Medische metaforen: mismatch
of magnifieke combinatie?
Een analytisch en experimenteel onderzoek
naar de werking en het effect van metaforen
in medische informatieve teksten
Masterscriptie
Docent: dr. Esther Pascual Olivé Student: Sanne Plantinga
Studentnummer: 1729144
Opleiding: Communicatie‐ en
Medische metaforen: mismatch
of magnifieke combinatie?
Een analytisch en experimenteel onderzoek
naar de werking en het effect van metaforen
in medische informatieve teksten
Masterscriptie
Docent: dr. Esther Pascual Olivé Student: Sanne Plantinga
Studentnummer: 1729144
Opleiding: Communicatie‐ en
Voorwoord
Dat het kijken naar populaire ziekenhuisseries ook daadwerkelijk nuttig kan zijn, is een opvallende conclusie die ik na het schrijven van deze scriptie kan trekken. Tijdens het zien van een aflevering van Grey´s Anatomy in de zomer van 2009 werd namelijk het onderwerp van mijn scriptie geboren. Hoewel de metafoor die orthopedisch chirurg Callie Torres in de serie gebruikte ‐ en als een soort eerbetoon ook in de scriptie te lezen is ‐ voor veel kijkers waarschijnlijk onopvallend bleef, ging er bij mijzelf meteen een lampje branden. Onderzoek doen naar metaforen in een medische setting leek me plotsklaps ontzettend interessant. Bovendien zou ik in een dergelijk onderzoek mijn interesse in de medische wereld én in de theorie van conceptuele integratie waarmee ik het voorgaande semester kennis had gemaakt, op een mooie manier kunnen combineren. Zie daar het geplante zaadje voor deze scriptie.
Een scriptie schrijven doe je nooit alleen, wordt veelal gezegd. Deze ervaring heb ik nu ook zelf ondervonden. Het idee voor mijn onderzoek was dan al wel aanwezig, de manier waarop ik dit uit zou voeren nog niet. Vanaf het beginpunt tot het moment waarop dit voorwoord geschreven is, heeft Esther Pascual een centrale rol gespeeld. Als begeleidster gaf ze me de ruimte om met een eigen plan te komen, maar ook de sturing, kennis en ideeën om dit plan op een hoger niveau te tillen. De begeleidingsgesprekken verliet ik dan ook steevast met een beter beeld van hoe de scriptie er uit zou moeten komen te zien. Een betere begeleiding had ik me daarom niet kunnen wensen.
Naast Esther Pascual is ook John Hoeks van grote betekenis geweest binnen de totstandkoming van deze scriptie. Het uitvoeren van twee verschillende soorten deelonderzoeken vroeg ook om twee verschillende methodes, waarbij John Hoeks de uitgelezen begeleider was in de sturing van het experimentgedeelte van de scriptie. Ook hij liet me vrij in mijn eigen plan, zonder ideeën voor zich te houden en mee te denken. Beide begeleiders kan ik dan ook niet genoeg bedanken.
Samenvatting
Medische metaforen vormen een bijzondere groep binnen de metaforen met een informatieve en didactische functie. Ze worden namelijk ingezet om te helpen bepaalde functies van het lichaam en ziektes uit te leggen aan patiënten en hun omgeving. Omdat het van belang is deze onderwerpen zo duidelijk mogelijk over te brengen aan de doelgroep en omdat metaforen idealiter een snel inzicht bieden in een complex begrip als een ziekte, komen medische metaforen vaak voor binnen patiëntenfolders en informatieve teksten op medische websites. Maar is dit wel terecht? Zorgen metaforen daadwerkelijk voor een beter begrip van de werking van het lichaam en van ziektes? In deze scriptie speelt het zoeken van een antwoord op deze vraag een centrale rol. Alvorens dit te kunnen doen, wordt eerst in beeld gebracht welke medische metaforen in dergelijke teksten voorkomen. Het blijkt dat deze metaforen hun oorsprong vinden in de metaforische aard van het menselijk denken, en daarmee ook de algemene manieren waarop er reeds over ziektes en het menselijk lichaam wordt gedacht. Deze metaforische gedachtegang werd door Lakoff en Johnson (1980) beschreven werd als de conceptuele metaforen die gehanteerd worden. Omdat het lichaam over het algemeen gezien wordt als een machine (conceptuele metafoor), wordt het niet vreemd bevonden dat in een patiëntenfolder over de werking van de nieren een metafoor met een koffiefilter (creatieve metafoor) wordt toegepast. Deze LICHAAM IS EEN MACHINE‐metafoor is echter niet de enige conceptuele metafoor die in medische informatieve teksten terug te vinden is. Ook de LICHAAM IS EEN COMMUNICATIESYSTEEM‐, ZIEKTE IS EEN AFGESLOTEN RUIMTE‐, ZIEKTE IS EEN AFWIJKENDE LICHAMELIJKE ERVARING‐, ZIEKTE IS KRACHT VAN BUITENAF‐ en ZIEKTE BESTRIJDEN IS OORLOG‐metaforen werden hierin herkend. Op basis van deze manieren van denken over het lichaam en ziektes, konden vele creatieve metaforen gevormd worden. Deze metaforen zijn ‘nieuw’ en ‘creatief’ in de zin dat ze ‐ in tegenstelling tot conceptuele metaforen ‐ op een bewuste manier gecreëerd worden. Om er niet alleen achter te komen welke metaforen dit dan zijn, maar ook hoe deze werken, werd de conceptuele metafoortheorie van Lakoff en Johnson (1980) aangevuld met de conceptuele integratietheorie van Fauconnier en Turner (1994). Deze laatste theorie maakte het namelijk mogelijk om de kwaliteit van de metaforen te beoordelen en de gedetailleerde werking hiervan in kaart te brengen.
Hoofdstuk 1: Inleiding
Een gewricht is het ‘scharnier’ tussen twee botten. Het gladde kraakbeenoppervlak zorgt ervoor dat de botuiteinden gemakkelijk over elkaar heen glijden. Gewrichtsvloeistof ‘smeert’ het gewricht zodat het soepel beweegt.
(bron: Folder ‐ Jicht Nederlands Huisartsen Genootschap)
Metaforen zijn overal. Ze zijn te herkennen in allerlei tekstuele, beeldende of verbale uitingen; of het nu gaat om nieuwsberichten, reclameposters, een alledaags gesprek tussen twee buren of een medische informatieve tekst zoals die van het Nederlands Huisartsen Genootschap. Deze veelvoorkomendheid van metaforen in communicatie dankt haar oorsprong aan de onuitputtelijke manieren waarop er over concepten gedacht kan worden. Denken aan ‐ en daarmee spreken over ‐ een concept in termen van een ander concept, zijn volgens cognitiewetenschappers George Lakoff en Mark Johnson zogenoemde conceptuele metaforen (1980) die gehanteerd worden. Zo kan het concept ‘leven’ ervaren worden als een soort reis, zoals een ritje in de achtbaan, een zware bergbeklimming of een trein die voorbij dendert: de LIFE IS A JOURNEY‐metafoor. Dit presenteren van iets als iets anders als resultaat van de manier waarop er over een concept gedacht wordt, wordt door Lakoff en Johnson (1980) beschreven in hun conceptuele metafoortheorie. Hierin stellen ze dat de aanwezigheid van metaforen in onze taal iets zegt over de (metaforische) manier waarop er gedacht wordt. Dit is echter niet alleen terug te vinden in de alledaagse communicatie tussen mensen ‐ waarbij een metafoor een expressieve functie heeft ‐, maar ook in settings waarbij een metafoor een meer persuasieve, informatieve dan wel didactische functie heeft. Zo kan een metafoor in een reclameposter de (beoogde) functie hebben om te overtuigen, door een product positieve eigenschappen toe te kennen die oorspronkelijk bij een ander concept horen. Een metafoor die in lesmateriaal voorkomt, heeft daarentegen een hele andere functie, en wel om een onbekend verschijnsel uit te leggen aan de hand van een welbekend verschijnsel.
verwarrend kunnen werken en daarom vermeden moeten worden. Of metaforen in medische informatieve teksten daadwerkelijk voor misvattingen zorgen, of dat ze ‐ net zoals andere metaforen met een informatieve en/of didactische functie ‐ als effectief kunnen worden gezien in het overbrengen van kennis, wordt in deze scriptie onderzocht. Alvorens hiermee te beginnen, wordt eerst in kaart gebracht welke metaforen er in medische informatieve teksten voorkomen; iets wat aan de hand van de conceptuele metafoortheorie en conceptuele integratietheorie [nog niet geïntroduceerd] voor zover bekend niet eerder is onderzocht. Hierbij worden patiëntfolders en teksten die voorkomen op medische informatieve websites onder de loep genomen. Deze twee communicatievormen zijn voor patiënten informatiebronnen bij uitstek om, eventueel na een eerste gesprek met de huisarts of specialist, meer te weten te komen over de aandoening of kwaal waaraan ze lijden.
Daarnaast vindt het tweede deelonderzoek plaats, waarbij onderzocht wordt of het gebruik van metaforen daadwerkelijk een effectieve methode te noemen is in het begrip van een bepaalde aandoening. In de uitvoering van dit onderzoek wordt informatie over drie fictieve ziektes gemanipuleerd, en wel op het gebruik en de kwaliteit van de metafoor. Hierdoor ontstaat er in de uitleg van iedere fictieve aandoening drie versies, waarbij de metafoor in de eerste versie weggelaten is, de metafoor in de tweede versie slecht passend is en de metafoor in de derde versie goed passend is. Door het tekstbegrip en de gegeven beoordeling van de drie versies te vergelijken, wordt geprobeerd aan te tonen welke soort uitleg het best begrepen en gewaardeerd wordt. De vraag die binnen deze scriptie centraal staat, bestaat als resultaat van de twee deelonderzoeken dan ook uit twee delen, en is als volgt te formuleren: ‘Welke metaforen komen in medische informatieve teksten voor en hoe werken deze? En zijn metaforen effectief in het begrip van leken wat betreft de werking van ziektes?’ Het antwoord op deze vraag kan een waardevol inzicht opleveren in de manier waarop er effectief gecommuniceerd kan worden met patiënten; iets wat dan ook als doelstelling van dit onderzoek kan worden omschreven.
de functie en het optimale effect van de toepassing van deze twee theorieën en de principes waaraan een adequate integratie of sterke metafoor moet voldoen.
In het derde hoofdstuk staat het eerste deelonderzoek centraal: de analyse van metaforen die voorkomen in medische informatieve teksten. Hierbij wordt eerst de methode van onderzoek toegelicht. Daarna wordt de analyse aan de hand van drie globale stappen uitgevoerd. Zo wordt eerst de conceptuele metafoor beschreven die ten grondslag ligt aan de genoemde voorbeelden. Welke manier van denken over het lichaam en ziekte zorgt ervoor dat de metaforen in de teksten eenvoudig geaccepteerd kunnen worden door de lezer? Vervolgens wordt er aan de hand van de conceptuele integratietheorie gekeken naar de manier waarop de metafoor werkt. Tenslotte worden er andere voorbeelden gegeven die vergelijkbaar zijn met de uitvoerig geanalyseerde metafoor. Dit om aan te geven dat deze metafoor niet op zichzelf staat, maar vele varianten kent. De analyse wordt afgesloten door conclusies te formuleren en de voorafgestelde vraagstelling te beantwoorden. In het vierde hoofdstuk wordt eerst de manier waarop het experiment, waarin getest wordt wat het effect van de kwaliteit van metaforen is op het tekstbegrip van proefpersonen, gehouden wordt besproken. Vervolgens komen de resultaten van dit experiment aan bod. Zijn er verschillen in tekstbegrip tussen de drie groepen proefpersonen? Hoe werden de verschillende soorten uitleg gewaardeerd? En hoe kunnen eventuele verschillen verklaard worden? Ook dit hoofdstuk wordt afgesloten door de belangrijkste conclusies te formuleren.
Hoofdstuk 2: Metaforen en conceptuele integratie
In dit hoofdstuk worden de meest belangrijke en relevante theorieën op het gebied van metaforen behandeld. Daarnaast wordt de theorie van conceptuele integratie beschreven. Van beide theorieën wordt de oorsprong in kaart gebracht, de belangrijkste begrippen behandeld en de functies hiervan uitgelicht.“Imagine your dad’s like a vintage car, okay? And his blood’s like gas flowing through the fuel lines. The cancer cells are like the gunk that builds up in there. Once the gunk starts circulating, it can do a lot of damage to the whole engine, the carburetor, everything. It’s like the engine had already blown a gasket. Even before all the other damage started.”1 Fragment uit Grey’s Anatomy (seizoen 3, aflevering 8)
2.1 Conceptuele metafoortheorie
Zoals in de inleiding al gesteld werd, zijn metaforen overal. Ze zijn met alledaags taalgebruik en middelen die gebruikt worden om mee te communiceren sterk verweven. En dit is ook niet zo verwonderlijk, want feitelijk wordt er ook in metaforen gedacht, stellen cognitiewetenschappers George Lakoff en Mark Johnson. Deze manier van denken is echter zo basaal geworden, dat metaforen zelf niet meer als zodanig herkend worden. Zo laten de uitspraken “we hit a peak last year, but it’s been downhill ever since”’2 en “he does high‐quality work”3 zien dat over ‘goed’ in termen van ‘omhoog’ gedacht wordt, en over ‘slecht’ in termen van ‘beneden’. Ook wordt het ervaren van de toekomst als iets dat in het vooruitzicht ligt bijvoorbeeld als vanzelfsprekend gezien (“I’m afraid of what’s ahead of us”4), terwijl hier in feite de metafoor TIJD IS RUIMTE gehanteerd wordt (Lakoff en Johnson, 1980: 16).
1 “Stel je voor dat je vader als een antieke auto is, oké? En zijn bloed is als brandstof dat door de
2.1.1 Oorsprong
2.1.1.1 Aristoteles
Het idee dat er gedacht wordt in metaforen en dat op basis van deze denkwijze metaforen tot uiting worden gebracht in taalgebruik en middelen die gebruikt worden om mee te communiceren, is echter niet iets van alle tijden. In de tijd van Aristoteles ‐ de Griekse filosoof die leefde van 384 tot 322 v.Chr. en zich onder meer bezighield met de leer van retorica ‐ , werden metaforen namelijk nog gezien als versieringen van een tekst en als een manier van een redenaar of schrijver om indruk te maken op zijn publiek. Door iets als iets anders te presenteren, werd een (verbale) tekst namelijk aantrekkelijker gemaakt. De filosoof zag metaforen dan ook als zuiver talige verschijnselen, die onderdeel konden vormen van een retorisch verhaal.
2.1.1.2 Lakoff en Johnson
Lange tijd werd op die manier over de (talige) aard van metaforen gedacht. Pas in 1980 werd er een theorie geïntroduceerd waarbij metaforen op een andere manier werden gepresenteerd. Cognitieve linguïsten George Lakoff en Mark Johnson beschreven in dat jaar in hun werk Metaphors We Live By de eerste expliciete conceptuele metafoortheorie, waarbij gesteld werd dat metaforen niet alleen linguïstisch van aard zijn, maar zeker ook cognitief. Metaforen komen niet uit het ‘niets’, hun aanwezigheid in taal zegt iets over de manier waarop er gedacht wordt.
Daarnaast stellen Lakoff en Johnson dat denken zelfs gestructureerd wordt door metaforische systemen; de menselijke geest ervaart de werkelijkheid niet direct, maar via een (cultureel bepaald) conceptueel systeem (Lakoff en Johnson, 1980: 3). Dit is goed te zien aan de manier waarop er over de toekomst gedacht wordt. In de westerse cultuur is de toekomst iets wat
voor men ligt, terwijl de toekomst in andere culturen iets is wat achter men ligt. De conceptuele
metafoor TIJD IS RUIMTE is in beide gevallen dus wel hetzelfde, maar per cultuur anders bepaald. Hierbij kan het conceptuele domein RUIMTE gezien worden als het brondomein; het domein waar de associaties vandaan gehaald worden. TIJD kan gezien worden als het doeldomein; het domein waaraan een nieuwe betekenis wordt gegeven. Daarnaast zijn de corresponderende elementen van beide domeinen de mapping van een metafoor.
2.2 Metaforen
2.2.1 Conceptuele metaforen
werd naar de manifestatie van politiek gezien ‘links‐denken’ (de zogenoemde ‘verzorgende ouder’) en ‘rechts‐denken’ (de ‘strenge vader’) in de verbale uitingen en gebaren van de Amerikaanse presidentskandidaten George W. Bush en Al Gore. Door de debatten tussen deze twee kandidaten die in 2000 gehouden zijn te analyseren, probeerde Cienki te ontdekken of conceptuele metaforen die hun oorsprong vinden in een linkse of rechtse politieke voorkeur hierin naar voren kwamen. Dit bleek niet zo te zijn; er werden maar weinig metaforische termen gebruikt die een directe link hebben met de politieke modellen ‘verzorgende ouder’ en ‘strenge vader’. Uit de metaforische gebaren die Bush maakte, kon echter wel geconcludeerd worden dat hij ook daadwerkelijk op een politiek gezien rechtse manier denkt. Een kantlijn die Cienki (2005: 7) hierbij maakt, is dat de verschillen tussen beide metaforische modellen ervoor zorgen dat de ‘strenge vader’‐metafoor eenvoudiger tot uiting kan worden gebracht dan de ‘verzorgende ouder’‐metafoor en daarom wellicht ook vaker voorkomt in de verbale uitingen en gebaren.
2.2.2 Creatieve metaforen
De manier waarop er over bepaalde concepten wordt gedacht, kan de basis vormen voor zogenoemde ‘nieuwe’ of ‘creatieve’ metaforen. Dit zijn metaforen die ‐ in tegenstelling tot conceptuele metaforen ‐ op een bewuste manier gecreëerd worden en vaak aansluiten aan op de manier waarop er reeds over een bepaald concept wordt gedacht. Zo wordt het niet vreemd bevonden dat het lichaam van een kankerpatiënt in de eerder genoemde aflevering van Grey’s Anatomy gepresenteerd wordt als een antieke auto (creatieve metafoor), aangezien het menselijke lichaam over het algemeen al gezien wordt als een machine (conceptuele metafoor).
Een dergelijke nieuwe metafoor kan echter ook een nieuwe manier van denken introduceren, waardoor deze metafoor op die manier feitelijk andersom werkt. Wanneer een poëet bijvoorbeeld schrijft dat een gedicht een wandeling is, probeert hij uit te leggen dat een gedicht een ongehaaste, mogelijk onvoorspelbare en doelbewuste reis van de geest en haar fantasie is. Vele lezers hebben waarschijnlijk nog nooit op die manier over gedichten gedacht en zullen misschien het lezen van gedichten in de toekomst anders ‐ op de manier van de poëet ‐ ervaren. Andere lezers zullen de manier waarop de poëet gedichten beschrijft echter meteen herkennen en dit waarderen, aangezien de poëet hun diepe overtuigingen tot uiting brengt (Gibbs, 2006: 2). Een creatieve metafoor kan dus aansluiten op de manier waarop er reeds over een concept wordt gedacht, maar ook een nieuwe manier van denken introduceren. Een nieuwe metafoor geeft in ieder geval aan hoe de zender van deze metafoor over een bepaald concept denkt.
taalgebruik, maar ook herleid kan worden uit beeld en geluid. Zo kunnen picturale tekens, geschreven tekens, uitgesproken tekens, gebaren, geluiden, muziek, geuren, voelen en tast metaforisch van aard zijn (Forceville en Urios‐Aparisi, 2009: 4). Omdat metaforen deze verschillende vormen aan kunnen nemen, spreekt Forceville dan ook van ‘multimodale metaforen’.
2.2.3 Cognitief effect van metaforen
Wat voor (beoogd) cognitief effect kan het toepassen van metaforen nu hebben? Dit is een vraag die niet alleen binnen deze scriptie centraal staat, maar ook door cognitiewetenschapper Gibbs werd gesteld. In zijn werk The Poetics of Mind (1994) stelt hij ‐ zoals Lakoff en Johnson dat ook deden ‐ dat de menselijke cognitie ‘poëtisch’ van aard is en dat figuurlijke verbeelding ons helpt onszelf en de wereld waarin wij leven te begrijpen.
Om deze theorie kracht bij te zetten, laat Gibbs diverse onderzoeken zien waaruit blijkt dat de menselijke cognitie inderdaad ‘poëtisch’ van aard is. In deze experimenten kregen proefpersonen teksten voor zich waarin concepten letterlijk en figuurlijk beschreven werden. Uit de resultaten hiervan kon onder meer de conclusie getrokken worden dat metaforische omschrijvingen van een concept even moeiteloos begrepen worden als de letterlijke beschrijvingen hiervan. Over het verwerken van metaforen werden namelijk even lang gedaan als over het verwerken van letterlijke beschrijvingen. Bovendien worden deze metaforische beschrijvingen sneller verwerkt wanneer er een metafoor aan te pas komt die welbekend is. Over het verwerken van relatief nieuwe metaforen werd dan wel langer gedaan, maar ook van deze nieuwe metaforen (mits die treffend waren) werd eenvoudig de figuurlijke betekenis achterhaald (Gibbs, 1994: 100‐104). Daarnaast stelt Gibbs (1994: 133) dat metaforen er voor zorgen dat het gepresenteerde op een visuele manier afgespeeld kunnen worden in onze gedachten. Deze verbeelding zou ook weer een positieve invloed hebben op het onthouden van informatie; iets wat uit onderzoek van Paivio bleek (1971).
Figuur 1 Lundmark (2005: 178)
deze goed passend zijn ‐ in didactisch materiaal helemaal vermeden moet worden en metaforen alleen gebruikt mogen worden wanneer de schrijver het onderwerp niet expliciet of precies kan beschrijven. Kan een onderwerp in niet‐metaforische termen beschreven worden, dan moet de voorkeur aan deze letterlijke omschrijving gegeven worden. 2.2.4 Functies van metaforen Omdat metaforen de denkwijze over bepaalde concepten weerspiegelen, is het vanzelfsprekend te noemen dat metaforen in allerlei settings voorkomen. Op die manier hebben metaforen ook allemaal een eigen functie. 2.2.4.1 Expressieve functie Zo worden metaforen toegepast in de alledaagse expressieve communicatie tussen mensen. De drie redenen achter waarom dit wordt gedaan, worden door Gibbs beschreven. Metaforen zorgen er in eerste instantie voor dat gedachten uitgedrukt kunnen worden die op een letterlijke manier heel moeilijk beschreven zouden kunnen worden (de inexpressibility hypothesis). De uitdrukking “The
thought slipped my mind like a squirrel behind a tree”5 zou bijvoorbeeld moeizaam in letterlijke termen omschreven kunnen worden. Wanneer de metaforische zin namelijk vertaald zou worden in letterlijke beschrijvingen, dan zou er nog steeds een zin ontstaan die in essentie metaforisch is (bijvoorbeeld “de gedachte ging weg” of “de gedachte ontsnapte me”). Daarnaast kan een metafoor ervoor zorgen dat informatie heel compact kan worden gemaakt (de compactness hypothesis). Metaforen bieden namelijk de mogelijkheid om veel informatie over te brengen in relatief weinig woorden; iets wat met letterlijke beschrijvingen niet lukt. Zo geeft de uitdrukking “My love is like a
blossoming bouquet of roses”6 weer dat liefde een zaligheid is, verfijnd en mooi is ‐ en wellicht een
kort leven beschoren is ‐, zonder veel woorden te gebruiken. Tenslotte kan een metafoor de emotionele beleving van ervaringen weergeven. De uitdrukking “My love is like a blossoming
bouquet of roses” wekt waarschijnlijk verschillende denkbeelden op bij de luisteraar die passen bij de
manier waarop de spreker denkt over het concept liefde en zijn of haar ervaringen met liefde (Gibbs, 1994: 124‐125).
2.2.4.2 Persuasieve functie
Een andere functie die een metafoor kan hebben, is de persuasieve functie. In onder meer reclame‐uitingen komt deze (beoogde) functie naar voren. Door conceptuele domeinen aan elkaar te koppelen, krijgt een concept op die manier een nieuwe betekenis en andere dimensie. Een voorbeeld van hoe dit in de praktijk wordt gedaan is te vinden in een reclameboodschap
5
“De gedachte ontglipte me als een eekhoorn achter een boom”
van elektronicabedrijf Toshiba (figuur 1). In 2000 brachten zij een poster uit waarbij Toshiba’s nieuwste televisie gepresenteerd wordt als een trouwe vriend van de mens: de hond. Door de televisie op de plaats te zetten waar normaal gesproken een hond zit, wordt er een analogisch verband tussen beide gecreëerd; net zoals een hond gezelschap biedt en er altijd voor zijn baas is, doet ook de televisie dat. Door vervolgens te stellen dat de nieuwe televisie van Toshiba ‘man’s best‐
est friend’ is, wordt ook nog eens gepropageerd dat deze televisie een nog beter gezelschap is dan de
hond (Lundmark, 2005: 179). Door de metafoor TELEVISIE IS HOND toe te passen, wordt dan ook het effect beoogd dat de lezer de televisie dezelfde positieve eigenschappen gaat toekennen die horen bij het concept HOND, waarmee de reclameboodschap voldoet aan zijn persuasieve functie.
2.2.4.3 Informatieve/didactische functie
Tenslotte kan een metafoor in een omgeving waarin geprobeerd wordt nieuwe kennis over te brengen, ook een informatieve dan wel didactische functie hebben. Omdat een nieuw concept uitgelegd wordt aan de hand van een concept dat al bekend is, kan een metafoor in een dergelijke setting een onbekend onderwerp snel duidelijk maken. Zo wordt het menselijk geheugen in het kinderprogramma Het Klokhuis gepresenteerd als een grote opslagplaats waarin ‘alles ligt wat je weet’. Er wordt gezegd: ‘als je naar iets op zoek bent, dan gaat je geheugen razendsnel op zoek naar de plek waar je het hebt neergelegd.’ Ook wordt uitgelegd dat wanneer iets goed onthouden moet worden, het dan op een plek neergezet moet worden waar het herhaaldelijk tegengekomen wordt. Door die herhaling wordt de weg er naar toe welbekend en wordt datgene dus ook goed onthouden. Door de metafoor van de opslagplaats te gebruiken, neemt het onbekende concept (het geheugen) de eigenschappen van een dergelijke plaats over, waardoor de werking van het geheugen eenvoudig(er) kan worden begrepen.
worden uitgelegd aan de hand van een metafoor, maar deze metafoor kan ook voor verwarring zorgen. Of het toepassen van metaforen nu een positief of negatief effect heeft op tekstbegrip, wordt verderop in deze scriptie onderzocht.
2.2.5 Medische metaforen
Een specifiek gebied binnen de informatieve en/of didactische setting beslaat dit eerder genoemde medische domein. Omdat er vanzelfsprekend ook wat betreft ziektes en de werking van het lichaam in termen van andere concepten wordt gedacht, heersen er vele metaforen binnen deze setting. Omdat de medische setting tevens het gebied is dat binnen deze scriptie centraal staat, worden conceptuele en creatieve metaforen binnen deze setting extra toegelicht.
2.2.5.1 Conceptuele metaforen
Een voorbeeld van de manier waarop er over ziektes wordt gedacht, is de door Lakoff en Johnson beschreven conceptuele metaforen GEZONDHEID/LEVEN IS OMHOOG en ZIEKTE/DOOD IS OMLAAG. Over gezondheid en leven wordt namelijk in termen van ‘omhoog’ gesproken: (a) “He's at the peak of health.”7 (b) “Lazarus rose from the dead.”8 (c) “He's in top shape.”9 Over ziekte en dood wordt daarentegen in termen van ‘omlaag’ gedacht: (a) He came down with the flu.10 (b) His health is declining.11 (Lakoff en Johnson, 1980: 15) Dit ervaren van gezondheid en leven in termen van omhoog en ziekte en dood in termen van omlaag, vindt volgens Lakoff en Johnson zijn basis in fysieke feitelijkheden: ‘serieuze ziektes dwingen ons fysiek om te gaan liggen. Wanneer je dood bent, ben je fysiek gezien laag tot de grond’ (Lakoff en Johnson, 1980: 15). Hoewel deze conceptuele metaforen een sterk verband hebben met de GOED IS OMHOOG en SLECHT IS OMLAAG metaforen (gezondheid wordt namelijk als goed gezien en ziekte als slecht), is het toch aannemelijk dat de fysieke reden achter deze GEZONDHEID/LEVEN IS OMHOOG‐ en
ZIEKTE/DOOD IS OMLAAG‐metaforen een belangrijk aandeel heeft in de oorsprong hiervan, waardoor ze als een aparte soort conceptuele metaforen kunnen worden gezien.
2.2.5.2 Creatieve metaforen
Creatieve metaforen vinden veelal hun basis in de manier waarop over ziekte of over de werking van het lichaam reeds wordt gedacht (zoals GEZONDHEID EN LEVEN IS OMHOOG en ZIEKTE EN DOOD IS OMLAAG). Toch is van sommige creatieve metaforen lastig te achterhalen of deze een nieuwe manier van denken introduceert, of aansluit op een manier waarop er reeds wordt gedacht. Een voorbeeld hiervan komt naar voren in een Franse anti AIDS‐campagne uit 2008 (figuur 2a en 2b).
figuur 2a figuur 2b
Hierin wordt de ziekte AIDS gepresenteerd als een dierlijke entiteit, zodat er een relatie van metonymie ontstaat tussen de drager van deze ziekte en de ziekte zelf. Bovendien is er een relatie van oorzaak en gevolg in de afbeeldingen te herkennen; de oorzaak (AIDS) wordt als gevolg (iets afschrikwekkends) gepresenteerd. Dit presenteren van een ziekte als een afschrikwekkend dier is echter alleen mogelijk omdat er over het algemeen over ziekte wordt gedacht als iets wat ‘eng’ is. Zou ziekte over het algemeen gezien worden als iets prettigs, waarbij het onveilig vrijen met een AIDS besmet persoon een positieve ervaring is, dan zou de metafoor met afschrikwekkende dieren volledig onlogisch zijn. Toch kan het presenteren van een ziekte als een dergelijk afschrikwekkend dier ook een nieuwe manier van denken introduceren; AIDS werd dan wel als iets engs gezien, maar nog niet eerder als een eng dier. Deze creatieve metafoor kan dan ook worden gezien als een metafoor die zowel voor een gedeelte aansluit op de manier waarop er reeds over ziekte wordt gedacht, als een nieuwe manier van denken introduceert ‐ een reden waarvoor de campagne voor veel commotie zorgde.
bij uitstek om dit onbekende gevoel uit te leggen voor de patiënt daarom veelal het gebruiken van een metafoor te zijn. Deze ‘voelt alsof’‐metaforen zien we bijvoorbeeld in onderstaande fragmenten, waarbij het voorkomen ervan aangeeft dat het toepassen van een ‘medische metafoor’ door de patiënt als waardevol dan wel als noodzakelijk gezien wordt. Zo legt een 75‐jarige patiënt met gordelroos (een huidinfectie die gepaard gaat met rode huidplekken en met vocht gevulde blaasjes) in het eerste fragment haar klachten met betrekking tot haar ogen voor aan de bezoekende weekendarts. Dit doet ze door te stellen dat:
“Alsof ik zand in mijn ogen had verleden week.”12
Voor de patiënt lijkt het toepassen van deze metafoor de beste methode te zijn om het voor haar onbekende gevoel dat hoort bij het lijden aan gordelroos aan de weekendarts duidelijk te maken. Omdat de patiënt dit gevoel niet aan een voor haar bekende ziekte kan koppelen, koppelt ze dit daarom aan iets wat een vergelijkbaar gevoel veroorzaakt en wat wel bekend is: zand in de ogen. Hoewel het gevoel bij gordelroos ontastbaar is, wordt dit gepresenteerd als een tastbaar iets, namelijk zand. Ook de arts lijkt een dergelijke metafoor als manier om een gevoel duidelijk te maken te accepteren, wat te horen is aan haar instemmende reactie.
een pad in feite niet kan slingeren. Op dezelfde manier probeert de patiënt aan de hand van een fictieve beweging een reële situatie aan te duiden. Hierdoor blijkt de kwaliteit van de metafoor (waarbij de eigenschappen van de metafoor zo veel mogelijk overeenkomen met de eigenschappen van het lichamelijke gevoel) belangrijker te zijn dan het gebruiken van een metafoor die een reële situatie betreft.
Dergelijke creatieve metaforen komen we echter niet alleen tegen binnen voorlichtingscampagnes of in de klachtenbeschrijving van patiënt richting arts, maar ook in de informatievoorziening van verstrekkers van medische informatie richting patiënten en hun omgeving. Deze laatste metaforen worden in beeld gebracht in het volgende hoofdstuk.
2.3 Conceptuele integratie
Omdat een metafoor gekenmerkt wordt door de integratie van twee verschillende conceptuele domeinen, kunnen metaforen gezien worden als vormen van conceptuele integratie. Bij het toepassen van zowel een metafoor als een vorm van conceptuele integratie, worden er twee verschillende conceptuele domeinen met elkaar geïntegreerd tot één nieuw geheel. Onder conceptuele integratie worden echter niet alleen metaforen gerekend. Toepassingen ervan komen namelijk ook andere vormen voor, welke beschreven worden in 2.3.2.2.
2.3.1 Oorsprong
Conceptuele integratie is een dynamisch mentaal proces waarbij twee of meerdere conceptuele domeinen worden geïntegreerd tot één nieuw geheel. Deze conceptuele domeinen worden getypeerd als mentale ruimtes, ofwel de zogenoemde INPUT‐ruimtes. Een mentale ruimte kan volgens Fauconnier ([1985] 1994) gezien worden als een specifiek domein van kennis dat op een dynamische manier wordt geconstrueerd tijdens denken en praten. Het nut van het oproepen van deze mentale ruimtes is om iets te kunnen begrijpen of te kunnen doen. Een mentale ruimte kan iets uit de werkelijkheid bevatten, zoals een herinnering of opgedane kennis van een bepaald gebied, maar kan ook iets onwerkelijks ‐ wensen, gedachten of representaties ‐ vertegenwoordigen. Daarnaast wordt de daadwerkelijke integratie van deze INPUT‐ruimtes beschreven als de BLEND; een nieuw geheel met een eigen betekenis en zelfstandigheid.
De theorie die dit mentale proces beschrijft kreeg in 1994 voor het eerst vorm in het werk Conceptual Projection and Middle Spaces van de oprichters hiervan: linguïsten Gilles Fauconnier en Mark Turner, waarin zij de werking van conceptuele integratie ‐ ofwel blending beschreven. Naast de INPUT‐ruimtes en BLEND hanteren zij ook nog een andere ruimte, namelijk de GENERIC SPACE (ofwel
eigen conceptueel domein (nodig) heeft. Met andere woorden, de inhoud van een dergelijke GENERIC SPACE (de overeenkomsten tussen beide INPUTS) moet gezien worden als een voorwaarde om de integratie überhaupt te kunnen maken, en niet zozeer een aparte mentale ruimte die opgeroepen moet worden. Om die reden wordt de GENERIC SPACE ook in deze scriptie niet toegepast.
Omdat de theorie van conceptuele integratie binnen deze scriptie veel mogelijkheden biedt om toepassingen daarvan (waaronder dus metaforen) te analyseren op bijvoorbeeld de werking en kwaliteit daarvan, wordt deze theorie bij de analyse van metaforen in medische informatieve teksten betrokken. Zo kan de conceptuele integratietheorie uitwijzen of een metafoor als adequaat kan worden gezien, door de relaties tussen de verschillende concepten te analyseren. Daarnaast maakt deze theorie het mogelijk om te laten zien hoe de metafoor precies werkt, door de daadwerkelijke integratie van twee conceptuele domeinen te illustreren. Op die manier maakt de conceptuele integratietheorie het mogelijk om de conceptuele metafoortheorie uitvoerig aan te vullen wat betreft het analyseren van metaforen. Hoe dit in de praktijk wordt gebracht, komt aan bod in het volgende hoofdstuk.
2.3.2 Werking
2.3.2.1 Creëren van een blend
In het creëren van een integratie ‐ of BLEND zijn er drie gebeurtenissen: composition, completion en
elaboration. Bij composition worden er relaties gecreëerd tussen elementen uit de mentale ruimtes
die geïntegreerd worden: de INPUT‐ruimtes. Deze relaties bestonden nog niet in de verschillende INPUTS. In het fragment van Grey’s Anatomy dat eerder in dit hoofdstuk aan bod kwam, wordt het lichaam van de patiënt bijvoorbeeld gepresenteerd als een antieke auto, waarbij zijn bloed gezien moet worden als brandstof, zijn aderen als brandstofleidingen en de kankercellen als smeerboel. Hierdoor worden de losse elementen uit de INPUT‐ruimtes samengevoegd tot één geheel, waarbij het lichaam een antieke auto is, en de kankercellen niet meer los van de smeerboel kunnen worden gezien.
Daarnaast wordt er in het creëren van een BLEND niet alleen informatie geïntegreerd die
gepresenteerd is, maar ook informatie die de ontvanger zelf invult; iets wat completion genoemd wordt. Op die manier wordt de gepresenteerde structuur van de integratie compleet gemaakt met een andere achterliggende structuur. Zo staat de schade die de smeerboel aanricht in de motor en carburateur voor de schade die de kankercellen zullen aanrichten in belangrijke organen in het lichaam; iets wat door de lezer zelf ingevuld wordt.
Tenslotte wordt de BLEND ontwikkeld aan de hand van een denkbeeldige mentale simulatie;
figuur 3a
figuur 3b
‘eigen leven gaan leiden’, ofwel emergent structure krijgen, wat getypeerd wordt als elaboration (Fauconnier en Turner, 1998a).
2.3.2.2 Verschillende vormen
Wanneer er twee of meer mentale ruimtes met elkaar geïntegreerd worden, ontstaat er één nieuw geheel: de BLEND. Dit integreren van diverse mentale ruimtes kent echter niet altijd dezelfde toepassing. Daarom zijn dergelijke conceptuele netwerken in te delen in verschillende categorieën. Zo zijn metaforen, waaronder die in dit hoofdstuk genoemd zijn, allemaal voorbeelden van double‐
scope networks. Dit type integratie kenmerkt zich namelijk door het integreren van twee of meer
conceptuele domeinen die meestal op het eerste oog niks met elkaar te maken hebben. Omdat ze toch eigenschappen delen die overeenkomstig zijn ‐ zoals een hond met een televisie: beide zijn hele goede vrienden ‐ , kunnen ze op die manier geïntegreerd worden tot één nieuw geheel, waarbij de televisie de vriendschappelijke eigenschappen van een hond overneemt. Deze double‐scope
networks kunnen gezien worden als de meest complexe vorm van conceptuele integratie (Turner,
2008: 14).
Een minder complexe vorm is het simplex network. Hierbij worden er niet twee verschillende mentale ruimtes met elkaar geïntegreerd, maar bestaat de BLEND uit één mentale ruimte die geïntegreerd is met een frame: een abstract maar welbekend concept dat verhoudingen weergeeft. In een simplex network heerst de regel ‘X is de Y van Z’. Een
voorbeeld hiervan zien we in figuur 3a, waarbij de mentale ruimte ACNE en het frame FAMILIE met elkaar worden geïntegreerd.
De laatste vorm van conceptuele integratie wordt getypeerd als een mirror network. In deze manier van integreren worden mentale ruimtes met elkaar geïntegreerd die aan elkaar spiegelen. De elementen uit deze mentale ruimtes komen namelijk (van nature) met elkaar
geavanceerde middelen biedt aan vooruitstrevende bedrijven (Joy et al, 2009: 44). 2.3.2.3 Selectieve projectie
Dit integreren van verschillende conceptuele domeinen tot een nieuw geheel moet echter niet gezien worden als een simpele optelsom, waarbij van de som 1 + 1 de uitkomst 2 (de BLEND) is. In een BLEND worden namelijk alleen relevante ‐ en dus niet alle ‐ elementen die horen bij de verschillende mentale ruimtes met elkaar geïntegreerd. Zo zou in het voorbeeld van de HOND IS TELEVISIE‐metafoor de mentale ruimte HOND ook eigenschappen als ‘harig’, ‘huisdier’ en het proces ‘uitlaten’ kunnen bevatten, naast de eigenschap ‘vriend’. Dit zijn immers ook eigenschappen van een hond die conceptueel (kunnen) zijn opgeslagen. Omdat de hond echter in verband wordt gebracht met een televisie, zijn deze andere eigenschappen in de metafoor niet relevant. Ook het feit dat een televisie over het algemeen in de aanschaf duur is en op elektriciteit werkt doet er in de metafoor niet toe.
Dit (onbewust) filteren van slechts enkele relevante elementen wordt in de theorie van conceptuele integratie selectieve projectie genoemd. Een manier om deze selectieve projectie te illustreren, is door een diagram van het geheel te tekenen. Een dergelijke afbeelding, zoals die in figuur 4 te zien is, geeft een snelle indruk van hoe de betreffende integratie in zijn werk gaat. Zo is te zien welke conceptuele domeinen daadwerkelijk worden geïntegreerd (de INPUT‐ruimtes), welke elementen die bij deze concepten horen aan elkaar verbonden kunnen worden en hoe de BLEND er
uiteindelijk uitziet. Ook is te zien dat in plaats van alle elementen, alleen de elementen ‘vriend’ en ‘gezelschapsobject’ in de BLEND worden geprojecteerd.
‐ harig ‐ duur ‐ huisdier ‐ werkt op ‐ uitlaten elektriciteit ‐ vriend ‐ gezelschapsobject
HOND‐ruimte TOSHIBA TELEVISIE‐ruimte
‐ vriend/.hond = ‐ gezelschapsobject/ .Toshiba televisie
TOSHIBA TELEVISIE‐ruimte/BLEND figuur 4
2.3.3 ‘Governing principles’ van conceptuele integratie
Toepassingen van conceptuele integratie, waar metaforen voorbeelden van zijn, hebben verschillende ‘governing principles’ (ofwel ‘bepalende principes’). Deze principes zijn beschreven door Fauconnier en Turner (1998b).
2.3.3.1 Achieve human scale
Zo zorgt conceptuele integratie er idealiter voor dat een complexe situatie naar menselijke maatstaven teruggebracht wordt en daardoor snel begrijpelijk wordt. Een complex begrip, zoals een vorm van kanker, kan bijvoorbeeld begrijpelijk worden gemaakt door dit conceptuele domein te integreren met een ander welbekend en simpel concept: een antieke auto (dat ook weer een eigen conceptueel domein heeft), zoals we zagen in het fragment van Grey’s Anatomy.
2.3.3.2 Subfuncties
Conceptuele integratie kan er ook voor zorgen dat een verstrooid concept samengevat kan worden, er op een snelle manier een allesomvattend inzicht ontstaat, één voorbeeld gepresenteerd kan worden die representatief gezien wordt voor een grotere groep en een complex concept uitgelegd kan worden door dit in verhaalvorm te doen. Het overkoepelende effect, achieve human scale, is echter de meest belangrijke en is ook het effect dat centraal staat in het onderzoek dat in het derde en vierde hoofdstuk uitgevoerd wordt.
2.3.4 ‘Optimality principles’ van conceptuele integratie
Wil een BLEND in het algemeen of een metafoor in het bijzonder goed werken, dan moet deze wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden zijn door Fauconnier en Turner beschreven als de optimality principles, ofwel ‘optimaliteitsprincipes’ van conceptuele integratie en zijn belangrijke richtlijnen om te bepalen of een metafoor of andere BLEND adequaat en dus goed is, of juist inadequaat of slecht is.
Zo moet er bij het toepassen van conceptuele integratie daadwerkelijk iets geïntegreerd worden; de geïntegreerde conceptuele domeinen moeten niet los van elkaar blijven gezien worden (integration). Daarnaast moeten de te integreren elementen, eigenschappen, processen en/of relaties uit de INPUT‐ruimtes met elkaar overeenkomen of eenvoudig aan elkaar kunnen worden gerelateerd. Met andere woorden, de eigenschappen van de verschillende INPUT‐ruimtes moeten genoeg op elkaar lijken om hier een logische verbinding tussen te kunnen maken (topology). Verder moet het web van logische verbindingen tussen de BLEND en de INPUT‐ruimtes eenvoudig in stand gehouden worden; vanuit de BLEND moeten de verbindingen zonder enige berekeningen en dus op
figuur 5
figuur 6
zijn; men zou zich niet moeten afvragen waarom een bepaald element hierin aanwezig is (relevance) (Fauconnier en Turner, 1998b: 269‐270).
2.3.5 Conceptuele integratie in didactische settings
Omdat conceptuele integratie ervoor kan zorgen dat een complex begrip op een snelle en effectieve manier begrijpelijk kan worden gemaakt, wordt dit onder meer toegepast in didactische settings. Dit zagen we al in de toepassing van metaforen in het uitleggen van de werking van het menselijk geheugen. Aangezien conceptuele integratie meer behelst dan
slechts metaforen, wordt dit ook toegepast zonder een metafoor toe te passen.
Zo wordt de evolutie van een dinosaurus in een vogel uitgelegd aan de hand van conceptuele integratie, zoals te zien is in figuur 5 (Fauconnier en Turner, 2002: 93‐95). In dit beeld wordt een complex, verstrooid en veelomvattend begrip (de evolutie van dinosaurus in vogel) in één oogopslag uitgebeeld. Hiermee bereikt de illustratie alle effecten die het toepassen van conceptuele integratie kan hebben; zo wordt het concept ‘evolutie’ teruggebracht op menselijke schaal, ontstaat er op een snelle manier een allesomvattend inzicht en worden de dinosaurus en vogel gezien als voorbeeld voor de totale populatie dinosauriërs en vogels.
Een ander voorbeeld is te vinden in de manier waarop kinderen het concept klok lezen uitgelegd krijgen. Ook hierin is een vorm van blending te ontdekken, laat Robert Williams (2008)
zien. De gebaren en middelen die de docente gebruikt in de les zorgen namelijk voor verschillende INPUT‐ ruimtes, waardoor begrippen als kwartieren, halve uren en voorbijgaande tijd kunnen worden uitgelegd. Dit is bijvoorbeeld te zien op figuur 6, waarbij het pad die de tegenwoordige klokwijzer (het beginpunt) aflegt geïntegreerd wordt het eindpunt van deze wijzer, om zo de tijd (het pad) die de klokwijzer aflegt uit te leggen (Williams, 2008: 222).
Hoofdstuk 3: Metaforen in medische informatieve teksten
In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar metaforen die in medische informatieve teksten voorkomen. Op welke manier wordt er over het menselijk lichaam en ziektes gedacht? En wat voor metaforen zijn er in medische informatieve teksten te herkennen die aansluiten op deze denkwijze? Vervolgens wordt één creatieve metafoor uitvoerig geanalyseerd aan de hand van de conceptuele integratietheorie en worden er tenslotte enkele andere ‐ maar vergelijkbare ‐ voorbeelden gegeven.
3.1 Methode
3.1.1 Vraagstelling Door deze analyse van metaforen in medische informatieve teksten toe te passen, wordt geprobeerd een antwoord te geven op de vraag: ‘Welke metaforen komen in medische informatieve teksten voor en hoe werken deze?’ Hierbij wordt er geen onderscheid gemaakt tussen metaforen en toepassingen van analogie. Hoewel metaforen getypeerd kunnen worden volgens de regel ‘X is Y’ en gevallen van analogie volgens de regel ‘X lijkt op Y’ ‐ en er dus wel degelijk een semantisch verschil is tussen beide ‐, zijn ze voor de theorie van conceptuele integratie feitelijk hetzelfde. In beide gevallen gaat het namelijk om relaties van analogie tussen beide conceptuele domeinen, waardoor ze aan de hand van deze theorie ook op dezelfde manier geanalyseerd kunnen worden. Voor het lezersgemak wordt er overal van metaforen gesproken. 3.1.2 DataDe 16 verschillende creatieve metaforen die in deze analyse centraal staan, stammen voor het grootste deel uit teksten die op medische informatieve websites voorkomen, namelijk 10 van de 16. De overige 6 metaforen stammen uit patiëntenfolders. Dit zijn folders die aan patiënten in ziekenhuizen, dokterspraktijken en andere medische omgevingen worden aangeboden. Hiermee worden de meest belangrijke tekstuele informatiebronnen voor patiënten en hun omgeving onderzocht. De 16 creatieve metaforen worden in 6 overkoepelende categorieën ‐ oftewel de conceptuele metaforen waar zij hun basis in vinden ‐ ingedeeld.
metaforen in medische informatieve teksten voorkomen en de werking van deze metaforen uit te leggen en niet om een allesomvattende indeling te maken. 3.1.3 Structuur analyse De analyse wordt uitgevoerd aan de hand van drie globale stappen. De eerste stap is het beschrijven van de manier waarop er over het betreffende onderwerp reeds wordt gedacht. Welke conceptuele metafoor is dat? Daarna wordt er een voorbeeld gegeven van een creatieve metafoor die op deze vrij algemene perceptie aansluit. Deze wordt uitvoerig beschreven, door de metafoor te analyseren aan de hand van de conceptuele integratietheorie. Welke INPUT‐ruimtes worden er in de metafoor geïntegreerd? Hoe werkt de metafoor precies? En waarom is er voor deze specifieke metafoor gekozen bij het uitleggen van de betreffende aandoening of kwaal? Deze analyse wordt ondersteund door een diagram samen te stellen waarin valt af te lezen welke eigenschappen uit de INPUT‐ruimtes met elkaar verbonden worden en geïntegreerd zijn in de BLEND. Als laatste worden er een aantal
3.2 Analyse
3.2.1 LICHAAM IS EEN MACHINEmetafoor
Eén manier om de werking van het lichaam uit te leggen blijkt de ‐ overigens relatief veelvoorkomende ‐ LICHAAM IS EEN MACHINE‐metafoor te zijn. Hierbij wordt het lichaam gepresenteerd als (een onderdeel van) een mechanisch instrument. En zoals een machine kapot kan gaan, kan ook het lichaam niet meer naar behoren functioneren. Deze manier van denken over het menselijk lichaam is iets wat goed te herleiden valt uit ons alledaags taalgebruik. Zo wordt het lichaam veelal gepresenteerd als een (onderdeel van een) auto; iets wat we niet alleen zien in de metafoor die voorkwam in de Amerikaanse ziekenhuisserie Grey’s Anatomy (“Imagine your dad’s like a vintage car, okay?”), maar ook in de praktijk. Deze zien we terug in een thesis van Palmer Baghestani van de Miami University (2008), waarbij ze de impact van metaforen op overtuigingen wat betreft diëten en lichaamsbeweging beschrijft. Enkele metaforen die ze hierbij heeft ontdekt, zijn: (a) “Reprogram your metabolism”15 (b) “Metabolism is the body's fat‐burning engine”16 (c) “You should have no gas left in the tank by the end of this class”17 (d) “Rev up, jumpstart, fire‐up your metabolism”18 (Palmer Baghestani, 2008: 49)
Er zijn, naast het zien van het menselijk lichaam als een auto, echter nog vele andere mogelijke manieren om over het lichaam in termen van een machine te denken. Een veelvoorkomende manier is bijvoorbeeld om de hersenen als een machine te zien: (a) “My mind just isn’t operating today” 19 (b) “We’ve been working on this problem all day and now we’re running out of steam” 20 (c) “I’m a little rusty today” 21 (Lakoff en Johnson, 1980: 27)
(a) “Hij had even kortsluiting in zijn hoofd”
(b) “Het loopt niet helemaal soepel in de bovenkamer” (c) “Ik moet even de knop omdraaien”
Dat het denken aan het menselijk lichaam in termen van een machine werkelijk een conceptuele metafoor is, zien we onder meer terug in visuele beelden, waarbij het lichaam ‐ en dan wederom voornamelijk de hersenen ‐ gepresenteerd wordt als een machine die op batterijen werkt (figuur 7a22), iets wat aan en uit gezet kan worden (figuur 7b) en iets wat op mechanica werkt (figuur 7c).
figuur 7a figuur 7b figuur 7c
Een creatief voorbeeld van de LICHAAM IS EEN MACHINE‐metafoor is te vinden in een patiëntenfolder van het Academisch Medisch Centrum Universiteit van Amsterdam. In deze folder, die specifiek voor kinderen bedoeld is, wordt uitgelegd wat een nierziekte is en wat de behandeling hiervoor is. Naast het veelvuldig gebruik van illustraties om de tekst te verduidelijken, wordt er ook gebruik gemaakt van een metafoor om de werking van de nieren uit te leggen: De nieren filteren je bloed. Denk aan een koffiefilter! Die houdt de prut tegen want die wil je niet drinken. (bron: Folder ‐ Als je nieren ziek zijn Academisch Medisch Centrum Universiteit van Amsterdam) In dit geval wordt de werking van een koffiefilter (een onderdeel van een machine) gebruikt om de werking van een onderdeel van het lichaam uit te leggen. Dit filter zorgt ervoor dat koffiedik van koffie gescheiden wordt, zodat deze prut niet in het kopje koffie terecht komt. Deze filtering en vooral ook het voordeel van deze filtering wordt in de uitleg van de werking van de nieren
22
Alle visuele voorbeelden van de conceptuele metaforen in deze analyse zijn afkomstig van dezelfde bron:
klaarblijkelijk dan ook als een waardevolle overeenkomst gezien; zoals een koffiefilter de prut tegenhoudt dat in het kopje koffie ongewenst is, zo houden de nieren de stoffen tegen die in het bloed ongewenst zijn.
In dit voorbeeld wordt eerst uitgelegd wat de nieren precies doen: het bloed filteren. Hierdoor wordt eerst de mentale NIER‐ruimte bij de lezer opgeroepen en ingevuld. Pas daarna wordt de metafoor gemaakt met een koffiefilter, waardoor de KOFFIEFILTER‐ruimte opgeroepen wordt. Ook van dit filter wordt uitgelegd wat de functie daarvan is: koffie filteren. Hierbij wordt niet nog eens uitgelegd dat de functies van beide concepten met elkaar in verband moeten worden gebracht. Dit is iets wat de lezer zelf doet, omdat deze de druk voelt om de conceptuele domeinen met elkaar te integreren en een logische verbinding te maken. Deze overeenkomst tussen de twee belangrijkste functies herkent de lezer dan ook zelf, door het topology principe toe te passen. Dit voorbeeld geeft ook aan dat de eigenschappen van een object of systeem maar op één of twee punten overeen hoeven te komen met de eigenschappen van de aandoening waar het om gaat. Dat een koffiefilter van papier is, vaak bruinachtig van kleur is en in verschillende maten verkrijgbaar is, zijn wel eigenschappen die in de mentale KOFFIEFILTER‐ruimte aanwezig kunnen zijn (het gaat immers om kennis die over dit middel aanwezig is), maar die er in de metafoor niet toe doen. Alleen het feit dat een koffiefilter koffiedik scheidt van koffie (iets wat als nuttig en waardevol wordt gezien), is in deze metafoor belangrijk. Deze filtering komt namelijk overeen met de werking van de nieren. Met deze selectieve schifting van eigenschappen die uit de mentale ruimtes worden gehaald en worden geprojecteerd in de BLEND (de gepresenteerde situatie, oftewel: de nieren werken als een koffiefilter),
voldoet deze metafoor aan een belangrijke eigenschap van conceptuele integratie, namelijk:
selectieve projectie. Dit is goed te zien in onderstaand conceptuele integratiediagram: .koffiezetapparaat .lichaam .prut .afvalstoffen scheidt scheidt van van .koffie .bloed
Het feit dat de mens beschikt over twee nieren en deze boonvorming zijn, of het feit dat een koffiefilter in een koffiezetapparaat zit en van bruin papier gemaakt is, doet er in de BLEND niet toe. Deze elementen worden namelijk niet geïntegreerd en spelen dus geen rol in de uitleg van de werking van de nieren. Alleen hetgeen de nieren én de koffiefilters doen, wordt in de BLEND geïntegreerd. Naast de NIEREN ZIJN KOFFIEFILTERS‐metafoor, zijn er ook andere voorbeelden te vinden die aansluiten op de LICHAAM IS EEN MACHINE‐metafoor. Zo is er op een medische informatieve website over de werking van het hart het volgende te lezen:
Het hart werkt samen met de longen. Zonder de longen kan het hart geen zuurstofrijk bloed naar de organen toe pompen. Het hart mag dan wel de motor van ons lichaam zijn, maar zonder de longen heeft het hart eigenlijk niet zoveel nut. Je kunt de longen dus zien als de bougies van de motor. Want zonder deze bougies loopt de motor niet. (bron: Website ‐ De motor van het lichaam, het hart InfoNu.nl) Hierbij wordt er een link gelegd tussen de functie van het hart en de functie van een motor: de boel draaiende houden. Hoewel een hart feitelijk anders werkt dan een motor (een hart maakt kloppende bewegingen en pompt bloed het lichaam in, terwijl een motor draait en alleen vloeistof ontvangt), kan de metafoor toch eenvoudig worden toegepast. Zowel het hart als de motor zorgen ervoor dat andere onderdelen aan het werk worden gezet. Zonder dit (mechanische) orgaan kan de rest niets zelfstandig doen. Alle onderdelen, of deze nu van het lichaam of een auto zijn, zijn dus afhankelijk van het hart dan wel de motor. Wederom gaat de lezer hierbij zelf op zoek naar topology; verbindingen tussen overeenkomstige elementen.
Een ander voorbeeld waarin mechanica gebruikt wordt om de werking van een bepaald deel van het lichaam uit te leggen, komen we tegen in een folder van het Nederlands Huisartsen
Genootschap, waarbij de ziekte jicht toegelicht wordt:
Een gewricht is het ‘scharnier’ tussen twee botten. Het gladde kraakbeenoppervlak zorgt ervoor dat de botuiteinden gemakkelijk over elkaar heen glijden. Gewrichtsvloeistof ‘smeert’ het gewricht zodat het soepel beweegt.
Ook in deze metafoor wordt in mechanische termen over onderdelen van het lichaam gesproken. Soms is dit onvermijdelijk; een andere benaming dan ‘scharnier’ te geven voor het gewricht is moeilijk te vinden. Dat er in dit voorbeeld toch een mechanische metafoor wordt gebruikt, blijkt meer uit het feit dat het gewrichtsvloeistof als een soort smeerolie gepresenteerd wordt; een middel dat bij het soepel houden van scharnieren gebruikt kan worden.
3.2.2 LICHAAM IS EEN COMMUNICATIESYSTEEMmetafoor
Een soort subcategorie van de LICHAAM IS EEN MACHINE‐metafoor, is de LICHAAM IS EEN COMMUNICATIESYSTEEM‐metafoor. Deze metafoor laat de conceptuele verbintenis zien tussen de processen in het menselijk lichaam en de processen binnen een communicatiesysteem. Doordat deze processen natuurlijke overeenkomsten delen, ontstaat er een conceptuele metafoor waarin aan het lichaam ‐ en dan vooral aan de hersenen ‐ in termen van een communicatiesysteem wordt gedacht. Op deze manier is de metafoor verweven is met ons dagelijks leven en daarom ook met ons alledaagse taalgebruik, wanneer we spreken over (problemen met) onze hersenen. Dit is bijvoorbeeld te zien in de uitingen:
(a) “Ik heb teveel ruis in mijn hoofd”
(b) “Dat is bij mij niet helemaal goed aangekomen”
Maar ook niet‐talige uitingen laten zien dat over het lichaam in termen van een communicatiesysteem wordt gedacht. Dit is bijvoorbeeld te zien in de afbeelding waarbij de hersenen als een plek gepresenteerd worden waarin allerlei communicatiemiddelen zich bevinden en waarbij het lichaam plekken zijn waarmee gecommuniceerd kan worden (figuur 9a). Daarnaast laat figuur 9b zien dat de hersenen allerlei boodschappen kunnen ontvangen, door deze af te beelden als een satelliet. Tenslotte wordt de communicatieve verbintenis van de hersenen met de rest van het lichaam (hoewel deze op de afbeelding niet te zien is) geïllustreerd aan de hand van figuur 9c.
figuur 9a figuur 9b figuur 9c
Samen met het ruggenmerg vormen de hersenen het centrale zenuwstelsel. Dit centrale zenuwstelsel is het beste te vergelijken met een telefooncentrale. Via de zenuwbanen, die in verbinding staan met allerlei delen van ons lichaam, komen constant allerlei boodschappen binnen. Zien, horen, ruiken, voelen maar ook bewegen wordt geregistreerd in de hersenen.
De hersenen zenden zelf ook boodschappen uit. Als u zich bijvoorbeeld wilt bewegen, gaan er signalen vanuit uw hersenen, via de zenuwbanen, naar uw armen en benen. Daardoor komen bewegingen tot stand. Ook de ademhaling en de bloedsomloop worden vanuit de hersenen geregeld. U kunt zich dus voorstellen dat de hersenen uitermate belangrijk zijn.
(bron: Folder ‐ Beroerte, en dan? Nederlandse Hartstichting)