Wft Hypothecair krediet
Begeleidingsdag 1 - antwoorden en uitwerkingen
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Antwoorden - uitwerkingen 3
1.1 Entreetoets Wft Hypothecair krediet 3
1.2 Casus Huwelijksvermogensrecht 11
1.2.1 Bijlage: Samenlevingscontract 14
1.3 Casus Fiscaliteiten 16
1.4 Casus Harry 17
1.5 Casus Joseph 18
1.6 Casus Henk en Aysel 20
1.7 Casus Bart en Saskia 23
Hoofdstuk 2 Algemene bijlagen 25
2.1 Fiscale en sociale cijfers 2019 25
2.2 Annuïteitentabel 27
2.3 Financieringslastenpercentages 29
Hoofdstuk 1 Antwoorden - uitwerkingen
1.1 Entreetoets Wft Hypothecair kredietVraag 1
Jacob en Janet willen een nieuwe woning kopen. Zij wonen nu samen met hun twee kinderen in een woning die zij vijf jaar geleden hebben gekocht. De adviseur inventariseert de klantgegevens ten behoeve van het klantprofiel.
Waarom is het klantprofiel van belang? (Let op: er zijn meerdere antwoorden juist) A. Het wordt geëist door de AFM.
B. Uit het klantprofiel blijkt hoeveel risico zij bereid zijn te nemen.
C. De adviseur wil zich graag indekken tegen een mogelijke aansprakelijkheidsclaim.
D. De adviseur kan de doelstellingen uit de antwoorden halen.
E. Uit het klantprofiel blijkt tegen welk percentage de hypotheekrente aftrekbaar is.
F. De adviseur wil weten of er veranderingen zijn te verwachten qua inkomen en dergelijke.
Antwoord vraag 1 De juiste antwoorden zijn:
-uit het klantprofiel blijkt hoeveel risico zij bereid zijn te nemen. (B) -de adviseur kan de doelstellingen uit de antwoorden halen. (D)
-de adviseur wil weten of er veranderingen zijn te verwachten qua inkomen en dergelijke. (F)
Het klantprofiel legt de inventarisatie vast. De volgende onderwerpen komen hierin terug: de financiële situatie, de doelstellingen, de risicobereidheid en de kennis en ervaring van de klant is. Alleen als die gegevens bekend zijn, kan de adviseur een analyse uitvoeren en daarop een passend advies formuleren.
Toetstermen 1d.1, 1d.2, 3a.1 en 3a.2
Vraag 2
Geef aan of onderstaande stellingen juist of onjuist zijn.
Stelling 1
Wanneer een woning voor minder dan de hypothecaire inschrijving wordt verkocht is er sprake van een restschuldrisico.
Stelling 2
Een kettingbeding is een clausule in de transportakte waarin staat dat een verplichting die rust op de eigenaar ook moet worden opgelegd aan volgende eigenaren van het onroerend goed.
Stelling 3
Huurkoop is een bijzondere vorm van een geldkrediet.
Stelling 4
De Nationale Hypotheek Garantie (NHG) wordt uitgevoerd door de stichting Waarborgfonds Eigen Woning (WEW).
Stelling 5
Een erfdienstbaarheid is geregistreerd bij het kadaster.
Stelling 6
Een echtgenoot, die gehuwd is op huwelijkse voorwaarden, heeft de toestemming van zijn partner niet nodig, op het moment dat echtelijke woning, die hem toebehoord, wordt verkocht.
Stelling 7
Aanvragers van 75 jaar of ouder komen niet meer in aanmerking voor een Blijverslening.
Stelling 8
Een kandidaat-makelaar/taxateur mag geen taxatie verrichten, ook niet als het taxatierapport wordt ondertekend door de taxateur zelf.
Antwoord vraag 2 Antwoord stelling 1 Dit is onjuist.
Er is sprake van een restschuldrisico wanneer de woning voor minder verkocht wordt dan de schulden op deze woning groot zijn. De hypothecaire inschrijving kan hoger zijn dan de uitstaande schuld.
Antwoord stelling 2 Dit is juist.
Antwoord stelling 3 Dit is onjuist.
Huurkoop is een bijzondere vorm van koop op afbetaling. Koop op afbetaling is elke koop waarbij de koper de koopprijs in termijnen betaalt. Koop op afbetaling is dus een goederenkrediet. Huurkoop is de koop op afbetaling waarbij het eigendom pas overgaat als alle termijnen zijn voldaan. Koop op afbetaling wordt ook wel een
afbetalingskrediet genoemd.
Antwoord stelling 4 Dit is juist.
Antwoord stelling 5 Dit is juist.
Antwoord stelling 6 Dit is onjuist.
Toestemming van de andere echtgenoot is nodig bij de verkoop van de echtelijke woning, daarbij maakt het niet uit op welke wijze de echtgenoten gehuwd zijn.
Antwoord stelling 7 Dit is onjuist.
Er kan geen consumptieve blijverslening worden aangevraagd. Een hypothecaire blijverslening is wel mogelijk.
Hiervoor geldt geen leeftijdsgrens.
Antwoord stelling 8 Dit is juist.
Toetstermen 1b.1 t/m 1b.9 met uitzondering van stelling 3: toetsterm 1i.3
Vraag 3
Welk van onderstaande begrippen vormen onderdelen uit de fiscale definitie van een eigen woning?
Let op: er zijn meerdere antwoorden juist
A. Het kan gaan om een duurzaam aan een plaats gebonden schip.
B. Er moet sprake zijn van juridisch eigendom.
C. De woning mag in eigendom zijn van de partner.
D. Het bloot eigendom van een woning dat krachtens erfrecht is verkregen.
Antwoord vraag 3 De juiste antwoorden zijn:
-het kan gaan om een duurzaam aan een plaats gebonden schip. (A) -de woning mag in eigendom zijn van de partner. (C)
De definitie van een eigen woning is: een gebouw, een duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen, dat de belastingplichtige of diens partner op grond van eigendom anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat. Daarnaast moet er sprake zijn van de economische eigendom. Dat wil zeggen dat de
waardeveranderingen de eigenaar grotendeels (meer dan 50%) aangaat. De juridische eigendom is geen vereiste.
Dat blijkt ook doordat een vruchtgebruiker die het vruchtgebruik krachtens erfrecht heeft verkregen, wordt beschouwd als een eigenaar van een eigen woning. Juist de bloot eigenaar wordt niet als zodanig gezien. Zie voor de hele definitie van een eigen woning artikel 3.111 van de Wet IB 2001.
Toetsterm 1a.1
Vraag 4
Hoe moet een geldverstrekker de aan de studieschuld verbonden maandelijkse financiële lasten meenemen in de lastenberekening?
A. 0,75% of 0,45% van de oorspronkelijke lening.
B. 0,75% of 0,45% van de lening van dat moment.
C. 2% van de oorspronkelijke lening.
D. 2% van de lening van dat moment.
Antwoord vraag 4
Het juiste antwoord is: A: 0,75% of 0,45% van de oorspronkelijke lening. (A)
Afhankelijk van het moment waarop de studieschuld is ontstaan, geldt een correctie op de maximale maandlast van 0,75% of 0,45% van de oorspronkelijk studieschuld. Er mag uitgegaan worden van de restantschuld wanneer er extra is afgelost. Hiervoor moet je bewijs aanleveren van het DUO. Als de schuld is ontstaan voor 1 september 2015 of daarna, maar onder dezelfde leenvoorwaarden (voortzetting studie), dan geldt een correctie van 0,75%.
Voor studenten die beginnen met het opbouwen van een studieschuld op of na 1 september 2015, geldt een correctie van 0,45%.
Toetsterm 1a.2
Vraag 5
Welke stelling met betrekking tot de starterslening is waar?
A. De lening komt in de plaats van de hypotheek met Nationale Hypotheek Garantie.
B. De gemeente die de starterslening verstrekt krijgt het eerste recht van hypotheek.
C. De eerste drie jaar blijft de lening maandlastenvrij.
D. De hypotheek wordt gedurende 15 jaar renteloos en aflossingsvrij verstrekt.
Antwoord vraag 5
Het juiste antwoord is: de gemeente die de starterslening verstrekt krijgt het tweede recht van hypotheek. (C) De Starterslening biedt de mogelijkheid lening te verstrekken aan starters die, op basis van hun inkomen, niet het volledige bedrag kunnen lenen voor de aankoop van een woning. De lening wordt in de vorm van een tweede hypothecair krediet afgesloten bij de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVn), als aanvullende lening op een eerste hypothecair krediet met Nationale Hypotheek Garantie.
De lening overbrugt het tekort tussen de maximale financiering en de benodigde kosten voor de aankoop van de woning. Gedurende de eerste 3 jaar wordt de aanvullende lening aflossingsvrij en renteloos verstrekt, waarna periodiek, op basis van het inkomen van de geldnemer, de lening wordt aangepast.
Toetsterm 1b.6
Vraag 6
Sven heeft een persoonlijke lening voor een auto van €20.000 met een looptijd van 60 maanden. Na 8 maanden ontvangt hij een erfenis en wil hij deze lening aflossen. Hoe wordt het bedrag aan vergoedingsrente bij vervroegde aflossing berekend?
A. 0,5% over de oorspronkelijke hoofdsom.
B. 0,5% over de restant hoofdsom.
C. 1% over de oorspronkelijke hoofdsom.
D. 1% over de restant hoofdsom.
Antwoord vraag 6
Het juiste antwoord is: 1% over de restant hoofdsom (D)
0,5 procent van het bedrag dat je vervroegd aflost, als de lening nog maximaal één jaar loopt en 1 procent van het bedrag dat je te vroeg aflost, als de lening nog minimaal een jaar loopt. De lening van Sven loopt nog 4 jaar en 4 maanden.
Toetsterm 1j.7
Vraag 7
Een woning wordt verkocht in 2019 voor €250.000. De eigenwoningschuld was op het moment van verkoop
€280.000. Er wordt geen nieuwe woning gekocht. Ondanks dat de restschuld niet kan worden afgelost uit eigen middelen gaat de bank akkoord met de verkoop. Wat zijn de fiscale gevolgen van de verkoop van deze woning?
A. De restschuld valt in box 3 en de rente hierover is niet aftrekbaar.
B. De restschuld valt in box 3 en de rente hierover is nog 15 jaar aftrekbaar.
C. De restschuld valt niet in box 3 en de rente hierover is ook niet aftrekbaar.
D. De restschuld valt niet in box 3, maar de rente hierover is nog 15 jaar aftrekbaar.
Antwoord vraag 7
Het juiste antwoord is: de restschuld valt in box 3 en de rente hierover is niet aftrekbaar. (A)
Wanneer een woning verkocht wordt en er is sprake van een negatief vervreemdingssaldo (een restschuld in fiscale zin). Voor restschulden ontstaan tussen 29 oktober 2012 en 31 december 2017 gold dat de rente over die restschuld 15 jaar mocht worden afgetrokken. Restschulden mogen nog steeds meegefinancierd worden, maar is door het vervallen van de renteaftrek een stuk lastiger geworden.
Toetsterm 1e.9
Vraag 8
Welk inkomen wordt volledig in mindering op een ANW-uitkering gebracht?
A. Inkomsten uit vermogen.
B. Partneralimentatie.
C. Een WIA-uitkering.
D. Nabestaandenlijfrente.
Antwoord vraag 8
Het juiste antwoord is: een WIA-uitkering. (C)
Inkomsten die volledig van de Anw uitkering afgetrokken worden zijn:
-een werkloosheidsuitkering (WW);
-een arbeidsongeschiktheidsuitkering (bijvoorbeeld WAO of WIA);
-een ziektewetuitkering (ZW);
-een nabestaandenuitkering uit een ander land dan Nederland;
-diverse andere uitkeringen.
Inkomsten uit arbeid worden gedeeltelijk gekort op de Anw-uitkering. Dit zijn bijvoorbeeld: inkomen uit loondienst (loon, VUT en vervroegd pensioen).
Inkomsten die niet worden gekort:
-een aanvullend nabestaandenpensioen;
-een nabestaandenlijfrente;
-uitkeringen uit een los van de arbeidsovereenkomst in de privésfeer afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering;
-een periodieke uitkering uit hoofde van een loonstamrecht van de overleden echtgenoot;
-rente;
-dividend;
-spaartegoeden.
Toetsterm 2d.2
Vraag 9
Paulus heeft een VOF. De netto jaarwinsten van het bedrijf bedroegen de laatste drie jaren achtereenvolgens (te beginnen met jaar 1) €50.000, €55.000 en €52.000. Hij heeft ook een Inkomensverklaring Ondernemer laten opstellen. Het daarin vermelde inkomen is €51.000. Paulus vraagt een hypotheek met NHG aan.
Hoeveel bedraagt het toetsinkomen waarmee de maximale hypotheek wordt berekend?
A. €51.000.
B. €52.000.
C. €52.333.
Antwoord vraag 9
Het juiste antwoord is: €51000. (A)
Vanaf 2019 is het verplicht bij NHG een Inkomensverklaring Ondernemer te gebruiken voor het bepalen van het inkomen van de ondernemer. De ondernemer kan al een hypotheek aanvragen wanneer hij minimaal 12 maanden een eigen onderneming heeft.
Toetsterm 1a.2
Vraag 10
Welke hypothecaire leningvorm kent de snelste aflossing?
A. Annuïteiten hypotheek.
B. Lineaire hypotheek.
C. Aflossingsvrije hypotheek.
D. Spaarhypotheek.
Antwoord vraag 10
Het juiste antwoord is: lineaire hypotheek. (B)
Schematisch ziet de afname van de lening bij een annuïteitenhypotheek er als volgt uit:
Schematisch ziet de rentebetaling en de aflossing bij een annuïteitenhypotheek er als volgt uit:
Schematisch zien de rentebetaling en de aflossing bij een lineaire hypotheek er als volgt uit:
Toetsterm 1b.2
Vraag 11
Bert heeft een woning gekocht. Hij heeft de koopovereenkomst getekend op dinsdag. De verkoper heeft de koopovereenkomst getekend op woensdag. Diezelfde dag heeft Bert een exemplaar ontvangen. Tot wanneer heeft Bert het wettelijke recht om van de koop af te zien?
A. Vrijdag B. Maandag C. Dinsdag
Antwoord vraag 11
Het juiste antwoord is: maandag (B)
Kopers van zowel bestaande woningen als nieuwbouwwoningen krijgen, nadat de voorlopige koopovereenkomst door beide partijen getekend is, drie dagen bedenktijd. Binnen die drie dagen hebben ze het recht om de
overeenkomst te ontbinden, zonder opgaaf van reden en kosten.
De bedenktijd gaat in op de volgende dag nadat de koper een door beide partijen getekend contract heeft ontvangen. Minimaal twee van de drie dagen moeten werkdagen zijn en als de bedenktijd op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, wordt deze tot en met de eerstvolgende werkdag verlengd. De bedenktijd eindigt op de derde dag om 24:00 uur. Als de koper binnen die tijd wenst te ontbinden, doet hij er verstandig aan om dat schriftelijk (liefst aangetekend of per fax) aan de verkoper te melden. De termijn van drie dagen is een wettelijk minimum. De koper en de verkoper kunnen in overleg een langere bedenktijd afspreken.
Schema bedenktijd
Koopovereenkomst ontvangen op: Bedenktijd eindigt op:
Maandag Donderdag
Dinsdag Vrijdag
Woensdag Maandag
Donderdag Maandag
Vrijdag Dinsdag
Zaterdag Dinsdag
Zondag Woensdag
Vraag 12
In wat voor markt is het verstandig om eerst een nieuwe woning te kopen alvorens de huidige woning te verkopen?
A. Verkopersmarkt.
B. Kopersmarkt.
C. Doorstromersmarkt.
Antwoord vraag 12
Het juiste antwoord is antwoord: verkopersmarkt (A)
De verkopersmarkt kenmerkt zich door weinig aanbod van woningen en veel vraag naar woningen. Het is daarom verstandig eerst een nieuwe woning te kopen. De verkopers zijn in het voordeel en de prijzen zullen over het algemeen gaan stijgen.
Toetsterm 1b.2
Vraag 13
Marcel had voordat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt werd een inkomen van €80.000. Waarvan is de hoogte van de uitkering van Marcel afhankelijk?
A. De F-factor.
B. Het maximum dagloon.
C. Het oude inkomen.
Antwoord vraag 13
Het juiste antwoord is: het maximum dagloon (B)
De IVA uitkering die iemand ontvangt als hij duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is bedraagt 75% van het laatst verdiende salaris (gemaximeerd). De F-factor is bij de IVA uitkering niet van toepassing.
Toetsterm 1h.1
Vraag 14
Wat is het verschil tussen bijpandstelling en mede-onderzetting?
A. Bijpandstelling moet notarieel gevestigd worden, mede-onderzetting niet.
B. Mede-onderzetting gaat om eigen pand, bijpandstelling om het pand van een ander.
C. Bijpandstelling gaat om eigen pand, mede-onderzetting om het pand van een ander.
Antwoord vraag 14
Het juiste antwoord is: bijpandstelling gaat om eigen pand, mede-onderzetting om het pand van een ander. (C) Het is mogelijk om een woning van iemand anders mee te nemen als onderpand voor de hypotheek. Dit wordt mede-onderzetting genoemd. De constructie lijkt erg op bijpandstelling, behalve dat het hier gaat om een pand van iemand anders. Wanneer de hoofdschuldenaar zijn verplichtingen niet na kan komen, wordt de mede- onderzetter niet direct schuldenaar. Maar het pand geldt wel als onderpand. Mocht er dus een gedwongen verkoop plaatsvinden, dan gaat het pand van de mede-onderzetter mee in de verkoop.
Toetsterm 1f.4
Vraag 15
Je bent in het bezit van alleen de beroepskwalificatie adviseur Hypothecair krediet. Je hebt een afspraak met Jan van Velsen. Jan is tevreden over de manier waarop je de hypotheek gaat regelen en hij wil graag dat je ook zijn inboedel en opstalverzekering regelt. Mag je nu adviseren over deze verzekeringen?
A. Nee, zolang je Wft Schadeverzekeringen niet behaald hebt, mag je niet adviseren.
B. Je mag adviseren over de woongerelateerde verzekeringen.
C. Je mag alle schadeverzekeringen adviseren.
Antwoord vraag 15
Het juiste antwoord is: je mag adviseren over de woongerelateerde verzekeringen. (B)
Als adviseur Hypothecair krediet mag je adviseren over woongerelateerde verzekeringen. Dit mag alleen als je ook de hypotheek voor de klant verzorgt. Uiteraard kun je de klant ook naar een collega doorverwijzen (adviseur Schadeverzekeringen) die het complete verzekeringspakket mag adviseren.
Toetsterm 3c.6
1.2 Casus Huwelijksvermogensrecht
Joey de Bok (25) en Esmeralda den Hartog (30) zijn al jaren hevig verliefd op elkaar. Ze besluiten om samen een woning te gaan kopen in Den Haag. Joey is een goede programmeur en heeft hier aardig wat geld mee verdiend.
Esmeralda werkt als kapster in de binnenstad van Den Haag.
Joey en Esmeralda hebben een gesprek gehad bij het financieel adviesbureau ”het beste advies”.
Uiteindelijk hebben ze een woning gekocht voor €460.000 en deze gefinancierd met een lineaire hypotheek van
€450.000.
Tijdens het passeren van de woning wijst de notaris Joey en Esmeralda op het samenlevingscontract dat zij gesloten hebben. Bij deze opgave vind je een uittreksel van het samenlevingscontract.
Vraag 1
Waarover hebben Joey en Esmeralda afspraken gemaakt in het samenlevingscontract?
Gebruik hiervoor het uittreksel van het samenlevingscontract. (te vinden achter deze casus)
Antwoord vraag 1
-er is een verblijvingsbeding opgenomen in het samenlevingscontract;
-de afspraken over de gemeenschappelijke kosten m.b.t. de woning;
-de afspraken over de aankoopkosten van de woning.
Toetsterm 2a.3
Vraag 2
De opa van Esmeralda is zo blij dat ze eindelijk gaat settelen dat hij een bedrag van €50.000 aan haar schenkt om vrij te besteden.
Hoeveel bedraagt de schenkbelasting?
Antwoord vraag 2
Het juiste antwoord is: €8.608.
Vrijstelling: €2.173 Tarief 18%
Belasting: 18% x (€50.000 -/- €2.173) = €8.608,86 afgerond €8.608.
Toetsterm 1h.5
Vervolg casus
Joey overlijdt onverwacht op 32- jarige leeftijd. Esmeralda blijft achter met hun zoontje Levie van vijf. Ga bij de beantwoording van de vraag uit van de volgende gegevens:
- De hoogte van het hypothecaire krediet bij overlijden is €330.000.
- De waarde van de woning €460.000.
- De overige bezittingen bestaan uit:
- Een aandelenportefeuille van Joey t.w.v. €52.000.
- Een bankrekening van Esmeralda met een saldo bij overlijden van €4.900.
- Een spaarrekening van Esmeralda met een saldo bij overlijden van €50.000.
- Een spaardeposito van Joey met een saldo bij overlijden van €70.000.
- Er is geen overlijdensrisicoverzekering in het verleden gesloten.
Vraag 3
Wie erft van Joey?
Antwoord vraag 3
Zijn zoon Levie is enig erfgenaam volgens de wettelijke verdeling.
De woning en gemeenschappelijke goederen verblijven op basis van het samenlevingscontract aan Esmeralda zonder dat zij hiervoor een vergoeding verschuldigd is.
Toetsterm 1a.4
Vraag 4
Wie erft wat van Joey?
Antwoord vraag 4
Het juiste antwoord is: zijn zoon Levie.
Effectenportefeuille €52.000 + Spaardeposito €70.000 = €122.000.
De woning verblijft aan Esmeralda. De helft was al van haar en zij verkrijgt op basis van het verblijvingsbeding
€460.000 -/- €330.000 = €130.000 / 2 = €65.000.
Toetsterm 1a.4
Vraag 5
Wie betaalt wat? (Wie moet wat betalen over het geërfde deel)?
Antwoord vraag 5
Levie (uiteraard zal de wettelijke vertegenwoordiger de betaling uitvoeren en het vermogen beheren omdat Levie minderjarig is) €52.000 + €70.000 = €122.000 -/- €20.616 (vrijstelling) = €101.384 x 10% = €10.138,40. Afgerond is dat €10.138. Esmeralda en Joey zijn fiscaal partner voor de successiewet. Ze hebben een samenlevingscontract en wonen 6 maanden samen. Esmeralda heeft recht op de hoge vrijstelling van €650.913. Zij erft €65.000. Haar verkrijging valt onder de vrijstelling, zij hoeft voor haar eigen verkrijging geen erfbelasting te betalen.
Toetsterm 1h.5
Extra vraag
Victor en Lonneke zijn getrouwd in gemeenschap van goederen en hebben drie kinderen. Zij bezitten een woning met een waarde van €600.000. Op deze woning rust een bestaande eigenwoningschuld van €400.000. Er is een overlijdensrisicoverzekering afgesloten op het leven van Lonneke met een dekking bij overlijden van €200.000.
Lonneke overlijdt. De wettelijke verdeling is van toepassing.
Wat zijn de erfdelen?
A. Als de polis verpand is aan de geldverstrekker is het erfdeel van Victor en de drie kinderen ieder €25.000. Als er een weduweverklaring is, dan is het erfdeel van Victor en de drie kinderen ieder €50.000.
B. Als de polis verpand is aan de geldverstrekker is het erfdeel van Victor en de kinderen ieder €50.000. Als er een weduweverklaring is, dan is het erfdeel van Victor en de kinderen ieder €25.000.
C. Als de polis verpand is aan de geldverstrekker is het erfdeel van Victor en de kinderen ieder €50.000. Als er een weduweverklaring is, dan is het erfdeel van Victor en de kinderen ieder €50.000.
Antwoord extra vraag
Het juiste antwoord is: als de polis verpand is aan de geldverstrekker is het erfdeel van Victor en de kinderen ieder
€50.000. Als er een weduweverklaring is, dan is het erfdeel van Victor en de kinderen ieder €25.000. (B) Bij de verpanding van de overlijdensrisicoverzekering wordt de uitkering bij overlijden in principe afgelost op de financiering. In de gemeenschap van goederen zit dan een woning met een waarde van €600.000 en een hypothecaire lening van €400.000. Op de lening wordt € 200.000 afgelost door de uitkering uit de overlijdensriscoverzekering. De nalatenschap is 50% van de gemeenschap en bedraagt €200.000. Victor en de kinderen hebben ieder recht op een gelijk
deel van de nalatenschap en dus erft ieder €50.000. Omdat er sprake is van de wettelijke verdeling krijgt Victor de volledige beschikking over de nalatenschap en houden de kinderen een vordering op Victor.
Bij de weduweverklaring wordt in principe ook de lening met de uitkering afgelost, echter Victor lost met de uitkering een schuld in de nalatenschap af. Hij heeft nu dus een vordering op deze nalatenschap. Dit komt in de plaats van de €200.000 eigenwoningschuld van Lonneke. De hoogte van de nalatenschap wordt daardoor
€100.000. Ieder ontvangt €25.000. Voor Victor is de 50% van de waarde van de overlijdensrisicoverzekering een fictieve verkrijging en telt mee voor het bepalen van de hoogte van de erfbelasting..
Toetsterm 1b.8
1.2.1 Bijlage: Samenlevingscontract
Ondergetekenden:
1. de heer J. de Bok werkzaam als programmeur en geboren op 28 oktober 1989 te Den Haag
2. Mevrouw E. den Hartog werkzaam als kapster en geboren op 1 mei 1985 te Scheveningen hierna te noemen
‘partijen’
In aanmerking genomen dat:
• tussen hen een affectieve relatie bestaat:
• zij in het kader van die relatie vanaf 1 oktober 2014 met elkaar samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren;
• zij het gewenst achten de vermogensrechtelijke gevolgen van de tussen hen bestaande relatie nader vast te leggen,
Verklaren het navolgende te zijn overeengekomen:
A. Eigen vermogen
B. Gemeenschappelijk vermogen C. Gemeenschappelijke huishouding D. Eigen woning
Artikel 7
1. Als beide partijen, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar zijn van de gemeenschappelijk bewoonde woning, draagt ieder naar evenredigheid van de inkomsten uit arbeid (of uitkeringen die daarvoor in redelijkheid in de plaats treden) bij in de lopende kosten verbonden aan het woongenot. Daaronder vallen onder andere rente en aflossing van geldleningen die zijn aangegaan voor de financiering van de woning.
2. Heeft de ene partij meer betaald dan de helft van de aankoopkosten van de woning, dan heeft hij voor het meerdere een vordering op de andere partij. Deze vordering is alleen opeisbaar bij verkoop van de woning of als de samenwoning wordt beëindigd. Partijen bepalen in onderling overleg de rentevergoeding op deze vordering.
Artikel 8
Als partijen een door hen gemeenschappelijk te bewonen woning in onverdeelde mede-eigendom hebben verkregen en voor de financiering van de woning een hypothecaire geldlening zijn aangegaan, dan behoort de rente tot de kosten van de gemeenschappelijke huishouding.
F. Beëindiging samenwoning G. Beëindiging door overlijden
Artikel 11
1. Overlijdt één van de partijen, dan verblijft zijn/haar aandeel in de gezamenlijke woning en in alle andere gemeenschappelijke goederen aan de langstlevende partij zonder dat deze verplicht is hiervoor een vergoeding te betalen, doch onder de verplichting de op de gezamenlijke woning onder hypothecair verband rustende schuld geheel voor zijn/haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen.
2. Partijen verlenen elkaar over en weer een recht van overneming t.a.v. de door hen ten tijde van het overlijden gezamenlijk bewoonde woning voor het geval deze op het moment van overlijden eigendom is van één van de partijen. Het recht vervalt indien het niet wordt uitgeoefend binnen 3 maanden na het overlijden. Gedurende deze periode heeft de langstlevende partij het recht in deze woning te blijven wonen zonder daarvoor een vergoeding verschuldigd te zijn. Wordt van het recht van overneming gebruik gemaakt dan wordt de overnemingsprijs vastgesteld door drie deskundigen, aan te wijzen door de kantonrechter te Breda.
H. Onzekerheid over de eigendom
Artikel 12
Als tussen partijen geschil bestaat over de eigendom van een goed en geen der partijen kan zijn recht op dit goed bewijzen, dan wordt het goed geacht toe te behoren aan beide partijen, ieder voor de onverdeelde helft.
I. Duur van de overeenkomst J. Geschillen
1.3 Casus Fiscaliteiten
Vraag 1
In welke vijf situaties is geen sprake van een hoofdverblijf maar is in fiscale zin toch sprake van een eigen woning?
Antwoord vraag 1
1. Leegstaande woning bestemd voor verkoop
Indien de woning leeg is, te koop staat en in voorgaande jaren als hoofdverblijf diende, wordt die woning alsnog als eigen woning aangemerkt gedurende maximaal drie jaar na het kalenderjaar waarin de woning is verlaten. Er hoeft over deze woning geen eigen woningforfait worden aangeven.
2. De toekomstige eigen woning in ver-/aanbouw
De woning die verbouwd of gebouwd wordt, wordt alsnog aangemerkt als een eigen woning indien deze woning in het jaar van aankoop dan wel in de 3 daaropvolgende kalenderjaren gaat functioneren als een eigen woning.
3. Scheidingsregeling
De eigen woning blijft voor een periode van maximaal 2 jaar aangemerkt als een eigen woning in de situatie dat de belastingplichtige niet langer de woning bewoont (in het kader van scheiding), maar de woning voor de gewezen partner als hoofdverblijf dient.
Voorbeeld
Piet en Saar besluiten uit elkaar te gaan. Piet vertrekt op 1 maart 2019 uit de echtelijke woning die gemeenschappelijk (50/50) eigendom is. Saar blijft achter in de woning met de twee kinderen. Voor Piet blijft zijn aandeel in de woning een eigen woning tot 1 maart 2021 namelijk 2 jaar na datum van vertrek. Voor Saar blijft haar aandeel in de woning een eigen woning zolang zij daar blijft wonen.
4. Opname AWBZ-instelling
De woning dient niet meer als hoofdverblijf voor de belastingplichtige omdat deze is opgenomen in een verpleeg- of verzorgingstehuis vanwege medische redenen of ouderdom. In deze situatie blijft voor die belastingplichtige de woning aangemerkt als een eigen woning voor een periode van maximaal twee jaar.
5. Tijdelijk verblijf elders
Indien de belastingplichtige tijdelijk elders verblijft wordt de woning toch nog als eigen woning aangemerkt indien die woning gedurende minimaal 1 jaar op basis van de hoofdregel aangemerkt werd als eigen woning en, de woning niet aan derden ter beschikking wordt gesteld en, de belastingplichtige samen met zijn partner niet met betrekking tot een andere woning belastbare inkomsten uit eigen woning geniet.
Voorbeeld
Jan woont 2 jaar in zijn woning. Nu krijgt hij bericht dat hij wordt uitgezonden naar Afghanistan voor een periode van 1,5 jaar. In Afghanistan woont Jan op de militaire basis. Indien Jan de woning in Nederland niet verhuurt blijft de woning een eigen woning. Indien Jan besluit de woning wel te verhuren is de woning gedurende de 1,5 jaar geen eigen woning.
Toetsterm 1e.11
1.4 Casus Harry
Harry (46 jaar) is alleenstaand. Harry heeft een hoge managementfunctie en verdient daarmee jaarlijks een vast salaris van €83.000. Harry heeft €64.000 aan spaargeld en beleggingen. Het gemiddelde rendement hierop is 3,4%.
Hij heeft daarnaast een vakantiehuisje in Zeeland. De waarde van het vakantiehuisje is €116.000. Hij heeft het huisje gefinancierd met een lening van €75.000 (aflossingsvrij) tegen 4,8%. Hij verhuurt dit huisje gemiddeld 4 maanden per jaar. De huurinkomsten bedragen €6.400 per jaar. Hij verblijft er zelf gemiddeld een maand per jaar. De rest van het jaar staat het huisje leeg.
Harry heeft sinds 2008 een eigen woning met een WOZ-waarde van €282.000. De woning is gefinancierd met een hypothecaire lening (in box 1) van €276.000. De helft van de lening is aflossingsvrij.
De andere helft is een spaarhypotheek. Op de SEW legt hij maandelijks €221 in. De rente op beide leningdelen is 4,2%.
Vraag 1
Wat is de netto maandlast van Harry voor zijn eigen woning?
Antwoord vraag 1
De jaarlijkse rentelast is €276.000 x 4,2% = €11.592 Het EWF is 0,65 % van €282.000 (WOZ) = €1.833 Inkomsten uit eigen woning = €9.759
Tot 2014 was het belastingvoordeel dat Harry zou behalen 52% van €9.759. In 2014 is de maatregel
hypotheekrenteaftrek beperking ingevoerd. Deze beperking wordt jaarlijks groter. Voor 2019 betekent dat dat Harry nu geen 51,75% hypotheekrenteaftrek heeft, maar 49%. Het tarief in de vierde schijf is verlaagd van 52% naar 51,75% in 2019!
De correctierenteaftrek bedraagt: €11.592 x 2,75% = €318(afgerond)
De netto rente die Harry betaalt, bedraagt: €11.592 -/- (51,75% van €9.759) + €318 = €6.859.
€6.859 / 12 maanden + €221 (SEW) = 792,58.
Toetsterm 1h.2
1.5 Casus Joseph
Joseph (42 jaar) heeft een bruto maandsalaris van €4.500. Hij heeft recht op 8% vakantiegeld. Joseph is vijf jaar geleden gescheiden en betaalt €300 per maand alimentatie aan zijn ex-vrouw en €200 alimentatie voor de verzorging van zijn zoon. Joseph heeft een rekening met een kredietfaciliteit van €5.000 waar hij overigens nog nooit gebruik van heeft gemaakt.
Joseph wil weten hoeveel hij maximaal kan lenen op basis van zijn inkomen. Ga uit van een toetsrente van 5,0%.
Vraag 1
Hoeveel kan Joseph maximaal lenen op basis van zijn inkomen?
Antwoord 1
Stap 1: Vaststellen toetsinkomen
Inkomen Joseph €4.500 x 12,96 = €58.320 Partneralimentatie €300 x 12 = €3.600
Toetsinkomen Joseph: €58.320 -/- €3.600 = €54.720
Stap 2: vaststellen toetsrente
De toetsrente is gegeven, deze bedraagt 5,0%.
Stap 3: vaststellen financieringslastpercentage
Uit de tabel blijkt op basis van 5% toetsrente en €54.720 inkomen een woonlastenpercentage van 27%. Je rond het inkomen altijd af naar beneden. In de tabel kijk je dus naar het percentage bij €54.000 en niet bij €55.000. Dit heeft te maken met overkreditering.
Stap 4: vaststellen maximale financieringslast per maand
€54.720 x 27% is €14.774,40.
De financiële verplichtingen van Joseph bestaan uit de mogelijkheid €5.000 rood te staan op de rekening.
€5.000 x 2% x 12 maanden is €1.200.
€14.774,40 -/- €1.200 = €13.574,40.
Maximale financieringslast per maand:€13.574,40 / 12 is €1.131,20.
Stap 5: vaststellen annuïteitenfactor
Conform tabel annuïteit bij 5,0% en 30 jaar is (5,0/12 = 0,4167) = factor 186,2816
Stap 6: berekenen maximale hypotheek
De maximale hypotheek op basis van inkomen bedraagt voor Joseph €1.131,20 x 186,2816 = €210.721. (afronden naar beneden, anders financier je teveel)
Toetsterm 1a.2
Vraag 2
Naomi, de zus van Joseph, is ook pas gescheiden en heeft een appartementje gekocht. Voor de inrichting heeft ze onvoldoende eigen middelen over en wil hiervoor een consumptief krediet afsluiten. Ze overlegt de onderstaande gegevens: Netto maandsalaris: €2.324. Vaste 13de maand: €2.100. Rentelasten hypotheeklasten bruto per maand:
€639. Inleg voor de aan de woningfinanciering gekoppelde BEW per maand: €100. Netto alimentatie voor ex- man: €230. De basisnorm voor een alleenstaande bedraagt €803 en de norm woonlast €225. Het modaal inkomen bedraagt bruto €36.000 per jaar.
Hoeveel kan Naomi maximaal lenen voor de inrichting?
Antwoord vraag 2
Algemene formules voor deze berekening:
1. Leennorm = 0,15 x (het netto inkomen van de klant -/- basisnorm -/- basishuur) + basisnorm.
2. Afloscapaciteit = netto inkomen -/- leennorm -/- woonlasten -/- betaalde alimentatie -/- overige financieringslasten.
3. Maximaal te lenen bedrag = afloscapaciteit x 50.
Voor Naomi betekent dit:
Het netto inkomen moet aangepast worden i.v.m. de 13e maand, het netto inkomen is dus (12 x €2.324 + 2.100) / 12= €2.499.
1. De leennorm is: 0,15 x (€2.499 -/- €803-/- €225) + €803= €1.023,65 De netto hypotheeklast bedraagt (€639 + €100) -/- 25% = €554,25.
Naomi verdient immers minder dan 2 x modaal en mag daarom 25% van haar brutolast als voordeel in verband met de hypotheekrenteaftrek in mindering brengen op haar last.
2. De afloscapaciteit is dan:
€2.499 -/- €1.023,65 -/- €554,25 -/- €230 = €691,10.
3. De maximale lening is dan €691,10x 50 = €34.555.
Toetsterm 3b.2
1.6 Casus Henk en Aysel
Henk (geboren op 5 maart 1978 te Loon op Zand) en Aysel (geboren op 19 april 1983 te Kayseri en op 1 maart 1986 verhuisd naar Nederland) zijn gehuwd in gemeenschap van goederen sinds 1 september 2006. Henk en Aysel hebben samen twee kinderen, Yunes (geboren op 24 juni 2012) en Leyla (geboren op 26 december 2014). Yunes en Leyla gaan twee dagen per week naar de kinderopvang. Hiervoor betalen Henk en Aysel per jaar €14.200 voor.
Ze krijgen van de belastingdienst jaarlijks een kinderopvangtoeslag van €6.200.
Inkomen Aysel
• Aysel werkt 20 uur als docente
• Haar salaris bedraagt €20.800 per jaar inclusief 8% vakantiegeld.
• Via haar werkgever bouwt ze een ouderdomspensioen op en een nabestaandenpensioen.
Henk
• Henk is werkzaam als buschauffeur bij Erriva. Hij werkt hier ongeveer 36 uur per week.
• Het salaris bedraagt €33.200 per jaar inclusief 8% vakantiegeld.
• Via zijn werkgever bouwt hij geen pensioenrechten op. Hij heeft jaren geleden hiervoor zelfstandig een lijfrenteverzekering voor afgesloten (premie deels fiscaal aftrekbaar), waarvoor hij jaarlijks €1.420 betaalt.
Vermogen
• Tot op heden wonen Henk en Aysel in een huurwoning in Best. Voor de huurwoning betalen ze maandelijks €599,95.
• Aysel en Henk hebben samen twee spaarrekeningen en een betaalrekening. De waarde in totaal bedraagt €25.000.
Jaarlijks ontvangen ze over het geld 1,0% rente.
• Daarnaast hebben zij nog spaarrekeningen voor hun kinderen Yunes heeft een spaarrekening met een saldo van
€1.900. Leyla heeft een spaarrekening met een saldo van €1.400. Op deze spaarrekeningen wordt 1,1% rente per jaar vergoed.
Schulden
Uit het verleden heeft Aysel nog een studieschuld. De startwaarde van de lening bedroeg €24.900. Op deze lening is inmiddels extra afgelost en het openstaande saldo bedraagt op dit moment €4.900. Op basis van dit bedrag heeft de DUO een nieuwe maandannuiteit berekend. Deze is nu per maand €45,17. De komende 8 jaar zal ze deze nog moeten afbetalen.
Wensen
Op een dag krijgen Henk en Aysel het aanbod om de huurwoning over te kopen. De verkoopprijs van de woning bedraagt €210.000 k.k. Dit is gelijk aan de getaxeerde marktwaarde en aan de WOZ.
Verder verwachten ze de volgende kosten te maken Taxatierapport: €650
Notariskosten: €1.350 Advieskosten: €2.000
Henk en Aysel weten al dat ze de rente 10 jaar vast willen zetten tegen 2,6%.
Vraag 1
Hoeveel kunnen Henk en Aysel op basis van hun inkomen maximaal lenen?
Antwoord vraag 1
Het juiste antwoord is: €238.110.
Stap 1: Vaststellen toetsinkomen
Toetsinkomen Henk: €33.200, toetsinkomen Aysel €20.800
Stap 2: vaststellen toetsrente
Ze weten al dat ze de rente 10 jaar vast willen zetten tegen 2,6%. Bij rentevast periode van 10 jaar of langer mag je uitgaan van werkelijk rente als toetsrente.
Stap 3: vaststellen financieringslastpercentage
Om het financieringslastpercentage vast te stellen gebruik je als inkomen het hoogste inkomen plus 70% van het laagste inkomen. In dit geval dus €33.200 + (70%x €20.800) = €47.760.
Bij een toetsrente van 2,6% geeft dit een financieringslastpercentage van 22,0%.
Stap 4: vaststellen maximale financieringslast per maand
Gezamenlijk inkomen: €33.200 + €20.800 = €54.000. Maximale maandlast (€54.000 x 22,0%)/12 = €990,00
Maximale woonlasten -/- DUO- lening . De studieschuld bestaat al, dus geldt 0,75% van de huidige schuld als maandelijkse correctie. Dat is 0,75% x €4.900 = €36,75. Volgens de richtlijnen mag de geldverstrekker met dit bedrag rekeninghouden ongeacht dat de werkelijke last hoger ligt. €990,00 -/- 36,75 = €953,25 = maximale bruto woonlast per maand
Stap 5: vaststellen annuïteitenfactor
Conform tabel annuïteit bij 2,6% en 30 jaar is (2,6/12 = 0,2167) = factor 249,7879.
Stap 6: berekenen maximale hypotheek
De maximale hypotheek op basis van inkomen bedraagt voor Henk en Aysel bedraagt €953,25 x 249,7879 =
€238.110. (afronden naar beneden, anders financier je teveel).
Toetsterm 1a.1
Vraag 2
Hoeveel eigen geld moeten Henk en Aysel inbrengen als je er vanuit gaat dat ze maximaal willen financieren?
Antwoord vraag 2
Op basis van de waarde van de woning kunnen Henk en Aysel 100% van de marktwaarde lenen en dat is €210.000.
Dit is lager dan wat ze op basis van hun inkomen kunnen financieren.
Woning: €210.000
Overdrachtsbelasting 2% €4.200 Taxatierapport: €650 Notariskosten: €1.350 Advieskosten: €2.000
Totaal: €218.200
Dit betekent dat Henk en Aysel €218.200 -/- €210.000 = €8.200 eigen geld moeten inbrengen.
Toetsterm 1a.1
Vervolg casus Henk en Aysel
Nadat de maximale hypotheek is berekend, besluiten Henk en Aysel te gaan voor een annuïtaire hypotheek met een looptijd van 25 jaar. Daarbij wensen ze de rente vast te zetten voor 10 jaar. De 10 jaarsrente bedraagt 2,6%. Henk en Aysel besluiten om wat meer eigen geld in te brengen en de hoofdsom van de nieuwe hypotheek bedraagt €205.000.
Vraag 3
Bereken voor Henk en Aysel het bruto maandbedrag voor de annuïtaire hypotheek en de eerste netto maandlast.
Henk trekt alle rente af. Bereken daarnaast wat Henk en Aysel op het einde van de looptijd aan rente over deze lening hebben betaald. (Ga ervan uit dat de rente na 10 jaar gelijk blijft)
Antwoord vraag 3
Bruto maandbedrag: €930,02
Eerste netto maandlast:€804,14 Totaal te betalen rente: €74.006 Hoofdsom hypothecaire lening bedraagt €205.000
Factor conform annuïteitentabel is 2,6 / 12 = 0,2167 en looptijd 300 maanden is 220,4248. Te betalen maandbedrag: €205.000 / 220,4248 = €930,02 bruto per maand
Het inkomen van Henk zit in de 2e schijf en hij trekt de hypotheekrente af tegen een percentage van 38,10% De WOZ-waarde is €210.000. Het eigenwoningforfait per maand wordt dan 210.000 x 0,65%/ 12 = €113,75 Bruto rente per maand: €205.000 x 2,6%/12 = €444,16666
Aftrekbare rente is: €444, 16 -/- €113,75 = 330,41
€330,41 x 38,10% = €125,88
De brutolast is €930,02 -/- 125,88 = €804,14 netto in de eerste maand.
Totale last na 25 jaar is €930,02 x (25 x 12) = €279.006 (totale maandlast na 25 jaar = rente + aflossing).
€279.006 -/- €205.000 (aflossing) = €74.006 (betaalde rente).
Wanneer je niet tussentijds afrond kom je aan een bedrag van €74.006,7179 oftewel €74.006,72.
Toetsterm 3c.2
1.7 Casus Bart en Saskia
Bart en Saskia wonen op dit moment in een twee-onder-een-kap woning in de buurt van Rotterdam. Bart en Saskia willen graag meer rust en hebben hun droomhuis gevonden in het zuiden van Limburg.
Gegevens oude woning
• Gekocht voor €200.000 1-1-2008
• Verkocht voor €250.000 levering 1-12-2019
Huidige hypotheek
• Levenhypotheek €100.000
• Aflossingsvrije hypotheek €100.000
• KEW: neutraal profiel inleg €100 per maand. Doelkapitaal €100.000.
• Losse ORV €100.000 op beide levens.
Gegevens nieuwe woning
• Koopsom €280.000 k.k. (= marktwaarde)
• Bij komende kosten totaal €10.000
• Levering 1-12-2019
Wensen
• Maximale hypotheek die voldoet aan fiscale eisen
• Omzetten KEW naar een SEW
Vraag 1
Hoe hoog is de maximale eigenwoningschuld van Bart en Saskia?
Antwoord vraag 1
Het juiste antwoord is: €240.000.
Door verkoop van de woning realiseren Bart en Saskia een eigenwoningreserve van €50.000. De maximale nieuwe eigenwoningschuld bedraagt dan €280.000 + €10.000 -/- €50.000 = €240.000.
De stappen voor het bepalen van de maximale eigenwoningschuld zijn:
Stap 1: Bepalen eigenwoningreserve
Stap 2: Verwervingskosten -/- eigenwoningreserve
Stap 3: Toevoegen van de financieringskosten m.b.t. de eigenwoningschuld van stap 2.
Toetsterm 3c.1
Vraag 2
Bart en Saskia willen de KEW omzetten naar een SEW. Aan welke voorwaarden moet Bart en Saskia voldoen?
Antwoord vraag 2
Voor alle op 31 december 2012 bestaande SEW,BEW en KEW’s geldt vanaf 1 januari 2013 het overgangsrecht. Het overgangsrecht houdt in dat alle bepalingen met betrekking tot de SEW, BEW en KEW die tot 31 december 2012 gelden, ook daarna gelden.
Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
• Het eindspaarbedrag/eindkapitaal van de SEW en KEW waarbinnen alleen wordt gespaard, mag vanaf 1 april 2013 niet meer worden verhoogd.
• Wordt binnen de BEW of KEW belegd, dan mag de inleg/premie vanaf 1 april 2013 niet meer worden verhoogd.
• De looptijd van de SEW, BEW en KEW mag vanaf 1 april 2013 niet meer worden verlengd.
Dit betekent dat de premie van €100 leidend is.
Toetsterm 1e.12
Vraag 3
Op basis van de premie van €100 wordt het garantiekapitaal van de SEW €50.000.
Hoe ziet nu de optimale hypotheek er uit voor Bart en Saskia? Geef ook aan hoe lang de rente aftrekbaar is?
Antwoord vraag 3
Op basis van het overgangsrecht kunnen Bart en Saskia €200.000 meenemen.
Omdat de KEW wordt omgezet in een SEW met een garantiekapitaal van €50.000 betekent dit dat van de huidige financiering van €200.000, €150.000 aflossingsvrij is.
Gezien de waarde van de nieuwe woning is het niet mogelijk om een aflossingsvrije hypotheek te hebben van
€150.000 aangezien maximaal 50% van de marktwaarde aflossingsvrij mag worden gefinancierd. In dit geval dus aflossingsvrij €280.000 x 50% = €140.000.
Dit betekent dat Bart en Saskia €10.000 moeten gaan aflossen. Het vermogen in de SEW kun je hier niet voor aanmerken, je dient dus annuïtair of lineair af te lossen.
Optimale inrichting hypotheek?
Spaarhypotheek (SEW): €50.000 renteaftrek tot 1-1-2038 Aflossingsvrij: €140.000 renteaftrek tot 1-1-2038 Annuïteit: €10.000 renteaftrek tot 1-1-2038 Annuïteit: €40.000 renteaftrek tot 1-12-2049 Toetsterm 3c.1
Hoofdstuk 2 Algemene bijlagen
2.1 Fiscale en sociale cijfers 2019
BELASTINGEN Inkomstenbelasting Tarief box 1
Belastbaar inkomen Vóór AOW Vanaf AOW
Van T/m % Totaal % Totaal
€ 0 € 20.384 36,65% € 7.470 18,75% € 3.822
€ 20.384 € 34.300 38,10% € 12.771 20,20% € 6.633
€ 34.300 € 68.507 38,10% € 25.803 38,10% € 19.665
€ 68.507 € - 51,75% € - 51,75% € -
Geboren vóór 01-01-1946
Voor een belastingplichtige die geboren is vóór 01-01-1946 geldt in plaats van het bedrag van € 34.300 het bedrag van € 34.817.
Aft rekbare kosten eigen woning
De aft rekbare kosten met betrekking tot een eigen woning zijn in de vierde schijf aft rekbaar tegen 49%.
Aft rek wegens geen of geringe eigenwoningschuld
De aft rek wegens geen of geringe eigenwoningschuld is beperkt tot 96 2/3%.
Winst uit onderneming
Kleinschaligheidsinvesteringsaft rek Van T/m Investeringsaft rek
€ 0 € 2.300 € 0
€ 2.300 € 57.321 28% van het investeringsbedrag
€ 57.321 € 106.150 € 16.051
€ 106.150 € 318.449 € 16.051 verminderd met 7,56% van het gedeelte van het investeringsbedrag dat € 106.150 te boven gaat
€ 318.449 € - € 0
Oudedagsreserve
% Maximaal
OR-dotatie 9,44% € 8.999
Ondernemersaft rek
Zelfstandigenaft rek € 7.280
Startersaft rek € 2.123
Aft rek speur- en ontwikkelingswerk € 12.775
Extra aft rek speur- en ontwikkelingswerk (starters) € 6.391
Stakingsaft rek € 3.630
Meewerkaft rek
Meer uren dan Minder uren dan Aft rek
525 875 1,25%
875 1.225 2,00%
1.225 1.750 3,00%
1.750 - 4,00%
MKB-winstvrijstelling
MKB-winstvrijstelling 14%
Uitgaven voor inkomensvoorzieningen Jaarruimte = 13,3% PG -/- toevoeging OR -/- 6,27A Premiegrondslag = inkomen (max. € 107.593) -/- franchise AOW-franchise
2019 € 12.275 2018 € 12.129 2017 € 12.032 2016 € 11.996 2015 € 11.936 2014 € 11.829 2013 € 11.829 2012 € 11.829
Maximale jaarruimte € 12.678
Maximale reserveringsruimte (jonger dan 56 jaar en 4 maanden) € 7.254 Maximale reserveringsruimte (ouder dan 56 jaar en 4 maanden) € 14.322 Jaaruitkering tijdelijke oudedagslijfrenten € 21.741
Afkoop lijfrente vrij van revisierente € 4.404
Stakingslijfrente
Ouder dan 61 jaar en 4 maanden / 45% of meer arbeids-
ongeschikt / staken van de onderneming door overlijden € 459.688 Ouder dan 51 jaar en 4 maanden / direct ingaande lijfrente € 229.852
Overige gevallen € 114.932
Eigenwoningforfait
Van T/m Op jaarbasis
€ 0 € 12.500 0,00%
€ 12.500 € 25.000 0,25%
€ 25.000 € 50.000 0,35%
€ 50.000 € 75.000 0,50%
€ 75.000 € 1.080.000 0,65%
€ 1.080.000 € - € 7.020 vermeerderd met 2,35% van de waarde voor zover deze uitgaat boven € 1.080.000
Kamerverhuurvrijstelling
Kamerverhuurvrijstelling € 5.367
Vrijstelling KEW, SEW, BEW
2019 2018 2017
Vrijstelling € 166.000 € 164.000 € 162.500
Tarief box 2 25%
Tarief box 3 30%
Grondslag Sparen Beleggen Forfaitair rendement
Van T/m 0,13% 5,60%
€ 0 € 71.650 67% 33% 1,94%
€ 71.650 € 989.736 21% 79% 4,45%
€ 989.736 € - 0% 100% 5,60%
Schuldendrempel € 3.100
Heff ingvrij vermogen € 30.360
Vrijstelling kapitaal- en uitvaartverzekeringen € 7.118
Vrijstelling contant geld € 534
Vrijstelling groene beleggingen € 58.540
Vrijstelling kapitaalverzekeringen (vóór 14-09-1999) € 123.428 Heff ingskortingen
Algemene heff ingskorting
Van T/m Vóór AOW Vanaf AOW
€ 0 € 20.384 € 2.477 € 1.268
€ 20.384 € 68.507 € 2.477 - 5,147% x (belast- baar inkomen uit werk en woning - € 20.384)
€ 1.268 - 2,633% x (belast- baar inkomen uit werk en woning - € 20.384)
€ 68.507 € - € 0 € 0
Arbeidskorting
Van T/m Vóór AOW Vanaf AOW
€ 0 € 9.694 1,754% x arbeidsinkomen 0,898% x arbeidsinkomen
€ 9.694 € 20.940 € 170 + 28,712% x (arbeids-
inkomen - € 9.694) € 88 + 14,689% x (arbeids- inkomen - € 9.694)
€ 20.940 € 34.060 € 3.399 € 1.740
€ 34.060 € 90.710 € 3.399 - 6% x (arbeids-
inkomen - € 34.060) € 1.740 - 3,069% x (arbeids- inkomen - € 34.060)
€ 90.710 € - € 0 € 0
Inkomensafhankelijke combinatiekorting
Van T/m Vóór AOW Vanaf AOW
€ 0 € 4.993 € 0 € 0
€ 4.993 € 17.491 11,45% x (arbeidsinkomen
- € 4.993) 11,45% x (arbeidsinkomen - € 4.993)
€ 17.491 € 29.753 € 1.431 + (11,45% x (arbeids- inkomen - € 17.491)) € 1.431
€ 29.753 € - € 2.835 € 1.431
Ouderenkorting
Van T/m Vanaf AOW
€ 0 € 36.783 € 1.596
€ 36.783 € 47.423 € 1.596 - 15% x (verzamelinkomen - € 36.783)
€ 47.423 € - € 0
Alleenstaande ouderenkorting € 429
Jonggehandicaptenkorting € 737
Aanslaggrens inkomstenbelasting
Aanslaggrens inkomstenbelasting € 46
Successiewet
Vrijstellingen erfbelasting
Partners € 650.913
Invalide kinderen € 61.840
(Klein)kinderen € 20.616
Ouders € 48.821
Overige verkrijgers € 2.173
Vrijstellingen schenkbelasting
Kinderen € 5.428
Kinderen (eenmalig) € 26.040
Kinderen (studie) € 54.246
Eigen woning € 102.010
Overige verkrijgers € 2.173
Tarief successiewet
Van T/m Partners en
kinderen Klein-
kinderen Overige verkrijgers
€ 0 € 124.727 10% 18% 30%
€ 124.727 € - 20% 36% 40%
Partners (er kan maar één partner zijn):
• Gehuwden (niet gescheiden van tafel en bed) en geregistreerd partners.
• Samenwoners: beiden meerderjarig, gezamenlijke huishouding blijkende uit BRP (6 maanden bij erfbelasting en 2 jaar bij schenkbelasting), notarieel samenlevingscontract, geen bloedverwant in rechte lijn.
• Samenwoners: beiden meerderjarig, 5 jaar onafgebroken gezamenlijke huishouding blijkende uit BRP, geen bloedverwant in rechte lijn tenzij mantelzorg (alleen voor erfbelasting, niet voor schenkbelasting).
Vennootschapsbelasting
Belastbaar bedrag Tarief
Van T/m %
€ 0 € 200.000 19%
€ 200.000 € 0 25%
Vrijstelling bedrijfsopvolging per onderneming
Ondernemingsvermogen Vrijstelling
Van T/m %
€ 0 € 1.084.851 100%
€ 1.084.851 € - 83%
Aanspraken ingevolge een pensioenregeling
Maximum pensioengevend salaris € 107.593
Middelloonstelsel 1,875%
Eindloonstelsel 1,657%
Minimale AOW-franchise Middelloonstelsel
Van T/m AOW-franchise
0,000% 1,701% € 11.008
1,701% 1,788% € 12.426
1,788% 1,875% € 13.785
Minimale AOW-franchise Eindloonstelsel
Van T/m AOW-franchise
0,000% 1,483% € 12.456
1,483% 1,570% € 14.060
1,570% 1,657% € 15.599
SOCIALE ZEKERHEID Premies
Premies volksverzekeringen
Wet Werkgever Werknemer Over ten hoogste
AOW 0 % 17,90% € 34.300 per jaar
ANW 0 % 0,10% € 34.300 per jaar
WLZ 0 % 9,65% € 34.300 per jaar
Voor een belastingplichtige die geboren is vóór 01-01-1946 geldt in plaats van het bedrag van € 34.300 het bedrag van € 34.817.
Premies werknemersverzekeringen
Wet Werk-
gever Werk-
nemer Zelf-
standige Over ten hoogste
WAO/WIA-basispremie 6,46% - - € 55.927 p/j
Zvw-inkomens-
afhankelijke bijdrage 6,95% - 5,70% € 55.927 p/j
Bijdrage kinderopvang 0,50% - - € 55.927 p/j
Maximumdagloon € 214,28
Uitkeringen
Algemene Ouderdomswet (AOW)*
Situatie Maand Vakantie-
uitkering Tegemoet-
koming Jaartotaal Alleenstaande € 1.190,58 € 72,44 € 25,23 € 15.459 Partner met AOW € 809,81 € 51,75 € 25,23 € 10.641 Partner zonder AOW
(incl. toeslag)** € 1.619,62 € 103,50 € 25,23 € 20.980
* Inkomensvrijstelling: (15% x minimumloon) + (1/3 van het meerdere).
** De toeslag wordt verlaagd met 10% bij een huishoudinkomen vanaf
€ 2.827,01 per maand. De toeslag geldt alleen nog maar voor mensen die vóór 01-01-2015 AOW-gerechtigd waren of als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd vóór 01-04-2015 AOW-gerechtigd zijn.
Algemene Nabestaandenwet (ANW)*
Situatie Maand Vakantie-
uitkering Tegemoet-
koming Jaartotaal Nabestaandenuitkering € 1.204,39 € 86,94 € 17,12 € 15.701 Nabestaandenuitkering
(verzorging) € 767,11 € 62,11 € 17,12 € 10.156 Kostendelersnorm € 767,11 € 62,11 € 17,12 € 10.156 Wezen tot 10 jaar € 385,40 € 27,82 € 17,12 € 5.164 Wezen 10-16 jaar € 578,11 € 41,73 € 17,12 € 7.644 Wezen 16-21/27 jaar € 770,81 € 55,64 € 17,12 € 10.123
* Inkomensvrijstelling: (50% x minimumloon) + (1/3 van het meerdere).
Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten - vervolguitkering (WGA) Arbeidsongeschiktheidspercentage Uitkeringspercentage van wettelijk
minimumloon
80% of meer 70,00%
65%-80% 50,75%
55%-65% 42,00%
45%-55% 35,00%
35%-45% 28,00%
Brutominimumloon
Leeftijd Minimumloon Minimumloon
per maand Minimumloon per jaar
22 100,00% € 1.615,80 € 20.941
21 86,15% € 1.373,45 € 17.800
20 70,95% € 1.131,05 € 14.658
19 55,75% € 888,70 € 11.518
18 48,14% € 767,50 € 9.947
17 40,04% € 638,25 € 8.272
16 34,97% € 557,45 € 7.225
15 30,41% € 484,75 € 6.282
Loonbelasting
Gebruikelijk loon DGA € 45.000