• No results found

of   magnifieke   combinatie?   Medische   metaforen:   mismatch

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "of   magnifieke   combinatie?   Medische   metaforen:   mismatch"

Copied!
118
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

 

 

  

 

Medische metaforen: mismatch 

of magnifieke combinatie?

 

 

Een  analytisch  en  experimenteel  onderzoek 

naar de werking en het effect van metaforen 

in medische informatieve teksten 

 

Masterscriptie

 

             

Docent:    dr. Esther Pascual Olivé               Student:    Sanne Plantinga 

Studentnummer:  1729144 

Opleiding:   Communicatie‐ en     

(2)

 

 

 

 

 

Medische metaforen: mismatch 

of magnifieke combinatie?

 

 

Een  analytisch  en  experimenteel  onderzoek 

naar de werking en het effect van metaforen 

in medische informatieve teksten 

 

 

Masterscriptie

 

             

Docent:    dr. Esther Pascual Olivé               Student:    Sanne Plantinga 

Studentnummer:  1729144 

Opleiding:   Communicatie‐ en     

(3)

Voorwoord 

   

Dat  het  kijken  naar  populaire  ziekenhuisseries  ook  daadwerkelijk  nuttig  kan  zijn,  is  een  opvallende  conclusie die ik na het schrijven van deze scriptie kan trekken. Tijdens het zien van een aflevering van  Grey´s  Anatomy  in  de  zomer  van  2009  werd  namelijk  het  onderwerp  van  mijn  scriptie  geboren.  Hoewel de metafoor die orthopedisch chirurg Callie Torres in de serie gebruikte  ‐ en als een soort  eerbetoon ook in de scriptie te lezen is ‐ voor veel kijkers waarschijnlijk onopvallend bleef, ging er bij  mijzelf meteen een lampje branden. Onderzoek doen naar metaforen in een medische setting leek  me plotsklaps ontzettend interessant. Bovendien zou ik in een dergelijk onderzoek mijn interesse in  de  medische  wereld  én  in  de  theorie  van  conceptuele  integratie  waarmee  ik  het  voorgaande  semester  kennis  had  gemaakt,  op  een  mooie  manier  kunnen  combineren.  Zie  daar  het  geplante  zaadje voor deze scriptie. 

Een scriptie schrijven doe je nooit alleen, wordt veelal gezegd. Deze ervaring heb ik nu ook  zelf ondervonden. Het idee voor mijn onderzoek was dan al wel aanwezig, de manier waarop ik dit  uit zou voeren nog niet. Vanaf het beginpunt tot het moment waarop dit voorwoord geschreven is,  heeft  Esther  Pascual  een  centrale  rol  gespeeld.  Als  begeleidster  gaf  ze  me  de  ruimte  om  met  een  eigen  plan  te  komen,  maar  ook  de  sturing,  kennis  en  ideeën  om  dit  plan  op  een  hoger  niveau  te  tillen. De begeleidingsgesprekken verliet ik dan ook steevast met een beter beeld van hoe de scriptie  er uit zou moeten komen te zien. Een betere begeleiding had ik me daarom niet kunnen wensen. 

Naast  Esther  Pascual  is  ook  John  Hoeks  van  grote  betekenis  geweest  binnen  de  totstandkoming  van  deze  scriptie.  Het  uitvoeren  van  twee  verschillende  soorten  deelonderzoeken  vroeg ook om twee verschillende methodes, waarbij John Hoeks de uitgelezen begeleider was in de  sturing  van  het  experimentgedeelte  van  de  scriptie.  Ook  hij  liet  me  vrij  in  mijn  eigen  plan,  zonder  ideeën  voor  zich  te  houden  en  mee  te  denken.  Beide  begeleiders  kan  ik  dan  ook  niet  genoeg  bedanken. 

(4)

Samenvatting 

   

Medische  metaforen  vormen  een  bijzondere  groep  binnen  de  metaforen  met  een  informatieve  en  didactische functie. Ze worden namelijk ingezet om te helpen bepaalde functies van het lichaam en  ziektes uit te leggen aan patiënten en hun omgeving. Omdat het van belang is deze onderwerpen zo  duidelijk mogelijk over te brengen aan de doelgroep en omdat metaforen idealiter een snel inzicht  bieden  in  een  complex  begrip  als  een  ziekte,  komen  medische  metaforen  vaak  voor  binnen  patiëntenfolders  en  informatieve  teksten  op  medische  websites.  Maar  is  dit  wel  terecht?  Zorgen  metaforen daadwerkelijk voor een beter begrip van de werking van het lichaam en van ziektes?    In deze scriptie speelt het zoeken van een antwoord op deze vraag een centrale rol. Alvorens  dit te kunnen doen, wordt eerst in beeld gebracht welke medische metaforen in dergelijke teksten  voorkomen.  Het  blijkt  dat  deze  metaforen  hun  oorsprong  vinden  in  de  metaforische  aard  van  het  menselijk  denken,  en  daarmee  ook  de  algemene  manieren  waarop  er  reeds  over  ziektes  en  het  menselijk  lichaam  wordt  gedacht.  Deze  metaforische  gedachtegang  werd  door  Lakoff  en  Johnson  (1980)  beschreven werd als de conceptuele metaforen die gehanteerd worden. Omdat het lichaam  over  het  algemeen  gezien  wordt  als  een  machine  (conceptuele  metafoor),  wordt  het  niet  vreemd  bevonden  dat  in  een  patiëntenfolder  over  de  werking  van  de  nieren  een  metafoor  met  een  koffiefilter (creatieve metafoor) wordt toegepast. Deze LICHAAM IS EEN MACHINE‐metafoor is echter niet  de  enige  conceptuele  metafoor  die  in  medische  informatieve  teksten  terug  te  vinden  is.  Ook  de  LICHAAM  IS  EEN  COMMUNICATIESYSTEEM‐,  ZIEKTE  IS  EEN  AFGESLOTEN  RUIMTE‐,  ZIEKTE  IS  EEN  AFWIJKENDE  LICHAMELIJKE  ERVARING‐, ZIEKTE  IS  KRACHT  VAN  BUITENAF‐ en ZIEKTE  BESTRIJDEN  IS  OORLOG‐metaforen werden  hierin  herkend.  Op  basis  van  deze  manieren  van  denken  over  het  lichaam  en  ziektes,  konden  vele  creatieve metaforen gevormd worden. Deze metaforen zijn ‘nieuw’ en ‘creatief’ in de zin dat ze ‐ in  tegenstelling  tot  conceptuele  metaforen  ‐  op  een  bewuste  manier  gecreëerd  worden.  Om  er  niet  alleen  achter  te  komen  welke  metaforen  dit  dan  zijn,  maar  ook  hoe  deze  werken,  werd  de  conceptuele  metafoortheorie  van  Lakoff  en  Johnson  (1980)  aangevuld  met  de  conceptuele  integratietheorie  van  Fauconnier  en  Turner  (1994).  Deze  laatste  theorie  maakte  het  namelijk  mogelijk  om  de  kwaliteit  van  de  metaforen  te  beoordelen  en  de  gedetailleerde  werking  hiervan  in  kaart te brengen. 

(5)
(6)
(7)

 Hoofdstuk 1: Inleiding 

   

Een  gewricht  is  het  ‘scharnier’  tussen  twee  botten.  Het  gladde  kraakbeenoppervlak  zorgt  ervoor  dat  de  botuiteinden  gemakkelijk  over  elkaar  heen glijden. Gewrichtsvloeistof ‘smeert’ het gewricht zodat het soepel beweegt. 

(bron: Folder ‐ Jicht   Nederlands Huisartsen Genootschap) 

  Metaforen zijn overal. Ze zijn te herkennen in allerlei tekstuele, beeldende of verbale uitingen; of het  nu  gaat  om  nieuwsberichten,  reclameposters,  een  alledaags  gesprek  tussen  twee  buren  of  een  medische  informatieve  tekst  zoals  die  van  het  Nederlands  Huisartsen  Genootschap.  Deze  veelvoorkomendheid  van  metaforen  in  communicatie  dankt  haar  oorsprong  aan  de  onuitputtelijke  manieren waarop er over concepten gedacht kan worden. Denken aan ‐ en daarmee spreken over ‐  een concept in termen van een ander concept, zijn volgens cognitiewetenschappers George Lakoff en  Mark  Johnson  zogenoemde  conceptuele  metaforen  (1980)  die  gehanteerd  worden.  Zo  kan  het  concept  ‘leven’  ervaren  worden  als  een  soort  reis,  zoals  een  ritje  in  de  achtbaan,  een  zware  bergbeklimming of een trein die voorbij dendert: de LIFE  IS  A  JOURNEY‐metafoor. Dit presenteren van  iets  als  iets  anders  als  resultaat  van  de  manier  waarop  er  over  een  concept  gedacht  wordt,  wordt  door Lakoff en Johnson (1980) beschreven in hun conceptuele metafoortheorie. Hierin stellen ze dat  de  aanwezigheid  van  metaforen  in  onze  taal  iets  zegt  over  de  (metaforische)  manier  waarop  er  gedacht  wordt.  Dit  is  echter  niet  alleen  terug  te  vinden  in  de  alledaagse  communicatie  tussen  mensen  ‐  waarbij  een  metafoor  een  expressieve  functie  heeft  ‐,  maar  ook  in  settings  waarbij  een  metafoor  een  meer  persuasieve,  informatieve  dan  wel  didactische  functie  heeft.  Zo  kan  een  metafoor  in  een  reclameposter  de  (beoogde)  functie  hebben  om  te  overtuigen,  door  een  product  positieve eigenschappen toe te kennen die oorspronkelijk bij een ander concept horen. Een metafoor  die in lesmateriaal voorkomt, heeft daarentegen een hele andere functie, en wel om een onbekend  verschijnsel uit te leggen aan de hand van een welbekend verschijnsel.  

(8)

verwarrend  kunnen  werken  en  daarom  vermeden  moeten  worden.  Of  metaforen  in  medische  informatieve teksten daadwerkelijk voor misvattingen zorgen, of dat ze ‐ net zoals andere metaforen  met  een  informatieve  en/of  didactische  functie  ‐  als  effectief  kunnen  worden  gezien  in  het  overbrengen  van  kennis,  wordt  in  deze  scriptie  onderzocht.  Alvorens  hiermee  te  beginnen,  wordt  eerst  in  kaart  gebracht  welke  metaforen  er  in  medische  informatieve  teksten  voorkomen;  iets  wat  aan  de  hand  van  de  conceptuele  metafoortheorie  en  conceptuele  integratietheorie  [nog  niet  geïntroduceerd]  voor  zover  bekend  niet  eerder  is  onderzocht.    Hierbij  worden  patiëntfolders  en  teksten  die  voorkomen  op  medische  informatieve  websites  onder  de  loep  genomen.  Deze  twee  communicatievormen zijn voor patiënten informatiebronnen bij uitstek om, eventueel na een eerste  gesprek met de huisarts of specialist, meer te weten te komen over de aandoening of kwaal waaraan  ze lijden.  

  Daarnaast vindt het tweede deelonderzoek plaats, waarbij onderzocht wordt of het gebruik  van metaforen daadwerkelijk een effectieve methode te noemen is in het begrip van een bepaalde  aandoening.  In  de  uitvoering  van  dit  onderzoek  wordt  informatie  over  drie  fictieve  ziektes  gemanipuleerd, en wel op het  gebruik en de kwaliteit van de  metafoor. Hierdoor ontstaat er in de  uitleg  van  iedere  fictieve  aandoening  drie  versies,  waarbij  de  metafoor  in  de  eerste  versie  weggelaten is, de metafoor in de tweede versie slecht passend is en de metafoor in de derde versie  goed passend is. Door het tekstbegrip en de gegeven beoordeling van de drie versies te vergelijken,  wordt  geprobeerd  aan  te  tonen  welke  soort  uitleg  het  best  begrepen  en  gewaardeerd  wordt.  De  vraag die binnen deze scriptie centraal staat, bestaat als resultaat van de twee deelonderzoeken dan  ook uit twee delen, en is als volgt te formuleren:     ‘Welke metaforen komen in medische informatieve teksten voor en hoe werken deze? En zijn  metaforen effectief in het begrip van leken wat betreft de werking van ziektes?’    Het antwoord op deze vraag kan een waardevol inzicht opleveren in de manier waarop er effectief  gecommuniceerd kan worden met patiënten; iets wat dan ook als doelstelling van dit onderzoek kan  worden omschreven. 

(9)

de  functie  en  het  optimale  effect  van  de  toepassing  van  deze  twee  theorieën  en  de  principes  waaraan een adequate integratie of sterke metafoor moet voldoen.  

  In  het  derde  hoofdstuk  staat  het  eerste  deelonderzoek  centraal:  de  analyse  van  metaforen  die  voorkomen  in  medische  informatieve  teksten.  Hierbij  wordt  eerst  de  methode  van  onderzoek  toegelicht. Daarna wordt de analyse aan de hand van drie globale stappen uitgevoerd. Zo wordt eerst  de  conceptuele  metafoor  beschreven  die  ten  grondslag  ligt  aan  de  genoemde  voorbeelden.  Welke  manier  van  denken  over  het  lichaam  en  ziekte  zorgt  ervoor  dat  de  metaforen  in  de  teksten  eenvoudig  geaccepteerd  kunnen  worden  door  de  lezer?  Vervolgens  wordt  er  aan  de  hand  van  de  conceptuele integratietheorie gekeken naar de manier waarop de metafoor werkt. Tenslotte worden  er andere voorbeelden gegeven die vergelijkbaar zijn met de uitvoerig geanalyseerde metafoor. Dit  om  aan  te  geven  dat  deze  metafoor  niet  op  zichzelf  staat,  maar  vele  varianten  kent.  De  analyse  wordt afgesloten door conclusies te formuleren en de voorafgestelde vraagstelling te beantwoorden.     In het vierde hoofdstuk wordt eerst de manier waarop het experiment, waarin getest wordt  wat  het  effect  van  de  kwaliteit  van  metaforen  is  op  het  tekstbegrip  van  proefpersonen,  gehouden  wordt besproken. Vervolgens komen de resultaten van dit experiment aan bod. Zijn er verschillen in  tekstbegrip  tussen  de  drie  groepen  proefpersonen?  Hoe  werden  de  verschillende  soorten  uitleg  gewaardeerd?  En  hoe  kunnen  eventuele  verschillen  verklaard  worden?  Ook  dit  hoofdstuk  wordt  afgesloten door de belangrijkste conclusies te formuleren. 

(10)

Hoofdstuk 2: Metaforen en conceptuele integratie 

    In dit hoofdstuk worden de meest belangrijke en relevante theorieën op het gebied van metaforen  behandeld. Daarnaast wordt de theorie van conceptuele integratie beschreven. Van beide theorieën  wordt de oorsprong in kaart gebracht, de belangrijkste begrippen behandeld en de functies hiervan  uitgelicht.    

“Imagine  your  dad’s  like  a  vintage  car,  okay?  And  his  blood’s  like  gas  flowing  through the fuel lines. The cancer cells are like the gunk that builds up in there.  Once the gunk starts circulating, it can do a lot of damage to the whole engine,  the carburetor, everything. It’s like the engine had already blown a gasket. Even  before all the other damage started.”1         Fragment uit Grey’s Anatomy (seizoen 3, aflevering 8) 

 

2.1 Conceptuele metafoortheorie 

Zoals  in  de  inleiding  al  gesteld  werd,  zijn  metaforen  overal.  Ze  zijn  met  alledaags  taalgebruik  en  middelen  die  gebruikt  worden  om  mee  te  communiceren  sterk  verweven.  En  dit  is  ook  niet  zo  verwonderlijk,  want  feitelijk  wordt  er  ook  in  metaforen  gedacht,  stellen  cognitiewetenschappers  George  Lakoff    en  Mark  Johnson.  Deze  manier  van  denken  is  echter  zo  basaal  geworden,  dat  metaforen  zelf  niet  meer  als  zodanig  herkend  worden.  Zo  laten  de  uitspraken  “we  hit  a  peak  last  year,  but  it’s  been  downhill  ever  since”’2  en  “he  does  high‐quality  work”3  zien  dat  over  ‘goed’  in  termen  van  ‘omhoog’  gedacht  wordt,  en  over  ‘slecht’  in  termen  van  ‘beneden’.  Ook  wordt  het  ervaren van de toekomst als iets dat in het vooruitzicht ligt bijvoorbeeld als vanzelfsprekend gezien  (“I’m afraid of what’s ahead of us”4), terwijl hier in feite de metafoor TIJD IS RUIMTE gehanteerd wordt  (Lakoff en Johnson, 1980: 16).  

      

1  “Stel  je  voor  dat  je  vader  als  een  antieke  auto  is,  oké?  En  zijn  bloed  is  als  brandstof  dat  door  de 

(11)

2.1.1 Oorsprong  

2.1.1.1 Aristoteles 

Het idee dat er gedacht wordt in metaforen en dat op basis van deze denkwijze metaforen tot uiting  worden  gebracht  in  taalgebruik  en  middelen  die  gebruikt  worden  om  mee  te  communiceren,  is  echter niet iets van alle tijden. In de tijd van Aristoteles ‐ de Griekse filosoof die leefde van 384 tot  322 v.Chr. en zich onder meer bezighield met de leer van retorica ‐ , werden metaforen namelijk nog  gezien als versieringen van een tekst en als een manier van een redenaar of schrijver om indruk te  maken  op  zijn  publiek.  Door  iets  als  iets  anders  te  presenteren,  werd  een  (verbale)  tekst  namelijk  aantrekkelijker  gemaakt.  De  filosoof  zag  metaforen  dan  ook  als  zuiver  talige  verschijnselen,  die  onderdeel konden vormen van een retorisch verhaal. 

2.1.1.2 Lakoff en Johnson  

Lange tijd werd op die manier over de (talige) aard van metaforen gedacht. Pas in 1980 werd er een  theorie geïntroduceerd waarbij metaforen op een andere manier werden gepresenteerd. Cognitieve  linguïsten George Lakoff en Mark Johnson beschreven in dat jaar in hun werk Metaphors We Live By  de  eerste  expliciete  conceptuele  metafoortheorie,  waarbij  gesteld  werd  dat  metaforen  niet  alleen  linguïstisch  van  aard  zijn,  maar  zeker  ook  cognitief.  Metaforen  komen  niet  uit  het  ‘niets’,  hun  aanwezigheid in taal zegt iets over de manier waarop er gedacht wordt.  

  Daarnaast  stellen  Lakoff  en  Johnson  dat  denken  zelfs  gestructureerd  wordt  door  metaforische  systemen;  de  menselijke  geest  ervaart  de  werkelijkheid  niet  direct,  maar  via  een  (cultureel  bepaald)  conceptueel  systeem  (Lakoff  en  Johnson,  1980:  3).  Dit  is  goed  te  zien  aan  de  manier waarop er over de toekomst gedacht wordt. In de westerse cultuur is de toekomst iets wat 

voor  men  ligt,  terwijl  de  toekomst  in  andere  culturen  iets  is  wat  achter  men  ligt.  De  conceptuele 

metafoor TIJD  IS  RUIMTE  is  in  beide  gevallen  dus  wel  hetzelfde,  maar  per  cultuur  anders  bepaald.  Hierbij kan het conceptuele domein RUIMTE gezien worden als het brondomein; het domein waar de  associaties  vandaan  gehaald  worden. TIJD  kan  gezien  worden  als  het  doeldomein;  het  domein  waaraan een nieuwe betekenis wordt gegeven. Daarnaast zijn de corresponderende elementen van  beide domeinen de mapping van een metafoor.  

2.2 Metaforen 

2.2.1 Conceptuele metaforen 

(12)

werd naar de manifestatie van politiek gezien ‘links‐denken’ (de zogenoemde ‘verzorgende ouder’)  en  ‘rechts‐denken’  (de  ‘strenge  vader’)  in  de  verbale  uitingen  en  gebaren  van  de  Amerikaanse  presidentskandidaten  George  W.  Bush  en  Al  Gore.  Door  de  debatten  tussen  deze  twee  kandidaten  die in 2000 gehouden zijn te analyseren, probeerde Cienki te ontdekken of conceptuele metaforen  die hun oorsprong vinden in een linkse of rechtse politieke voorkeur hierin naar voren kwamen. Dit  bleek  niet  zo  te  zijn;  er  werden  maar  weinig  metaforische  termen  gebruikt  die  een  directe  link  hebben  met  de  politieke  modellen  ‘verzorgende  ouder’  en  ‘strenge  vader’.  Uit  de  metaforische  gebaren die  Bush maakte, kon echter  wel geconcludeerd worden dat hij ook daadwerkelijk op een  politiek  gezien  rechtse  manier  denkt.  Een  kantlijn  die  Cienki  (2005:  7)  hierbij  maakt,  is  dat  de  verschillen  tussen  beide  metaforische  modellen  ervoor  zorgen  dat  de  ‘strenge  vader’‐metafoor  eenvoudiger  tot  uiting  kan  worden  gebracht  dan  de  ‘verzorgende  ouder’‐metafoor  en  daarom  wellicht ook vaker voorkomt in de verbale uitingen en gebaren.    

2.2.2 Creatieve metaforen 

De  manier  waarop  er  over  bepaalde  concepten  wordt  gedacht,  kan  de  basis  vormen  voor  zogenoemde  ‘nieuwe’  of  ‘creatieve’  metaforen.  Dit  zijn  metaforen  die  ‐  in  tegenstelling  tot  conceptuele  metaforen  ‐  op  een  bewuste  manier  gecreëerd  worden  en  vaak  aansluiten  aan  op  de  manier  waarop  er  reeds  over  een  bepaald  concept  wordt  gedacht.  Zo  wordt  het  niet  vreemd  bevonden  dat  het  lichaam  van  een  kankerpatiënt  in  de  eerder  genoemde  aflevering  van  Grey’s  Anatomy gepresenteerd wordt als een antieke auto (creatieve metafoor), aangezien het menselijke  lichaam over het algemeen al gezien wordt als een machine (conceptuele metafoor).  

  Een  dergelijke  nieuwe  metafoor  kan  echter  ook  een  nieuwe  manier  van  denken  introduceren, waardoor deze metafoor op die manier feitelijk andersom werkt. Wanneer een poëet  bijvoorbeeld schrijft dat een gedicht een wandeling is, probeert hij uit te leggen dat een gedicht een  ongehaaste,  mogelijk  onvoorspelbare  en  doelbewuste  reis  van  de  geest  en  haar  fantasie  is.  Vele  lezers hebben waarschijnlijk nog nooit op die manier over gedichten gedacht en zullen misschien het  lezen  van  gedichten  in  de  toekomst  anders  ‐  op  de  manier  van  de  poëet  ‐  ervaren.  Andere  lezers  zullen de manier waarop de poëet gedichten beschrijft echter meteen herkennen en dit waarderen,  aangezien  de  poëet  hun  diepe  overtuigingen  tot  uiting  brengt  (Gibbs,  2006:  2).  Een  creatieve  metafoor kan dus aansluiten op de manier waarop er reeds over een concept wordt gedacht, maar  ook een nieuwe manier van denken introduceren. Een nieuwe metafoor geeft in ieder geval aan hoe  de zender van deze metafoor over een bepaald concept denkt.  

(13)

taalgebruik,  maar  ook  herleid  kan  worden  uit  beeld  en  geluid.  Zo  kunnen  picturale  tekens,  geschreven  tekens,  uitgesproken  tekens,  gebaren,  geluiden,  muziek,  geuren,  voelen  en  tast  metaforisch van aard zijn (Forceville en Urios‐Aparisi, 2009: 4). Omdat metaforen deze verschillende  vormen aan kunnen nemen, spreekt Forceville dan ook van ‘multimodale metaforen’. 

2.2.3 Cognitief effect van metaforen 

Wat voor (beoogd) cognitief effect kan het toepassen van metaforen nu hebben? Dit is een vraag die  niet  alleen  binnen  deze  scriptie  centraal  staat,  maar  ook  door  cognitiewetenschapper  Gibbs  werd  gesteld. In zijn werk The Poetics of Mind (1994) stelt hij ‐ zoals Lakoff en Johnson dat ook deden ‐ dat  de  menselijke  cognitie  ‘poëtisch’  van  aard  is  en  dat  figuurlijke  verbeelding  ons  helpt  onszelf  en  de  wereld waarin wij leven te begrijpen.  

  Om deze theorie kracht bij te zetten, laat Gibbs diverse onderzoeken zien waaruit blijkt dat  de menselijke cognitie inderdaad ‘poëtisch’ van aard is. In deze experimenten kregen proefpersonen  teksten  voor  zich  waarin  concepten  letterlijk  en  figuurlijk  beschreven  werden.  Uit  de  resultaten  hiervan kon  onder meer  de conclusie  getrokken worden dat metaforische   omschrijvingen van een  concept  even  moeiteloos  begrepen  worden  als  de  letterlijke  beschrijvingen  hiervan.  Over  het  verwerken van metaforen werden namelijk even lang gedaan als over het verwerken van letterlijke  beschrijvingen.  Bovendien  worden  deze  metaforische  beschrijvingen  sneller  verwerkt  wanneer  er  een metafoor aan te pas komt die welbekend is. Over het verwerken van relatief nieuwe metaforen  werd dan wel langer gedaan, maar ook van deze nieuwe metaforen (mits die treffend waren) werd  eenvoudig de figuurlijke betekenis achterhaald (Gibbs, 1994: 100‐104). Daarnaast stelt Gibbs (1994:  133) dat metaforen er voor zorgen dat het gepresenteerde op een visuele manier afgespeeld kunnen  worden  in  onze  gedachten.  Deze  verbeelding  zou  ook  weer  een  positieve  invloed  hebben  op  het  onthouden van informatie; iets wat uit onderzoek van Paivio bleek (1971).  

(14)

    Figuur 1  Lundmark (2005: 178) 

deze  goed  passend  zijn  ‐  in  didactisch  materiaal  helemaal  vermeden  moet  worden  en  metaforen  alleen  gebruikt  mogen  worden  wanneer  de  schrijver  het  onderwerp  niet  expliciet  of  precies  kan  beschrijven.  Kan  een  onderwerp  in  niet‐metaforische  termen  beschreven  worden,  dan  moet  de  voorkeur aan deze letterlijke omschrijving gegeven worden.   2.2.4 Functies van metaforen  Omdat  metaforen de denkwijze over bepaalde concepten weerspiegelen, is het vanzelfsprekend te  noemen dat metaforen in allerlei settings voorkomen. Op die manier hebben metaforen ook allemaal  een eigen functie.   2.2.4.1 Expressieve functie  Zo worden metaforen toegepast in de alledaagse expressieve communicatie tussen mensen. De drie  redenen achter waarom dit wordt gedaan, worden door Gibbs beschreven. Metaforen zorgen er in  eerste  instantie  voor  dat  gedachten  uitgedrukt  kunnen  worden  die  op  een  letterlijke  manier  heel  moeilijk  beschreven  zouden  kunnen  worden  (de  inexpressibility  hypothesis).  De  uitdrukking  “The 

thought  slipped  my  mind  like  a  squirrel  behind  a  tree”5 zou  bijvoorbeeld  moeizaam  in  letterlijke  termen omschreven kunnen worden. Wanneer de metaforische zin namelijk vertaald zou worden in  letterlijke  beschrijvingen,  dan  zou  er  nog  steeds  een  zin  ontstaan  die  in  essentie  metaforisch  is  (bijvoorbeeld “de gedachte ging weg” of “de gedachte ontsnapte me”). Daarnaast kan een metafoor  ervoor  zorgen  dat  informatie  heel  compact  kan  worden  gemaakt  (de  compactness  hypothesis).  Metaforen  bieden  namelijk  de  mogelijkheid  om  veel  informatie  over  te  brengen  in  relatief  weinig  woorden; iets wat met letterlijke beschrijvingen niet lukt. Zo geeft de uitdrukking “My love is like a 

blossoming bouquet of roses”6 weer dat liefde een zaligheid is, verfijnd en mooi is ‐ en wellicht een 

kort  leven  beschoren  is  ‐,  zonder  veel  woorden  te  gebruiken.  Tenslotte  kan  een  metafoor  de  emotionele  beleving  van  ervaringen  weergeven.  De  uitdrukking  “My  love  is  like  a  blossoming 

bouquet of roses” wekt waarschijnlijk verschillende denkbeelden op bij de luisteraar die passen bij de 

manier waarop de spreker denkt over het concept liefde en zijn of haar ervaringen met liefde (Gibbs,  1994: 124‐125).  

2.2.4.2 Persuasieve functie 

Een andere functie die een metafoor kan hebben, is de persuasieve functie.  In  onder  meer  reclame‐uitingen  komt  deze  (beoogde)  functie  naar  voren.  Door conceptuele domeinen aan elkaar te koppelen, krijgt een concept op  die  manier  een  nieuwe  betekenis  en  andere  dimensie.  Een  voorbeeld  van  hoe dit in de praktijk wordt gedaan is te vinden in een reclameboodschap        

5

 “De gedachte ontglipte me als een eekhoorn achter een boom” 

(15)

van  elektronicabedrijf  Toshiba  (figuur  1).  In  2000  brachten  zij  een  poster  uit  waarbij  Toshiba’s  nieuwste  televisie  gepresenteerd  wordt  als  een  trouwe  vriend  van  de  mens:  de  hond.  Door  de  televisie  op  de  plaats  te  zetten  waar  normaal  gesproken  een  hond  zit,  wordt  er  een  analogisch  verband tussen beide gecreëerd; net  zoals een hond gezelschap biedt en er  altijd voor zijn baas is,  doet ook de televisie dat. Door vervolgens te stellen dat de nieuwe televisie van Toshiba ‘man’s best‐

est friend’ is, wordt ook nog eens gepropageerd dat deze televisie een nog beter gezelschap is dan de 

hond  (Lundmark,  2005:  179).  Door  de  metafoor TELEVISIE  IS  HOND  toe  te  passen,  wordt  dan  ook  het  effect beoogd dat de lezer de televisie dezelfde positieve eigenschappen gaat toekennen die horen  bij het concept HOND, waarmee de reclameboodschap voldoet aan zijn persuasieve functie.   

2.2.4.3 Informatieve/didactische functie 

Tenslotte  kan  een  metafoor  in  een  omgeving  waarin  geprobeerd  wordt  nieuwe  kennis  over  te  brengen,  ook  een  informatieve  dan  wel  didactische  functie  hebben.  Omdat  een  nieuw  concept  uitgelegd wordt aan de hand van een concept dat al bekend is, kan een metafoor in een dergelijke  setting  een  onbekend  onderwerp  snel  duidelijk  maken.  Zo  wordt  het  menselijk  geheugen  in  het  kinderprogramma  Het  Klokhuis  gepresenteerd  als  een  grote  opslagplaats  waarin  ‘alles  ligt  wat  je  weet’. Er wordt gezegd: ‘als je naar iets op zoek bent, dan gaat je geheugen razendsnel op zoek naar  de plek waar je het hebt neergelegd.’ Ook wordt uitgelegd dat wanneer iets goed onthouden moet  worden, het dan op een plek neergezet moet worden waar het herhaaldelijk tegengekomen wordt.  Door die herhaling wordt de weg er naar toe welbekend en wordt datgene dus ook goed onthouden.  Door de metafoor van de opslagplaats te gebruiken, neemt het onbekende concept (het geheugen)  de  eigenschappen  van  een  dergelijke  plaats  over,  waardoor  de  werking  van  het  geheugen  eenvoudig(er) kan worden begrepen.  

(16)

worden  uitgelegd  aan  de  hand  van  een  metafoor,  maar  deze  metafoor  kan  ook  voor  verwarring  zorgen.  Of  het  toepassen  van  metaforen  nu  een  positief  of  negatief  effect  heeft  op  tekstbegrip,  wordt verderop in deze scriptie onderzocht.  

2.2.5 Medische metaforen 

Een specifiek gebied binnen de informatieve en/of didactische setting beslaat dit eerder genoemde  medische domein. Omdat er vanzelfsprekend ook wat betreft ziektes en de werking van het lichaam  in  termen  van  andere  concepten  wordt  gedacht,  heersen  er  vele  metaforen  binnen  deze  setting.  Omdat  de  medische  setting  tevens  het  gebied  is  dat  binnen  deze  scriptie  centraal  staat,  worden  conceptuele en creatieve metaforen binnen deze setting extra toegelicht.  

2.2.5.1 Conceptuele metaforen 

Een  voorbeeld  van  de  manier  waarop  er  over  ziektes  wordt  gedacht,  is  de  door  Lakoff  en  Johnson  beschreven  conceptuele  metaforen GEZONDHEID/LEVEN  IS  OMHOOG  en ZIEKTE/DOOD  IS  OMLAAG.  Over  gezondheid en leven wordt namelijk in termen van ‘omhoog’ gesproken:    (a) “He's at the peak of health.”7   (b) “Lazarus rose from the dead.”8   (c) “He's in top shape.”9    Over ziekte en dood wordt daarentegen in termen van ‘omlaag’ gedacht:    (a) He came down with the flu.10  (b) His health is declining.11       (Lakoff en Johnson, 1980: 15)    Dit ervaren van gezondheid en leven in termen van omhoog en ziekte en dood in termen van omlaag,  vindt  volgens  Lakoff  en  Johnson  zijn  basis  in  fysieke  feitelijkheden:  ‘serieuze  ziektes  dwingen  ons  fysiek om te  gaan liggen.  Wanneer je  dood bent,  ben je fysiek  gezien laag  tot de grond’ (Lakoff en  Johnson, 1980: 15). Hoewel deze conceptuele metaforen een sterk verband hebben met de GOED  IS  OMHOOG  en SLECHT  IS  OMLAAG  metaforen  (gezondheid  wordt  namelijk  als  goed  gezien  en  ziekte  als  slecht),  is  het  toch  aannemelijk  dat  de  fysieke  reden  achter  deze GEZONDHEID/LEVEN  IS  OMHOOG‐  en 

(17)

ZIEKTE/DOOD IS OMLAAG‐metaforen een belangrijk aandeel heeft in de oorsprong hiervan, waardoor ze  als een aparte soort conceptuele metaforen kunnen worden gezien.  

2.2.5.2 Creatieve metaforen 

Creatieve metaforen vinden veelal hun basis in de manier waarop over ziekte of over de werking van  het lichaam reeds wordt gedacht (zoals GEZONDHEID  EN  LEVEN  IS  OMHOOG en  ZIEKTE  EN  DOOD  IS  OMLAAG).  Toch  is  van  sommige  creatieve  metaforen  lastig  te  achterhalen  of  deze  een  nieuwe  manier  van  denken  introduceert,  of  aansluit  op  een  manier  waarop  er  reeds  wordt  gedacht.  Een  voorbeeld  hiervan komt naar voren in een Franse anti AIDS‐campagne uit 2008 (figuur 2a en 2b).  

 

         

 figuur 2a          figuur 2b 

 

Hierin  wordt  de  ziekte  AIDS  gepresenteerd  als  een  dierlijke  entiteit,  zodat  er  een  relatie  van  metonymie ontstaat tussen de drager van deze ziekte en de ziekte zelf. Bovendien is er een relatie  van  oorzaak  en  gevolg  in  de  afbeeldingen  te  herkennen;  de  oorzaak  (AIDS)  wordt  als  gevolg  (iets  afschrikwekkends)  gepresenteerd.  Dit  presenteren  van  een  ziekte  als  een  afschrikwekkend  dier  is  echter alleen mogelijk omdat er over het algemeen  over ziekte  wordt gedacht als iets wat ‘eng’ is.  Zou  ziekte  over  het  algemeen  gezien  worden  als  iets  prettigs,  waarbij  het  onveilig  vrijen  met  een  AIDS besmet persoon een positieve ervaring is, dan zou de metafoor met afschrikwekkende dieren  volledig  onlogisch  zijn.  Toch  kan  het  presenteren  van  een  ziekte  als  een  dergelijk  afschrikwekkend  dier ook een nieuwe manier van denken introduceren; AIDS werd dan wel als iets engs gezien, maar  nog  niet  eerder  als  een  eng  dier.  Deze  creatieve  metafoor  kan  dan  ook  worden  gezien  als  een  metafoor  die  zowel  voor  een  gedeelte  aansluit  op  de  manier  waarop  er  reeds  over  ziekte  wordt  gedacht, als een nieuwe manier van denken introduceert ‐ een reden waarvoor de campagne voor  veel commotie zorgde.   

(18)

bij uitstek om dit onbekende gevoel uit te leggen voor de patiënt daarom veelal het gebruiken van  een metafoor te zijn. Deze ‘voelt alsof’‐metaforen zien we bijvoorbeeld in onderstaande fragmenten,  waarbij  het  voorkomen  ervan  aangeeft  dat  het  toepassen  van  een  ‘medische  metafoor’  door  de  patiënt  als  waardevol  dan  wel  als  noodzakelijk  gezien  wordt.  Zo  legt  een  75‐jarige  patiënt  met  gordelroos (een huidinfectie die gepaard gaat met rode huidplekken en met vocht gevulde blaasjes)  in  het  eerste  fragment  haar  klachten  met  betrekking  tot  haar  ogen  voor  aan  de  bezoekende  weekendarts.  Dit doet ze door te stellen dat: 

“Alsof ik zand in mijn ogen had verleden week.”12 

 

Voor de patiënt lijkt het toepassen van deze metafoor de beste  methode  te  zijn  om  het  voor  haar  onbekende  gevoel  dat  hoort  bij  het  lijden  aan  gordelroos  aan  de  weekendarts  duidelijk  te  maken.  Omdat  de  patiënt  dit  gevoel  niet  aan  een  voor  haar  bekende  ziekte  kan  koppelen,  koppelt  ze  dit  daarom  aan  iets  wat  een  vergelijkbaar  gevoel  veroorzaakt en wat wel bekend is: zand in de ogen. Hoewel het gevoel bij gordelroos ontastbaar is,  wordt  dit  gepresenteerd  als  een  tastbaar  iets,  namelijk  zand.  Ook  de  arts  lijkt  een  dergelijke  metafoor  als  manier  om  een  gevoel  duidelijk  te  maken  te  accepteren,  wat  te  horen  is  aan  haar  instemmende reactie. 

(19)

een  pad  in  feite  niet  kan  slingeren.  Op  dezelfde  manier  probeert  de  patiënt  aan  de  hand  van  een  fictieve  beweging  een  reële  situatie  aan  te  duiden.  Hierdoor  blijkt  de  kwaliteit  van  de  metafoor  (waarbij de eigenschappen van de metafoor zo veel mogelijk overeenkomen met de eigenschappen  van  het  lichamelijke  gevoel)  belangrijker  te  zijn  dan  het  gebruiken  van  een  metafoor  die  een  reële  situatie betreft. 

Dergelijke  creatieve  metaforen  komen  we  echter  niet  alleen  tegen  binnen  voorlichtingscampagnes  of  in  de  klachtenbeschrijving  van  patiënt  richting  arts,  maar  ook  in  de  informatievoorziening van verstrekkers van medische informatie richting patiënten en hun omgeving.  Deze laatste metaforen worden in beeld gebracht in het volgende hoofdstuk.   

2.3 Conceptuele integratie 

Omdat  een  metafoor  gekenmerkt  wordt  door  de  integratie  van  twee  verschillende  conceptuele  domeinen,  kunnen  metaforen  gezien  worden  als  vormen  van  conceptuele  integratie.  Bij  het  toepassen  van  zowel  een  metafoor  als  een  vorm  van  conceptuele  integratie,  worden  er  twee  verschillende  conceptuele  domeinen  met  elkaar  geïntegreerd  tot  één  nieuw  geheel.  Onder  conceptuele  integratie  worden  echter  niet  alleen  metaforen  gerekend.  Toepassingen  ervan  komen  namelijk ook andere vormen voor, welke beschreven worden in 2.3.2.2.  

2.3.1 Oorsprong 

Conceptuele  integratie  is  een  dynamisch  mentaal  proces  waarbij  twee  of  meerdere  conceptuele  domeinen  worden  geïntegreerd  tot  één  nieuw  geheel.  Deze  conceptuele  domeinen  worden  getypeerd als mentale ruimtes, ofwel de zogenoemde INPUT‐ruimtes. Een mentale ruimte kan volgens  Fauconnier ([1985] 1994) gezien worden als een specifiek domein van kennis dat op een dynamische  manier wordt geconstrueerd tijdens denken en praten. Het nut van het oproepen van deze mentale  ruimtes  is  om  iets  te  kunnen  begrijpen  of  te  kunnen  doen.  Een  mentale  ruimte  kan  iets  uit  de  werkelijkheid bevatten, zoals een herinnering of opgedane kennis van een bepaald gebied, maar kan  ook iets onwerkelijks ‐ wensen, gedachten of representaties ‐ vertegenwoordigen. Daarnaast wordt  de daadwerkelijke integratie van deze INPUT‐ruimtes beschreven als de BLEND; een nieuw geheel met  een eigen betekenis en zelfstandigheid.  

De theorie die dit mentale proces beschrijft kreeg in 1994 voor het eerst vorm in het werk  Conceptual Projection and Middle Spaces van de oprichters hiervan: linguïsten Gilles Fauconnier en  Mark Turner, waarin zij de werking van conceptuele integratie ‐ ofwel blending beschreven. Naast de  INPUT‐ruimtes  en BLEND  hanteren  zij  ook  nog  een  andere  ruimte,  namelijk  de GENERIC  SPACE  (ofwel 

(20)

eigen conceptueel domein (nodig) heeft. Met andere woorden, de inhoud van een dergelijke GENERIC  SPACE (de  overeenkomsten  tussen  beide INPUTS)  moet  gezien  worden  als  een  voorwaarde  om  de  integratie  überhaupt  te  kunnen  maken,  en  niet  zozeer  een  aparte  mentale  ruimte  die  opgeroepen  moet worden. Om die reden wordt de GENERIC SPACE ook in deze scriptie niet toegepast.  

Omdat de theorie van conceptuele integratie binnen deze scriptie veel mogelijkheden biedt  om toepassingen daarvan (waaronder dus metaforen) te analyseren op bijvoorbeeld de werking en  kwaliteit daarvan, wordt deze theorie bij de analyse van metaforen in medische informatieve teksten  betrokken.  Zo  kan  de  conceptuele  integratietheorie  uitwijzen  of  een  metafoor  als  adequaat  kan  worden gezien, door de relaties tussen de verschillende concepten te analyseren. Daarnaast maakt  deze theorie het mogelijk om te laten zien hoe de metafoor precies werkt, door de daadwerkelijke  integratie  van  twee  conceptuele  domeinen  te  illustreren.  Op  die  manier  maakt  de  conceptuele  integratietheorie  het  mogelijk  om  de  conceptuele  metafoortheorie  uitvoerig  aan  te  vullen  wat  betreft  het  analyseren  van  metaforen.  Hoe  dit  in  de  praktijk  wordt  gebracht,  komt  aan  bod  in  het  volgende hoofdstuk.  

2.3.2 Werking 

2.3.2.1 Creëren van een blend 

In het creëren van een integratie ‐ of BLEND  zijn er drie gebeurtenissen: composition, completion en 

elaboration. Bij composition worden er relaties gecreëerd tussen elementen uit de mentale ruimtes 

die  geïntegreerd  worden:  de INPUT‐ruimtes.  Deze  relaties  bestonden  nog  niet  in  de  verschillende  INPUTS.  In  het  fragment  van  Grey’s  Anatomy  dat  eerder  in  dit  hoofdstuk  aan  bod  kwam,  wordt  het  lichaam  van  de  patiënt  bijvoorbeeld  gepresenteerd  als  een  antieke  auto,  waarbij  zijn  bloed  gezien  moet  worden  als  brandstof,  zijn  aderen  als  brandstofleidingen  en  de  kankercellen  als  smeerboel.  Hierdoor worden de losse elementen uit de INPUT‐ruimtes samengevoegd tot één geheel, waarbij het  lichaam  een  antieke  auto  is,  en  de  kankercellen  niet  meer  los  van  de  smeerboel  kunnen  worden  gezien.   

  Daarnaast  wordt  er  in  het  creëren  van  een BLEND  niet  alleen  informatie  geïntegreerd  die 

gepresenteerd  is,  maar  ook  informatie  die  de  ontvanger  zelf  invult;  iets  wat  completion  genoemd  wordt. Op die manier  wordt de gepresenteerde structuur van  de integratie  compleet gemaakt met  een andere achterliggende structuur. Zo staat de schade die de smeerboel aanricht in de motor en  carburateur  voor  de  schade  die  de  kankercellen  zullen  aanrichten  in  belangrijke  organen  in  het  lichaam; iets wat door de lezer zelf ingevuld wordt. 

  Tenslotte wordt de BLEND ontwikkeld aan de hand van een denkbeeldige mentale simulatie; 

(21)

   figuur 3a 

    figuur 3b 

‘eigen  leven  gaan  leiden’,  ofwel  emergent  structure  krijgen,  wat  getypeerd  wordt  als  elaboration  (Fauconnier en Turner, 1998a).  

2.3.2.2 Verschillende vormen 

Wanneer er twee of meer mentale ruimtes met elkaar geïntegreerd worden, ontstaat er één nieuw  geheel:  de BLEND.  Dit  integreren  van  diverse  mentale  ruimtes  kent  echter  niet  altijd  dezelfde  toepassing. Daarom zijn dergelijke conceptuele netwerken in te delen in verschillende categorieën.  Zo zijn metaforen, waaronder die in dit hoofdstuk genoemd zijn, allemaal voorbeelden van double‐

scope  networks.  Dit  type  integratie  kenmerkt  zich  namelijk  door  het  integreren  van  twee  of  meer 

conceptuele domeinen die meestal op het eerste oog niks met elkaar te maken hebben. Omdat ze  toch eigenschappen delen die overeenkomstig zijn ‐ zoals een hond met een televisie: beide zijn hele  goede vrienden ‐ , kunnen ze op die manier geïntegreerd worden tot één nieuw geheel, waarbij de  televisie  de  vriendschappelijke  eigenschappen  van  een  hond  overneemt.  Deze  double‐scope 

networks  kunnen  gezien  worden  als  de  meest  complexe  vorm  van  conceptuele  integratie  (Turner, 

2008: 14). 

  Een minder complexe vorm is het simplex network. Hierbij worden er niet twee verschillende  mentale  ruimtes  met  elkaar  geïntegreerd,  maar  bestaat  de  BLEND  uit  één  mentale  ruimte  die  geïntegreerd is met een frame: een abstract maar welbekend concept dat verhoudingen weergeeft.  In  een  simplex  network  heerst  de  regel  ‘X  is  de  Y  van  Z’.  Een 

voorbeeld  hiervan  zien  we  in  figuur  3a,  waarbij  de  mentale  ruimte  ACNE  en  het  frame  FAMILIE  met  elkaar  worden  geïntegreerd.  

  De  laatste  vorm  van  conceptuele  integratie  wordt  getypeerd  als  een  mirror  network.  In  deze  manier  van  integreren  worden  mentale  ruimtes  met  elkaar  geïntegreerd  die  aan  elkaar  spiegelen.  De  elementen  uit  deze  mentale  ruimtes  komen  namelijk  (van  nature)  met  elkaar 

(22)

geavanceerde middelen biedt aan vooruitstrevende bedrijven (Joy et al, 2009: 44).   2.3.2.3 Selectieve projectie 

Dit  integreren  van  verschillende  conceptuele  domeinen  tot  een  nieuw  geheel  moet  echter  niet  gezien worden als een simpele optelsom, waarbij van de som 1 + 1 de uitkomst 2 (de BLEND) is. In een  BLEND worden namelijk alleen relevante ‐ en dus niet alle ‐ elementen die horen bij de verschillende  mentale ruimtes met elkaar geïntegreerd. Zo zou in het voorbeeld van de HOND IS TELEVISIE‐metafoor  de  mentale  ruimte HOND ook  eigenschappen  als  ‘harig’,  ‘huisdier’  en  het  proces  ‘uitlaten’  kunnen  bevatten,  naast  de  eigenschap  ‘vriend’.  Dit  zijn  immers  ook  eigenschappen  van  een  hond  die  conceptueel  (kunnen)  zijn  opgeslagen.  Omdat  de  hond  echter  in  verband  wordt  gebracht  met  een  televisie, zijn deze andere eigenschappen in de metafoor niet relevant. Ook het feit dat een televisie  over het algemeen in de aanschaf duur is en op elektriciteit werkt doet er in de metafoor niet toe.  

Dit  (onbewust)  filteren  van  slechts  enkele  relevante  elementen  wordt  in  de  theorie  van  conceptuele  integratie  selectieve  projectie  genoemd.  Een  manier  om  deze  selectieve  projectie  te  illustreren,  is  door  een  diagram  van  het  geheel  te  tekenen.  Een  dergelijke  afbeelding,  zoals  die  in  figuur 4 te zien is, geeft een snelle indruk van hoe de betreffende integratie in zijn werk gaat. Zo is te  zien  welke  conceptuele  domeinen  daadwerkelijk  worden  geïntegreerd  (de INPUT‐ruimtes),  welke  elementen die bij deze concepten horen aan elkaar verbonden kunnen worden en hoe de BLEND er 

uiteindelijk uitziet. Ook is te zien dat in plaats van alle elementen, alleen de elementen ‘vriend’ en  ‘gezelschapsobject’ in de BLEND worden geprojecteerd.  

    ‐ harig            ‐ duur         ‐ huisdier                       ‐ werkt op         ‐ uitlaten                       elektriciteit        ‐ vriend               ‐ gezelschapsobject      

      HOND‐ruimte             TOSHIBA TELEVISIE‐ruimte 

       ‐ vriend/.hond =                  ‐ gezelschapsobject/        .Toshiba televisie     

       TOSHIBA TELEVISIE‐ruimte/BLEND         figuur 4 

(23)

2.3.3 ‘Governing principles’ van conceptuele integratie 

Toepassingen  van  conceptuele  integratie,  waar  metaforen  voorbeelden  van  zijn,  hebben  verschillende  ‘governing  principles’  (ofwel  ‘bepalende  principes’).  Deze  principes  zijn  beschreven  door Fauconnier en Turner (1998b).   

2.3.3.1 Achieve human scale 

Zo  zorgt  conceptuele  integratie  er  idealiter  voor  dat  een  complexe  situatie  naar  menselijke  maatstaven teruggebracht wordt en daardoor snel begrijpelijk wordt. Een complex begrip, zoals een  vorm  van  kanker,  kan  bijvoorbeeld  begrijpelijk  worden  gemaakt  door  dit  conceptuele  domein  te  integreren met een ander welbekend en simpel concept: een antieke auto (dat ook weer een eigen  conceptueel domein heeft), zoals we zagen in het fragment van Grey’s Anatomy. 

2.3.3.2 Subfuncties 

Conceptuele integratie kan er ook voor zorgen dat een verstrooid concept samengevat kan worden,  er  op  een  snelle  manier  een  allesomvattend  inzicht  ontstaat,  één  voorbeeld  gepresenteerd  kan  worden die representatief gezien wordt voor een grotere groep  en een  complex concept  uitgelegd  kan  worden  door  dit  in  verhaalvorm  te  doen.  Het  overkoepelende  effect,  achieve  human  scale,  is  echter de meest belangrijke en is ook het effect dat centraal staat in het onderzoek dat in het derde  en vierde hoofdstuk uitgevoerd wordt.  

2.3.4 ‘Optimality principles’ van conceptuele integratie  

Wil een BLEND in het algemeen of een metafoor in het bijzonder goed werken, dan moet deze wel aan  een aantal voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden zijn door Fauconnier en Turner beschreven als  de optimality principles, ofwel ‘optimaliteitsprincipes’ van conceptuele integratie en zijn belangrijke  richtlijnen  om  te  bepalen  of  een  metafoor  of  andere BLEND  adequaat  en  dus  goed  is,  of  juist  inadequaat of slecht is.  

Zo  moet  er  bij  het  toepassen  van  conceptuele  integratie  daadwerkelijk  iets  geïntegreerd  worden; de geïntegreerde conceptuele domeinen moeten niet los van elkaar blijven gezien worden  (integration).  Daarnaast  moeten  de  te  integreren  elementen,  eigenschappen,  processen  en/of  relaties  uit  de INPUT‐ruimtes  met  elkaar  overeenkomen  of  eenvoudig  aan  elkaar  kunnen  worden  gerelateerd.  Met  andere  woorden,  de  eigenschappen  van  de  verschillende INPUT‐ruimtes  moeten  genoeg op elkaar lijken om hier een logische verbinding tussen te kunnen maken (topology). Verder  moet  het  web  van  logische  verbindingen  tussen  de BLEND  en  de INPUT‐ruimtes  eenvoudig  in  stand  gehouden  worden;  vanuit  de BLEND  moeten  de  verbindingen  zonder  enige  berekeningen  en  dus  op 

(24)

     figuur 5 

figuur 6 

zijn; men zou zich niet moeten afvragen waarom een bepaald element hierin aanwezig is (relevance)  (Fauconnier en Turner, 1998b: 269‐270).

2.3.5 Conceptuele integratie in didactische settings 

Omdat  conceptuele  integratie  ervoor  kan  zorgen  dat  een  complex begrip op een snelle en effectieve manier begrijpelijk  kan  worden  gemaakt,  wordt  dit  onder  meer  toegepast  in  didactische  settings.  Dit  zagen  we  al  in  de  toepassing  van  metaforen  in  het  uitleggen  van  de  werking  van  het  menselijk  geheugen. Aangezien conceptuele integratie meer behelst dan 

slechts metaforen, wordt dit ook toegepast zonder een metafoor toe te passen. 

  Zo wordt de evolutie van een dinosaurus in een vogel uitgelegd aan de hand van conceptuele  integratie,  zoals  te  zien  is  in  figuur  5  (Fauconnier  en  Turner,  2002:  93‐95).  In  dit  beeld  wordt  een  complex, verstrooid en veelomvattend begrip (de evolutie van dinosaurus in vogel) in één oogopslag  uitgebeeld. Hiermee bereikt de illustratie alle effecten die het toepassen van conceptuele integratie  kan hebben; zo wordt het concept ‘evolutie’ teruggebracht op menselijke schaal, ontstaat er op een  snelle  manier  een  allesomvattend  inzicht  en  worden  de  dinosaurus  en  vogel  gezien  als  voorbeeld  voor de totale populatie dinosauriërs en vogels. 

  Een  ander  voorbeeld  is  te  vinden  in  de  manier  waarop  kinderen  het  concept  klok  lezen  uitgelegd  krijgen.  Ook  hierin  is  een  vorm  van  blending  te  ontdekken,  laat  Robert  Williams  (2008)  

zien. De gebaren en middelen die de docente gebruikt  in  de  les  zorgen  namelijk  voor  verschillende INPUT‐ ruimtes,  waardoor  begrippen  als  kwartieren,  halve  uren en voorbijgaande tijd kunnen worden uitgelegd.  Dit is bijvoorbeeld te zien op figuur 6, waarbij het pad  die  de  tegenwoordige  klokwijzer  (het  beginpunt)  aflegt  geïntegreerd  wordt  het  eindpunt  van  deze  wijzer, om zo de tijd (het pad) die de klokwijzer aflegt  uit te leggen (Williams, 2008: 222). 

(25)

Hoofdstuk 3: Metaforen in medische informatieve teksten

 

   

In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar metaforen die in medische informatieve teksten voorkomen.  Op welke manier wordt er over het menselijk lichaam en ziektes gedacht? En wat voor metaforen zijn  er  in  medische  informatieve  teksten  te  herkennen  die  aansluiten  op  deze  denkwijze?  Vervolgens  wordt  één  creatieve  metafoor  uitvoerig  geanalyseerd  aan  de  hand  van  de  conceptuele  integratietheorie en worden er tenslotte enkele andere ‐ maar vergelijkbare ‐ voorbeelden gegeven.  

3.1 Methode 

3.1.1 Vraagstelling  Door deze analyse van metaforen in medische informatieve teksten toe te passen, wordt geprobeerd  een antwoord te geven op de vraag:   ‘Welke metaforen komen in medische informatieve teksten voor en hoe werken deze?’  Hierbij wordt er geen onderscheid gemaakt tussen metaforen en toepassingen van analogie. Hoewel  metaforen  getypeerd  kunnen  worden  volgens  de  regel  ‘X  is  Y’ en  gevallen  van  analogie  volgens  de  regel ‘X lijkt op Y’ ‐ en er dus wel degelijk een semantisch verschil is tussen beide ‐, zijn ze voor de  theorie van conceptuele integratie feitelijk hetzelfde. In beide gevallen gaat het namelijk om relaties  van analogie tussen beide conceptuele domeinen, waardoor ze aan de hand van deze theorie ook op  dezelfde manier geanalyseerd kunnen worden. Voor het lezersgemak wordt er overal van metaforen  gesproken.     3.1.2 Data 

De  16  verschillende  creatieve  metaforen  die  in  deze  analyse  centraal  staan,  stammen  voor  het  grootste deel uit teksten die op medische informatieve websites voorkomen, namelijk 10 van de 16.  De  overige  6  metaforen  stammen  uit  patiëntenfolders.  Dit  zijn  folders  die  aan  patiënten  in  ziekenhuizen,  dokterspraktijken  en  andere  medische  omgevingen  worden  aangeboden.  Hiermee  worden  de  meest  belangrijke  tekstuele  informatiebronnen  voor  patiënten  en  hun  omgeving  onderzocht.  De  16  creatieve  metaforen  worden  in  6  overkoepelende  categorieën  ‐  oftewel  de  conceptuele metaforen waar zij hun basis in vinden ‐ ingedeeld.  

(26)

metaforen  in  medische  informatieve  teksten  voorkomen  en  de  werking  van  deze  metaforen  uit  te  leggen en niet om een allesomvattende indeling te maken.   3.1.3 Structuur analyse  De analyse wordt uitgevoerd aan de hand van drie globale stappen. De eerste stap is het beschrijven  van de manier waarop er over het betreffende onderwerp reeds wordt gedacht. Welke conceptuele  metafoor is dat? Daarna wordt er een voorbeeld gegeven van een creatieve metafoor die op deze vrij  algemene perceptie aansluit. Deze wordt uitvoerig beschreven, door de metafoor te analyseren aan  de  hand  van  de  conceptuele  integratietheorie.  Welke INPUT‐ruimtes  worden  er  in  de  metafoor  geïntegreerd?  Hoe  werkt  de  metafoor  precies?  En  waarom  is  er  voor  deze  specifieke  metafoor  gekozen bij het uitleggen van de betreffende aandoening of kwaal? Deze analyse wordt ondersteund  door een diagram samen te stellen waarin valt af te lezen welke eigenschappen uit de INPUT‐ruimtes  met  elkaar  verbonden  worden  en  geïntegreerd  zijn  in  de BLEND.  Als  laatste  worden  er  een  aantal 

(27)

3.2 Analyse 

3.2.1 LICHAAM IS EEN MACHINE­metafoor 

Eén  manier  om  de  werking  van  het  lichaam  uit  te  leggen  blijkt  de  ‐  overigens  relatief  veelvoorkomende ‐ LICHAAM IS EEN MACHINE‐metafoor te zijn. Hierbij wordt het lichaam gepresenteerd  als (een onderdeel van) een mechanisch instrument. En zoals een machine kapot kan gaan, kan ook  het lichaam niet meer naar behoren functioneren.   Deze manier van denken over het menselijk lichaam is iets wat goed te herleiden valt uit ons  alledaags taalgebruik. Zo wordt het lichaam veelal gepresenteerd als een (onderdeel van een) auto;  iets wat we niet alleen zien in de metafoor die voorkwam in de Amerikaanse ziekenhuisserie Grey’s  Anatomy (“Imagine your dad’s like a vintage car, okay?”), maar ook in de praktijk. Deze zien we terug  in  een  thesis  van  Palmer  Baghestani  van  de  Miami  University  (2008),  waarbij  ze  de  impact  van  metaforen  op  overtuigingen  wat  betreft  diëten  en  lichaamsbeweging  beschrijft.  Enkele  metaforen  die ze hierbij heeft ontdekt, zijn:  (a)  “Reprogram your metabolism”15  (b) “Metabolism is the body's fat‐burning engine”16  (c) “You should have no gas left in the tank by the end of this class”17  (d)  “Rev up, jumpstart, fire‐up your metabolism”18       (Palmer Baghestani, 2008: 49)   

Er  zijn,  naast  het  zien  van  het  menselijk  lichaam  als  een  auto,  echter  nog  vele  andere  mogelijke  manieren om over het lichaam in termen van een machine te denken. Een veelvoorkomende manier  is bijvoorbeeld om de hersenen als een machine te zien:    (a) “My mind just isn’t operating today” 19  (b) “We’ve been working on this problem all day and now we’re running out of steam” 20  (c) “I’m a little rusty today” 21         (Lakoff en Johnson, 1980: 27)   

(28)

(a) “Hij had even kortsluiting in zijn hoofd” 

(b) “Het loopt niet helemaal soepel in de bovenkamer”  (c) “Ik moet even de knop omdraaien” 

 

Dat  het  denken  aan  het  menselijk  lichaam  in  termen  van  een  machine  werkelijk  een  conceptuele  metafoor  is,  zien  we  onder  meer  terug  in  visuele  beelden,  waarbij  het  lichaam  ‐  en  dan  wederom  voornamelijk  de  hersenen  ‐  gepresenteerd  wordt  als  een  machine  die  op  batterijen  werkt  (figuur  7a22), iets wat aan en uit gezet kan worden (figuur 7b) en iets wat op mechanica werkt (figuur 7c).    

                 

 figuur 7a            figuur 7b             figuur 7c 

 

Een  creatief  voorbeeld  van  de LICHAAM  IS  EEN  MACHINE‐metafoor  is  te  vinden  in  een  patiëntenfolder  van het Academisch Medisch Centrum Universiteit van Amsterdam. In deze folder, die specifiek voor  kinderen bedoeld is, wordt uitgelegd wat een nierziekte is en wat de behandeling hiervoor is. Naast  het veelvuldig gebruik van illustraties om de tekst te verduidelijken, wordt er ook gebruik gemaakt  van een metafoor om de werking van de nieren uit te leggen:     De nieren filteren je bloed. Denk aan een koffiefilter! Die houdt de prut tegen  want die wil je niet drinken.  (bron: Folder ‐ Als je nieren ziek zijn   Academisch Medisch Centrum Universiteit van Amsterdam)    In dit geval wordt de werking van een koffiefilter (een onderdeel van een machine) gebruikt om de  werking  van  een  onderdeel  van  het  lichaam  uit  te  leggen.  Dit  filter  zorgt  ervoor  dat  koffiedik  van  koffie  gescheiden  wordt,  zodat  deze  prut  niet  in  het  kopje  koffie  terecht  komt.  Deze  filtering  en  vooral  ook  het  voordeel  van  deze  filtering  wordt  in  de  uitleg  van  de  werking  van  de  nieren        

22

  Alle  visuele  voorbeelden  van  de  conceptuele  metaforen  in  deze  analyse  zijn  afkomstig  van  dezelfde  bron: 

(29)

klaarblijkelijk  dan  ook  als  een  waardevolle  overeenkomst  gezien;  zoals  een  koffiefilter  de  prut  tegenhoudt  dat  in  het  kopje  koffie  ongewenst  is,  zo  houden  de  nieren  de  stoffen  tegen  die  in  het  bloed ongewenst zijn.   

  In  dit  voorbeeld  wordt  eerst  uitgelegd  wat  de  nieren  precies  doen:  het  bloed  filteren.  Hierdoor wordt eerst de mentale NIER‐ruimte bij de lezer opgeroepen en ingevuld. Pas daarna wordt  de metafoor gemaakt met een koffiefilter, waardoor de KOFFIEFILTER‐ruimte opgeroepen wordt. Ook  van  dit  filter  wordt  uitgelegd  wat  de  functie  daarvan  is:  koffie  filteren.  Hierbij  wordt  niet  nog  eens  uitgelegd dat de functies van beide concepten met elkaar in verband moeten worden gebracht. Dit is  iets  wat  de  lezer  zelf  doet,  omdat  deze  de  druk  voelt  om  de  conceptuele  domeinen  met  elkaar  te  integreren  en  een  logische  verbinding  te  maken.  Deze  overeenkomst  tussen  de  twee  belangrijkste  functies herkent de lezer dan ook zelf, door het topology principe toe te passen. Dit voorbeeld geeft  ook  aan  dat  de  eigenschappen  van  een  object  of  systeem  maar  op  één  of  twee  punten  overeen  hoeven te komen met de eigenschappen van de aandoening waar het om gaat. Dat een koffiefilter  van  papier  is,  vaak  bruinachtig  van  kleur  is  en  in  verschillende  maten  verkrijgbaar  is,  zijn  wel  eigenschappen  die  in  de  mentale KOFFIEFILTER‐ruimte  aanwezig  kunnen  zijn  (het  gaat  immers  om  kennis die over dit middel aanwezig is), maar die er in de metafoor niet toe doen. Alleen het feit dat  een koffiefilter koffiedik scheidt van koffie (iets wat als nuttig en waardevol wordt gezien), is in deze  metafoor belangrijk. Deze filtering komt namelijk overeen met de werking van de nieren. Met deze  selectieve  schifting  van  eigenschappen  die  uit  de  mentale  ruimtes  worden  gehaald  en  worden  geprojecteerd in de BLEND (de gepresenteerde situatie, oftewel: de nieren werken als een koffiefilter), 

voldoet  deze  metafoor  aan  een  belangrijke  eigenschap  van  conceptuele  integratie,  namelijk: 

selectieve projectie. Dit is goed te zien in onderstaand conceptuele integratiediagram:                         .koffiezetapparaat           .lichaam                                            .prut            .afvalstoffen           scheidt                  scheidt              van                 van                .koffie                   .bloed   

(30)

Het  feit  dat  de  mens  beschikt  over  twee  nieren  en  deze  boonvorming  zijn,  of  het  feit  dat  een  koffiefilter in een koffiezetapparaat zit en van bruin papier gemaakt is, doet er in de BLEND niet toe.  Deze  elementen  worden  namelijk  niet  geïntegreerd  en  spelen  dus  geen  rol  in  de  uitleg  van  de  werking  van  de  nieren.  Alleen  hetgeen  de  nieren  én  de  koffiefilters  doen,  wordt  in  de BLEND  geïntegreerd.  Naast  de NIEREN  ZIJN  KOFFIEFILTERS‐metafoor,  zijn  er  ook  andere  voorbeelden  te  vinden  die aansluiten op de LICHAAM IS EEN MACHINE‐metafoor. Zo is er op een medische informatieve website  over de werking van het hart het volgende te lezen: 

 

Het  hart  werkt  samen  met  de  longen.  Zonder  de  longen  kan  het  hart  geen  zuurstofrijk bloed naar de organen toe pompen. Het hart mag dan wel de motor  van ons lichaam zijn, maar zonder de longen heeft het hart eigenlijk niet zoveel  nut. Je kunt de longen dus zien als de bougies van de motor. Want zonder deze  bougies loopt de motor niet.   (bron: Website ‐ De motor van het lichaam, het hart   InfoNu.nl)    Hierbij wordt er een link gelegd tussen de functie van het hart en de functie van een motor: de boel  draaiende houden. Hoewel een hart feitelijk anders werkt dan een motor (een hart maakt kloppende  bewegingen  en pompt  bloed het lichaam in, terwijl een motor draait en alleen vloeistof ontvangt),  kan de metafoor toch eenvoudig worden toegepast. Zowel het hart als de motor zorgen ervoor dat  andere onderdelen aan het werk worden gezet. Zonder dit (mechanische) orgaan kan de rest niets  zelfstandig doen. Alle onderdelen, of deze nu van het lichaam of een auto  zijn, zijn dus afhankelijk  van  het  hart  dan  wel  de  motor.  Wederom  gaat  de  lezer  hierbij  zelf  op  zoek  naar  topology;  verbindingen tussen overeenkomstige elementen. 

Een ander voorbeeld waarin mechanica gebruikt wordt om de werking van een bepaald deel  van het lichaam uit te leggen, komen we tegen in een folder van het Nederlands Huisartsen 

Genootschap, waarbij de ziekte jicht toegelicht wordt:   

Een  gewricht  is  het  ‘scharnier’  tussen  twee  botten.  Het  gladde  kraakbeenoppervlak  zorgt  ervoor  dat  de  botuiteinden  gemakkelijk  over  elkaar  heen glijden. Gewrichtsvloeistof ‘smeert’ het gewricht zodat het soepel beweegt. 

(31)

  Ook  in  deze  metafoor  wordt  in  mechanische  termen  over  onderdelen  van  het  lichaam  gesproken.  Soms  is  dit  onvermijdelijk;  een  andere  benaming  dan  ‘scharnier’  te  geven  voor  het  gewricht  is  moeilijk  te  vinden.  Dat  er  in  dit  voorbeeld  toch  een  mechanische  metafoor  wordt  gebruikt,  blijkt  meer uit het feit dat het gewrichtsvloeistof als een soort smeerolie gepresenteerd wordt; een middel  dat bij het soepel houden van scharnieren gebruikt kan worden.  

(32)

3.2.2 LICHAAM IS EEN COMMUNICATIESYSTEEM­metafoor 

Een  soort  subcategorie  van  de  LICHAAM  IS  EEN  MACHINE‐metafoor,  is  de  LICHAAM  IS  EEN  COMMUNICATIESYSTEEM‐metafoor.  Deze  metafoor  laat  de  conceptuele  verbintenis  zien  tussen  de  processen in het menselijk lichaam en de processen binnen een communicatiesysteem. Doordat deze  processen natuurlijke overeenkomsten delen, ontstaat er een conceptuele metafoor waarin aan het  lichaam ‐ en dan vooral aan de hersenen ‐ in termen van een communicatiesysteem wordt gedacht.  Op  deze  manier  is  de  metafoor  verweven  is  met  ons  dagelijks  leven  en  daarom  ook  met  ons  alledaagse  taalgebruik,  wanneer  we  spreken  over  (problemen  met)  onze  hersenen.  Dit  is  bijvoorbeeld te zien in de uitingen: 

 

(a) “Ik heb teveel ruis in mijn hoofd” 

(b) “Dat is bij mij niet helemaal goed aangekomen”   

Maar  ook  niet‐talige  uitingen  laten  zien  dat  over  het  lichaam  in  termen  van  een  communicatiesysteem  wordt  gedacht.  Dit  is  bijvoorbeeld  te  zien  in  de  afbeelding  waarbij  de  hersenen als een plek gepresenteerd worden waarin allerlei communicatiemiddelen zich bevinden en  waarbij het lichaam plekken zijn waarmee gecommuniceerd kan worden (figuur 9a). Daarnaast laat  figuur 9b zien dat de hersenen allerlei boodschappen kunnen ontvangen, door deze af te beelden als  een satelliet. Tenslotte wordt de communicatieve verbintenis van de hersenen met de rest van het  lichaam (hoewel deze op de afbeelding niet te zien is) geïllustreerd aan de hand van figuur 9c.    

 figuur 9a          figuur 9b             figuur 9c 

 

(33)

 

Samen met het ruggenmerg vormen de hersenen het centrale zenuwstelsel. Dit  centrale zenuwstelsel is het beste te vergelijken met een telefooncentrale. Via de  zenuwbanen, die in verbinding staan met allerlei delen van ons lichaam, komen  constant  allerlei  boodschappen  binnen.  Zien,  horen,  ruiken,  voelen  maar  ook  bewegen wordt geregistreerd in de hersenen.  

De  hersenen  zenden  zelf  ook  boodschappen  uit.  Als  u  zich  bijvoorbeeld  wilt  bewegen,  gaan  er  signalen  vanuit  uw  hersenen,  via  de  zenuwbanen,  naar  uw  armen en benen. Daardoor komen bewegingen tot stand. Ook de ademhaling en  de  bloedsomloop  worden  vanuit  de  hersenen  geregeld.  U  kunt  zich  dus  voorstellen dat de hersenen uitermate belangrijk zijn.  

(bron: Folder ‐ Beroerte, en dan?   Nederlandse Hartstichting)   

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In dit hoofdstuk onderzoek ik in welke mate de lichtbehoefte, dan wel tolerantie voor schaduw van kiemplanten van zomer- en wintereik, zomer- en winterlinde, beuk, haagbeuk

In 1965 kwam de metafoor van de BVD als staat in de staat middenin de maatschappij te staan.. merswaal op Prinsjesdag langs de route van de Gouden Koets. Hij pro- testeerde met

Een criticus van het onderzoek (Cahnman, 1948) schreef echter een jaar later dat dit niet bijzonder was, aangezien orthodoxe joden in juni niet mogen trouwen en dat het corpus dus

De illustratie past ook bij het macroniveau, maar is hier geplaatst, omdat in deze paragraaf fragmenten en daarmee conceptuele metaforen worden laten zien die de

communicatieve functie conceptuele metaforen door Nederlandse politici zijn gebruikt in het specifieke, actuele kader van de financiële crisis, kunnen verschillende punten die in dit

De ervaringen die in dit experiment werden opgedaan met de vast-aantal-trialsmethode waren zeer positief. De methode bleek goed hanteerbaar. De leerlingen hadden qeen problemen met

 Whether HRV and HRR are specifically related to several subjective indicators of recovery status (muscle soreness, hydration status, sleep quality and quantity as well

The study informing this manuscript provides broad guidelines to promote South African DSW resilience within reflective supervision based on research pertaining to (a)