• No results found

Wft Inkomen. Begeleidingsdag 1 Antwoorden en uitwerkingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Wft Inkomen. Begeleidingsdag 1 Antwoorden en uitwerkingen"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wft Inkomen

Begeleidingsdag 1 Antwoorden en uitwerkingen

(2)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Antwoorden en uitwerkingen 3

1.1 Entreetoets - antwoorden 3

1.2 Casus Roel - antwoorden - uitwerkingen 17

1.3 Casus Tineke - antwoorden - uitwerkingen 22

Hoofdstuk 2 Wia overzicht en toelichting 27

(3)

Hoofdstuk 1 Antwoorden en uitwerkingen

1.1 Entreetoets - antwoorden

Vraag 1

Jan is niet tevreden over het advies dat een Adviseur Inkomen hem heeft gegeven over zijn AOV. In hoeverre is de Adviseur Inkomen aansprakelijk voor de negatieve gevolgen van het door hem gegeven advies?

A. De Adviseur Inkomen is altijd aansprakelijk voor de negatieve gevolgen van een door hem gegeven advies.

B. De Adviseur Inkomen is aansprakelijk wanneer hij zich niet als een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur heeft gedragen.

C. De Adviseur Inkomen is aansprakelijk wanneer hij een klantprofiel heeft opgesteld dat niet voldoet aan de eisen van artikel 4:23 Wft.

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is: de Adviseur Inkomen is aansprakelijk wanneer hij zich niet als een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur heeft gedragen. (B)

Feedback

De aansprakelijkheid van een adviseur voor de negatieve gevolgen van zijn advies wordt (o.a.) getoetst aan artikel 7:401 BW. Hierin staat dat een opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen. Uit jurisprudentie blijkt dat een rechter in zo’n geval beoordeelt of de adviseur zich als een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur heeft gedragen. Hierbij zal de rechter o.a. beoordelen of de adviseur heeft voldaan aan de verplichtingen die de Wft aan hem stelt. Het voldoen aan de bepalingen uit de Wft is in de meeste gevallen natuurlijk wel het minste wat van een redelijk handelend adviseur verwacht mag worden.

Maar dit wil niet zeggen dat een adviseur per definitie aansprakelijk is wanneer hij zich niet heeft gehouden aan de Wft. Net zo min dat hij zeker niet aansprakelijk is wanneer hij zich wel heeft gehouden aan de Wft. In de praktijk houdt de rechter rekening met alle omstandigheden van het geval.

Toetsterm 1a.1

Vraag 2

Een verzekeraar wordt op 1 april 2018 per mail door een tussenpersoon geïnformeerd over een per abuis onjuist ingevuld aanvraagformulier voor een inkomensverzekering. Voor welke datum moet de verzekeraar de verzekeringnemer informeren over de consequenties?

A. Voor 1 juni 2018.

B. Voor 1 april 2019.

C. Voor 14 april 2018.

Antwoord vraag 2

Het juiste antwoord is: voor 1 juni 2018. (A)

Feedback

Volgens artikel 7:929 BW moet een verzekeraar die ontdekt (of die erop gewezen wordt) dat niet aan de mededelingsplicht is voldaan, aan de verzekeringnemer binnen twee maanden mededelen wat hiervan de consequenties zijn.

(4)

Vraag 3

Hoe hoog is het per 1 januari 2018 vastgestelde maximum dagloon?

A. € 78,36 per dag.

B. € 209,26 per dag.

C. € 383,14 per dag.

Antwoord vraag 3

Het juiste antwoord is: € 209,26 per dag. (B)

Feedback

Het maximumdagloon wordt tweemaal per jaar door de overheid vastgesteld (per 1 januari en per 1 juli). Per 1 januari 2018 bedroeg het maximumdagloon € 209,26 per dag. In sociale verzekeringswetten wordt gerekend met 261 (werk)dagen per jaar. Op jaarbasis bedraagt het maximumdagloon per 1 januari 2018 dus 261 x € 209,26 =

€ 54.616,86.

Toetsterm 1a.5

Vraag 4

Jan Pieter (24 jaar) komt per 1 januari 2018 voor een half jaar in dienst van De Bruyne Koffiebranders BV. Op 1 april 2018 meldt Jan Pieter zich ziek en dit blijft hij geruime tijd. Het dienstverband wordt niet verlengd.

Tot welke datum is de werkgever wettelijk verplicht om het loon van Jan Pieter door te betalen?

A. Tot 1 april 2020.

B. Tot 1 april 2018.

C. Tot 1 juli 2018.

Antwoord vraag 4

Het juiste antwoord is: tot 1 juli 2018. (C)

Feedback

Volgens artikel 7:629BW moet de werkgever het loon van een zieke werknemer gedurende maximaal 104 weken voor minimaal 70% doorbetalen. Een werkgever mag bovendien, volgens artikel 7:670 BW de arbeidsovereenkomst niet opzeggen wanneer de werknemer ziek is. De werkgever hoeft echter een tijdelijke arbeidsovereenkomst niet te verlengen wanneer de werknemer ziek is. Hierbij moet de werkgever wel de aanzegtermijn (van één maand bij tijdelijke arbeidsovereenkomsten van 6 maanden of langer) in acht nemen.

Wanneer de tijdelijke arbeidsovereenkomst eindigt, dan eindigt ook de loondoorbetalingsplicht. De Bruyne Koffiebranders BV is daarom verplicht om het loon van de zieke Jan Pieter tot uiterlijk 1 juli 2018 door te betalen.

Op dat moment gaat hij uit dienst. De werkgever moet hem op de laatste dag ziek uit dienst melden bij het UWV.

Jan Pieter kan vervolgens bij het UWV een ZW uitkering aanvragen.

Toetsterm 1b.1

(5)

Vraag 5

Een werkgever betaalt het loon van een zieke werknemer gedurende het eerste jaar voor 100% door. Het tweede jaar betaalt de werkgever nog maximaal 70% door. Wat kan hiervan de reden zijn? (Let op: twee antwoorden zijn correct)

A. De werkgever volgt de wettelijke loondoorbetalingsverplichting op grond van artikel 7:629 BW.

B. De werkgever houdt zich hierbij aan de verplichtingen die hem op grond van een cao zijn opgelegd.

C. Het loon van de zieke werknemer was gelijk aan het wettelijk minimumloon.

D. De werkgever voldeed het eerste jaar niet aan zijn re-integratieverplichtingen.

E. Als eigenrisicodrager hoeft de werkgever het tweede jaar niet het volledige loon door te betalen.

Antwoord vraag 5

De juiste antwoorden zijn:

-de werkgever houdt zich hierbij aan de verplichtingen die hem op grond van een cao zijn opgelegd. (B) -het loon van de zieke werknemer was gelijk aan het wettelijk minimumloon. (C)

Feedback

De werkgever heeft de wettelijke verplichting om het loon van een zieke werknemer gedurende maximaal 104 weken voor 70% door te betalen (tot het maximum dagloon). Wanneer het doorbetaalde loon door deze 70%

onder het minimumloon uitkomt, moet de werkgever in het eerste jaar minimaal het minimumloon betalen.

Wanneer het loon van de werknemer gelijk was aan het wettelijk minimumloon, moet de werkgever in het eerste jaar hiervan dus 100% doorbetalen. In het tweede jaar kan de loondoorbetaling worden beperkt tot 70%.

In een cao of individuele arbeidsovereenkomst kan daarnaast zijn overeengekomen dat de werkgever meer dan 70% van het (maximum dag)loon doorbetaalt. In veel gevallen is afgesproken dat in het eerste jaar 100% van het (volledige) loon wordt doorbetaald, en in het tweede jaar 70%.

Toetsterm 1b.4

Vraag 6

Jorn (35 jaar) sluit een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) af per 1 maart 2018. Op 28 februari 2018 ontvangt hij de polis en de premiefactuur. Jorn krijgt op 15 april 2018 een ongeval waardoor hij arbeidsongeschikt raakt. Hij heeft op dat moment de premie nog niet betaald. De verzekeraar heeft geen aanmaning verzonden.

Wat is in dit kader juist?

A. De verzekeraar is wettelijk verplicht een aanmaning te sturen. Omdat men dit niet heeft gedaan, is er gewoon dekking.

B. De verzekeraar is niet wettelijk verplicht een aanmaning te sturen. Hoogstwaarschijnlijk verleent de verzekeraar geen dekking.

C. De AOV is een onopzegbare polis. De verzekeraar moet dus wel uitkeren maar mag de openstaande premie verrekenen met de schadeuitkering.

Antwoord vraag 6

Het juiste antwoord is: de verzekeraar is niet wettelijk verplicht een aanmaning te sturen. Hoogstwaarschijnlijk verleent de verzekeraar geen dekking. (B)

(6)

Feedback

Volgens artikel 7:934 BW kan de verzekeraar bij het uitblijven van de vervolgpremie de dekking van een

verzekering pas beëindigen nadat deze vervolgpremie ook na een verzonden aanmaning niet binnen 14 dagen is betaald.

Voor de premie van de EERSTE premie hoeft een verzekeraar echter GEEN aanmaning te sturen, om de dekking te kunnen beëindigen. In de meeste polisvoorwaarden is opgenomen dat de eerste premie binnen 30 dagen na ontvangst van de nota op de rekening van de verzekeraar moet zijn bijgeschreven. Zo niet, dan wordt de dekking automatisch opgeschort. In dit geval heeft Jorn de eerste premie van zijn verzekering na 1,5 maand nog steeds niet betaald. De verzekeraar hoeft geen aanmaning te versturen. Hoogstwaarschijnlijk is er dus geen dekking.

De AOV wordt weliswaar een onopzegbare polis genoemd, maar dit betekent niet dat de verzekeraar de dekking niet mag opschorten of beëindigen wanneer de premie niet wordt betaald. De ‘onopzegbaarheid’ heeft slechts betrekking op het verbod om de verzekering wegens het schadeverloop of het verhoogde gezondheidsrisico tussentijds te beëindigen (artikel 7:940 BW).

Toetsterm 1j.1

Vraag 7

Werkgevers kunnen gebruik maken van diverse (subsidie)regelingen bij het aannemen van gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers.

Van welke regelingen kan een werkgever gebruik maken die in 2018 een gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer aanneemt? (Let op: drie antwoorden zijn juist)

A. Premiekorting.

B. Scholingsvoucher.

C. Plaatsingsfee.

D. Proefplaatsing.

E. No-risk polis.

F. Loonkostenvoordeel.

Antwoord vraag 7

De juiste antwoorden zijn:

-proefplaatsing. (D) -no-risk polis. (E) -loonkostenvoordeel.(F)

Feedback

Het stelsel van premiekortingen is per 1 januari 2018 vervangen door loonkostenvoordelen (LKV). Hierin kennen we het LKV voor arbeidsbeperkte werknemers die nieuw in dienst komen, het LKV voor arbeidsbeperkte werknemers die herplaatst worden, het LKV voor werknemers uit de doelgroep van de banenafspraak en het LKV voor oudere werknemers (antwoord A dus fout en antwoord F correct).

De scholingsvoucher is bedoeld voor werkloze werknemers. Overigens is het budget voor de scholingsvouchers beperkt en op het moment dat je deze vraag beantwoordt mogelijk zelfs niet meer beschikbaar. (antwoord B fout)

(7)

Een plaatsingsfee is bedoeld voor een intermediair, zoals een uitzendbureau of re-integratiebureau, die een werknemer met een achterstand op de arbeidsmarkt aan een baan helpt. (antwoord C fout)

Een proefplaatsing kan worden aangevraagd wanneer de werkgever een werknemer met een bijvoorbeeld een WIA uitkering aanneemt. De werknemer werkt dan twee maanden bij de werkgever met behoud van zijn uitkering.

De werkgever hoeft geen loon te betalen. Vaak is de twee maanden genoeg om te bepalen of de werknemer geschikt is voor de werkzaamheden. Wanneer de werknemer na de proefplaatsing in dienst komt, mag geen proeftijd meer worden bedongen. (antwoord D is correct).

De no-riskpolis (compensatieregeling) is een regeling waarvoor de werkgever in aanmerking kan komen wanneer hij een werknemer met een arbeidsbeperking in dienst neemt. De werkgever met een no-riskpolis ontvangt een compenserende ZW uitkering wanneer de werknemer ziek wordt en hij het loon moet doorbetalen. Bovendien heeft deze ZW uitkering en een mogelijke WGA uitkering later geen gevolgen voor de Whk premie. (antwoord E is correct)

Toetsterm 1b.6

Vraag 8

Wat is een commanditaire vennoot?

A. Een vennoot van een Vof die volgens de statuten niet zelfstandig beslissingen mag nemen.

B. Een vennoot die alleen bijdraagt aan de financiering van een vennootschap.

C. Een vennoot die geen eigenaar is van de vennootschap maar die hier namens de eigenaar wel leiding aan geeft.

Antwoord vraag 8

Het juiste antwoord is: een vennoot die alleen bijdraagt aan de financiering van een vennootschap. (B)

Feedback

Een commanditaire vennoot komt voor bij de Commanditaire Vennootschap (CV). De CV is een bijzondere vorm van de Vof. Er zijn bij de CV twee soorten vennoten: de beherende en stille vennoten. De beherend vennoot heeft de dagelijkse leiding in het bedrijf. Stille vennoten zijn alleen financieel betrokken. Een andere benaming voor stille vennoot is commanditaire vennoot.

Toetsterm 1c.1

Vraag 9

Bedrijf A neemt bedrijf B over. Beide bedrijven hebben voor hun medewerkers een pensioenregeling inclusief een arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP). Bedrijf A valt onder een verplicht bedrijfstakpensioenfonds. Bedrijf B valt niet onder verplicht bedrijfstakpensioenfonds.

Wat is in dit kader juist?

A. De pensioenregeling van de werknemers van bedrijf B blijft bestaan.

B. De werknemers van bedrijf B vallen vanaf nu onder de pensioenregeling van bedrijf A.

C. De werkgever kan er voor kiezen om de beste regeling toe te passen op alle werknemers (van A en B).

(8)

Antwoord vraag 9

Het juiste antwoord is: de werknemers van bedrijf B vallen vanaf nu onder de pensioenregeling van bedrijf A. (B)

Feedback

Sinds 1 juli 2002 geldt als hoofdregel dat bij de overgang van een onderneming ook de pensioenrechten overgaan op de verkrijger van de onderneming (artikel 7:663 BW). Als de verkrijger (de overnemende werkgever) dus geen pensioenregeling voor zijn eigen werknemers heeft, gaat de pensioenregeling van de overgenomen werknemers mee over. In artikel 7:664, lid 1, sub a wordt een uitzondering op de hoofdregel gemaakt: als de verkrijger zelf een pensioenregeling heeft, dan geldt er een ‘keuzerecht’. De verkrijgende werkgever mag de oude pensioenregeling handhaven of de verkrijgende werkgever mag de eigen (bestaande) pensioenregeling toepassen op de

overgenomen werknemers vanaf datum overgang. Deze keuze geldt niet als het nieuwe bedrijf valt onder een verplichtstelling van een bedrijfstakpensioenfonds (BPF). De overgenomen werknemers moeten dan ook gaan deelnemen in het BPF. Als de werknemers zowel bij de oude als de nieuwe werkgever onder een verplichtstelling van een BPF vallen, gaan ze naar het nieuwe BPF (artikel 7:664, lid 1, sub b).

Toetsterm 1c.2

Vraag 10

Wie is een IB-ondernemer?

A. Jimmy, die als ZZP’er werkzaam is in de bouw.

B. Trudy, die alle aandelen in handen heeft van haar B.V..

C. Jordy, die een aanmerkelijk belang heeft in het bedrijf van zijn vader.

Antwoord vraag 10

Het juiste antwoord is: Jimmy, die als ZZP’er werkzaam is in de bouw. (A)

Feedback

IB-ondernemer staat voor ‘ondernemer volgens de inkomstenbelasting’. Een IB-ondernemer is een ondernemer die voor eigen rekening en risico een onderneming drijft en over de winst uit onderneming inkomstenbelasting betaalt in Box 1 van de inkomstenbelasting. IB-ondernemers zijn derhalve de zelfstandig ondernemer met een eenmanszaak, zoals bijvoorbeeld de ZZP’er, de vennoot van een Vof of CV en de maat in een maatschap. Trudy en Jordy zijn beiden aanmerkelijk belanghouders (van een BV of wellicht een NV). Zij zijn geen IB ondernemers. Hun eventuele winstaandeel is belast als inkomen uit aanmerkelijk belang in Box 2. Een eventuele vergoeding voor werkzaamheden is belast als loon in Box 1.

Toetsterm 1c.3

Vraag 11

Voor een werknemer wordt na twee jaar ziekte een restverdiencapaciteit vastgesteld van 75% van zijn laatst verdiende salaris. De werknemer is in staat om deze restverdiencapaciteit bij de huidige werkgever te benutten door 25% minder te gaan werken.

Wat is juist?

A. De werknemer kan voor de resterende 25% een WW uitkering aanvragen.

B. Wanneer er een WGA Hiaat verzekering is afgesloten, kan de werknemer hiervan een uitkering tegemoet zien.

C. De werknemer zal een kwart van zijn inkomen inleveren.

(9)

Vraag 12

Wat is een voorbeeld van immateriële activa?

A. De op de balans staande pensioenverplichting aan de DGA.

B. Het verschil tussen de werkelijke waarde van de activa en de boekwaarde daarvan.

C. Kosten voor onderzoek en ontwikkeling.

Antwoord vraag 12

Het juiste antwoord is: kosten voor onderzoek en ontwikkeling. (C)

Feedback

De activa zijn de bezittingen van een bedrijf. Deze staan traditioneel aan de linkerzijde op de balans aan de debetzijde. Kosten voor onderzoek en ontwikkeling kunnen door een bedrijf op de balans worden ‘geactiveerd’.

Dit betekent dat deze uitgaven niet ineens in een boekjaar ten laste van de winst worden gebracht, maar dat ze als bezit op de balans (aan de activazijde) worden opgenomen. Op bezittingen wordt afgeschreven. De afschrijvingen die in toekomstige boekjaren worden toegepast, worden dan wel ten laste van de winst gebracht. Omdat dit activa zijn van niet stoffelijke aard, worden ze immateriële activa genoemd. Een ander voorbeeld van immateriële activa is goodwill.

De pensioenverplichtingen aan de DGA staan als schuld aan de rechterzijde van de balans (passiva- of creditzijde).

Het verschil tussen de werkelijke waarde van de activa en de boekwaarde daarvan noemen we de stille reserves.

Wanneer de activa bij een ‘her-activatie’ weer voor de werkelijke waarde op de balans worden gewaardeerd, worden de stille reserves aan de passivazijde zichtbaar bij het eigen vermogen.

Toetsterm 1e.1

Vraag 13

Klaas (45 jaar) is ZZP’er. Hij en 49 andere ondernemers hebben een collectief opgericht waarin de leden beschermd worden tegen het inkomensverlies als gevolg van ziekte. De principes zijn:

-bij toetreding tot het collectief moet het lid volledig arbeidsgeschikt zijn;

-ieder lid stort een vast bedrag op een eigen rekening;

-bij ziekte van een lid, ontvangt deze van de overige leden vanuit hun eigen rekeningen schenkingen ter compensatie van zijn of haar inkomstenderving;

-de hoogte van de compensatie is o.a. afhankelijk van de hoogte van de stortingen die het betreffende lid zelf doet;

-de maximale duur van de schenkingen is twee jaar.

Is hier sprake van een verzekering volgens de definitie die de wet daarvan geeft?

A. Ja, er is sprake van een uitkering bij een onzeker voorval.

B. Nee, de uitkeringsduur is hiervoor te beperkt.

C. Nee, er is geen sprake van een verzekeringnemer en een verzekeraar.

Antwoord vraag 13

Het juiste antwoord is: nee, er is geen sprake van een verzekeringnemer en een verzekeraar. (C)

(10)

Feedback

Volgens artikel 7:925 BW luidt de definitie van een verzekeringsovereenkomst:

Verzekering is een overeenkomst waarbij de ene partij, de verzekeraar, zich tegen het genot van premie jegens haar wederpartij, de verzekeringnemer, verbindt tot het doen van een of meer uitkeringen, en bij het sluiten der overeenkomst voor partijen geen zekerheid bestaat, dat, wanneer of tot welk bedrag enige uitkering moet worden gedaan, of ook hoe lang de overeengekomen premiebetaling zal duren.

Het collectief wat in de vraag wordt omschreven is een zogenaamd ‘Broodfonds’. De werking van een broodfonds komt niet overeen met die van de (wettelijke) verzekeringsovereenkomst. Zo is er geen overeenkomst tussen twee partijen (een specifieke verzekeringnemer en een specifieke verzekeraar). Ook is er formeel geen sprake van een premiebetaling. De bedragen die de leden aan een broodfonds inleggen blijven hun eigendom (op hun eigen rekening) totdat ze dit aanwenden voor eventuele schenkingen aan een ziek lid.

Toetsterm 1f.1

Vraag 14

In welk geval is een verzekeraar volgens de wet niet verplicht de schade aan de verzekerde te vergoeden?

A. Alleen wanneer de schade met opzet door de verzekerde is veroorzaakt.

B. Wanneer de schade met opzet of door roekeloosheid van de verzekerde is veroorzaakt.

C. Wanneer de schade met opzet, door roekeloosheid of door grove schuld van de verzekerde is veroorzaakt.

Antwoord vraag 14

Het juiste antwoord is: wanneer de schade met opzet of door roekeloosheid van de verzekerde is veroorzaakt. (B)

Feedback

In artikel 7:952 BW staat:

De verzekeraar vergoedt geen schade aan de verzekerde die de schade met opzet of door roekeloosheid heeft veroorzaakt.

De verzekeraar heeft dus het recht om in de polisvoorwaarden opzet en roekeloosheid uit te sluiten.

Toetsterm 1f.5

Vraag 15

Sjaak de Wilde was tot heden in loondienst. Hij besluit zijn eigen bedrijf te starten en wenst informatie over de verzekeringsmogelijkheden bij het UWV.

Wat is hierin juist?

A. Wanneer Sjaak een eenmanszaak start, komt hij in aanmerking voor de vrijwillige voortzetting van zowel de WIA als de ZW.

B. Wanneer Sjaak een BV start, komt hij alleen in aanmerking voor de vrijwillige voortzetting van de ZW.

C. Sjaak komt alleen in aanmerking voor de vrijwillige voortzetting van de WIA en de ZW wanneer hij niet wordt geaccepteerd bij een private verzekeraar.

(11)

Antwoord vraag 15

Het juiste antwoord is: wanneer Sjaak een eenmanszaak start, komt hij in aanmerking voor de vrijwillige voortzetting van zowel de WIA als de ZW. (A)

Feedback

Een werknemer die een eigen bedrijf start heeft de mogelijkheid bij het UWV een ZW en een WIA verzekering af te sluiten. Wanneer de werknemer een BV opricht, en hiervan DGA wordt, kan hij geen ZW verzekering afsluiten. De BV moet immers het loon van een zieke werknemer, en dus ook van de DGA, gedurende ziekte doorbetalen.

Toetsterm 1f.10

Vraag 16

Wat is kenmerkelijk voor een Stop-loss verzuimverzekering?

A. Er is een eigen behoud in geld van toepassing.

B. Er is een eigen risico in tijd van toepassing.

C. Het uitlooprisico is standaard meeverzekerd.

Antwoord vraag 16

Het juiste antwoord is: er is een eigen behoud in geld van toepassing. (A)

Feedback

Bij een Stop-loss verzuimverzekering wordt voorafgaand aan het verzekeringsjaar een eigen behoud afgesproken.

De hoogte van dit eigen behoud wordt uitgedrukt in euro’s. Na afloop van een verzekeringsjaar wordt het totaal aan loon dat is uitbetaald aan zieke werknemers bij elkaar opgeteld. Wanneer het zieke loon boven het afgesproken eigen behoud uit komt, keert de verzekeraar het meerdere uit. Voor zover het zieke loon onder het eigen behoud blijft, wordt geen uitkering verstrekt.

Toetsterm 1g.11

Vraag 17

Wat is het verschil in de wijze waarop de arbeidsongeschiktheid van een werknemer volgens de WIA wordt vastgesteld, en de wijze waarop een private verzekeraar de mate van arbeidsongeschiktheid van een verzekerde volgens het criterium ‘passende arbeid’ vaststelt?

A. Volgens de WIA is een werknemer arbeidsongeschikt wanneer hij zijn eigen beroep niet meer kan uitvoeren.

Een private verzekeraar kijkt daarbij ook naar het opleidingsniveau en de ervaring van de verzekerde.

B. Binnen de WIA wordt gekeken naar de arbeid waartoe de werknemer met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Een private verzekeraar doet hetzelfde maar kijkt daarbij ook of deze arbeid van de verzekerde in redelijkheid verwacht mag worden.

C. De WIA bepaalt de mate van arbeidsongeschiktheid op basis van de algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Een private verzekeraar kijkt bij passende arbeid alleen of de verzekerde zijn eigen beroep nog kan uitvoeren.

Antwoord vraag 17

Het juiste antwoord is: binnen de WIA wordt gekeken naar de arbeid waartoe de werknemer met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Een private verzekeraar doet hetzelfde maar kijkt daarbij ook of deze arbeid van de

(12)

Feedback

De mate van arbeidsongeschiktheid wordt in de WIA bepaald op basis van de restverdiencapaciteit (RVC). De RVC is het inkomen dat de werknemer nog kan verdienen met alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de werknemer met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Hierbij wordt geen rekening gehouden met het opleidingsniveau en de ervaring van de werknemer.

Wanneer een private verzekeraar de mate van arbeidsongeschiktheid op basis van passende arbeid vaststelt, kijkt men eveneens naar de werkzaamheden die de verzekerde op basis van zijn krachten en bekwaamheden nog kan verrichten, maar daarbij kijkt men ook of deze werkzaamheden op basis van de opleidingen en ervaring in redelijkheid van de verzekerde verwacht mag worden.

Toetsterm 1g.16

Vraag 18

Jan is al een jaar zelfstandig ondernemer. Hij wenst nu een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten. Op grond van zijn gezondheid komt hij echter niet in aanmerking voor een normale verzekering.

Welke mogelijkheid heeft Jan om zich toch tegen arbeidsongeschiktheid te verzekeren?

A. Jan kan een Vangnet AOV afsluiten.

B. Jan kan bij het UWV een vrijwillige WIA verzekering afsluiten.

C. Jan kan bij De Vereende een ‘Probleem AOV’ afsluiten.

Antwoord vraag 18

Het juiste antwoord is: Jan kan een Vangnet AOV afsluiten. (A)

Feedback

Wanneer een verzekerde niet wordt geaccepteerd op een normale AOV, kan hij bij de eerste verzekeraar waar hij werd afgewezen een zogenaamde Vangnet AOV afsluiten. Dit is een verzekering conform de “Regeling

Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor niet regulier verzekerbare zelfstandig ondernemers” die de leden van het Verbond van Verzekeraars hebben opgesteld. Voorwaarde is dat de verzekerde niet geaccepteerd is. Wanneer hij wel kan worden geaccepteerd, maar tegen een hogere premie of aanvullende voorwaarden, is de Vangnet AOV niet mogelijk. Om in aanmerking te kunnen komen voor een Vangnet AOV moet de aanvraag voor een reguliere arbeidsongeschiktheidsverzekering zijn ingediend binnen 15 maanden na de start als zelfstandig ondernemer. Het aanvragen van de vrijwillige WIA bij het UWV is alleen mogelijk binnen 13 weken na einde loondienstverband.

De Vereende is een verzekeraar die oplossingen biedt voor veel onverzekerbare risico’s. De Vereende heeft echter geen oplossing voor medisch onacceptabele AOV-verzekerden.

Toetsterm 1g.21

Vraag 19

Op 1 januari 2013 is het provisieverbod ingegaan. Een Adviseur Inkomen ontvangt echter jaarlijks € 500 provisie voor de AOV die hij voor een klant heeft afgesloten.

Is dit (nog) toegestaan?

A. Dit is alleen toegestaan wanneer de verzekering vóór het provisieverbod is afgesloten.

B. Nee, na 1 januari 2013 mag Peter voor deze verzekering geen provisie meer ontvangen.

C. Ja, want het provisieverbod is niet van toepassing op individuele arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.

(13)

Antwoord vraag 19

Het juiste antwoord is: dit is alleen toegestaan wanneer de verzekering vóór het provisieverbod is afgesloten.(A)

Feedback

Het provisieverbod geldt voor verzekeringen die zijn afgesloten na 1 januari 2013. Wanneer de polis is afgesloten vóór 1 januari 2013, mag de tussenpersoon nog steeds een doorlopende provisie ontvangen.

Toetsterm 1h.5

De kandidaat kan aan de klant uitleggen op welke wijze hij beloond wordt voor zijn dienstverlening.

Vraag 20

Onder welke voorwaarden ontvangt een arbeidsongeschikte werknemer een IVA uitkering?

A. De werknemer kan duurzaam ten hoogste 20% verdienen van het voor hem vastgestelde maatmaninkomen.

B. De werknemer is volledig én duurzaam arbeidsongeschikt, en zijn inkomen bedroeg voor zijn ziekte maximaal het maximum dagloon.

C. De werknemer is minimaal 80% arbeidsongeschikt en hij is niet in staat minimaal 50% van zijn restverdiencapaciteit te benutten.

Antwoord vraag 20

Het juiste antwoord is: de werknemer kan duurzaam ten hoogste 20% verdienen van het voor hem vastgestelde maatmaninkomen. (A)

Feedback

Volgens de WIA (artikel 47) heeft een werknemer recht op een IVA uitkering wanneer hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Volgens artikel 4 is een werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt wanneer hij als gevolg van (o.a.) ziekte of gebrek slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van zijn maatmaninkomen. Met maatmaninkomen wordt het inkomen bedoeld dat gezonde mensen, met soortgelijke opleiding en ervaring, op de werkplek waar de werknemer werkzaam was, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen. Hiermee wordt feitelijk het oude loon van de werknemer bedoeld

Ook werknemer die meer verdienden dan het maximum dagloon kunnen recht hebben op een IVA uitkering. De uitkering zelf is echter wel gebaseerd op het voor de werknemer vastgestelde maximum dagloon.

Ondanks dat iemand in de IVA wellicht een restverdiencapaciteit heeft (tot 20%) is het recht op IVA niet afhankelijk van de mate waarin de werknemer deze restverdiencapaciteit wel of niet benut.

Toetsterm 1i.11

Vraag 21

Wat is juist met betrekking tot de regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA)?

A. De WGA Loonaanvullingsuitkering bedraagt sinds 1 januari 2016 maximaal 24 maanden.

B. De minimale duur van de WGA Loongerelateerde uitkering bedraagt 2 maanden.

C. Er ontstaat recht op een WGA Vervolguitkering wanneer niet minimaal 50% van de restverdiencapaciteit wordt benut.

(14)

Antwoord vraag 21

Het juiste antwoord is: er ontstaat recht op een WGA Vervolguitkering wanneer niet minimaal 50% van de restverdiencapaciteit wordt benut. (C)

Feedback

Wanneer de werknemer voldoet aan de referte-eis (26 uit 36 weken eis) ontstaat recht op een WGA Loongerelateerde uitkering. Deze bedraagt dan minimaal 3 maanden. Sinds 1 januari 2016 bedraagt de Loongerelateerde uitkering, behoudens een overgangssituatie maximaal 24 maanden.

Na afloop van de Loongerelateerde uitkering, of wanneer de werknemer niet voldeed aan de referte eis, ontstaat recht op een WGA Vervolguitkering of een WGA Loonaanvullingsuitkering. Het recht op een

Loonaanvullingsuitkering bestaat wanneer de werknemer in staat is minimaal 50% van de voor hem vastgestelde restverdiencapaciteit te benutten. Wanneer de werknemer niet in staat is om minimaal 50% van de RVC te benutten krijgt hij recht op een Vervolguitkering.

Toetsterm 1i.12

Vraag 22

In welke gevallen wordt het eigenrisicodragerschap voor de WGA automatisch beëindigd? (Vier antwoorden zijn juist).

A. Wanneer de werkgever door inkrimping van het personeelsbestand een kleine werkgever wordt.

B. Wanneer de garantieverklaring door de verzekeraar wordt ingetrokken.

C. Wanneer de werkgever failliet wordt verklaard.

D. Wanneer op de werkgever de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing wordt verklaard.

E. Twaalf jaar na de eerste ziektedag van de betreffende werknemers.

F. Wanneer er geen werknemers meer in dienst zijn.

G. Nadat de werkgever drie jaar eigenrisicodrager is geweest.

H. Wanneer een eigenrisicodrager wordt overgenomen door een niet- eigenrisicodrager.

Antwoord vraag 22 De juiste antwoorden zijn:

-wanneer de garantieverklaring door de verzekeraar wordt ingetrokken. (B) -wanneer de werkgever failliet wordt verklaard. (C)

-wanneer op de werkgever de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing wordt verklaard.

(D)

-wanneer er geen werknemers meer in dienst zijn. (F)

Feedback

Volgens artikel 40 lid 10 van de Wet financiering sociale verzekeringen eindigt het eigenrisicodragerschap voor de WGA wanneer:

-de garantieverklaring door de bank of verzekeraar wordt ingetrokken; (antwoord B correct) -de eigenrisicodrager in staat van faillissement wordt verklaard; (antwoord C correct)

-op de eigenrisicodrager de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard;

(antwoord D correct)

-wanneer de eigenrisicodrager ophoudt werkgever te zijn. (antwoord F correct) Ook een kleine werkgever kan ERD zijn (antwoord A fout).

(15)

Het ERD is niet afhankelijk van de duur van de arbeidsongeschiktheid van specifieke werknemers (antwoord E fout). Het ERD eindigt niet na drie jaar. De werkgever die vanuit de publieke verzekering ERD wil worden mag in de drie voorgaande jaren geen ERD zijn geweest. (antwoord G fout).

Wanneer een ERD wordt overgenomen door een niet ERD blijft het ERD bestaan (dit gaat over op de niet ERD).

(antwoord H fout).

Toetsterm 1i.14

Vraag 23

Een verzekeraar verhoogt de premie van een verzuimverzekering naar aanleiding van het schadeverloop.

Is dit toegestaan?

A. Dit is alleen toegestaan als de verzekeraar de premie van alle soortgelijke verzuimverzekeringen verhoogd (en-bloc).

B. Nee. Een inkomensverzekering is een persoonsverzekering en de verzekeraar mag de premie van persoonsverzekeringen niet op basis van het schadeverloop verhogen.

C. Ja. Bij een collectieve inkomensverzekering mag de verzekeraar de premie van afzonderlijke polissen op basis van het schadeverloop verhogen.

Antwoord vraag 23

Het juiste antwoord is: ja. Bij een collectieve inkomensverzekering mag de verzekeraar de premie van afzonderlijke polissen op basis van het schadeverloop verhogen. (C)

Feedback

Een inkomensverzekering is in de regel een persoonsverzekering. Een verzekeraar mag op basis van het

schadeverloop (lees: gezondheid van de verzekerde) een persoonsverzekering niet beëindigen, of de premie en/of voorwaarden aanpassen (artikel 7:940 lid 5 BW). Dit geldt echter alleen voor wijzigingen op individueel niveau. Op collectief niveau mag men dit wel. De verzekeraar mag dus de premie en voorwaarden van een collectief contract wijzigen, wanneer het gehele schadeverloop van dat contract daar aanleiding voor geeft. Dit doet men op basis van experienced rating.

Toetsterm 1j.4

Vraag 24

Een werknemer heeft gedurende zijn ziekte onvoldoende medewerking verleend aan zijn re-integratie. De werkgever heeft niet de mogelijkheid benut het loon van de werknemer om deze reden in te houden.

Wat kunnen hiervan bij de WIA aanvraag de gevolgen zijn?

A. De werkgever zal waarschijnlijk het loon van de werknemer langer moeten doorbetalen.

B. De werkgever hoeft het loon niet meer te betalen maar de werknemer ontvangt geen WIA uitkering.

C. De loondoorbetalingsplicht stopt automatisch na 104 weken en de werknemer ontvangt een WIA uitkering.

Antwoord vraag 24

Het juiste antwoord is: de werkgever zal waarschijnlijk het loon van de werknemer langer moeten doorbetalen. (A)

(16)

Feedback

Zowel de werkgever als de werknemer zijn verplicht alle mogelijke inspanningen te verrichten om de werknemer te laten re-integreren. Wanneer de werknemer hieraan niet meewerkt heeft de werkgever de mogelijkheid hier sancties aan te verbinden. Zoals het inhouden van het loon (Artikel 7:629 lid 3 BW). Wanneer de werkgever zijn eigen sanctiemogelijkheden niet benut om de werknemer aan te sporen tot zijn eigen re-integratie, kan het zijn dat het UWV oordeelt dat de werkgever niet alle inspanningen heeft geleverd om de werknemer te laten re-integreren. De werkgever kan dan zelf geconfronteerd worden met een loonsanctie, wat wil zeggen dat de loondoorbetalingsplicht met maximaal 52 weken kan worden verlengd.

Toetsterm 1k.13

Vraag 25

Gedurende de ziekte van een werknemer moet er een re-integratiedossier worden opgesteld.

Wat moet uit dit dossier onder meer blijken?

A. Hieruit moet blijken dat iedere zes weken het plan van aanpak is geëvalueerd.

B. Hieruit moet blijken dat de werknemer in de eerste week van zijn ziekte bij het UWV is ziek gemeld.

C. Hieruit moet blijken dat uiterlijk 13 weken na de eerste ziektedag een probleem analyse is opgesteld.

Antwoord vraag 25

Het juiste antwoord is: hieruit moet blijken dat iedere zes weken het plan van aanpak is geëvalueerd. (A)

Feedback

Volgens artikel 25 lid 2 moet de werkgever een plan van aanpak opstellen en dit plan van aanpak periodiek evalueren. Volgens de regeling Procesgang eerste en tweede ziektejaar (artikel 4) moet dit plan van aanpak binnen twee weken na de probleemanalyse worden opgesteld. De periodieke evaluatie betekent in de praktijk dat de werkgever en werknemer minstens eens in de zes weken de voortgang van de re-integratie bespreken.

Toetsterm 1k.14

(17)

1.2 Casus Roel - antwoorden - uitwerkingen

Roel (geboren in 1976) werkt sinds 1 augustus als intern accountmanager bij een leasemaatschappij. Hij is daar direct na zijn studie op 1 september 2001 in dienst getreden. Daarvoor heeft Roel niet gewerkt.

De werkgever van Roel is niet aangesloten bij een cao.

Op 1 mei 2016 is Roel betrokken geraakt bij een naar verkeersongeval. Hij heeft zijn werkzaamheden sinds die tijd wegens zijn letsel niet meer kunnen uitvoeren. Ondanks verwoede pogingen om weer volledig te re-integreren is dit helaas niet gelukt. Inmiddels heeft Roel een WIA uitkering aangevraagd.

Roel had voor zijn ongeval een maandloon van € 3.500 (exclusief 8% vakantiegeld). Hij had recht op 12 maanden salaris.

Het UWV stelt voor Roel een restverdiencapaciteit vast van € 100 per dag (inclusief vakantiegeld!). Bij de huidige werkgever zijn echter geen mogelijkheden om deze restverdiencapaciteit te benutten.

Roel kan gelukkig wel een baan vinden bij een drukkerij. Hij gaat hier € 1.500 (exclusief 8% vakantiegeld) per maand verdienen. Ook hier heeft Roel recht op 12 maanden loon.

Het maximum dagloon bedraagt € 55.500 per jaar.

Het minimum loon bedraagt € 20.500 per jaar.

Vraag 1

Wanneer heeft de werkgever Roel ziek moeten melden bij het UWV?

A. 8 mei 2016.

B. 13 februari 2017.

C. 1 mei 2017.

Antwoord vraag 1

Het juiste antwoord is: 13 februari 2017 (B)

Feedback

Dit is (het begin van) de 42e week na de eerste ziektedag.

Op grond van artikel 38 ZW is de werkgever verplicht uiterlijk op de eerste dag nadat de werknemer 42 weken ziek is, hiervan aangifte te doen bij het UWV.

Zie ook

https://www.uwv.nl/werkgevers/werknemer-is-ziek/loondoorbetaling/stappenplan-bij-ziekte-werknemer/index.

aspx

De ziekmelding aan het UWV moet plaatsvinden in de 42e week na de eerste ziektedag. Antwoord a is fout omdat 8 mei 2016 slechts één week na de eerste ziektedag is.

(18)

Toetsterm 1k.5

Vraag 2

Bereken het percentage arbeidsongeschiktheid van Roel.

Toelichting bij het antwoord

Kom je uit op een geheel percentage? Vul twee nullen na de komma in.

Kom je uit op een niet geheel percentage? Vul twee cijfers na de komma in.

Antwoord vraag 2

Roel is 42,46% arbeidsongeschikt.

Feedback

Restverdiencapaciteit per dag is € 100.

Restverdiencapaciteit per jaar is zodoende: 261 x € 100 = € 26.100.

Het oude inkomen van Roel per jaar bedroeg: € 3.500 x 12,96 = € 45.360.

AO % is:

(Oude inkomen - / - Restverdiencapaciteit) / (Oude inkomen) x 100%

(€ 45.360 -/- € 26.100) / (€ 45.360) x 100%=42,46%

Vraag 3

Roel voldoet aan de referte eis (26 uit 36 weken). Hij krijgt daarom recht op minimaal 3 maanden WGA Loongerelateerde uitkering.

Op hoeveel maanden heeft Roel maximaal recht op een WGA Loongerelateerde uitkering?

Antwoord vraag 3

Roel heeft recht op 20 maanden WGA Loongerelateerde uitkering.

Feedback

Het maximaal aantal maanden WGA Loongerelateerde uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden van Roel.

Het arbeidsverleden bestaat uit een fictief arbeidsverleden en uit een werkelijk arbeidsverleden.

(19)

Het fictieve arbeidsverleden bestaat uit alle jaren vanaf het jaar waarin de werknemer 18 jaar werd tot 1998 (t/m 1997). Hierin hoeft de werknemer niet in loondienst te zijn geweest.

Het werkelijke arbeidsverleden bestaat alle jaren vanaf 1998 tot het jaar waarin recht ontstond op WIA (dus tot en met het jaar voorafgaand aan de WIA). Hierin moet de werknemer wel in loondienst zijn geweest.

Tot 1 januari 2016 geldt een opbouw van 1 maand per jaar. Vanaf 1 januari 2016 geldt een opbouw van 1 maand per jaar voor de eerste 10 dienstjaren en van ½ maand per jaar voor de dienstjaren daarna. Sinds die datum geldt ook een maximaal aantal uitkeringsmaanden van 24, waarbij er een overgangsregeling is ingegaan voor werknemers die tot 1 januari 2016 al meer dan 24 maanden hadden opgebouwd.

Roel is in 1994 18 jaar geworden en in 2001 gaan werken. Hij krijgt recht op WIA in 2018.

Opbouw tot 2016

Fictief arbeidsverleden : 1994 t/m 1997 : 4 jaar Werkelijk arbeidsverleden : 2001 t/m 2015 : 15jaar + Totaal opgebouwd tot 2016 : 19 jaar

Tot 2016 had Roel dus al 19 maanden uitkeringsrecht opgebouwd.

Opbouw vanaf 2016

Werkelijk arbeidsverleden : 2016 t/m 2017 : 2 jaar

Vanaf 2016 heeft Roel dus nog eens twee arbeidsjaren opgebouwd. Omdat hij toen al minimaal 10 arbeidsjaren had, tellen deze jaren mee voor een halve maand per jaar.

In totaal heeft Roel dus recht op maximaal 20 maanden WGA Loongerelateerde uitkering.

Opgebouwd tot 2016 : 19 maanden Opgebouwd vanaf 2016 : 1 maand

Vraag 4

Door de aangepaste wetgeving per 1 januari 2016 heeft Roel een maand minder recht op de WGA

Loongerelateerde uitkering dan waarop hij volgens de wetgeving van daarvoor recht had gehad. Deze versobering kan voor veel werknemers worden gerepareerd door de ‘Private Aanvulling WW en loongerelateerde WGA’. In hoeverre heeft Roel mogelijk recht op deze compensatie?

A. Deze compensatie is voor Roel niet mogelijk.

B. Deze compensatie is voor Roel mogelijk wanneer zijn werkgever zich heeft aangemeld bij de SPAWW.

C. Deze compensatie is voor Roel mogelijk wanneer hij zichzelf heeft aangemeld bij de SPAWW.

Antwoord vraag 4

Het juiste antwoord is: deze compensatie is voor Roel niet mogelijk. (A)

Feedback

Via de ‘Private Aanvulling WW en loongerelateerde WGA’, die onder verantwoording van de Stichting PAWW wordt uitgevoerd, kunnen werknemers een aanvulling op hun WW en/of WGA Loongerelateerde uitkering krijgen. De

(20)

Volgens de nieuwe wettelijke regeling heeft Roel recht op maximaal 20 maanden WGA Loongerelateerde uitkering.

Over de laatste twee jaren bouwde Roel slechts 1 maand recht op. Volgens de oude wettelijke regeling zou Roel over deze twee jaren 2 maanden hebben opgebouwd en in totaal dus recht hebben gehad op maximaal 21 maanden WGA Loongerelateerde uitkering. De PAWW zou voor Roel dus een extra maand kunnen uitkeren.

Om voor de PAWW in aanmerking te komen moet de werknemer/werkgever echter zijn aangesloten bij een cao, en die cao moet via een verzamel cao zijn aangesloten bij de SPAWW.

Uit de casus valt op te maken dat Roel niet onder een cao valt. Voor hem is een compensatie via de SPAWW dus niet mogelijk.

Vraag 5

Hoe hoog bedraagt het totale inkomen per maand van Roel (inclusief vakantiegeld), vanaf de derde maand van de WGA Loongerelateerde uitkeringsperiode?

Toelichting bij het antwoord

Kom je uit op een geheel bedrag? Vul twee nullen na de komma in.

Kom je uit op een niet geheel bedrag? Vul twee cijfers na de komma in.

Antwoord vraag 5

Roel heeft vanaf de derde maand van de WGA Loongerelateerde uitkering een totaal inkomen van € 3.132 (inclusief vakantiegeld) per maand.

Feedback

Het oude loon van Roel (bij de leasemaatschappij) bedroeg € 3.780 (inclusief vakantiegeld) per maand. Roel heeft een nieuw loon (bij de drukkerij) van € 1.620 (inclusief vakantiegeld) per maand.

De WGA Loongerelateerde uitkering bedraagt (vanaf de derde maand):

70% x (Oude maximum dagloon - / -Nieuwe loon) = 70% x (€ 3.780 - / - € 1.620) = € 1.512.

Het totale inkomen van Roel vanaf de derde maand van de WGA Loongerelateerde uitkeringsperiode is dus:

Nieuwe loon : € 1.620

WGA Loongerelateerde uitkering : € 1.512 +

Totaal : € 3.132

Vraag 6

Op welke WIA uitkering krijgt Roel recht na de WGA Loongerelateerde uitkering en hoe hoog bedraagt die uitkering voor Roel op jaarbasis?

Toelichting bij het antwoord

Kom je uit op een geheel bedrag? Vul twee nullen na de komma in.

Kom je uit op een niet geheel bedrag? Vul twee cijfers na de komma in.

(21)

Antwoord vraag 6

Na de WGA Loongerelateerde uitkering krijgt Roel recht op een WGA Loonaanvullingsuitkering. De hoogte van deze uitkering bedraagt voor Roel € 13.482 per jaar.

Feedback

Dit recht ontstaat omdat Roel minimaal 50% van de voor hem vastgestelde restverdiencapaciteit benut.

Restverdiencapaciteit is € 100 per dag.

Nieuwe inkomen is € 74,48 per dag (€ 1.500 x 12,96 / 261 dagen). De WGA Loonaanvullingsuitkering bedraagt:

70% x (Oude maximum dagloon - / - Restverdiencapaciteit) = 70% x (€ 45.360 - / - € 26.100) = € 13.482.

(22)

1.3 Casus Tineke - antwoorden - uitwerkingen

Tineke (geboren op 1 september 1970) werkt sinds 1994 onafgebroken bij Koster Foodprocessors B.V.. Koster is leverancier van grote fabrieksmachines en systemen. Tot de klanten behoren grote producenten van o.a. pindakaas en hagelslag. Tineke is accountmanager.

Tineke verdient een vast salaris van € 77.500 per jaar (inclusief 8% vakantiegeld). Het salaris van Tineke wordt in 12 maanden betaald. Daarnaast ontvangt ze jaarlijks een bonus van 10% tot 15% per jaar over haar vaste salaris.

Tineke heeft de afgelopen tijd een enorme last van haar rug. Zij heeft zich op 1 februari 2016 definitief ziek moeten melden. In het ziekenhuis is inmiddels een zware hernia bij Tineke geconstateerd en ze zal een aantal operaties moeten ondergaan.

Tineke zit voor haar werk veel in de auto. Ze geeft veel staande presentaties en er is ieder kwartaal wel een beurs waar ze naar toe moet. Gezien haar klachten is de verwachting dat ze niet meer terug zal keren in haar huidige functie. Dit betekent o.a. dat Tineke over 2016 geen bonus zal ontvangen.

De cao van Koster B.V. bevat de volgende bepaling:

Artikel 24 Loondoorbetaling bij ziekte

Gedurende het eerste ziektejaar ontvangt de medewerker 100% van zijn laatstverdiende vaste salaris. In het tweede ziektejaar ontvangt de medewerker 70% van zijn laatstverdiende vaste salaris.

Ga bij het beantwoorden van de onderstaande vragen uit van de volgende uitgangspunten:

-Het UWV zal bij de WIA beoordeling voor Tineke een dagloon vaststellen van € 335.

-De restverdiencapaciteit zal voor Tineke worden vastgesteld op € 170 per dag.

-Tineke zal na twee jaar van ziekte bij haar huidige werkgever in dienst blijven. Haar nieuwe functie zal binnendienst medewerkster zijn waarmee ze in totaal een vast inkomen van € 40.000 (inclusief vakantiegeld) per jaar zal verdienen. Deze functie gaat Tineke vervullen vanaf 1 februari 2018.

-Het maximum dagloon bedraagt € 55.500 per jaar.

-Het minimumloon bedraagt € 20.500 per jaar.

Koster is aangesloten bij arbodienst Arboprof.

Vraag 1

In het kader van de Wet Verbetering Poortwachter dienen zowel Tineke als haar werkgever alle mogelijke inspanningen te verrichten om Tineke weer in het arbeidsproces te laten re-integreren.

Hiervoor dienen gedurende een periode van 104 weken de volgende stappen te worden doorlopen:

1. Aanvraag WIA.

2. Eindevaluatie.

3. Eerste jaar evaluatie.

4. Probleem analyse.

5. Ziekmelding bij UWV.

6. Ziekmelding bij Arbodienst.

7. Aankondiging van UWV voor aanvraag WIA.

8. Plan van aanpak.

(23)

Deze stappen staan nu niet in de juiste volgorde.

Hieronder staan de data en weken waarop de bovenstaande stappen uiterlijk plaatsvinden. Zet de juiste stap bij de juiste datum zodat de juiste volgorde ontstaat.

A. Dag 1 – 2 februari 2016.

B. Week 6 – 14 maart 2016.

C. Week 8 – 28 maart 2016.

D. Week 42 – 15 november 2016.

E. Week 52 – 1 februari 2017.

F. Week 88 – 9 oktober 2017.

G. Week 91 – 30 oktober 2017.

H. Week 93 – 13 november 2017.

Zet de juiste stap bij de juiste datum.

Antwoord vraag 1

A. Dag 1 – 2 februari 2016 - 6 - Ziekmelding bij Arbodienst.

B. Week 6 – 14 maart 2016 - 4 - Probleem analyse.

C. Week 8 – 28 maart 2016 - 8 - Plan van aanpak.

D. Week 42 – 15 november 2016 - 5 - Ziekmelding bij UWV.

E. Week 52 – 1 februari 2017 - 3 - Eerste jaar evaluatie.

F. Week 88 – 9 oktober 2017 - 7 - Aankondiging UWV voor aanvraag WIA.

G. Week 91 – 30 oktober 2017 - 2 - Eindevaluatie.

H. Week 93 – 13 november 2017 - 1 - Aanvraag WIA.

Feedback

Zie: https://www.uwv.nl/werkgevers/werknemer-is-ziek/loondoorbetaling/stappenplan-bij-ziekte-werknemer/

index.aspx Toetsterm 3e.1

Vraag 2

Tineke komt na twee jaar ziekte terecht in de WIA. Zij krijgt in eerste instantie recht op een WGA Loongerelateerde uitkering.

Hoe lang duurt voor haar deze WGA Loongerelateerde uitkering?

Antwoord vraag 2

Tineke heeft recht op 24 maanden WGA Loongerelateerde uitkering. De duur van de WGA Loongerelateerde uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden. Het arbeidsverleden bestaat uit een fictief arbeidsverleden en uit een werkelijk arbeidsverleden. Fictief arbeidsverleden: jaren vanaf 18 jaar (1988) tot 1998 - 10 jaar. Werkelijk arbeidsverleden: jaren vanaf 1998 tot 2016 - 8 jaar.

Tot 2016 had Tineke dus al 28 jaar arbeidsverleden. Dit geeft in principe recht op 28 maanden uitkering. Ze krijgt in 2018 recht op WIA waardoor ze feitelijk nog twee extra jaren arbeidsverleden zou opbouwen. Deze twee jaren

(24)

Tineke had echter al tot 2016 meer dan het maximum aantal maanden van 24 aan recht opgebouwd. Dit betekent dat voor Tineke vanaf 1 januari 2016 een overgangsperiode is ingegaan waarin ze ieder kwartaal een maand aan uitkeringsrecht afbouwt (tot het maximaal aantal maanden van 24 overblijft).

Tineke krijgt op 1 februari 2018 recht op WIA. Deze datum ligt in het negende kwartaal gerekend vanaf 1 januari 2016. Tineke heeft daarom recht op minimaal (maar ook maximaal) 24 maanden WGA Loongerelateerde uitkering.

Vraag 3

Geef een gespecificeerd overzicht van het totale inkomen van Tineke per jaar, voor de komende jaren. Gebruik hiervoor het onderstaande overzicht.

Overzicht inkomen Tineke

Jaar 2016 2017 2018 2019 2020 2021

Normaal loon

Doorbetaald loon tijdens ziekte WGA loongerelateerde uitkering WGA Loonaanvullingsuitkering WGA Vervolguitkering

IVA uitkering Totaal inkomen

Antwoord vraag 3

Overzicht inkomen Tineke

Jaar 2016 2017 2018 2019 2020 2021

Normaal loon 6.458,33 36.666,67 40.000,00 40.000,00 40.000,00

Doorbetaald loon tijdens ziekte 71.041,67 56.187,50 4.520,83

WGA loongerelateerde uitkering 19.571,65 21.077,16 1.756,43

WGA Loonaanvullingsuitkering 17.540,82 19.135,44

WGA Vervolguitkering IVA uitkering

Totaal inkomen 77.500,00 56.187,50 60.759,15 61.077,16 59.297,25 59.135,44

Toelichting

2016

Tineke verdient € 77.500 per jaar. Ze ontvangt door haar ziekte geen bonus meer. Ze wordt op 1 februari 2016 ziek.

Dit betekent dat ze één maand (januari) nog haar normale loon verdient. Dit is € 6.458,33 inclusief vakantiegeld.

Daarna betaalt haar werkgever haar loon 12 maanden lang voor 100% door, en vervolgens 12 maanden voor 70%.

Dit betekent dat ze in 2016 vanaf februari tot en met december 11 maanden ziek loon krijgt doorbetaald. Dit is

€ 6.458,33 x 11 = € 71.041,67. In totaal is haar inkomen in 2016 dus nog steeds € 77.500.

2017

In 2017 ontvangt Tineke tijdens haar ziekte nog één maand 100% doorbetaling van haar loon (januari). Dit is

€ 6.458,33. Daarna ontvangt ze nog 11 maanden 70% doorbetaling. Dit is 11 x € 4.520,83 = € 49.729,17. In totaal is haar doorbetaalde loon tijdens ziekte in 2017 € 56.187,50. In 2017 heeft ze verder geen ander inkomen.

(25)

2018

In 2018 ontvangt Tineke nog de laatste maand (januari) doorbetaling van haar loon tijdens ziekte (70%). Dit is

€ 4.520,83. Vanaf februari start ze in haar nieuwe functie waarmee ze € 3.333,33 per maand gaat verdienen. Dit is voor 11 maanden € 36.666,67 (normaal loon).

Tineke is gedeeltelijk arbeidsgeschikt en ze voldoet aan de referte eis. Dit betekent dat ze in aanmerking komt voor een WGA Loongerelateerde uitkering vanaf 1 februari 2018. Bij vraag 2 hebben we reeds berekend dat Tineke 24 maanden recht heeft op een WGA Loongerelateerde uitkering.

In de eerste twee maanden (februari en maart) bedraagt de WGA Loongerelateerde uitkering per maand:

Totale uitkering over februari en maart is € 1.881,89 x 2 = € € 3.763,78 Daarna bedraagt de WGA Loongerelateerde uitkering per maand:

Totale uitkering over april t/m december = € 1.756,43 x 9 = € 15.807,87

In totaal bedraagt de WGA loongerelateerde uitkering in 2018 dus € 3.763,78 + € 15.807,87 = € 19.571,65.

Toelichting op de f-factor:

De f-factor is: maximum dagloon / ongemaximeerde loon

Het maximum dagloon is € 55.500 per jaar. Per dag is dat € 212,64 (261 dagen).

Het werkelijke ongemaximeerde loon is gegeven in de opgave. Dit is het door het UWV vastgestelde dagloon van € 335. Hierin zit nog wel haar bonus verwerkt die ze in 2015 ontving.

De f-factor is dus: € 212,64 / € 335 = 0,6347.

Op het examen word je geadviseerd zo veel mogelijk op het einde van je totale berekening af te ronden.

2019

In 2019 verdient Tineke haar totale nieuwe loon van € 40.000 per jaar. Van de WGA Loongerelateerde uitkering heeft ze in 2018 nog maar 11 maanden ontvangen. In 2019 ontvangt ze dus nog eens 12 maanden WGA Loongerelateerde uitkering. Dit is 12 x € 1.756,43 = € 21.077,16.

2020

(26)

Voor Tineke was een restverdiencapaciteit vastgesteld van € 170 per dag, ofwel € 44.370 per jaar, ofwel € 3.697,50 per maand. Met haar nieuwe loon benut ze ruimschoots meer dan 50% van haar restverdiencapaciteit.

Na de WGA Loongerelateerde uitkering ontstaat zodoende vanaf 1 februari 2020 recht op een WGA Loonaanvullingsuitkering.

Deze bedraagt per maand:

Over de maanden februari t/m december is dit: € 1.594,62 x 11 = € 17.540,82

2021

In 2021 ontvangt Tineke uiteraard nog steeds haar nieuwe salaris van € 40.000. Daarnaast ontvangt ze tot haar AOW leeftijd de WGA Loonaanvullingsuitkering. Deze bedraagt € 1.594,62 x 12 maanden = € 19.135,44 per jaar.

(27)

Hoofdstuk 2 Wia overzicht en toelichting

(28)

OL tot max en NL

“OL tot max” staat voor “oude loon tot maximum dagloon”. Dit is het voor de werknemer door het UWV

vastgestelde dagloon. Wanneer zijn dagloon hoger is dan het maximum dagloon (per 1 januari 2018 € 209,26 per dag, ofwel € 54.616,86 per jaar) geldt dit maximum dagloon.

“NL” staat voor “nieuw loon”. Het loon dat de gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer daadwerkelijk nog met werken verdient.

F-factor

De f-factor is van toepassing op werknemers die meer verdienden dan het maximum dagloon. De f-factor is het resultaat van :

maximum dagloon / werkelijk ongemaximeerde loon

RVC

RVC staat voor restverdiencapaciteit. Het door het UWV vastgestelde inkomen dat de gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer nog zou moeten kunnen verdienen.

Referte eis

De werknemer heeft in 36 kalenderweken voorafgaand aan het recht op de WIA uitkering in minimaal 26 weken minimaal 1 uur arbeid verricht (artikel 58, lid 1 WIA).

Voor de vaststelling van het aantal van 36 kalenderweken horen niet de kalenderweken waarin de werknemer wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid geen arbeid kon verrichten. De termijn van 36 weken wordt dan als het ware voor iedere week waarin wegens ziekte niet gewerkt is met een week verlengd.

Met andere woorden; wanneer de werknemer in de 104 weken van loondoorbetaling helemaal niet heeft kunnen werken, moet hij, om aan de referte eis te voldoen, in de 36 weken voorafgaand aan zijn eerste ziektedag, minimaal 26 weken (minimaal 1 uur per week) hebben gewerkt.

Opbouw arbeidsverleden

De WGA Loongerelateerde uitkering is sinds 1 januari 2016 maximaal 24 maanden (daarvoor was dat nog maximaal 38 maanden). Indien de werknemer voldoet aan de referte eis heeft hij ongeacht zijn arbeidsverleden recht op minimaal 3 maanden WGA Loongerelateerde uitkering.

Tot 2016 gold dat voor ieder opgebouwd jaar arbeidsverleden recht bestond op één maand WGA

Loongerelateerde uitkering. Dit betekende dat een werknemer met 1, 2 en 3 jaar arbeidsverleden recht had op minimaal 3 maanden uitkering. Vanaf 4 jaar arbeidsverleden ontstond recht op 4 maanden, vanaf 5 jaar 5 maanden, en zo verder.

Vanaf 2016 geldt dat de werknemer voor de eerste tien arbeidsjaren nog steeds 1 maand uitkering per arbeidsjaar opbouwt. Daarna geldt dat voor elk arbeidsjaar een halve maand uitkeringsrecht wordt opgebouwd.

Het arbeidsverleden bestaat uit een fictief arbeidsverleden en een werkelijk arbeidsverleden. Het fictieve arbeidsverleden (hierin hoeft niet daadwerkelijk arbeid te zijn verricht) loopt vanaf het jaar waarin de werknemer 18 jaar is geworden tot 1998. Werknemers die dus geboren zijn in of na 1980 hebben géén fictief arbeidsverleden.

(29)

Het werkelijke arbeidsverleden loopt vanaf 1998 tot het jaar waarin het recht op WIA ontstaat.

Hierin geldt :

Tot 2013 tellen alleen de jaren mee waarin de werknemer minimaal 52 dagen heeft gewerkt.

Vanaf 2013 tellen alleen de jaren mee waarin de werknemer minimaal 208 uur heeft gewerkt.

De tot 2016 opgebouwde rechten blijven bestaan. Indien de werknemer op 31 december 2015 echter al meer dan 24 maanden had opgebouwd, gaat vanaf 1 januari 2016 voor hem een overgangsperiode in. Dit houdt in dat ieder kwartaal, gerekend vanaf 1 januari 2016, 1 maand opgebouwd recht wordt afgebouwd.

Zie onderstaand schema:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Je moet met Werner bespreken welke gevolgen het niet mededelen van zijn ziekte kan hebben voor een eventuele uitkering.. Je raadt hem daarbij dringend aan om dit alsnog aan

Deze compensatie is voor Roel mogelijk wanneer zijn werkgever zich heeft aangemeld bij de SPAWWA. Deze compensatie is voor Roel mogelijk wanneer hij zichzelf heeft aangemeld bij

Michel (26 jaar) wil graag zijn eerste woning gaan kopenA. Michel werkt als

In dit voorbeeld kunnen Ralph en Mariëlle ruimschoots voldoende lenen. De kans dat zij de lening door te hoge uitgaven aan andere producten niet kunnen terugbetalen is dus beperkt.

De ouders van kinderen jonger dan 14 jaar zijn risico aansprakelijk voor de gedragingen van deze kinderen, ook al valt de ouders niet te verwijten.. Kwalitatieve

Indien de belastingplichtige tijdelijk elders verblijft wordt de woning toch nog als eigen woning aangemerkt indien die woning gedurende minimaal 1 jaar op basis van de

Ook in dit geval zijn Ralph en Mariëlle samen verantwoordelijk voor de terugbetaling van de lening.. Ze zijn namelijk samen het

Omdat voor de werknemer geen ZW premies meer worden afgedragen, wordt de ZW uitkering sinds 1 juli 2016 op de werkgever verhaald.... Rik zat sinds zijn 55ste in