Hoofdstuk 3: Metaforen in medische informatieve teksten
3.2 Analyse
3.2.2 LICHAAM IS EEN COMMUNICATIESYSTEEM ‐metafoor
Een soort subcategorie van de LICHAAM IS EEN MACHINE‐metafoor, is de LICHAAM IS EEN COMMUNICATIESYSTEEM‐metafoor. Deze metafoor laat de conceptuele verbintenis zien tussen de processen in het menselijk lichaam en de processen binnen een communicatiesysteem. Doordat deze processen natuurlijke overeenkomsten delen, ontstaat er een conceptuele metafoor waarin aan het lichaam ‐ en dan vooral aan de hersenen ‐ in termen van een communicatiesysteem wordt gedacht. Op deze manier is de metafoor verweven is met ons dagelijks leven en daarom ook met ons alledaagse taalgebruik, wanneer we spreken over (problemen met) onze hersenen. Dit is bijvoorbeeld te zien in de uitingen:
(a) “Ik heb teveel ruis in mijn hoofd”
(b) “Dat is bij mij niet helemaal goed aangekomen”
Maar ook niet‐talige uitingen laten zien dat over het lichaam in termen van een communicatiesysteem wordt gedacht. Dit is bijvoorbeeld te zien in de afbeelding waarbij de hersenen als een plek gepresenteerd worden waarin allerlei communicatiemiddelen zich bevinden en waarbij het lichaam plekken zijn waarmee gecommuniceerd kan worden (figuur 9a). Daarnaast laat figuur 9b zien dat de hersenen allerlei boodschappen kunnen ontvangen, door deze af te beelden als een satelliet. Tenslotte wordt de communicatieve verbintenis van de hersenen met de rest van het lichaam (hoewel deze op de afbeelding niet te zien is) geïllustreerd aan de hand van figuur 9c.
figuur 9a figuur 9b figuur 9c
Een creatief voorbeeld van een dergelijke LICHAAM IS EEN COMMUNICATIESYSTEEM‐metafoor is te lezen in een fragment uit een brochure van de Nederlandse Hartstichting. In deze brochure staat informatie rondom een beroerte centraal. Hierbij speelt de uitleg van de werking van het centrale zenuwstelsel een grote rol. Omdat dit een vrij complexe lichaamsfunctie is, wordt er gebruik gemaakt van een metafoor. Het centrale zenuwstelsel wordt gepresenteerd als een welbekend communicatiesysteem, namelijk een telefooncentrale:
Samen met het ruggenmerg vormen de hersenen het centrale zenuwstelsel. Dit centrale zenuwstelsel is het beste te vergelijken met een telefooncentrale. Via de zenuwbanen, die in verbinding staan met allerlei delen van ons lichaam, komen constant allerlei boodschappen binnen. Zien, horen, ruiken, voelen maar ook bewegen wordt geregistreerd in de hersenen.
De hersenen zenden zelf ook boodschappen uit. Als u zich bijvoorbeeld wilt bewegen, gaan er signalen vanuit uw hersenen, via de zenuwbanen, naar uw armen en benen. Daardoor komen bewegingen tot stand. Ook de ademhaling en de bloedsomloop worden vanuit de hersenen geregeld. U kunt zich dus voorstellen dat de hersenen uitermate belangrijk zijn.
(bron: Folder ‐ Beroerte, en dan? Nederlandse Hartstichting)
Na uitgelegd te hebben dat het centrale zenuwstelsel uit het ruggenmerg en de hersenen bestaat, wordt meteen de metafoor toegepast. Hierdoor worden er twee mentale ruimtes bij de lezer opgeroepen (of gecreëerd), en wel de CENTRALE ZENUWSTELSEL‐ruimte en TELEFOONCENTRALE‐ruimte. Hier stopt de metafoor echter niet. Omdat de lezer een leek is op het gebied van de werking van het centrale zenuwstelsel, en zijn CENTRALE ZENUWSTELSEL‐ruimte daarom nog geen elementen bevat, kan deze geen verbindingen leggen met de eigenschappen van de werking van een telefooncentrale. Daarom wordt de ruimte van de werking van deze lichaamsfunctie in de volgende regels ingevuld. Zo worden allereerst de zenuwbanen genoemd. Omdat de lezer inmiddels weet dat in deze uitleg een metafoor gebruikt wordt, en deze kennis heeft van de werking van een telefooncentrale, legt de lezer zelf de verbinding met een eigenschap van de telefooncentrale die het meest overeenkomt met deze zenuwbanen: de telefoonlijnen. Deze verbinding is echter impliciet; dat een zenuwbaan van het centrale zenuwstelsel van een menselijk lichaam gepresenteerd kan worden als een telefoonlijn van een telefooncentrale, wordt in de tekst niet expliciet genoemd. Daarom moet de lezer op zoek naar een entiteit binnen de TELEFOONCENTRALE‐ruimte, die de meeste eigenschappen met deze zenuwbaan deelt. Dit zoeken naar entiteiten die de integratie compleet maken, wordt door Fauconnier en Turner (1998a) completion genoemd: de gepresenteerde structuur van de integratie wordt compleet gemaakt met een andere structuur (achterliggende kennis van een telefooncentrale). De aanvullende informatie die in de bijzin wordt gegeven, ‘die in verbinding staan met allerlei delen van ons lichaam’, in combinatie met de ontleding van het woord zelf (zenuwbaan), zorgen er tenslotte voor dat de
lezer de zenuwbaan als een telefoonlijn kan zien. Zoals een telefoonlijn een verbinding legt tussen verschillende locaties in de wereld, zo legt een zenuwbaan een verbinding tussen verschillende delen in ons lichaam.
Vervolgens wordt ook de functie van deze zenuwbanen beschreven. Ze fungeren niet alleen als verbinding tussen de verschillende delen van ons lichaam, maar ook als doorgeefluik van boodschappen. Nu de lezer weet dat een zenuwbaan gezien kan worden als een telefoonlijn, is het voor hem eenvoudig om de boodschappen die deze zenuwbanen binnenkrijgen (‘zien, horen, ruiken, voelen, maar ook bewegen’) te zien als oproepsignalen via de telefoon. Zoals boodschappen via de telefoon, de telefoonlijnen en de telefooncentrale aankomen, zo komen boodschappen als ‘ik voel iets kouds’ ook aan in de hersenen. Deze oproepen worden allemaal geregistreerd in de hersenen, net zoals de telefonische oproepen geregistreerd worden in de telefooncentrale.
In de tweede alinea van de uitleg van het centrale zenuwstelsel wordt er helemaal niet meer gesproken van een telefooncentrale, verbindingen en registraties. Omdat de uitleg echter nog niet volledig voltooid is, kan de lezer er vanuit gaan dat de metafoor nog steeds gehandhaafd wordt en de metafoor van de telefooncentrale nog steeds opgaat. Het conceptuele netwerk dat opgeroepen moet worden ‐ ofwel de mapping, is namelijk al gepresenteerd, zodat de lezer weet dat dit netwerk ook de context is waarin de rest geconceptualiseerd moet worden. Zo legt de lezer na het lezen van de zin ‘de hersenen zenden zelf ook boodschappen uit’ wederom de link tussen de werking van de hersenen en de werking van de telefooncentrale. Hier is er echter één verschil: in de eerste alinea werd over de hersenen gesproken als ontvanger van boodschappen, en in de tweede alinea als zender van boodschappen. Maar ook deze tweeledigheid past bij de eigenschappen die een telefooncentrale heeft; ook dit systeem ontvangt en zendt. De werking van het centrale zenuwstelsel wordt bovendien verduidelijkt door uit te leggen wat er verstaan kan worden onder het zenden van boodschappen van de hersenen. Hierbij wordt een voorbeeld genoemd van de intentie om zich te willen bewegen. Omdat de metafoor nog steeds geldt, kan deze intentie gezien worden als een telefoontje dat wordt gepleegd, met als doel contact te leggen met een andere locatie op de wereld. Zoals de oproep via de telefooncentrale en de telefoonlijnen bij de andere locatie terecht komt, zo komt de boodschap vanuit de hersenen om te bewegen ook via de zenuwbanen bij de locatie in het lichaam terecht.
Zonder deze aparte overeenkomsten expliciet te maken, is de lezer toch in staat verbindingen te leggen met hetgeen al bekend is (de werking van een telefooncentrale) en hetgeen nog onbekend is (de werking van het centrale zenuwstelsel). Dit is mogelijk omdat er mentale ruimtes (in plaats van een referent) opgeroepen worden bij het toepassen van de metafoor, waardoor er ook elementen opgeroepen kunnen worden die mentaal opgeslagen zijn, maar niet in de metafoor gepresenteerd worden. Dit doet de lezer dan ook door processen binnen het centrale
zenuwstelsel die in de uitleg worden genoemd, zelf te vergelijken met processen binnen een telefooncentrale. Eigenschappen die beide processen delen, zijn hierbij de doorslaggevende factor. Het is immers veel logischer om een zenuwbaan te zien als een telefoonlijn, dan als een telefoonsnoer. Het gaat in beide gevallen dan wel om een fysieke lijn, maar de telefoonlijn deelt de eigenschap met de zenuwbaan om als verbinding tussen verschillende locaties te fungeren; iets wat het telefoonsnoer zou missen. Door onbewust op zoek te gaan naar eigenschappen van beide entiteiten die zoveel mogelijk overeenkomen (topology), legt de lezer van deze uitleg zelf de verbindingen tussen de INPUT‐ruimtes (integration). Het begrijpen van de werking van het centrale zenuwstelsel ontstaat dus door de gepresenteerde metafoor en de begrippen die horen bij de werking van het centrale zenuwstelsel expliciet te maken, terwijl de werking van de telefooncentrale impliciet gehouden kan worden. Dit is immers informatie waarover de lezer al beschikt en een mentale ruimte die door de schrijver van de folder niet meer ingevuld hoeft te worden. .telefoonlijnen .zenuwbanen .huishoudens met een telefoon .delen van het lichaam .aangekomen boodschappen .toegepaste zintuigen .telefonische oproepsignalen .signalen naar delen van het lichaam .uitgezonden boodschappen .bewegingen
TELEFOONCENTRALE‐ruimte CENTRALE ZENUWSTELSEL‐ruimte telefooncentrale = centrale zenuwstelsel: .telefoonlijnen = .zenuwbanen .huishoudens met een telefoon = . .delen van het lichaam .aangekomen boodschappen = .toegepaste zintuigen .telefonische oproepsignalen = .signalen naar delen van het lichaam .uitgezonden boodschappen = .bewegingen BLEND figuur 10
Omdat er in deze metafoor twee concepten met elkaar in verband gebracht die feitelijk niets met elkaar te maken hebben, kan deze metafoor getypeerd worden als een double‐scope blend. De werking van beide systemen lijken echter wel op elkaar: zenuwbanen geven net als telefoonlijnen boodschappen door aan het centrale systeem. Daardoor kan er een verbintenis worden gemaakt tussen beide begrippen. Hoewel de systemen veel van elkaar verschillen (het centrale zenuwstelsel is onderdeel van het menselijk lichaam wat niet voor het blote oog zichtbaar is, terwijl een telefooncentrale aangewezen kan worden en telefoonlijnen uit de muur komen), leent de werking van een telefooncentrale zich wel voor een verbintenis met het centrale zenuwstelsel. De overeenkomsten overstemmen de verschillen namelijk, omdat juist deze overeenkomsten (de werking van beide systemen) in de BLEND centraal staan. Zou er bijvoorbeeld een link moeten worden gemaakt met de onzichtbaarheid van het centrale zenuwstelsel of een andere eigenschap van dit systeem wat niets met de werking daarvan te maken heeft, dan zou de metafoor van de telefooncentrale niet geschikt zijn.
Een ander voorbeeld van de LICHAAM IS EEN COMMUNICATIESYSTEEM‐metafoor is te zien op een informatieve medische website van het Nationaal Epilepsie Fonds over epilepsie:
Hersenen bestaan uit miljarden zenuwcellen, die constant boodschappen aan elkaar doorgeven via elektrische stroompjes (impulsen) en chemische stoffen (neurotransmitters). Als dit systeem op de een of andere manier verstoord raakt, kan er een soort 'kortsluiting' ontstaan. Een aanval is dus een plotselinge kortsluiting of storing in de hersenen, waardoor het normale functioneren tijdelijk verstoord raakt.
(bron: Website ‐ Epilepsie Nationaal Epilepsie Fonds) In dit voorbeeld worden de hersenen gepresenteerd als zender van boodschappen. Wanneer iemand lijdt aan epilepsie, ontstaat er een ‘storing’, waardoor het normale functioneren van de patiënt verstoord raakt. Hier wordt de LICHAAM IS EEN COMMUNICATIESYSTEEM’‐metafoor niet als zodanig benoemd. Het feit dat hersenen boodschappen doorgeven en er hierbij een storing op kan treden, geeft al aan dat het hierbij om deze metafoor gaat. Dit aanhalen van termen die bij een metafoor passen, kan dan ook alleen functioneel zijn wanneer deze termen aansluiten op de conceptuele metafoor die hieraan ten grondslag ligt.
Een vergelijkbare ‐ maar nog meer impliciete ‐ LICHAAM IS EEN COMMUNICATIESYSTEEM’‐metafoor is te vinden op een website van de Vereniging Spierziekten Nederland. Op deze website wordt allerlei medische informatie gegeven over bestaande spierziekten, waaronder de ziekte Myasthenia Gravis:
Bij MG is er iets mis met de overdracht van signalen van de zenuw naar de spier. Deze signalen van de zenuw op de spier worden overgebracht door de stof acetylcholine. Deze stof wordt gemaakt aan de zenuwuiteinden, en opgevangen door 'ontvangers' in de spier. Bij MG zijn veel van deze ontvangers geblokkeerd of kapot gemaakt door het eigen immuunsysteem. Gevolg: het signaal komt heel zwak over. (bron: Website ‐ Aandoeningen van de overgang van zenuw naar spier Vereniging Spierziekten Nederland) Hoewel er in dit fragment geen expliciete metafoor voorkomt, zoals in de metafoor van de telefooncentrale, wordt de ziekte wel gepresenteerd als een systeem dat zendt en ontvangt. Er wordt namelijk gesproken van ‘signalen’, ‘ontvangers’ en een ‘zwak signaal’; iets wat typerend is voor een communicatiesysteem. Door van een storing te spreken in dit communicatieproces, oftewel dat er sprake is van een ‘zwak signaal’, wordt de ziekte verduidelijkt. Dit fragment laat dan ook zien dat de LICHAAM IS EEN COMMUNICATIESYSTEEM‐metafoor niet zodanig benoemd hoeft te worden, maar dat het aanhalen van de belangrijkste eigenschappen en elementen van een communicatiesysteem voldoende is. Deze termen passen namelijk al bij de manier waarop er over het lichaam wordt gedacht: het is een communicatiesysteem23. Door te spreken van ‘signalen’, ‘ontvangers’ en ‘het signaal komt heel zwak over’ maakt de lezer dus zelf de link met deze conceptuele metafoor en daarmee met een communicatiesysteem waarbij het signaal niet goed doorkomt, waardoor dit systeem (en dus het menselijk lichaam) niet naar behoren functioneert. 23 Dat dit werkelijk een conceptuele metafoor is, blijkt niet alleen uit de getoonde afbeeldingen (figuur 9a, 9b en 9c) en de creatieve metaforen die hier hun oorsprong in vinden, maar ook uit het feit dat deze metafoor in allerlei soorten communicatie‐uitingen terug te vinden is. Zo luidt de kop van een wetenschappelijk artikel van De Pers (4 januari 2010) : ‘Zegt de ene bacterie tegen de ander: zullen we?’ In dit artikel wordt een nieuwe methode om infectieziekten te bestrijden beschreven. Deze methode houdt in dat de ‘communicatie tussen bacteriën’ wordt verstoord.