Maar uit het UPO is niet te herleiden of er nabestaandenpensioen wordt opgebouwd.

Het kan ook een nabestaandenpensioen op risicobasis zijn. In dat geval heeft de ex-echtgenoot geen recht op nabestaandenpensioen. Hiervoor verwijst het UPO naar mijnpensioenoverzicht .nl

Toetsterm 2d.1 De kandidaat kan de bestaande en de toekomstige klantsituatie vaststellen

(14)

1.2.1 Bijlage UPO Manuel

6WDQGSHU 20

6WDPH%9

3HQVLRHQIRQGVYRRUPHWDDO

XLWNHULQJVRYHUHHQNRPVW



¼¼

¼

�

� 

 

 







:HONSHQVLRHQNXQWXYHUZDFKWHQ"

 EUXWRSHUMDDU

¼ 

 EUXWRSHUMDDU

¼ 

:DWNULMJWXDOVXPHWSHQVLRHQJDDW"

7RW20KHHIWXELMRQVSHQVLRHQRSJHERXZG

9DQDIWRWMDDU

9DQDIWRWMDDU

9DQDIMDDU]RODQJXOHHIW ¼  EUXWRSHUMDDU

 EUXWRSHUMDDU

¼ 

 EUXWRSHUMDDU

¼ 

9DQDIWRWMDDU

9DQDIWRWMDDU

9DQDI8MDDU]RODQJXOHHIW ¼  EUXWRSHUMDDU

'H$2:YDQGHRYHUKHLGVWDDWQLHWRSGLWRYHU]LFKW'LHYLQGWXRSZZZPLMQSHQVLRHQRYHU]LFKWQO

:DWNULMJHQXZSDUWQHUHQNLQGHUHQDOVXRYHUOLMGW"

8ZSDUWQHUNULMJWGDQ

YDQDIXZRYHUOLMGHQWRW]LMKLMMDDULV ¼  EUXWRSHUMDDU

YDQDIMDDU]RODQJKLM]LMOHHIW ¼  EUXWRSHUMDDU

8QLIRUP3HQVLRHQRYHU]LFKW20

8ZSHUVRRQOLMNHJHJHYHQV 01LHXZH

*HERUHQRSRNWREHU�

:HUNJHYHU



8ZSDUWQHU 62XGH

*HERUHQRSVHSWHPEHU2 8ZSHQVLRHQJHJHYHQV 3HQVLRHQXLWYRHUGHU

6RRUWSHQVLRHQUHJHOLQJ

'DWXPLQGLHQVWELMKXLGLJHZHUNJHYHU

'DWXPVWDUWSHQVLRHQRSERXZDDQGH]HSHQVLRHQUHJHOLQJ

8ZLQNRPHQGDWPHHWHOWYRRUXZSHQVLRHQUHJHOLQJ

8ERXZWJHHQSHQVLRHQRSRYHU ELMHHQYROOHGLJGLHQVWYHUEDQG  ,QNRPHQZDDURYHUXZHOSHQVLRHQRSERXZW

3HUFHQWDJHMDDUOLMNVHSHQVLRHQRSERXZ

$DQWDOXXUGDWXSHUZHHNZHUNW

3HUFHQWDJHGDWXZHUNWLQYHUKRXGLQJWRWHHQYROOHGLJGLHQVWYHUEDQG

$OVXWRWMDDUEOLMIWZHUNHQELMGH]HZHUNJHYHUGDQNXQWXDDQSHQVLRHQYHUZDFKWHQ

6WHOXRYHUOLMGWYRRUXMDDUEHQWHQRSKHWPRPHQWYDQRYHUOLMGHQZHUNWXELMGH]HZHUNJHYHU

(ONNLQGNULMJWGDQ

YDQDIXZRYHUOLMGHQWRWGDWKLMRI]LMMDDULVRIDOVXZNLQGVWXGHHUWWRWGDWXLWHUOLMNMDDULV

¼ EUXWRSHUMDDU

/HWRS8ZQDEHVWDDQGHQNULMJHQPRJHOLMNJHHQXLWNHULQJDOVXRYHUOLMGWQDGDWXPHWSHQVLRHQEHQW

JHJDDQHQRIQLHWPHHUELMGH]HZHUNJHYHUZHUNW.LMNRSZZZPLMQSHQVLRHQRYHU]LFKWQOYRRUZDWXZ

QDEHVWDDQGHQNULMJHQDOVXRYHUOLMGWQDGDWXPHWSHQVLRHQEHQWJHJDDQRIZDQQHHUXQLHWPHHUELMGH]H

ZHUNJHYHUZHUNW

ĞŶŝĞƵǁĚŶĂĂƌƵǁƚŽƚĂůĞƉĞŶƐŝŽĞŶ͍<ŝũŬĚĂŶŽƉǁǁǁ͘ŵŝũŶƉĞŶƐŝŽĞŶŽǀĞƌnjŝĐŚƚ͘Ŷů͘

(15)

:DWNULMJWXDOVXDUEHLGVRQJHVFKLNWZRUGW"

$OVXDUEHLGVRQJHVFKLNWZRUGWGDQJDDWXZSHQVLRHQRSERXZGRRU

 EUXWRSHUMDDU

¼

.LMNRSGHSHQVLRHQSODQQHUYRRUZDWXNULMJWDOVXJHGHHOWHOLMNDUEHLGVRQJHVFKLNWZRUGW

+RH]HNHULVXZSHQVLRHQ"

'HKRRJWHYDQXZSHQVLRHQVWDDWQLHWYDVW

‡ 0HQVHQZRUGHQJHPLGGHOGVWHHGVRXGHU:HPRHWHQKHWSHQVLRHQGDDUGRRUODQJHUXLWEHWDOHQ

‡ (HQODJHUHQWHPDDNWSHQVLRHQGXXUGHU

9HUKRJLQJSHQVLRHQ

6WLMJLQJYDQGHSULM]HQ











9HUKRJLQJSHQVLRHQ











9

8

7

6

5

%URQ&HQWUDDO%XUHDXYRRUGH6WDWLVWLHN

9HUODJLQJSHQVLRHQ

EUXWRSHUMDDU

EUXWRSHUMDDU

EUXWRSHUMDDU

EUXWRSHUMDDU

9¼

8¼

7¼

6¼

5¼EUXWRSHUMDDU

2IXLQGHWRHNRPVWHYHQYHHONXQWNRSHQPHWXZSHQVLRHQDOVQXKDQJWDIYDQGHYHUKRJLQJYDQKHW

SHQVLRHQHQYDQGHVWLMJLQJYDQGHSULM]HQ'HDIJHORSHQMDUHQVWHJHQGHSULM]HQHQKHWSHQVLRHQDOV

YROJW

8ZSHQVLRHQIRQGVEHWDDOWGHWRHNRPVWLJHYHUKRJLQJHQYDQXZSHQVLRHQRSJHERXZGHSHQVLRHQXLW

EHOHJJLQJVUHQGHPHQW8KHEWGRRUGH]HYHUKRJLQJHQGHYHUZDFKWLQJYRRUGHNRPHQGHMDUHQQLHW

PHWHHQRRNUHFKWRSYHUKRJLQJHQLQGHWRHNRPVW

8ZSHQVLRHQNDQLQEHSDDOGHVLWXDWLHVZRUGHQYHUODDJG'HDIJHORSHQMDUHQYHUODDJGHGH

SHQVLRHQXLWYRHUGHUKHWSHQVLRHQGDWXKDGRSJHERXZGDOVYROJW

$OVXYROOHGLJDUEHLGVRQJHVFKLNWZRUGWHQDUEHLGVRQJHVFKLNWEOLMIWNULMJWXYDQDIDUEHLGVRQJHVFKLNWKHLG

WRWGDWXMDDUEHQW

'HKRRJWHYDQXZSHQVLRHQVWDDWQLHWYDVWHQNDQLQXLW]RQGHUOLMNHVLWXDWLHVZRUGHQYHUODDJG:LM

KHEEHQWHPDNHQPHWRQGHUPHHUGHYROJHQGH]DNHQ

.LMNRSRQ]HZHEVLWHYRRUPHHULQIRUPDWLHRYHURQ]HILQDQFLsOHVLWXDWLHHQGHGHNNLQJVJUDDGGLH

JHYROJHQNXQQHQKHEEHQYRRUXZSHQVLRHQ

(16)

0HHUZHWHQ"

:LOWXHHQSHUVRRQOLMNWRWDDORYHU]LFKW"

:LOWXPHHULQ]LFKWLQGHNHX]HVGLHXKHHIW"

+HHIWXYUDJHQ"2IZLOWXHHQZLM]LJLQJGRRUJHYHQ"



3HQVLRHQDDQJURHLIDFWRU$LQ9 ¼

8KHHIWXZIDFWRU$QRGLJDOVXZLOWEHUHNHQHQKRHYHHOILVFDOHUXLPWHXKHHIWRPXZSHQVLRHQDDQWH

YXOOHQPHWOLMIUHQWHV

2SZZZPLMQSHQVLRHQRYHU]LFKWQOVWDDWHHQSHUVRRQOLMNWRWDDORYHU]LFKWYDQKHWSHQVLRHQGDWXYLDXZ

ZHUNKHHIWRSJHERXZGpQYDQGH$2:8]LHWRRNHHQLQVFKDWWLQJYDQXZQHWWRLQNRPHQQD

SHQVLRQHULQJ(QXNXQWXZSHQVLRHQPHWXZKXLGLJHLQNRPHQYHUJHOLMNHQHQVDPHQPHWXZSDUWQHUXZ

JH]DPHQOLMNSHQVLRHQEHNLMNHQ

2S3HQVLRHQ]LHWXZHONHNHX]HVXKHHIW(QYLQGWXLQIRUPDWLHRYHUXZSHQVLRHQUHJHOLQJ

'DDUQDDVWNXQWXRSGHSHQVLRHQSODQQHU]LHQZDWGHLQYORHGYDQGLHNHX]HVLVRSXZHLJHQVLWXDWLH

%HNLMNGDDURRNKRHYHHOXQHWWRNULMJWHQRIGDWJHQRHJYRRUXLVHQZDWXNXQWGRHQRPXZXLWJDYHQHQ

LQNRPHQQDSHQVLRQHULQJRSHONDDUDIWHVWHPPHQ

1HHPGDQFRQWDFWPHWRQVRS2SZHEVLWHHQRSGHSHQVLRHQSODQQHUNXQWXRRNWHUHFKWYRRUPHHU

LQIRUPDWLH:LM]LMQEHUHLNEDDUYLDRQVHPDLODGUHVHQRSRQVWHOHIRRQQXPPHU

ĞŶŝĞƵǁĚŶĂĂƌƵǁƚŽƚĂůĞƉĞŶƐŝŽĞŶ͍<ŝũŬĚĂŶŽƉǁǁǁ͘ŵŝũŶƉĞŶƐŝŽĞŶŽǀĞƌnjŝĐŚƚ͘Ŷů͘

(17)

1.3 Casus Echtscheiding 1

Ronald en Anja zijn in 2015 gehuwd zonder huwelijkse voorwaarden. Daarvoor woonden ze ongehuwd samen.

Ronald en Anja hebben twee kinderen (vijf en drie jaar oud). Ze hebben sinds 2010 een eigen woning met een huidige waarde van €320.000 en een eigenwoningschuld van €250.000 (aflossingsvrij). Daarnaast hebben ze sinds 2010 een spaarrekening eigen woning (SEW) met een opgebouwd saldo van €24.000. Het eindkapitaal is €150.000.

Ronald werkt sinds vijftien jaar in loondienst en bouwt via zijn werkgever pensioen op. Anja is sinds acht jaar zzp’er en heeft vanaf haar start als ondernemer een lijfrenterekening voor haar oudedag waarop ze jaarlijks een bedrag stort.

In 2020 besluiten Ronald en Anja te gaan scheiden.

Vraag 1

Hoe worden de oudedagvoorzieningen van Ronald en Anja verdeeld? Ga ervan uit dat Ronald en Anja in het echtscheidingsconvenant geen afspraken maken die afwijken van de wettelijke bepalingen.

A. Anja heeft recht op een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen van Ronald. Ronald heeft geen recht op de lijfrenterekening van Anja.

B. Ronald heeft recht op de helft van de waarde van de lijfrenterekening. Anja heeft geen recht op het opgebouwde pensioen van Ronald.

C. Anja heeft recht op een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen van Ronald. Ronald heeft recht op de helft van de waarde van de lijfrenterekening.

D. Zowel de waarde van de lijfrenterekening van Anja als het opgebouwde pensioen door Ronald hoeft niet te worden verdeeld.

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is: Anja heeft recht op een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen van Ronald. Ronald heeft recht op de helft van de waarde van de lijfrenterekening. (C)

Het ouderdomspensioen van Ronald moet over de huwelijkse periode verdeeld worden. Ongeacht de wijze waarop echtgenoten zijn gehuwd. De lijfrenterekening moet alleen worden verdeeld als deze deel uitmaakt van de huwelijkse gemeenschap. Omdat het huwelijk vóór 1 januari 2018 is gesloten zonder huwelijkse voorwaarden, geldt de wettelijke algehele gemeenschap. Dat heeft als gevolg dat de lijfrenterekening in de huwelijkse

gemeenschap valt.

3e.4 handelen in geval van gewijzigde omstandigheden

Vraag 2

Ronald en Anja hebben afgesproken dat Ronald in de woning blijft wonen en hij Anja uitkoopt. Hoe ziet de eigenwoningschuld (EWS) van Ronald eruit na de uitkoop van Anja? Hierbij hoeft geen rekening te worden gehouden met de SEW.

Antwoord vraag 2

Ronald moet de helft van de woning kopen van Anja (€320.000 / 2 = €160.000) De lening die hij hiervoor moet sluiten moet voldoen aan de minimaal annuïtaire aflossingseis. De helft van de oorspronkelijke hypothecair lening valt onder het overgangsrecht en deze mag Ronald aflossingsvrij voortzetten.

(18)

Nieuwe eigenwoningschuld:

-€125.000 aflossingsvrij;

-€160.000 annuïtair dalend.

3e.4 handelen in geval van gewijzigde omstandigheden

Vraag 3

Ronald neemt ook de SEW over. Hij verzoekt de bank Anja als rekeninghouder te verwijderen. Kan Ronald de SEW na het verwijderen van Anja als rekeninghouder ongewijzigd laten doorlopen en op de einddatum de uitkering belastingvrij ontvangen?

A. Nee, hiervoor moet Ronald het eindkapitaal met €25.000 verlagen.

B. Ja, als de uitkering lager is dan de lifetimevrijstelling, is de uitkering sowieso onbelast.

C. Ja, als de totale eigenwoningschuld op de einddatum maar minimaal €150.000 bedraagt.

Antwoord vraag 3

Het juiste antwoord is: ja, als de totale eigenwoningschuld op de einddatum maar minimaal €150.000 bedraagt. (C) Als de SEW zoveel mogelijk gebruikt wordt om een eigenwoningschuld (of restschuld) af te lossen is de uitkering belastingvrij tot het laagste bedrag van de totale eigenwoningschuld op het moment van uitkeren met een maximum van €168.500 (2020) per persoon.

Toetsterm: 1 e.12 De kandidaat kan uitleggen wat de gevolgen zijn van het fiscaal voortzetten van een SEW

(19)

1.4 Casus Professioneel Gedrag

Vraag 1

Een financieel adviseur vertelt enthousiast tijdens de voetbalwedstrijd van zijn zoon dat hij geslaagd is voor het examen Hypothecair Krediet. Een van de andere ouders wil een afspraak met de adviseur maken om eens te praten over de financiering van een nieuwe woning. De adviseur maakt de afspraak voor dinsdag na het weekend.

Op dinsdag verschijnt de klant mooi op tijd op kantoor en zet een big shopper tas op het bureau van de adviseur.

Hij blijkt een holding te hebben met diverse werk-bv’s en hij heeft vermogen belegd in een trust. Hij vraagt zich af of hij bij de bank moet gaan lenen of bij een van zijn eigen bv’s. Er is geld genoeg beschikbaar want er zit ook een pensioen-bv bij.

Wat is de meest professionele reactie van de adviseur?

A. Hij geeft aan dat hij de totale situatie van de klant in beeld moet brengen om een goed advies te geven. Dit past niet in fixed fee, dus de adviseur geeft aan dit op uurtarief wel voor hem uit te willen werken

B. Bij twijfel aan zijn eigen kunnen de klant hierover informeren en doorverwijzen naar een specialist.

C. Omdat de adviseur het benodigde diploma heeft, kan hij deze klant nu al optimaal adviseren, Hij gaat dus gewoon van start.

D. De klant is gewoon in loondienst, dus de adviseur bewandelt het standaardproces. Omdat er sprake is van loondienst bij de BV hoeft de adviseur de jaarcijfers niet in te zien.

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is: bij twijfel aan zijn eigen kunnen de klant hierover informeren en doorverwijzen naar een specialist. (B)

Het is belangrijk dat je als adviseur weet waarover je mag en kan adviseren. Soms mag je wel over iets adviseren (wettelijk gezien) maar heb je gewoon weg te weinig specialistische kennis om de klant goed te kunnen helpen. Je kunt dan de hulp inroepen van een ervaren collega of de klant doorverwijzen. Ben hier ook open en eerlijk in tegen de klant.

Toetsterm 4a.2 doorverwijzen naar anderen

Vraag 2

Frank en Elly komen bij de hypotheekadviseur en willen een woning kopen. De adviseur maakt een volledige inventarisatie. Uit het gesprek blijkt onder meer dat Elly zwanger is. Na de bevalling wil zij nog maar 50% werken en Frank wil dan naar vier dagen werken per week gaan. De adviseur maakt eerst op basis van de huidige inkomensgegevens een advies. De hoogte van de lening past net binnen de wettelijke leennormen. Als de adviseur als uitgangspunt de nieuwe inkomenssituatie neemt is het financieel niet haalbaar. Als hij Frank en Elly hiermee confronteert en aangeeft de hypotheek niet te kunnen verstrekken, draaien zij hun standpunt direct om en geven aan volledig te willen blijven werken.

Als de adviseur vraagt hoe ze dat gaan combineren met de baby, wordt aangegeven dat oma wel gaat oppassen.

“Fulltime?”, vraag de adviseur.” Ja”, antwoorden Frank en Elly volmondig.

Wat is de meest professionele reactie van de adviseur in deze situatie?

(20)

Antwoord vraag 2

Jij geeft aan dat jij vindt dat de financiering niet verantwoord is. Je kunt het beste adviseren om een goedkopere woning te kopen. Je benadrukt het belang van jouw stelling dat de lening onverantwoord is in de eerder

voorgespiegelde nieuwe situatie. Je concretiseert dit cijfermatig. In het uiterste geval beëindig jij het adviesproces.

Toetsterm 4.a3 verschillende belangen in overweging nemen

Vraag 3

Een adviseur heeft vorige maand een hypotheekaanvraag moeten afwijzen omdat het inkomen onvoldoende was om de gewenste hypotheek te verstrekken. De betreffende klant is een totaalrelatie van het kantoor en zo komt de adviseur hem tegen terwijl hij wacht omdat hij een afspraak heeft met een collega over zijn schadeverzekeringen.

De klant vertelt dat hij de hypotheek toch via een andere partij heeft kunnen regelen.

De adviseur vraagt zich af of hij geen foute berekening heeft gemaakt en hij rekent alles nog een keer na. Hij komt toch echt tot de conclusie dat een gewenste hypotheekbedrag niet haalbaar is. De adviseur neemt contact op met de klant en vraagt of hij inzage kan krijgen in het advies van de andere partij.

Twee dagen later komt de klant langs met zijn gegevens en dan constateert de adviseur dat de andere partij de huidige persoonlijke lening die de klant bij een bank heeft, met eigen middelen aflost. Daardoor is het mogelijk voor deze klant om de gewenste hogere lening af te sluiten. Op een later moment wordt de schuld bij de andere partij afgelost door een nieuwe persoonlijke lening af te sluiten bij een andere bank. De adviseur wijst de klant erop dat deze werkwijze wettelijk niet is toegestaan. De klant vindt het niet zo spannend, want hij kan zo wel de gewenste hogere hypotheek krijgen.

Wat is de meest professionele reactie van de adviseur?

A. Hij neemt zijn verlies en feliciteert de cliënt dat de hypotheek voor zijn droomhuis alsnog is rondgekomen.

B. De adviseur geeft aan dat als de cliënt het op deze manier wil regelen, dat ook via hem zo geregeld kan worden.

C. Hij maakt hiervan melding bij de verantwoordelijke leidinggevende.

D. Hij zegt dat dit eigenlijk niet zo kan maar dat het de eigen verantwoordelijkheid van de klant is.

Antwoord vraag 3

Het juiste antwoord is: hij maakt hiervan melding bij de verantwoordelijke leidinggevende. (C)

Indien je een advies onder ogen krijgt dat wettelijk niet is toegestaan is het zaak dat je je leidinggevende op de hoogte brengt. Je bent ook moreel verplicht hier melding van te maken.

Toetsterm 4a.1 fraudesignalen onderkennen

Vraag 4

Je hebt een gesprek met Jos. Jos wil graag een luxe appartement aankopen. Tijdens het gesprek toets je Jos op BKR, VIS, EVA en SFH. Uit de laatste toets komt een hit naar voren. Wat doe je op dat moment?

A. Je confronteert Jos met de hit en vraagt hem om uitleg te geven over het hoe en waarom van de hit.

B. Je meldt de hit direct bij je leidinggevende, je laat de klant niets weten en zegt je zijn aanvraag in behandeling neemt.

C. Je belt de direct de politie en houdt de klant in de spreekkamer zodat de politie de zaak kan overnemen.

(21)

Antwoord vraag 4

Het juiste antwoord is: je meldt de hit direct bij je leidinggevende, je laat de klant niets weten en zegt je zijn aanvraag in behandeling neemt. (B)

Wanneer de toets een hit oplevert in SFH, meld je dat onmiddellijk aan je direct leidinggevende. Is deze niet beschikbaar, ga je naar de eerstvolgende medewerker met een meer senior-functie. Alle banken en verzekeraars hebben een fraudeafdeling. Zorg dat je weet hoe je die kunt bereiken, als er geen leidinggevende in de buurt is.

Meld de klant niets en wijs hem dus vooralsnog ook niet af. Geef alleen aan dat de “zaak in behandeling” is. De fraudeafdeling of leidinggevende zal de melding verder afhandelen en zal aan jou bericht geven over verder te nemen stappen.

Toetsterm 4a.1 handelen op fraudesignalen

Vraag 5

Barend en Simone hebben een paar weken geleden een nieuwe woning gekocht. De financiering is passend binnen de geldende leennormen. Dan wordt je gebeld door Barend. Ze willen graag afzien van de koop van de woning want ze zijn nu echt tegen hun droomhuis aangelopen. Omdat de ontbindende voorwaarden nog niet zijn verlopen vragen ze je om een afwijzingsbrief te sturen. De nieuwe hypotheek willen ze dan volgende week bij je komen regelen.

Hoe reageer je op dit verzoek?

A. Je werkt niet mee aan een dergelijk verzoek. De financiering is passend op basis van de geldende leennormen.

B. Je werkt mee aan het verzoek. Zo kun je Barend en Simone helpen om hun droomwoning te kunnen kopen.

C. Je geeft aan dat als ze een afwijzingsbrief van een andere geldverstrekker krijgen dat je dan ook een afwijzingsbrief opstelt.

Antwoord vraag 5

Het juiste antwoord is: je werkt niet mee aan een dergelijk verzoek. De financiering is passend op basis van de geldende leennormen. (A)

Op basis van het dossier van Barend en Simone is de gevraagde financiering haalbaar. Je kunt dus geen afwijzingsbrief sturen, je hebt geen redenen om de financiering af te wijzen. Je mag aan deze situatie niet

meewerken anders pleeg je valsheid in geschrifte. Je toont wel begrip voor de situatie van Barend en Simone want het is natuurlijk erg jammer dat ze nu de droomwoning niet kunnen kopen.

Je kunt Barend en Simone wel adviseren om contact op te nemen met de verkopers, zodat ze de ontstane situatie kunnen uitleggen. Wellicht is er in overleg met de verkopers iets te regelen.

Toetsterm 4a.4 Morele aspecten en verantwoordelijkheid uitleggen

(22)

1.5 Casus Aftrekbare kosten

Vincent en Patricia hebben op 1 februari 2020 hun eerste woning gekocht voor €190.000. Uit een taxatierapport blijk dat de marktwaarde van de woning €200.000 is. De kosten (betaald uit eigen middelen) voor de aankoop van de woning bestaan uit de volgende posten:

-aankoopmakelaarskosten €1.000;

-advieskosten voor de hypotheek €1.800;

-overdrachtsbelasting €3.800;

-notariskosten voor de hypotheekakte €650;

-notariskosten voor de leveringsakte €500;

-taxatiekosten €450;

-NHG-borgtochtprovisie €1.330.

Vraag 1

Bepaal voor Vincent en Patricia hoe hoog de eenmalig aftrekbare kosten zijn over het belastingjaar 2020.

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is: €4.610

advieskosten €1.800 hypotheekaktekosten €650 taxatiekosten €450 NHG borgtochtprovisie €1.330

TOTAAL €4.230

De financieringskosten (kosten ter verkrijging van de financiering) zijn eenmalig aftrekbaar in het jaar waarin deze kosten zijn gemaakt. De verwervingskosten zijn dat niet.

De kosten voor de aankoopmakelaar, de transportakte (akte van levering) en de overdrachtsbelasting zijn dus niet eenmalig aftrekbaar.

Toetsterm 1h.3 berekenen belastingheffing bij aankoop en financiering

Vraag 2

Stel dat Vincent en Patricia alle genoemde bijkomende kosten meegefinancierd zouden hebben. Over welk deel van de lening ten behoeve van deze bijkomende kosten is de rente dan in beginsel aftrekbaar?

Antwoord vraag 2

Het juiste antwoord is: €9.910

Hoewel niet alle kosten zelf aftrekbaar zijn, is de rente over een lening ten behoeve van al deze kosten, wel aftrekbaar! De kosten kunnen dus eenvoudigweg bij elkaar worden opgeteld. In dit geval is de marktwaarde (€200.000) van de woning voldoende om deze bijkomende kosten volledig mee te financieren! De aankoopprijs was immers €190.000 en de bijkomende kosten €9.910. Uiteraard moet het inkomen voldoende zijn om dit bedrag te kunnen lenen.

Toetsterm 1h.3 berekenen belastingheffing bij aankoop en financiering

(23)

1.6 Casus Starter

Michel (26 jaar) wil graag zijn eerste woning gaan kopen. Michel werkt als ICT- specialist. Hij verdient bruto

€3.600 per maand. Hij ontvangt daarnaast jaarlijks 8% vakantiegeld. Michel heeft een bedrag van €20.000 op zijn spaarrekening staan. Bij het DUO heeft Michiel nog een studieschuld met een oorspronkelijke hoofdsom van

€15.000 die aangegaan is onder het nieuwe leenstelsel (na 2015). Door reguliere aflossingen is het huidige saldo van deze studieschuld momenteel €13.000.

De woning die Michel op het oog heeft is een eengezinswoning die hij kan kopen voor €155.000 k.k. Gezien de staat van de woning moet Michel deze flink gaan verbouwen. Gelukkig is hij zelf erg handig en ook zijn vader die reeds met pensioen is, wil hem graag meehelpen om het huis helemaal te renoveren. Michel verwacht hiervoor €40.000 nodig te hebben. Michel heeft de woning al laten taxeren en de waarde bedraagt €157.500 vóór verbouwing en €185.000 ná verbouwing.

Michel heeft al wat onderzoek gedaan en weet dat hij onder andere te maken krijgt met de volgende kosten:

-taxatiekosten €500;

-notariskosten €1.200 (leveringsakte + hypotheekakte);

-advieskosten €2.100.

Wensen Michel

-Michel houdt van zekerheid en wil daarom de rente voor twintig jaar vastzetten.

-Michel vindt een overlijdensrisicoverzekering niet nodig omdat hij alleenstaand is.

-Michel wil geen verzekering tegen arbeidsongeschiktheid of werkloosheid vanwege de hoogte van de premie en het geringe risico.

-Michel wil zo weinig mogelijk eigen geld inzetten voor de aankoop van de woning.

Vraag 1

Kijkende naar de wensen die Michel heeft, welke tegenstrijdigheid zit hier dan in?

A. Michel wil zekerheid, maar hij wil zo weinig mogelijk eigen geld in brengen.

B. Michel wil zekerheid, maar hij wil geen overlijdensrisicoverzekering afsluiten.

C. Michel wil zekerheid, maar hij wil geen verzekering tegen arbeidsongeschiktheid.

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is: Michel wil zekerheid, maar hij wil geen verzekering tegen arbeidsongeschiktheid. (C)

`Uit de wensen van Michel komt naar voren dat hij een zekerheidszoeker is. Dit komt overeen met zijn wens om de rente twintig jaar vast te zetten. Het zo weinig mogelijk eigen geld inbrengen zegt niets over het zoeken van zekerheid. Omdat Michel alleenstaand is, is een overlijdensrisicoverzekering niet noodzakelijk. Dat hij deze niet wil is dus geen tegenstrijdigheid met het feit dat hij zekerheid zoekt. Het feit dat hij geen verzekering wil tegen arbeidsongeschiktheid is wel in tegenstrijdigheid met zijn wens voor zekerheid. Het beste kun je hier Michel mee confronteren en doorvragen over het hoe en waarom.

Toetsterm 3a.2 klantprofiel opstellen

(24)

Vraag 2

Hoeveel kan Michel lenen op basis van zijn inkomen als hij de rente twintig jaar vast zet tegen 3,2%?

Antwoord vraag 2

Het juiste antwoord is: €191.168.

Stap 1: Vaststellen toetsinkomen

Inkomen Michel €3.600 x 12 x 1,08 = €46.656.

Stap 2: vaststellen toetsrente

De toetsrente is 3,2% omdat de rente langer dan tien jaar vaststaat.

Stap 3: vaststellen financieringslastpercentage

Uit de tabel blijkt op basis van 3,2% toetsrente en €46.656 inkomen een woonlastenpercentage van 23,0%.

Stap 4: vaststellen maximale financieringslast per maand (€46.656 x 23,0%) / 12 = €894,24.

Stap 5: corrigeren maximale financieringslast per maand met lopende verplichtingen

€894,24 -/- (€15.000 x 0,45%*) = €826,74

*Omdat de studieschuld onder nieuwe leenstelsel valt met 0,45% corrigeren. En van de oorspronkelijke hoofdsom. Er is immers niet extra afgelost waarna een lagere maandlast is berekend.

Stap 6: vaststellen annuïteitenfactor

Conform tabel annuïteit bij 3,2% en dertig jaar is factor 231,2316.

Stap 7: berekenen maximale hypotheek

De maximale hypotheek op basis van inkomen bedraagt voor Michel €826,74 x 231,2316 = €191.168. Afronden naar beneden in verband met overkreditering

Toetsterm 1a.2 maximale hypotheekverstrekking

Vraag 3

Hoeveel eigen geld moet Michiel minimaal inzetten voor de aankoop van zijn woning?

Antwoord vraag 3

Het juiste antwoord is: €16.900

Michel heeft nodig:

Aankoopprijs: €155.000 Overdrachtsbelasting: €3.100

Verbouwing: €40.000

Taxatiekosten €500 Notariskosten €1.200 Advieskosten €2.100

Totaal nodig €201.900

(25)

De maximale financiering op basis van onderpand bedraagt 100% van de marktwaarde na verbouwing, €185.000.

De benodigde eigen middelen bedragen: €201.900 -/- €185.000 = €16.900.

Toetsterm 3c.1 passende hypotheekconstructie opstellen

(26)

1.7 Casus Oversluiten

Bas (37 jaar) en Mirthe (34 jaar) hebben in 2012 hun eerste woning gekocht. Ze willen graag hun hypothecaire lening oversluiten vanwege de huidige lage rentestand. De huidige marktwaarde van de woning is €216.000.

Hypothecaire lening Bas en Myrthe

Bas en Mirthe hebben de woning gefinancierd met een aflossingsvrije lening van €200.000. De rente is in 2012 voor 15 jaar vastgezet op 5%. Daarnaast hebben Bas en Myrthe in 2012 een Kapitaalverzekering Eigen Woning op basis van beleggingen. De inleg op deze KEW bedraagt €75 per maand. Het opgebouwde kapitaal is momenteel

€5.000. Het doelkapitaal is €60.000.

Overige gegevens Bas en Mirthe

-Bas is in vaste dienst en heeft een bruto maandinkomen van €3.200;

-Mirthe werkt parttime in vaste dienst en heeft een bruto maandinkomen van €1.600;

-Bas en Mirthe sparen maandelijks €150 op een spaarrekening, waarop nu een saldo staat van €15.000.

Wensen van Bas en Mirthe

-Bas en Mirthe willen profiteren van de lage rente, maar ook niet teveel risico lopen op plotseling hogere maandlasten. Ze willen de rente wederom 20 jaar vastzetten tegen een rente van 2,2%;

-De boeterente voor het vervroegd aflossen is €30.000. Daarnaast maken ze advieskosten (€750) en

taxatiekosten (€500) voor het oversluiten. Omdat ze bij dezelfde bank blijven betalen ze geen notariskosten;

Vraag 1

Bereken voor Bas en Mirthe binnen hoeveel maanden zij de kosten van het oversluiten terugverdienen indien ze de bijkomende kosten uit eigen middelen betalen. (Rond af op hele maanden)

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is: veertig maanden.

Huidige bruto maandlasten: (€200.000 x 5%)/12 + €75 = €908,33 Nieuwe bruto maandlasten: (€200.000 x 2,2%)/12 + €75=€441,67 Voordeel €466,67 bruto per maand

Kosten oversluiten: €30.000 + €750 + €500= €31.250.

Terugverdientijd is €31.250 / €466,67 = 66,96 maanden = 70 maanden Toetsterm 3c.2 het advies onderbouwen

Vraag 2

Stel dat de resterende rentevaste periode van de lening van Bas en Myrthe 88 maanden bedraagt. De geldverstrekker biedt een huidige rente aan van zeven jaar voor 1,2% en voor acht jaar van 1,4%. Van welke vergelijkingsrente moet de geldverstrekker dan uitgaan voor het berekenen van de boete conform de leidraad van de AFM?

A. €1,2%

B. Een gewogen gemiddelde tussen de 1,2% en 1,4%

C. 1,4%

(27)

Antwoord vraag 2

Het juiste antwoord is: 1,4% (C)

Conform leidraad AFM geldt de ‘hoogst nagelegen rente’ die door de geldverstrekker wordt aangeboden als vergelijkingsrente voor het berekenen van de boeterente.

Toetsterm 1 e.10 De kandidaat kan de gevolgen van vervroegde aflossing van hypothecair krediet uitleggen en hiervan de regels toepassen

Vraag 3

Bas en Mirthe hebben onvoldoende spaargeld om de boete te betalen. Ze willen daarom de totale oversluitkosten middels een annuïtaire lening meefinancieren. De looptijd van deze lening is 15 jaar en de rente bedraagt 2,2%.

Binnen hoeveel maanden hebben Bas en Myrthe nu de kosten van het oversluiten terugverdiend?

Antwoord vraag 3

De annuïteitenfactor voor een lening van 180 maanden en 2,2% rente bedraagt 153,1958. De hoogte van de bijkomende kosten bedragen €31.250. De bruto lasten voor het nieuwe leningdeel bedragen dan €31.250 / 153,1958 = €203,99. Het maandelijkse bruto voordeel daalt daardoor naar €466,67-/- €203,99 = €262,68.

De terugverdientijd is nu €31.250 / €262,68 = 118,99 dus binnen 119 maanden.

Toetsterm 3c.2 het advies onderbouwen

Vraag 4

Het alternatief dat de geldverstrekker voor het meefinancieren van de oversluitkosten aanbiedt aan Bas en Myrthe is zuivere rentemiddeling.

Hoeveel rente gaan Bas en Myrthe betalen na zuivere rentemiddeling?

Ga uit van de volgende gegevens:

-resterende rentevaste periode zeven jaar;

-huidige contractrente 5%;

-nieuwe rentevaste periode vijftien jaar;

-huidige marktrente vijftien jaar vast 2,2%.

Antwoord vraag 4

Het juiste antwoord is 3,50%

Bij zuivere rentemiddeling wordt de rente gewogen gemiddeld. Dat betekent in casu:

7 x 5% = 35%

8 x 2,2% = 17,6%

Totaal = 52,6%

52,6% gedeeld door 15 jaar = 3,50% wordt de nieuwe rente voor vijftien jaar.

(28)

Vraag 5

Wat zou het antwoord op de vorige vraag zijn geweest als de geldverstrekker geen zuivere rentemiddeling aan zou bieden, maar rentemiddeling via de uitsmeermethode (waarbij de boete wordt uitgesmeerd)?

Antwoord vraag 5

Het juiste antwoord is 3,3%

Bij de uitsmeermethode wordt de boete uitgesmeerd over de nieuwe rentevaste periode in de vorm van een renteopslag. Dat betekent in casu:

Boete €30.000 / 15 jaar = €2.000 per jaar

€2.000 is 1% van de lening van €200.000

De nieuwe rente wordt dus 2,2% + 1% = 3,3% voor 15 jaar Toetsterm 2 e.1 De kandidaat kan de mogelijkheden presenteren

(29)

1.8 Casus Doorstromer

Tim (44) en Nicole (42) gaan voor het eerst (ongehuwd) samenwonen en hebben een woning gekocht. Tim heeft zijn huidige koopwoning onlangs verkocht. De verkoop passeert op 28 december 2020 bij de notaris. Nicole is starter op de woningmarkt. De nieuwe woning betrekken Tim en Nicole op 15 december 2020.

Gegevens oude woning en financiering Tim

Tim heeft zijn huidige woning gekocht in 1999. Deze woning is destijds gefinancierd met een spaarhypotheek van

€100.000 en een aflossingsvrije hypotheek van €62.000. De opgebouwde waarde in de KEW is momenteel €40.000 en de maandelijkse inleg is €150. Het garantiekapitaal op de einddatum is €100.000. Bij overlijden keert de KEW direct €100.000 uit.

Tim heeft zijn woning nu verkocht voor €250.000. De makelaarskosten die hij moet betalen bedragen €2.000.

Gegevens nieuwe woning Tim en Nicole

Tim en Nicole kopen samen de nieuwe woning voor €400.000. Dit is ook de getaxeerde marktwaarde en WOZ- waarde. Er komen nog €12.000 aan kosten koper bij.

Overige gegevens Tim en Nicole

-Tim is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt.

-Hij ontvangt een IVA uitkering van €10.000 bruto per jaar inclusief vakantiegeld.

-Nicole verdient €3.750 per maand (exclusief vakantiegeld).

-Het te bereiken ouderdomspensioen van Nicole is €29.400.

-Het nabestaandenpensioen voor Tim bij overlijden van Nicole voor de pensioendatum is €27.500.

-Tim en Nicole hebben €50.000 aan vrij besteedbaar vermogen.

Wensen van Tim en Nicole

-Tim wil de spaarhypotheek voortzetten als dat mogelijk is.

-Ze willen zo min mogelijk eigen geld investeren, ze willen in elk geval minimaal €30.000 overhouden voor onvoorziene uitgaven.

-Ze willen daarom maximaal financieren, maar alleen voor zover de rente aftrekbaar is -Ze willen de rente vastzetten voor twintig jaar. De rente is dan 2,5%.

-Tim en Nicole vinden het belangrijk dat de ander in de woning kan blijven wonen wanneer één van hen overlijdt.

Vraag 1

Hoe ziet de eigenwoningschuld er uit voor Tim en Nicole, rekening houdend met hun wensen?

Antwoord vraag 1

Tim koopt voor €206.000 (50% van €400.000 + €12.000). Om zijn maximale eigenwoningschuld te berekenen moet hij zijn eigenwoningreserve inbrengen. Deze bedraagt: €250.000 -/- €2.000 -/- €162.000 = €86.000. Maximale EWS Tim €206.000 -/- €86.000 = €120.000. Dit bedrag valt volledig onder overgangsrecht. Tim kan de spaarhypotheek voortzetten en €20.000 aflossingsvrij lenen (NB: fiscaal mag hij ook €120.000 aflossingsvrij lenen, op een lening onder overgangsrecht rust geen fiscale aflosplicht).

(30)

Maximale EWS Nicole is €206.000. Ze moet dit bedrag in maximaal 360 maanden tenminste annuitair aflossen.

Toetsterm 3.1 een passende hypotheekconstructie opstellen

Vraag 2

Tim en Nicole vertellen aan de adviseur Hypothecair krediet dat ze ergens hebben gelezen dat het verstandig zou zijn om een ‘interne draagplichtovereenkomst’ op te stellen. Ze vragen de adviseur wat zo’n overeenkomst als voordeel heeft.

Welk antwoord van de adviseur op deze vraag van Tim en Nicole is inhoudelijk correct?

A. Door het opstellen van zo’n overeenkomst wordt het eigenwoningverleden van Tim voor 50% aan Nicole toegerekend. Hierdoor kunnen jullie meer aflossingsvrij lenen.

B. Door het opstellen van zo’n overeenkomst voorkomen jullie dat de hypotheekrente over een deel van de leningen niet aftrekbaar is.

C. Door het opstellen van zo’n overeenkomst beloven jullie aan elkaar samen de lasten te zullen dragen voor alle leningen die jullie samen afsluiten.

Antwoord vraag 2

Het juiste antwoord is: door het opstellen van zo’n overeenkomst voorkomen jullie dat de hypotheekrente over een deel van de leningen niet aftrekbaar is. (B)

Als je het antwoord op vraag 1 erbij pakt, dan zou het logisch zijn als de nieuwe EWS bestaat uit €100.000 spaarhypotheek, €20.000 aflossingsvrije hypotheek en €206.000 annuïteitenhypotheek. De geldverstrekker zal op al deze leningen zowel Tim als Nicole als debiteur opnemen. Als Tim en Nicole niets doen, lopen ze het risico dat een deel van deze leningen in box 3 terechtkomt en er dus geen renteaftrek over deze delen mogelijk is.

Dit komt omdat Tim voor 50% debiteur is op de totale leensom van €326.000 (100.000 + 20.000 + 206.000). Dat is

€163.000. Maar op basis van zijn EWR mag hij maar maximaal €120.000 als EWS hebben. €43.000 valt dan in box 3.

Nicole is ook voor €163.00 debiteur. Dat is minder dan haar maximale EWS (€206.000), maar ze is wel voor €50.000 debiteur op een spaarhypotheek en voor €10.000 op een aflosvrije hypotheek, terwijl ze starter is en daarom haar volledige EWS in maximaal 360 maanden tenminste annuïtair moet aflossen. Voor haar valt dan €60.000 in box 3.

Deze beperking kan op twee manieren worden voorkomen:

-Via de belastingaangifte inkomstenbelasting doen Tim en Nicole een beroep op het goedkeurend besluit van de staatssecretaris (destijds Menno Snel) waardoor het eigenwoningverleden van Tim voor 50% aan Nicole wordt toegerekend. Hierdoor krijgt ze 50% van de EWR van Tim en 50% van het overgangsrecht. Alle leningen vallen dan in box 1. Ze zouden maximaal €162.000 aflosvrij mogen afsluiten (of €100.000 spaarhypotheek en

€62.000 aflosvrij).

-Ze kunnen een interne draagplichtovereenkomst opstellen waarbij ze naar elkaar toe verklaren de lasten te zullen dragen van de leningen die volgens het antwoord op vraag 1 aan hen toebehoren ondanks dat ze beiden hoofdelijke aansprakelijk zijn voor alle leningen. De wetgever gaat met deze oplossing akkoord. Alle leningen vallen dan in box 1. Let op: de interne draagplichtovereenkomst is niet mogelijk bij een algehele gemeenschap van goederen.

Toetsterm 3.1 een passende hypotheekconstructie opstellen

(31)

Vraag 3

Tim maakt zich zorgen over het inkomen dat hij heeft op het moment dat Nicole zou komen te overlijden. Hoeveel bedraagt het bruto jaarinkomen van Tim op het moment dat Nicole is overleden?

Antwoord vraag 3

Het juiste antwoord is: €43.523

Tim krijgt WIA (IVA): €10.000 + nabestaandenpensioen €27.500 + Anw-uitkering (€16.023 -/- €10.000) =

€43.523. Tim heeft recht op een Anw-uitkering omdat hij meer dan 45% arbeidsongeschikt is. Maar omdat de WIA-uitkering een uitkering in verband met arbeid is wordt deze volledig gekort op de Anw-uitkering. Het nabestaandenpensioen heeft geen invloed op de hoogte van de Anw-uitkering.

Toetsterm 2d.1 toekomstige inkomenssituatie vaststellen

Vraag 4

De geldverstrekker beoordeelt het bruto inkomen van Tim bij overlijden van Nicole (zie antwoord vorige vraag) als bestendig en neem dit volledig mee in de berekening van het bedrag dat Tim maximaal zou kunnen lenen als Nicole overlijdt.

Voor welk bedrag moet Tim een overlijdensrisico verzekering afsluiten op het leven van Nicole zodat hij in de woning kan blijven wonen als Nicole overlijdt? (Ga ervan uit dat ze voor de aankoop van de woning een hypotheek afsluiten van €300.000 en ga uit van een looptijd van 360 maanden over de hele hypotheek)

Antwoord vraag 4

Het juiste antwoord is: €111.825,21

Met een inkomen van €43.523 en toetsrente 2,5% is het financieringslastenpercentage 20,5%. De bijbehorende annuïteitenfactor obv 360 maanden is 253,0871. Tim kan dus maximaal financieren: (€43.523 x 20,5%) /12 x 253,0871 = €188.174.

Op de KEW is alleen Tim verzekerd dus daaruit volgt geen uitkering bij overlijden van Nicole. Als de hypotheek

€300.000 bedraagt, heeft Tim dus een ORV nodig die €111.825,21 uitkeert (€300.000 - €188.174).

Toetsterm 3c.1 een passende hypotheekconstructie opstellen

(32)

1.9 Casus Echtscheiding 2

Bert en Francine (beide 38 jaar oud) zijn sinds 14 februari 2014 gehuwd (algehele gemeenschap van goederen). Ze hebben geen kinderen. Ze wonen in het huis dat Bert destijds in 2008 heeft gekocht.

De adviseur Hypothecair krediet heeft de volgende gegevens van Bert en Francine uit het dossier gehaald:

Huidige gegevens:

Waarde woning (WOZ) €330.000

Hoogte hypotheek (volledig box 1) €360.000 Leningdeel 1 aflossingsvrij 4% nog vier jaar vast €160.000 Leningdeel 2 spaarhypotheek 3% nog vier jaar vast €200.000

Inleg spaarverzekering €200 per maand

Overlijdensrisicodekking €200.000 op beide levens.

Waarde spaarverzekering (KEW) €40.000

Inkomen Bert €60.000 bruto per jaar.

Inkomen Francine €35.000 bruto per jaar.

Gezamelijke spaargeld €20.000

Wensen Bert en Francine

Bert en Francine besluiten om te gaan scheiden. Bert wenst in de woning te blijven wonen, hij krijgt de woning en de schuld toegewezen. Bert krijgt de volledige KEW en €15.000 van het spaargeld toegewezen ter compensatie van de onderwaarde van de woning.

Vraag 1

Welke vragen die de adviseur Hypothecair krediet kan stellen in het inventarisatiegesprek met Bert zijn het meest relevant? Let op: twee antwoorden zijn juist.

A. Hoeveel alimentatie gaat u ontvangen?

B. Wilt u de hypotheek sluiten met NHG?

C. Wilt u zekerheid over uw maandelijkse lasten?

D. Wilt u bij arbeidsongeschiktheid in de woning kunnen blijven wonen?

E. Wilt u de rente tien of twintig jaar vastzetten?

Antwoord vraag 1 De juiste antwoorden zijn:

-Wilt u zekerheid over uw maandelijkse lasten? (C)

-Wilt u bij arbeidsongeschiktheid in de woning kunnen blijven wonen? (D)

Tijdens het inventarisatiegesprek is het belangrijk dat de adviseur de doelstellingen van de klant weet te achterhalen. De meest relevante vragen hebben betrekking op hoeveel zekerheid iemand wenst te hebben omtrent de lasten en de risico’s met betrekking tot de nieuwe financiering. Gezien de hoogte van de lening is NHG niet mogelijk. In dit geval is bekend dat Bert het hoogste inkomen heeft. Hij zal dus geen alimentatie ontvangen.

Toetsterm 2a.1 gestructureerd interviewen

(33)

Vraag 2

Het huwelijk van Bert en Francine wordt na zes jaar (in 2020) ontbonden. Francine wil binnen een jaar een nieuwe woning kopen voor haarzelf.

Heeft Francine bij het aangaan van een volgende eigenwoningschuld binnen een jaar recht op overgangsrecht en hoelang heeft zij nog recht op renteaftrek over haar nieuwe eigenwoningschuld?

A. Ze heeft recht op overgangsrecht over maximaal €180.000. De rente hierover is aftrekbaar voor een periode van achttien jaar.

B. Ze heeft recht op overgangsrecht over maximaal €180.000. De rente hierover is aftrekbaar voor een periode van 360 maanden.

C. Ze heeft geen recht op overgangsrecht. Maar over een nieuwe eigenwoningschuld heeft ze over de eerste

€180.000 nog maar achttien jaar renteaftrek.

D. Ze heeft geen recht op overgangsrecht. Over een nieuwe eigenwoningschuld heeft ze maximaal 360 maanden renteaftrek.

Antwoord vraag 2

Het juiste antwoord is: ze heeft recht op overgangsrecht over maximaal €180.000. De rente hierover is aftrekbaar voor een periode van achttien jaar. (A)

Omdat ze zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen heeft Francine de volledige renteaftrektermijn van Bert gekregen. In dit geval twaalf jaar (2008-2020) waardoor de rente nog achttien jaar aftrekbaar is. De helft van de hypotheek is van haar, of te wel €180.000. Deze is gesloten voor 2013, dus geldt het overgangsrecht als ze uiterlijk op 31 december van het jaar na de aflossing weer een eigenwoningschuld aangaat. Je hoeft geen rekening te houden met de opgebouwde waarde van de spaarverzekering.

Toetsterm 3c.1 een passende hypotheekconstructie opstellen

Vraag 3

Na twee weken komt Bert voor een vervolgafspraak. Hij wil toch niet in de woning blijven wonen aangezien het hem te veel herinneringen aan Francine oproept. Francine gaat akkoord met de verkoop. Ze willen wel de eigenwoningschuld verlagen en hopen dat de woning vervolgens snel kan worden verkocht.

Welke van onderstaande aandachtspunten voor Bert en Francine is onjuist?

A. Ze kunnen de spaarverzekering onbelast laten uitkeren en gebruiken voor een verlaging van hun eigenwoningschuld.

B. Als ze nu hun eigenwoningschuld verlagen, verlagen ze hun recht op overgangsrecht. Echter, dit recht herleeft als ze tijdig een nieuwe eigenwoningschuld aangaan.

C. Ze hebben vanwege de echtscheiding het recht op een boetevrije verlaging van hun eigenwoningschuld.

Antwoord vraag 3

Het juiste antwoord is: ze hebben vanwege de echtscheiding het recht op een boetevrije verlaging van hun eigenwoningschuld. (C)

Bij vervroegd aflossen van de lening, kan een boete in rekening worden gebracht. Ook bij echtscheiding. Vanaf 1-4-2017 zijn de tijdsklemmen die voor een KEW/SEW/BEW gold in het geheel vervallen. Dat betekent dat op ieder

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

-Ze willen daarom maximaal financieren, maar alleen voor zover de rente aftrekbaar is -Ze willen de rente vastzetten voor twintig jaar.. De rente is

Michel (26 jaar) wil graag zijn eerste woning gaan kopenA. Michel werkt als

Het juiste antwoord is: wanneer Tina ziek is hoeft de werkgever niet langer twee jaar loon door te betalen, maar is deze periode verkort naar maximaal dertien

In dit voorbeeld kunnen Ralph en Mariëlle ruimschoots voldoende lenen. De kans dat zij de lening door te hoge uitgaven aan andere producten niet kunnen terugbetalen is dus beperkt.

De ouders van kinderen jonger dan 14 jaar zijn risico aansprakelijk voor de gedragingen van deze kinderen, ook al valt de ouders niet te verwijten.. Kwalitatieve

Martin heeft een jaarinkomen van €25.000 inclusief vakantiegeld. Voor alleenstaanden met een inkomen tussen de €21.000 en €31.000 mag het financieringslastpercentage met maximaal

Indien de belastingplichtige tijdelijk elders verblijft wordt de woning toch nog als eigen woning aangemerkt indien die woning gedurende minimaal 1 jaar op basis van de

Ook in dit geval zijn Ralph en Mariëlle samen verantwoordelijk voor de terugbetaling van de lening.. Ze zijn namelijk samen het