• No results found

Metaforen als weerspiegelingen van een ideologie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Metaforen als weerspiegelingen van een ideologie"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Metaforen als weerspiegelingen

van een ideologie

Over het verband tussen politieke ideologieën en metaforen/metaforische

systemen in de verkiezingsprogramma’s van de SGP en Groen Links

(2)

Metaforen als weerspiegelingen

van een ideologie

Over het verband tussen politieke ideologieën en metaforen/metaforische

systemen in de verkiezingsprogramma’s van de SGP en Groen Links

Student: H.W. Groen

1

Studentnummer: 1320696

Docent: Dr. E. Pascual Olivé

Masterscriptie Communicatie- en Informatiewetenschappen, Faculteit der Letteren,

Rijksuniversiteit Groningen

Istanbul, 17 mei 2010

1 Adres: Tarweland 72, 9205 EL, Drachten

Telefoon: 06-27267034

(3)

Voorwoord

Dit is de masterscriptie waarmee ik mijn studie Communicatie- en Informatiewetenschappen zal afronden. Binnen deze opleiding is mijn interesse altijd uitgegaan naar taal en cognitie. Om deze reden heb ik er bewust voor gekozen om het vak ‘Tekst in Professionele Communicatie’ te volgen, bij mevrouw Pascual Olivé. Nadat ik dit vak had afgerond stelde zij mij de vraag of ik geïnteresseerd zou zijn in het schrijven van een scriptie over dit interessegebied. Ik had hier zeker belangstelling voor en besloot me te verdiepen in alle mogelijkheden. Uiteindelijk koos ik ervoor om mij te richten op metaforen en dit uitgangspunt te combineren met politiek.

Het heeft enige tijd geduurd voordat ik op de goede weg was. Het onderwerp was te breed en ik wist niet precies in welke richting ik het moest zoeken. Na enkele weken kreeg het onderzoek meer vorm en was ik in staat om mijn onderzoeksgebied af te bakenen. Desalniettemin bleek ook tijdens het daadwerkelijk onderzoek dat ik nog veel keuzes moest maken: wat wil ik precies weten, welke definitie van het begrip metafoor gebruik ik, wat onderzoek ik wel en wat niet. Veel van deze vragen werden pas na verloop van tijd beantwoord. Ik kwam er bijvoorbeeld pas gaandeweg achter dat mijn onderzoeksresultaten in verband stonden met Lakoff’s theorie over ‘moral politics’; voorafgaand aan het onderzoek was ik me nog niet bewust van dit verband. Het schrijven van mijn scriptie liep enige vertraging op toen ik in maart naar Istanbul vertrok voor een (externe) opdracht. Desondanks heb ik geprobeerd om, ondanks mijn werkzaamheden in Turkije, het onderzoek tot een goed einde te brengen.

Ik wil hierbij in ieder geval mijn begeleider, mevrouw Pascual Olivé bedanken. We waren vanaf het begin allebei erg enthousiast over het onderwerp en dat heeft mij altijd gemotiveerd bij het schrijven van de scriptie. Ze was erg betrokken en heeft me gedurende het onderzoek veel bruikbare tips en ideeën gegeven. Het onderzoek heeft naar mijn mening een aantal interessante resultaten opgeleverd. Ik heb mijn best gedaan om hiervan zo helder en toegankelijk mogelijk verslag te doen. Ik hoop dat ik hierin ben geslaagd. Aan een ieder die dit leest: veel leesplezier, het was mij een waar genoegen.

Istanbul, mei 2010

(4)

Samenvatting

Metaforen zijn overal en niet meer weg te denken uit ons dagelijkse leven. Ook in de politiek wordt veel gebruik gemaakt van metaforen. Politici gebruiken bijvoorbeeld metaforen om ingewikkelde kwesties te simplificeren, om op die manier een brug te kunnen slaan naar de burgers. De wetenschapper George Lakoff voegt hieraan toe dat iedereen morele en politieke systemen in zijn hoofd creëert en deze systemen gebruikt om het dagelijkse leven te structureren en betekenis te geven. We spreken in deze context over zogenaamde conceptuele metaforen die ontstaan uit overkoepelende (ideologische) systemen.

In dit onderzoek is gekeken naar het verband tussen de ideologie van twee politieke partijen, de SGP en Groen Links en de manier waarop hun ideologie terugkomt in de metaforen in hun verkiezingsprogramma’s. De bijbehorende probleemstelling luidt: In hoeverre en op welke manier

wordt de ideologie van zowel de SGP als Groen Links in de bijbehorende verkiezingsprogramma’s tot uiting gebracht in metaforen en/of een metaforisch systeem?

Uit het onderzoek is gebleken dat de manieren waarop de SGP en Groen Links naar de wereld kijken, aansluiten bij respectievelijk het ‘Strict Father Model’ en het ‘Nurturing Parent Model’. Deze modellen gaan uit van de ‘NATIONISA FAMILY’ metafoor, wat betekent dat de politiek en de

staat geconceptualiseerd worden alszijnde een familie. In het ‘Strict Father Model’ is de regering een strenge vader, die duidelijke regels voorschrijft. Elke burger (lees: elk kind) is geacht zich aan deze regels te houden. Zelfredzaamheid en zelfdiscipline zijn belangrijke kernwoorden. Deze kenmerken komen terug in het conceptuele metafoorgebruik in het verkiezingsprogramma van de SGP, bijvoorbeeld in: DEOVERHEIDISEENVADER. Het meest interessante bij de SGP is de letterlijke

overname van Bijbelpassages: er vindt een vermenging (‘blending’) van twee ruimtes plaats. In het ‘Nurturing Parent Model’ ligt de nadruk op de verzorgende en liefhebbende rol van de overheid. Centraal in dit model staan: empathie, persoonlijke ontwikkeling en eerlijke verdeling. Zowel de inhoudelijke standpunten van de partij als enkele concrete conceptuele metaforen onderstrepen de kenmerken van het ‘Nurturing Parent Model’.

(5)

Inhoudsopgave

1

Inleiding

7

1.1 Belangstellingsgebied

7

1.2 Vraagstelling

7

1.3 Leeswijzer

8

2

Het onderzoek

9

2.1 Type onderzoek

9

2.2 Onderzoeksontwerp

9

2.3 Operationalisering

10

2.4 Datacollectie

12

3

Theoretisch kader

13

3.1 Retoriek en politiek

13

3.2 Metafoor: X is Y

13

3.2.1 Definitie

13

3.2.2 Conceptuele Metafoortheorie

14

3.2.3 Blendingtheorie

15

3.3 Metafoorgebruik in de politiek

17

3.3.1 Metafoor, ideologie en politiek

17

3.3.2 De ‘

NATIONISAFAMILY

’ metafoor

18

3.3.2.1 ‘Strict Father Model’

19

3.3.2.2 ‘Nurturing Parent Model’

20

3.3.3 SGP en Groen Links: een politiek kader

21

4

Analyse

25

4.1 SGP

25

4.1.1 Macroniveau: het ‘Strict Father Model’

25

4.1.1.1 ‘Promoting self-discipline, responsibility, and self-reliance’ 25

4.1.1.2 ‘Upholding the Morality of Reward and Punishment’

27

4.1.1.3 ‘Protecting moral people from external evils’

29

4.1.1.4 ‘Upholding the Moral Order’

31

4.1.2 Mesoniveau: conceptuele metaforen

31

(6)

4.1.2.1 Relatie/verhouding tussen God, de mens en de overheid

32

4.1.2.2 De bijbelse opdracht van de mens

34

4.1.3 Microniveau: ‘blending’ van concepten

35

4.1.4 Samenvatting

39

4.2 Groen Links

41

4.2.1 Macroniveau: het ‘Nurturing Parent Model’

41

4.2.1.1 ‘Empathie en eerlijkheid’

41

4.2.1.2 ‘Stimuleer het krijgen van voldoening in je leven’

44

4.2.2 Mesoniveau: conceptuele metaforen

45

4.2.2.1 Wereldburgerschap

45

4.2.2.2 Rechtvaardige verdeling van macht, kennis, bezit, arbeid en

inkomen

45

4.2.2.3 Herstel van het ecologisch evenwicht/een leefbaar milieu 46

4.2.2.4 Vrouwemancipatie

48

4.2.3 Microniveau: ‘blending’ van concepten

48

4.2.4 Samenvatting

51

5

Conclusie

53

5.1 Metaforen in verkiezingsprogramma’s

53

5.2 SGP

53

5.3 Groen Links

55

5.4 Samenvatting

56

6

Discussie

60

Bibliografie

Bijlagen

I

Verkiezingsprogramma SGP

II

Verkiezingsprogramma Groen Links

III

Beginselprogramma SGP: ‘Toelichting op het program van beginselen van de

Staatkundige Gereformeerde Partij’

IV

Beginselprogramma Groen Links: ‘Uitgangspunten van Groenlinkse politiek’

V

Uitkomsten eerste analyse verkiezingsprogramma SGP

(7)

1. Inleiding

1.1 Belangstellingsgebied

“Een metafoor voor een politicus is hetzelfde als sex appeal voor een individu: een verborgen manier om wenselijkheid te communiceren”, aldus Jonathan Charteris-Black (2005:198). Deze bijzondere kijk op metaforen geeft aan hoe belangrijk metaforen zijn in de politiek. Ze worden door politici onder andere gebruikt als middelen om de stem van de burger voor zich te winnen: met metaforen kunnen ingewikkelde kwesties gesimplificeerd worden en op die manier toegankelijker worden gemaakt (Mio 1997:113). Lakoff (2002:17,18) voegt hieraan toe dat iedereen morele en politieke systemen creëert in zijn hoofd. Deze systemen worden elke dag gebruikt om het leven te structureren en betekenis te geven. Lakoff en Johnson ([1980] 2003:3) spreken in deze context over conceptuele metaforen die als het ware ontspruiten uit overkoepelende (ideologische) systemen en vorm geven aan ons dagelijks leven. Kortom, ons denken, onze taal en ons gedrag, is doordrongen van metaforen. Echter, voordat er op deze manier naar metaforen werd gekeken, heerste er onder wetenschappers een volledig andere visie op metaforen.

Aristoteles beschouwde metaforen als een vorm van decoratie die met name in kunstvormen, zoals poëzie werd toegepast (Punter 2007:12). Sinds Aristoteles is gedurende lange tijd op eenzelfde manier gekeken naar metaforen: in de Westerse literatuur en linguïstiek was men geïnteresseerd in de mogelijkheid om figuratief taalgebruik – en daarmee metaforen – te scheiden van letterlijk taalgebruik (Punter 2007:11). De bekende filosoof John Locke heeft zelfs nog gepleit voor een taal zonder metaforen en durfde te beweren dat het mogelijk was om metaforen in de filosofie volledig te elimineren. De filosoof Hobbes was ook van mening dat elk woord een duidelijke, letterlijke betekenis had en dat metaforen niets anders dan “semantische rebellie” veroorzaakten (Goatly 2003:14). Echter, gedurende de afgelopen decennia zijn filosofen, psychologen en taalkundigen het eens geworden over het feit dat we niet kunnen leven in een wereld zonder metaforen (Goatly 2003:13).

Lakoff en Johnson stonden aan de basis van deze opvatting en hebben veel onderzoek gedaan naar onder andere de invloed van metaforen in de politiek. Dit onderzoeksgebied sluit aan bij aan bij het onderwerp van het onderzoek: het metafoorgebruik in Nederlandse verkiezingsprogramma’s. De nadruk hierbij ligt voornamelijk op het herkennen en analyseren van overkoepelende morele, metaforische systemen.

1.2 Vraagstelling

De vraagstelling betreft een omschrijving van dat wat je wilt weten en waarom. De relevantie van het onderzoek vertaalt zich naar de doelstelling. Het doel van dit onderzoek is: inzicht verkrijgen in een mogelijk verband tussen de ideologie van een partij en het gebruik van metaforen in het

(8)

bijbehorende verkiezingsprogramma. De vraagstelling, ofwel de onderzoeksvraag, luidt als volgt: In hoeverre en op welke manier wordt de ideologie van zowel de SGP als Groen Links in de bijbehorende verkiezingsprogramma’s tot uiting gebracht in metaforen en/of een metaforisch systeem?

1.3 Leeswijzer

(9)

2. Het onderzoek

2.1 Type onderzoek

Het onderzoek is descriptief en exploratief. Descriptief, omdat het zich richt op het beschrijven van een specifiek kenmerk: (conceptuele) metaforen in Nederlandse politieke verkiezingsprogramma’s. Exploratief, omdat er vooraf niet sprake is van een theorie en er ook geen geformuleerde hypotheses voorhanden zijn. Exploratief onderzoek is gericht op de ontwikkeling van een theorie en/of scherpe(re) formulering van hypothesen, op het krijgen van antwoorden op open verschil en/of samenhangvragen. Tevens is het onderzoek kwalitatief.

2.2 Onderzoeksonderwerp

Het is vrijwel onmogelijk om ‘metaforen in de politiek’ te onderzoeken. Vragen die dan al snel naar voren komen zijn: wat voor metaforen en welke politiek? Oftewel, het is noodzakelijk om het onderzoek af te bakenen. Ten eerste is ervoor gekozen om verkiezingsprogramma’s te analyseren, omdat deze communicatiemiddelen uitermate belangrijk zijn voor een politieke partij. Immers, middels het verkiezingsprogramma kan een partij haar standpunten en daarmee haar ideologie communiceren. Ten tweede richt het onderzoek zich op Nederlandse programma’s, omdat metaforen erg taal- en daarmee cultuurgevoelig zijn: het onderzoeken van metaforen in een andere taal dan het Nederlands, zou een bijna onmogelijke opgave zijn geweest.

Verder is het belangrijk dat de onderzoeksobjecten vergelijkbaar zijn. Dit versterkt de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van het onderzoek. De verkiezingsprogramma’s die zijn onderzocht, lenen zich goed voor onderzoek omdat ze zijn geschreven met hetzelfde doel: de Tweede Kamerverkiezingen in 2006 en de regeerperiode 2006-2010. Na het lezen van de verkiezingsprogramma’s van de grootste en meest toonaangevende Nederlandse politieke partijen (D66, CDA, PVDA, VVD, PVV, SP en Groen Links) en na het kort bestuderen van de theorie over metaforen, kon de conclusie worden getrokken dat het niet nodig was om alle programma’s nader te onderzoeken. Het werd mij duidelijk dat, met het oog op de onderzoeksresultaten, het van belang was om verkiezingsprogramma’s te kiezen van twee contrasterende partijen. Immers, de kans was relatief groot dat de programma’s van twee partijen met dezelfde ideologie (te) veel op elkaar zouden lijken. Om de onderzoeksresultaten met elkaar te kunnen vergelijken en de kans op een interessante conclusie te verhogen, is daarom gekozen voor het onderzoeken van twee duidelijk verschillende verkiezingsprogramma’s, van twee verschillende partijen.

Onder andere met behulp van Andr

é

Krouwel’s model van de Nederlandse politieke ruimte (Krouwel en Van Kersbergen 2008:409), is gekozen voor de verkiezingsprogramma’s van Groen Links (links-progressief) en de SGP (rechts-conservatief).

(10)

Figuur 1: André Krouwel's model van de Nederlandse politieke ruimte bij de verkiezingen van 2006

2.3 Operationalisering

Operationaliseren is te definiëren als de manier waarop de ‘meting’ wordt verricht. Oftewel, wat is de specifieke manier van onderzoeken, hoe is er precies te werk gegaan. In de inleiding kwam reeds naar voren dat in het beginstadium van het onderzoek het plan van aanpak nog niet exact duidelijk was. Om deze reden was het noodzakelijk om eerst te beginnen met het lezen van zowel de zeven verschillende verkiezingsprogramma’s als de theorie over metaforen. Bij het doorlezen van de programma’s beperkte ik mezelf overigens tot het lezen van de naar mijn mening belangrijkste, meest actuele en relevante onderwerpen, te weten: integratie (vreemdelingenbeleid, migratie, inburgering, et cetera), milieu (duurzaamheid, energie, et cetera), economie (arbeidsmarkt, belasting, et cetera), gezondheidszorg, veiligheid (defensie, oorlog, openbare orde, politie, et cetera) en onderwijs. Alle passages waarin (conceptuele) metaforen konden worden ontdekt, konden zodoende worden ingedeeld in deze categorieën. Deze categorisatie heeft achteraf geen toegevoegde waarde gehad, omdat bleek dat de metaforen niet direct iets zeiden over een betreffende categorie. De resultaten van deze eerste analyse zijn opgenomen in de bijlage V (SGP) en VI (Groen Links). Naar aanleiding van deze eerste kennismaking, met zowel de politiek als met metaforen, kwam ik tot het eerder beschreven besluit om het onderzoek wederom af te bakenen en te kiezen voor de verkiezingsprogramma’s van Groen Links en van de SGP.

(11)

wederom gecategoriseerd. Deze keer niet op basis van thema, maar op basis van drie verschillende onderzoeksniveaus: het macro-, het meso- en het microniveau. In onderstaande tabel staat een omschrijving van elk niveau.

1. Macroniveau Het macroniveau is het meest overkoepelende niveau. De taaluiting is op zichzelf minder belangrijk: het gaat om de inhoud van de uiting, de

boodschap. Oftewel, op dit niveau wordt onderzocht wat er wordt gezegd en welk overkoepelend conceptueel metaforisch systeem hieraan ten grondslag ligt. De analyse op dit niveau is gebaseerd op twee metaforische

systemen/modellen: het ‘Strict Father Model’ en het ‘Nurturing Parent Model’. In paragraaf 3 van hoofdstuk 3 worden deze modellen verder uitgelegd.

2. Mesoniveau Het mesoniveau richt zich in tegenstelling tot het macroniveau, meer op de taaluiting en het fragment zelf. Oftewel, er wordt gekeken naar het fragment waarin de betreffende metafoor staat en geprobeerd de bijbehorende

conceptuele metafoor te ontdekken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de Conceptuele Metafoortheorie waarin de nadruk ligt op de metaforen die eenieder gebruikt om het dagelijks leven te structuren. Er wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre de conceptuele metaforen in de

verkiezingsprogramma’s, in verband kunnen worden gebracht met de politieke ideologie van de afzonderlijke partijen.

3. Microniveau In sommige gevallen is de Conceptuele Metafoortheorie niet toereikend genoeg en is het noodzakelijk om een bepaald fragment op een andere manier te onderzoeken. In dit geval wordt de Blendingtheorie (BT) toegepast

(Fauconnier [1994] 2001) . Deze theorie is een alternatieve metaforische theorie waarbij men uitgaat van de gedachte dat mensen tijdelijk en onbewust verschillende mentale ruimtes dat wil zeggen conceptuele domeinen,

oproepen bij het structureren van en betekenis geven aan hun dagelijkse leven. Daar waar de Conceptuele Metafoortheorie directioneel is en uitsluitend twee domeinen betreft, is de Blendingtheorie dynamischer en meer gericht op het laten samensmelten van meerdere mentale ruimtes (niet-directioneel)

(Coulson en Oakley 2001). In paragraaf 3.2.2 wordt de Blendingtheorie nader toegelicht.

Tabel 1: drie analyseniveaus

Tot slot is ervoor gekozen om de originele Engelstalige termen te gebruiken die betrekking hebben op de theorie die is gebruikt over (conceptuele) metaforen. De termen die Lakoff gebruikt in zijn boek Moral Politics, How Liberals and Conservatives Think (2002), zijn bijvoorbeeld niet

(12)

vertaald naar het Nederlands, omdat anders de essentie van de theorie onderuit wordt gehaald. Lakoff’s theorie over de wereldbeelden van conservatieven en liberalen speelt een dusdanig grote rol in het onderzoek wat mij ertoe heeft besloten de originaliteit te behouden en zijn termen te gebruiken.

2.4 Datacollectie

(13)

3. Theoretisch kader

3.1 Retoriek en politiek

De Romeinse staatsman, retoricus en filosoof Cicero (106 v. Chr. - 43 v. Chr.) zag het als een van de belangrijkste taken van de burger om de kracht van het betoog en de redevoering te erkennen en te cultiveren. Spreken in het openbaar was in de oudheid erg belangrijk en speelde een grote rol in het dagelijkse leven. Met name politici, juristen en filosofen maakten dankbaar gebruik van de mogelijkheid om het volk te bespelen, te overrompelen en te overtuigen (Chilton 2004: preface). Vele honderden jaren daarvoor was het reeds Aristoteles die een verband legde tussen retoriek en politiek (Chilton 2004). Hij zag de mens als een politiek dier

“ […] in a sense in which a bee is not, or any other gregarious animal. Nature, as we say, does nothing without some purpose; and she has endowed man alone among the animals with the power of speech. […] Speech, on the other hand, serves to indicate what is useful and what is harmful, and so also what is just and what is unjust. […] It is the sharing of common view in these matters (i.e. what is useful and harmful, just and unject, et cetera) that makes a household and a state.” (5)

Paul Chilton (2004:3) beschrijft twee opvattingen over politiek. Aan de ene kant wordt politiek beschouwd als een strijd om macht tussen verschillende partijen en aan de andere kant is politiek vooral een samenwerking. In deze laatste context is veelal sprake van maatschappelijke instituties die problemen oplossen. In beide opvattingen speelt taal hoe dan ook een essentiële rol: elke politieke actie is voorbereid, begeleid, gecontroleerd en beïnvloed door taal (Schäffner 1997:1). In de politiek is het hierbij vooral een kwestie van het uitdragen van een bepaalde visie op wat goed is en wat slecht, wat juist is en wat onjuist, et cetera. Dit betekent dat taal in de politiek met name wordt gebruikt om acties en voorstellen te legitimeren; om een visie te onderstrepen. Het doel is om – middels taal – ervoor te zorgen dat deze visie door zoveel mogelijk mensen wordt overgenomen (Chilton 2004:199). Oftewel, taal maakt het mogelijk om een ideologie of een visie te delen, aldus Chilton (2004:19).

3.2 Metafoor: X is Y

3.2.1 Definitie

De essentie van een metafoor is in de woorden van Aristoteles: “giving the thing a name that belongs to something else”(Charteris-Black 2005:14). Lakoff en Johnson ([1980] 2003:5) beschouwen een metafoor als het begrijpen en ervaren van het ene (A) in termen van het andere (B) . Of, Het gebruik van metaforen omvat een continu vertaalproces: moeilijk te omschrijven ideeën, gevoelens en concepten worden vertaald naar metaforen die het idee, het gevoel of het concept begrijpelijker en toegankelijker maken (Punter 2007:13).

De term ‘metafoor’ vindt zijn oorsprong in het Grieks. ‘meta’ betekent ‘over’ en ‘foor’ is afgeleid van ‘pherein’, wat ‘dragen’ of ‘te voeren’ betekent. Centraal in deze uitleg is het

(14)

bewegende aspect: er vindt een proces plaats waarin betekenissen van de ene plek naar de andere

plek worden gedragen of vervoerd. Metaforen ‘bewegen ons’ omdat zij de manier waarop wij de wereld bekijken verschuiven en beïnvloeden (Charteris-Black 2005:14).

Ik wil kort terugkomen op de ontwikkeling die metaforisch onderzoek heeft doorgemaakt de afgelopen decennia. Gedurende lange tijd werden metaforen beschouwd als een vorm van versiering of ornament. Vooral in de oudheid werden metaforen daarom uitsluitend in de poëzie gebruikt (Punter 2007:12). Echter, het werd langzamerhand steeds duidelijker dat metaforen niet los konden worden gezien van taal in het algemeen: “the simplest of words have metaphorical ramifications which cannot be simply denied or evaded to a limited extent. Metaphor is perhaps the principal sign that words do not stand alone in isolation; so long as they have histories then they will have a metaphorical field of their own” (Punter 2007:144).

Don Miller (2006:64) sluit zich hierbij aan en voegt eraan toe dat oude metaforen, in combinatie met nieuwe metaforen, alle kennis en handelingen in de wereld vormen. De ene metafoor is overigens niet van een hogere status dan een andere metafoor: elke metafoor is een perspectief op iets en elke metafoor heeft zijn eigen functie. Het lot van de metafoor is afhankelijk van inspiratie, verbeelding en geluk. Tegelijkertijd zijn metaforen het resultaat van overtuiging, macht, de tijd en uiteindelijk van menselijke keuzes, aldus Miller.

3.2.2 Conceptuele Metafoortheorie

De Conceptuele Metafoortheorie (CMT) is een belangrijke theorie op het gebied van metaforisch onderzoek. Lakoff en Johnson zijn de belangrijkste grondleggers van deze theorie die berust op de gedachte “dat ons dagelijks leven doordrongen is van metaforen; niet alleen in taal, maar ook in ons denken en ons handelen. Ons conceptuele systeem op basis waarvan wij denken en handelen, is fundamenteel metaforisch van aard” ([1980]2003:3). Steen (2007:8) definieert conceptuele metaforen als zogenaamde “conventionele metaforische ideeën die de fundering vormen van CMT”. Hij legt tevens uit dat conceptuele metaforen, of de conceptuele structuur van een willekeurige metafoor, worden weergegeven in kleine kapitalen.

Belangrijk bij een conceptuele metafoor is de aanwezigheid van een bron- en een doeldomein. Deze domeinen worden op basis van een vergelijking of een analogie met elkaar verbonden. Dit proces heet ‘mapping’ (Goatly 2007:11). Steen (2007:50) beschrijft deze benadering als de ‘two-domain approach’ waarbij de nadruk ligt op veelal conventionele en systematische ‘mappings’ tussen relatief brede en algemene domeinen.

(15)

is daarom niet verwonderlijk dat deze conceptuele metaforen een grote rol spelen bij de vorming van ons wereldbeeld (Lakoff 2002:63).

Het gebruik van metaforen leidt tot een meer abstract betekenisniveau, omdat een metafoor enerzijds twee verschillende domeinen met elkaar verbindt, maar anderzijds de asymmetrie tussen deze domeinen belicht (Joy, Sherry, et 2007:40). Paivio (1979:150) vergelijkt de metafoor met een zonsverduistering: “it hides the object of study and at the same time reveals some of it most salient and interesting characteristics when viewed through the right telescope”.

Een bekend voorbeeld van een conceptuele metafoor is de TIJDISGELD metafoor (Lakoff 2003).

Tijd kun je verspillen, besparen, investeren, opmaken, et cetera, net als geld. Oftewel, tijd kan geconceptualiseerd worden als geld. Tijd is hierbij het doeldomein en geld is het brondomein Tot slot is het belangrijk te vermelden dat concepten slechts gedeeltelijk metaforisch gestructureerd worden. Als dit niet zo zou zijn, dan zou dit betekenen dat het ene concept volledig kan worden vervangen door het andere, en dat is niet het geval (Lakoff en Johnson [1980] 2003:13).

3.2.3 Blendingtheorie

Bij metaforen is sprake van een ‘beweging’ van een brondomein naar een doeldomein. Bij de Conceptuele Metafoortheorie gaat deze beweging één richting op, wat door velen gezien wordt als een beperking van deze theorie. Er is namelijk vaak sprake van allerlei actieve combinaties; informatie uit zowel doel- als brondomeinen wordt – over en weer – met elkaar geïntegreerd. Oftewel, het doorgronden van metaforen gaat verder dan het directioneel ‘mappen’ van domeinen (Joya, Sherry en Deschenesa 2009:39). Neem bijvoorbeeld het volgende spreekwoord: ‘nu komt er licht in de duisternis’, wat betekent dat er een oplossing in de maak is. Uitgaande van de Conceptuele Metafoortheorie is het brondomein ‘zicht’ (als het licht is kun je meer zien dan wanneer het donker is) en is het doeldomein ‘kennis’: om iets op te lossen moet er kennis zijn, oftewel, moet er zicht/licht zijn. Er vindt een relatief eenvoudige ‘mapping’ plaats tussen deze twee domeinen. Bij de Blendingtheorie ligt de nadruk niet op deze domeinen, maar worden er zogenaamde tijdelijke mentale ruimtes opgeroepen. Verderop in deze paragraaf zal worden uitgelegd wat er wordt bedoeld met deze mentale ruimtes. In de ene ruimte stelt men zich een donkere ruimte voor waarin een klein lampje brandt. In de andere ruimte bevindt zich – bijvoorbeeld – een onopgeloste (politie)zaak en een belangrijke getuige. Beide ruimtes zijn van belang: het lampje in de donkere ruimte wordt geïntegreerd met de getuige in de onopgeloste zaak. Oftewel, de getuige is de oplossing, ‘het licht in de duisternis’. De relevante eigenschappen uit beide ruimtes komen samen in de ‘blended space’, de geïntegreerde ruimte (Coulson en Oakley 2001:178). Onderstaande diagram laat zien hoe deze ‘blend’ eruit ziet.

(16)

Spreekwoordruimte Politieruimte

Geïntegreerde ruimte

Daar waar CMT over het algemeen betrekking heeft op “stabiele kennisstructuren die zijn vertegenwoordigd in het lange termijngeheugen”, beschrijft BT de “dynamische evolutie van een individu’s unieke denkproces” (Joya, Sherry en Deschenesa 2009:39). Beide theorieën verschaffen veel informatie over de manier waarop mensen denken en vullen elkaar aan.

Ik noemde al eerder dat BT berust op de integratie van mentale ruimtes, ook wel ‘input spaces’ genoemd (Fauconnier [1994] 2001:1). Fauconnier ([1994] 2001:5) beschrijft mentale ruimtes verder als “small packets constructed as we think and talk, for purposes of local understanding and action. They are partial assemblies of elements, structured by frames and cognitive models”. In het voorbeeld ‘als ik later groot ben word ik zangeres’, is sprake van twee mentale ruimtes. De ene ruimte betreft de werkelijkheidsruimte (ik ben nog niet groot en dus geen zangeres) en de andere ruimte is de veronderstelde (toekomst-)ruimte (áls ik later groot ben, dán word ik zangeres). Beide ruimtes bevatten belangrijke informatie die nodig zijn om de derde, geïntegreerde ruimte te creëren. Mentale ruimtes zijn niet hetzelfde als domeinen, alhoewel de domeinen wel een rol spelen bij het bewerkstelligen van de benodigde ‘mapping’ tussen de verschillende ruimtes (Joya, Sherry en Deschenesa:2009:41).

De afzonderlijke mentale ruimtes delen vaak gelijksoortige eigenschappen. De geïntegreerde ruimte is de ruimte waarin de relevante eigenschappen uit de verschillende ‘input spaces’ bij elkaar komen. Dit gebeurt door middel van selectieve projectie. In deze ruimte, de ‘blend’, ontstaat vervolgens een nieuwe – vaak irreële en fictieve – structuur. Conceptuele integratie heeft één hoofddoel: het bereiken van de menselijke schaal. Dit betekent dat alles naar het hier en nu

(17)

wordt gebracht, zodat datgene wat geprojecteerd wordt, voor de toegesprokene, de lezer of de kijker eenvoudiger te begrijpen is (Fauconnier en Turner 2000:283).

Een interessant verschijnsel is de ‘split-of-the self’. In sommige gevallen wordt de centrale entiteit waarover het gaat geconceptualiseerd alszijnde twee entiteiten. Het ene deel is de daadwerkelijke entiteit die tegelijkertijd een ander deel (van zichzelf) projecteert naar een andere ruimte (bijvoorbeeld naar een ‘droom-ruimte’ of een ‘veronderstelde-ruimte’). Oftewel, één entiteit wordt opgedeeld in twee entiteiten. Een voorbeeld hiervan is de zin: ‘als ik jou was, zou ik mezelf haten’. Door middel van ‘blending’ kan worden geanalyseerd hoe dergelijke constructies zijn opgebouwd (Fauconnier en Sweetser 1996:93).

BT gaat dus over het proces waarbij mensen tijdelijke en dynamische mentale ruimtes creëren en hieraan betekenis geven. Met behulp van deze theorie kan nauwkeurig geanalyseerd worden welke beelden en/of woorden een directe impact hebben op – het gedrag van – mensen, op een lokaal niveau, bij creatieve en eenmalige uitingen (Joya, Sherry en Deschenesa 2009:39). Tot slot een voorbeeld van een creatieve ‘blend’. In Shakespeare’s bekende tragedie Romeo en Julia wordt Julia vergeleken met de zon: “But soft, what light through yonder window breaks? It is the East and Juliet is the sun”. Er is hier sprake van twee ‘input spaces’, namelijk die van Julia (het doeldomein) en die van de zon (het brondomein). Beide ruimtes beschikken over eigenschappen die met elkaar in verband worden gebracht en samenkomen in de derde, geïntegreerde ruimte. In deze geïntegreerde ruimte wordt een derde, eenmalige entiteit gecreëerd. In dit geval gaat het overigens meer om Julia dan om de zon: bepaalde eigenschappen die de zon heeft zijn ook van toepassing op Julia. Het is echter niet zo dat het brondomein de plaats kan innemen van het doeldomein: Julia ís niet de zon (Croft en Cruse 2004:210).

3.3 Metafoorgebruik in de politiek

3.3.1 Metafoor, ideologie en politiek

De metaforische taal van een groep heeft de potentie om patronen van metaforen te reflecteren die kenmerkend zijn voor de groep in zijn geheel. Oftewel, je zou kunnen zeggen dat elke groep (bijvoorbeeld een politieke partij) zijn eigen metaforische systeem heeft. Dit systeem van metaforen hangt nauw samen met de ideologie of overtuiging van een groep: op het moment dat een lid van een politieke partij bijvoorbeeld een speech geeft, namens zijn achterban, dan worden zijn of haar woorden, de standpunten, gekadeerd door een overkoepelend systeem van metaforen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat de ontvangers van de boodschap dit systeem (bewust of onbewust) van metaforen overnemen en het gaan gebruiken als referentiekader voor hun eigen ideologie. In veel gevallen is dit voor politieke partijen een wenselijke situatie: elke politieke partij heeft een ideologie en wil dat zoveel mogelijk mensen denken zoals zij denken (Cienki 2008: 254).

(18)

Metaforen spelen een belangrijke rol in politieke communicatie, omdat ze “manieren creëren om op basis van analogie een politiek beleid te communiceren” (Charteris-Black 2005:205). De belangrijkste vraag is hoe het kan dat het gebruik van bepaalde metaforen invloed heeft op het denken, het gedrag en de acties van de massa. Er is namelijk reden om te geloven dat “een spreker zijn politieke visie door middel van metaforen kan overbrengen op de kiezers”, aldus Howe (1988:103). Lakoff en Johnson ([1980] 2003) zeggen hierover dat metaforen

“[…] have entailments through which they highlight and make coherent certain aspects of our experience. A given metaphor may be the only way to highlight and coherently organize exactly those aspects of our experience. Metaphors may create realities for us, especially social realities. A metaphor may thus be a guide for future action. Such actions will, of course, fit the metaphor. This will, in turn, reinforce the power of the metaphor to make experience coherent. In this sense metaphors can be self-fulfilling prophecies.” (156)

Politici kunnen effectiever communiceren als zij gebruik maken van metaforen. Om ingewikkelde kwesties te simplificeren en toegankelijker te maken, wordt in de politiek daarom vaak gebruik gemaakt van metaforen (Mio 1997:113). Read, Cesa, Joans en Collins (1990:126) voegen hier nog twee functies van metaforen in de politiek aan toe. Ten eerste kan een metafoor worden gebruikt om bij de ontvanger een emotionele reactie op te wekken. Ten tweede geven metaforen informatie over het kader waar een bepaalde situatie doorheen bekeken moet worden. Oftewel, metaforen – en daarmee analogieën – verschaffen een model dat het politieke leven en de manier waarop dit leven wordt beschreven, vorm geeft.

In zijn boek Politicians and Rhetorics, stelt Charteris Black (2005:198) dat de keuze voor bepaalde metaforen, invloed heeft op de identiteit van een politicus en het type leiderschap. Net zoals een kledingstijl, is een metafoor een manier om de aandacht te trekken van mensen en hen ertoe te bewegen dezelfde sociale identiteit aan te nemen.

Het gebruik van metaforen is dus een manier om een politieke ideologie te communiceren. Een politicus kan metaforen gebruiken om, samen met zijn of haar ‘publiek’, nieuwe inzichten te ontdekken en op die manier gevestigde, ofwel conventionele opvattingen te veranderen (Parkin 1984:356).

3.3.2 De ‘

NATIONISAFAMILY

’ metafoor

(19)

politiek en de staat geconceptualiseerd kunnen worden alszijnde een familie. De ‘strict father’ en de ‘nurturing parent’ gelden hierbij als de brondomeinen op basis waarvan beide modellen gebaseerd zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen conservatieven (rechts) en liberalen (links) en de manier waarop zij naar de wereld kijken (2002:13). Lakoff (2002:35): “[…] what we have here are two different forms of family-based morality. What links them to politics is a common understanding of the nation as a family, with the government as parent”. De modellen worden in de volgende paragraaf verder uitgelegd.

3.3.2.1 ‘Strict Father Model’

Het ‘Strict Father Model’ is het model dat past bij de manier waarop conservatieven naar de wereld kijken. Het model berust op de overkoepelende gedachte “dat het leven moeilijk is en dat er overal gevaren en ellende op de loer liggen”. Vooral de mens wordt beschouwd als een gevaar voor zichzelf. De moeder is verantwoordelijk voor het huishouden en de opvoeding en dient de autoriteit van de vader te respecteren (Lakoff 2002:65,66). De manier van opvoeden wordt gekenmerkt door ‘tough love’, wat betekent dat liefde en verzorging uiteraard belangrijk zijn in de opvoeding van een kind, maar dat de autoritaire rol van de ouders – en dan met name de vader – hierbij nooit vergeten ofwel genegeerd mag worden (2002:33). Hieraan kan worden toegevoegd dat het ‘Strict Father Model’ uitgaat van “universele, absoluut geldende, regels”, die precies aangeven wat goed is en wat fout is (Lakoff 2002:366). Lakoff legt het model verder uit aan de hand van de volgende principes (2002:163):

-

het ‘debt-payment’ principe: Dit principe betekent dat morele daden worden beloond en

immorele daden worden gestraft. Deze opvatting sluit aan bij de ‘Moral Accounting’ metafoor: immorele daden zijn schulden en morele daden zijn kredieten. Mensen worden op deze manier gestimuleerd om te gehoorzamen en om ‘moreel’ te zijn: ongehoorzaamheid en ongedisciplineerdheid worden gestraft. Het dreigen met straffen is een manier van de overheid om haar autoriteit te laten gelden. Het ‘debt-payment’ principe sluit daarnaast naadloos aan bij de christelijke waarden en normen en is te herleiden tot het verhaal van Adam en Eva: Eva nam een hap van de verboden vrucht en als straf voor haar ongehoorzaamheid maakte God de mens weer sterfelijk (44,45,52-54);

-

‘upholding the Moral Order’: De ‘Moral Order’ metafoor is gebaseerd op de theorie van

de natuurlijke orde. Deze theorie beschrijft de volgorde van dominantie en macht in de wereld. Voorbeelden van deze orde zijn: God is machtiger dan de mens, de mens is machtiger dan de dieren en de planten, volwassenen zijn machtiger dan kinderen en mannen zijn machtiger dan vrouwen (81);

-

‘the Moral of Self Interest’: Het ‘Strict Father Model’ promoot zelfdiscipline. Dit

betekent dat er van mensen wordt verwacht dat zij gedisciplineerd genoeg zijn om zichzelf te redden. Oftewel, er wordt tevens gestreefd naar zelfredzaamheid. Deze principes

(20)

verklaren de veelal terughoudende houding ten opzichte van sociale programma’s: de regering moet een niet te grote rol spelen in het voorzien van allerhande hulpmiddelen om mensen te helpen en te ondersteunen. Immers, als mensen maar hard genoeg werken, zich onafhankelijk opstellen en gedisciplineerd genoeg zijn, dan kan iedereen het redden (94,97);

-

‘protecting moral people from external evils’: Homogeniteit is erg belangrijk voor

conservatieven: alles moet zoveel mogelijk hetzelfde zijn en blijven en alles wat de homogeniteit bedreigd moet worden bestreden. De gevestigde orde – die zich houdt aan de strikte regels en principes – is moreel. Het is de taak van de overheid om deze ‘morele mensen’ te beschermen tegen externe gevaren (165).

Tot slot nog een opmerking over het ‘Strict Father Model’ en religiositeit. In het model wordt God gezien als degene die de regels opstelt. Iedereen die zich aan deze regels houdt wordt beloond. Dit religieuze systeem van straffen en belonen sluit aan bij het zogenaamde ‘laissez-faire’ vrijemarktkapitalisme, wat hoofdzakelijk inhoudt dat de overheid zich zo weinig mogelijk met economische zaken dient te bemoeien (Lakoff 2002:248). Christenen doen twee dingen. Zij hebben de Bijbel geïnterpreteerd op basis van de ‘Strict Father’ moraal en ze hebben, middels metaforen, deze interpretatie verbonden aan de conservatieve politiek (Lakoff 2002:252). Lakoff merkt verder op dat een letterlijke interpretatie van de Bijbel niet mogelijk is. Alle interpretaties zijn metaforisch. De Bijbel, ongeïnterpreteerd, kan niets zeggen over de manier waarop mensen politiek moeten bedrijven (2002:262).

3.3.2.2 ‘Nurturing Parent Model’

Het ‘Nurturing Parent Model’ sluit aan bij de politieke visie van links-progressieven. In dit model staan liefde en zorg centraal en delen de ouders alle (huishoudelijke) verantwoordelijkheden. Links-progressieven zien de overheid in de vorm van twee sterke en verzorgende ouders, verantwoordelijk voor vervullen van de basisbehoeftes van de burgers, zoals voedsel, onderdak, onderwijs, gezondheidszorg en zelfontplooiing. Sociale programma’s worden gezien als manieren om mensen te helpen en worden veelal geconceptualiseerd als investeringen. Zwakkeren in de samenleving worden beschouwd als benadeelden; deze mensen kunnen hier niks aan doen en zijn om historische, sociale of andere redenen, niet in staat om volwaardig mee te doen in de maatschappij. Het is de taak van de regering om deze groepen tegemoet te komen en hen te helpen bij hun ontwikkeling en hun streven naar een beter leven (Lakoff 2002:179,180). “Morele mensen zonder macht – vanuit het perspectief van de verzorgende ouder moraliteit – worden beschouwd als onschuldige kinderen die verzorging nodig hebben”, aldus Lakoff (2002:188).

(21)

Hieruit ontstaat een metaforisch systeem waarin ‘MORALITY IS NURTURANCE’ de belangrijkste is. De

overige metaforen met de hoogste prioriteit binnen het systeem, zijn: ‘MORALITYISEMPATHY’, ‘MORAL IS SELF-NURTURANCE’, ‘MORALITY IS THE NURTURANCE OF SOCIAL TIES’, ‘MORALITY IS SELF-DEVELOPMENT’,

‘MORALITY IS HAPPINESS’, ‘MORALITY IS FAIR DISTRIBUTION’, ‘MORAL GROWTH’, ‘MORAL STRENGTH’,

‘RETRIBUTION AND RESTITUTION’, ‘MORAL BOUNDARIES’, ‘MORAL AUTHORITY’ (Lakoff 2002:136). De

hiervoor genoemde metaforen geven vorm aan het ‘Nurturing Parent Model’. Echter, er dient ook een vertaalslag te worden gemaakt naar de politiek. Het model is immers een moreel systeem dat betrekking heeft op de manier waarop naar de wereld wordt gekeken. Het model omvat – in de politiek – de volgende vijf categorieën van moraliteit (Lakoff 2002:165):

1.

‘empathetic behavior and promoting fairness’;

2.

‘helping those who cannot help themselves’; 3. ‘protecting those who cannot help themselves’; 4. ‘promoting fulfillment in life’;

5. ‘nurturing and strengthening oneself in order to do the above’.

3.3.3 De SGP en Groen Links : een politiek kader

Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag is het van belang om kort stil te staan bij de grondbeginselen van zowel Groen Links als de SGP. Immers, de vraag is in hoeverre de metaforen in de verkiezingsprogramma’s deze grondbeginselen – de ideologie – weerspiegelen. Te beginnen met de SGP (Staatkundige Gereformeerde Partij), een rechtse en conservatieve partij die “strikt volgens bijbelse normen politiek wil bedrijven”2. In het beginselprogramma is opgenomen dat de

partij streeft naar een theocratische verhouding van kerk en staat en zich ten doel stelt “de beginselen van Gods Woord op staatkundig terrein tot meerdere erkenning te brengen in den lande”. Op de website3 van de partij is verder te lezen dat de SGP een wetgeving voor ogen heeft

die in overeenstemming is met de bijbelse waarden en normen. Dit betekent dat “de Bijbel, het Woord van God, de basis is van waaruit politieke standpunten worden bepaald en discussies gevoerd”. Hieronder volgt een aantal veelzeggende fragmenten uit het beginselprogramma van de Staatkundig Gereformeerde Partij, die laten zien welke ideologie de SGP uitdraagt.

Algemene beginselen : “De SGP kan niet van haar beginsel af. Haar beginsel is niet bedacht, maar gegeven. Het is vervat in het Woord van God en stoelt op hetgeen God ons in Zijn Woord openbaart. Dat Woord is heilig, onfeilbaar, eeuwig en absoluut gezaghebbend.” (p12)

Overheid, mens en maatschappij : “De Goddelijke gerechtigheid, zoals geopenbaard in de Bijbel, vormt de bron en de norm voor het aardse recht. […] Het doen van recht en gerechtigheid is het

2 http://www.parlement.com/9353000/1f/j9vvhy5i95k8zxl/vh8lnhrouwy1 3 http://www.sgp.nl/Page/nctrue/sp648/index.html

(22)

fundamentele uitgangspunt voor de taak van de overheid. Zij voert deze taak uit zowel door het beteugelen van onrecht als door het stimuleren tot gerechtigheid. […] De Goddelijke gerechtigheid, zoals geopenbaard in de Bijbel, vormt de bron en de norm voor het aardse recht. De taak van de overheid moet zijn gericht op een goede inrichting van onze samenleving. De overheid wordt hier gewezen op haar kerntaak. […] Tot haar taak behoort het geven van rechtvaardige wetten. Dit moeten bijbels-genormeerde wetten zijn.” (p22,23)

Overheid, mens en maatschappij : “Hoewel God Zijn ongehoorzame kinderen kastijdde en hen onder de tekenen van Zijn ongenoegen plaatste, trekt Hij Zijn handen toch niet van hen af, maar voorziet hen van voedsel en kleding (Gen. 3:21).” (p30)

Overheid, mens en maatschappij : “In Matthéüs 25:14 wordt er gewezen op de roeping de talenten, kennis en bekwaamheden zo goed mogelijk te besteden. […] Het gebruik van de talenten dient tot eer van God te zijn. De overheid dient een zodanig beleid te voeren dat personen met onderscheid in talenten zich kunnen ontplooien. Het doorvoeren van het radicaal gelijkheidsstreven, kan tot gevolg hebben dat de burger zich niet optimaal kan ontwikkelen.” (p33)

Overheid, mens en maatschappij : “Gods Woord leert dat man en vrouw krachtens de scheppingsorde een eigen specifieke, van elkaar onderscheiden roeping en plaats hebben ontvangen. In deze orde is de man het hoofd van de vrouw. […] Elk emancipatiestreven dat de van God gegeven roeping en plaats van mannen en vrouwen miskent, is revolutionair en moet krachtig worden bestreden.” (p37)

Bestaan en economische bedrijvigheid : “De SGP is niet zonder meer een voorstander van het subsidie-instrument, en pleit daarom voor een voorzichtig gebruik, met aandacht voor de onbedoelde effecten die kunnen optreden. Verder is de SGP van mening dat overheidsregelingen het particulier initiatief in het midden- en kleinbedrijf kunnen ontmoedigen. Waar dit het geval is, dienen regels vereenvoudigd te worden en moet het bureaucratisch gehalte in de besluitvorming worden teruggebracht.” (p99)

Sociale zorg : […] Verplichte verzekeringen en sociale verzekeringswetten met een dwangmatig karakter worden afgewezen.” (p106)

(23)

Groen Links kan gekarakteriseerd worden als een progressief, socialistische milieupartij4, die zich

inzet voor een ‘sociaal, groen en tolerant Nederland’ (uit: ‘Groei Mee’, verkiezingsprogramma 2006-2011). In het beginselprogramma van de partij, uit 1992, worden in totaal 23 uitgangspunten genoemd. Hieronder volgen de belangrijkste:

Uitgangspunt 1 : “De doelstellingen van Groen Links zijn:

o een democratische rechtsstaat, waarin individuele vrijheid en de vrijheid van organisatie gewaarborgd zijn en alle ingezetenen gelijke politieke rechten hebben; o een leefbaar milieu en herstel van het ecologisch evenwicht, in het besef dat

natuurlijke hulpbronnen eindig zijn;

o een rechtvaardige verdeling van macht, kennis, bezit, arbeid en inkomen, zowel in Nederland als op wereldschaal;

o het recht van ieder mens op een behoorlijke bestaanszekerheid, goede huisvesting en toereikende gemeenschapsvoorzieningen;

o

verzet tegen uitbuiting en onderdrukking van groepen en volkeren. (p5)

Uitgangspunt 6: “Groen Links wil voortbouwen op die tradities van links, welke als vrijheidslievend gekarakteriseerd kunnen worden. Daarom streeft Groen Links naar een maatschappij, waarin iedereen in gelijke mate een zo groot mogelijke vrijheid heeft om zich te ontplooien zonder discriminatie, racisme, seksisme en andere vormen van onderdrukking.” (p8)

Uitgangspunt 8 : “Groen Links streeft naar een maatschappij waarin individuele zelfstandigheid is gegarandeerd en waarin ruimte is voor pluriformiteit van leefstijlen en culturen; ze streeft naar sociale gelijkheid en sociale vrijheid. […] Het opheffen van deze structurele ongelijkheid is onontbeerlijk om het recht op eigen culturele ontwikkelingen te kunnen garanderen en te komen tot een maatschappij waarin culturele pluriformiteit geaccepteerd en gewaardeerd wordt. Voorkomen moet worden dat de nieuwe medelanders tot tweederangs burgers gedegradeerd worden. Hiertoe dient een actieve politiek gevoerd te worden waarbij de positieve kanten van een multiculturele samenleving benadrukt worden.” (p8,9)

Uitgangspunt 16 : Nederland wordt, net als andere Westeuropese landen, geconfronteerd met een groeiende stroom vluchtelingen en asielzoekers. Hieraan zal voorlopig geen einde komen. Een duidelijk, efficiënt en rechtvaardig toelatingsbeleid is nodig, dat recht doet aan hen die hier hun heil zoeken. Groen Links is voorstander van ruimhartige toelatingscriteria.” (p14)

4 http://www.parlement.com/9353000/1f/j9vvhy5i95k8zxl/vh8lnhrouwy1

(24)

4. Analyse

In dit hoofdstuk staan de belangrijkste resultaten van het onderzoek. Naar aanleiding van de analyse van de verkiezingsprogramma’s, zijn drie hoofdcategorieën onderscheiden die in hoofdstuk 2 zijn besproken: het macroniveau, het mesoniveau en het microniveau. Bij het indelen van alle fragmenten in de drie genoemde categorieën, is het belangrijk te vermelden dat de afzonderlijke fragmenten niet per se in één categorie thuishoren. Een en hetzelfde fragment kan in veel gevallen zowel op macro- als op meso- en microniveau worden geanalyseerd. Ik heb mij echter toegelegd op het benoemen van de meest opvallende resultaten en deze ingedeeld in een bepaalde categorie.

4.1 SGP

4.1.1 Macroniveau: het ‘Strict Father Model’

Bij het analyseren van het verkiezingsprogramma van de SGP werd al snel duidelijk dat de ideologie van deze partij sterke overeenkomsten vertoont met het zogenaamde ‘Strict Father Model’. Er is namelijk sprake van een aantal categorieën waarin in grote lijnen alle standpunten van de SGP kunnen worden ingedeeld. De belangrijkste categorieën zijn: ‘Promoting self-discipline, responsibility, and self-reliance’, ‘Upholding the Morality of Reward and Punishment’, ‘Protecting moral people from external evils’ en ‘Upholding the Moral Order’. In paragraaf 3.3.2.1 zijn deze categorieën reeds besproken.

4.1.1.1 ‘Promoting self-discipline, responsibility, and self-reliance’

In het ‘Strict Father Model’ is een belangrijke rol weggelegd voor zelfdiscipline. Lakoff (2002) spreekt in dit verband van de ‘Moral of Self Interest’ metafoor. Onderstaande fragmenten uit het verkiezingsprogramma ‘Naar eer en geweten’ (2006-2011) zijn voorbeelden van deze metafoor waarin duidelijk naar voren komt dat de Nederlandse bevolking zich moet inzetten voor zelfstandigheid; hiervoor zijn zij zelf verantwoordelijk. Tevens is te zien dat de overheid zich weinig tot niet wil bemoeien met het invullen van deze verantwoordelijkheid.

-

“Bovendien mag verwacht worden dat wie hier, al dan niet tijdelijk, wil blijven, zich de moeite getroost om zichzelf ook zelfstandig te kunnen redden.” (p28)

(25)

-

“[…] Bij het creëren van die basis is de rol van de overheid beperkt. In essentie komt die rol neer op het aanmoedigen van de in de maatschappij aanwezige gaven en krachten. Daardoor kan het particulier initiatief goed tot z’n recht komen, zodat ieders persoonlijke verantwoordelijkheid als rentmeester inhoud krijgt.” (p47)

-

“Vooral in het midden- en kleinbedrijf (MKB) loopt men nog veel te vaak op tegen allerlei regels en bepalingen die een onnodige rem zijn op beginnend ondernemerschap.” (p49)

-

“De SGP is zich ervan bewust dat een roep om verbetering op dit punt een pleidooi is voor een andere naar eer en geweten manier van denken. Dat is op zich al moeilijk. Daar komt nog bij dat de mogelijkheden van de staat om op dit terrein iets af te dwingen begrensd worden door de eigen verantwoordelijkheid die personen en gezinnen zélf hebben.” (p5-6)

Mensen mogen niet worden gehinderd in hun streven naar ‘self-interest’. Regels en wetten die dit in de weg staan moeten worden geëlimineerd, of in ieder geval worden beperkt. Oftewel, in de midden- en kleinbedrijf sector, worden regels en bepalingen gezien als obstakels die in de weg staan. Ondernemers zijn gedisciplineerde, hard werkende mensen die volledig hun eigen gang moeten kunnen gaan. In dit fragment is overigens ook duidelijk sprake van een conceptuele metafoor: regels en bepaling worden omschreven als een onnodige rem: PROBLEMEN/WETTEN ZIJN FYSIEKEOBSTAKELS (remmen af). In het ‘Strict Father Model’ geldt tevens de ‘WELL-BEING ISWEALTH’

metafoor. Deze metafoor, in combinatie met de overkoepelende ‘MORALITYISPURSUINGSELF-INTEREST’

metafoor, is een metaforische versie van een economisch idee (‘laissez-faire’): als elk persoon zijn eigen geluk en succes nastreeft, dan zal – door een onzichtbare kracht – de rijkdom van iedereen groter worden. Kortom, het individueel streven naar succes is een positieve, morele daad die bijdraagt aan het welzijn van iedereen.

-

“Binnen de basisverzekering moet er ruimte blijven voor eigen verantwoordelijkheid door eigen risico’s en/of eigen bijdragen.” (p21)

-

“Topuniversiteiten mogen selecteren aan de poort.” (p17)

Toelichting: Iedereen wil het ‘koren’ zijn en niet het ‘kaf’. Oftewel, universiteiten die het kaf van het koren scheiden, stimuleren mensen indirect om hard te werken zodat ze – op basis van hun toewijding – toegelaten worden tot de betreffende universiteit. Op deze manier wordt indirect zelfdiscipline afgedwongen: ‘MORALITY IS PURSUING SELF-INTEREST’. Overigens is ook sprake van

(26)

‘Upholding the Morality of Reward and Punishment’ (zie volgende paragraaf): goede studenten worden beloond en slechte studenten worden gestraft.

4.1.1.2 ‘Upholding the Morality of Reward and Punishment’

Deze categorie is gebaseerd op het zogenaamde ‘debt-payment’ principe. Dit betekent dat morele daden worden beloond en immorele daden worden gestraft. Deze opvatting sluit aan bij de overkoepelende ‘Moral Accounting’ metafoor: immorele daden zijn schulden en morele daden zijn kredieten. Mensen worden op deze manier gestimuleerd om te gehoorzamen, om ‘moreel’ te zijn. Het ‘debt-payment’ principe sluit ook naadloos aan bij de christelijke uitgangspunten van de partij: Eva nam een hap van de verboden vrucht en als straf voor haar ongehoorzaamheid maakte God de mens weer sterfelijk. Onderstaande fragmenten laten zien hoe de SGP het ‘debt-payment’ principe uitdraagt.

-

“‘Geef ons heden ons dagelijks brood ’ . Dit gedeelte uit het bekende gebed des Heeren drukt ons met de neus op het feit dat we, als het gaat om het levensonderhoud van onszelf en onze gezinnen, volledig afhankelijk zijn van God. Zonder Zijn zegen heeft al ons werken geen zin. Dat is een notie waar we niet genoeg van doordrongen kunnen zijn. En áls we dat zijn, beseffen we eens te meer dat het een eer is om de ons gegeven gaven en talenten te gebruiken in de zin van Hem Die ze ons heeft toevertrouwd. Dan zal het goed zijn en gaat de wel-vaart niet ten koste van het wel-zijn. Dan mag er zegen worden verwacht!” (p47)

In dit fragment gaat het over overgave aan en vertrouwen in God zijn morele daden die worden beloond met een zegen. Daarnaast illustreert dit fragment de ‘Strict Father’ in de vorm van God. De mensen zijn als zonen en dochters die hun best doen, hard werken en daarom beloond zullen worden door hun ‘vader’ (God). In de zin ‘geef ons heden ons dagelijks brood’, staat het ‘dagelijks brood’ voor dat wat de mens nodig heeft voor zijn levensonderhoud. In dit fragment zit tevens de metafoor RIGHTSAREPATHS verweven: als je op het juiste pad blijft en de bijbelse opdracht

uitvoert dan word je daarvoor beloond, dan verwerf je bepaalde rechten.

-

“Anderzijds gaat het ook niet aan om alleen maar maatregelen te nemen die de lasten legt op de schouders van de ouderen. Zij hebben tenslotte hard gewerkt en gespaard voor hun pensioen.” (p62)

(27)

maken. Er wordt gesproken over lasten die worden gelegd op de schouders van de ouderen. De SGP wil niet dat de ouderen de dupe worden van de maatregelen omtrent de AOW. Lasten zijn iets ‘negatiefs’ en door deze lasten op de schouders van ouderen te leggen, worden de ouderen benadeeld. De conceptuele metafoor luidt: GROTE TEGENVALLERS ALS FYSIEK ZWARE OBJECTEN. De

overkoepelende metafoor is ontologisch van aard (Lakoff en Johnson [1980] 2003), TEGENVALLERIS FYSIEKOBJECT.

-

“Jongeren met een achterstand in hun opleiding krijgen alleen een uitkering als ze deelnemen aan scholing of een aangeboden baan accepteren.” (p52)

De SGP stelt een voorwaarde voor jongeren om in aanmerking te komen voor een uitkering. Oftewel, ze krijgen het geld niet zomaar; er moet iets tegenover staan. Aan de ene kant komt de SGP de jongeren tegemoet, maar aan de andere kant ‘eisen’ ze er iets voor terug. Lakoff noemt deze manier van zorgen ‘tough love’. De uitkering is de beloning voor het deelnemen aan scholing (dat is de morele daad). Ook: ‘RIGHTSAREPATHS’.

-

“Ondanks het positieve dat ermee bereikt is, wordt de grondwettelijk verankerde onderwijsvrijheid steeds vaker aangevallen, niet in het minst uit angst voor de islam en het islamitisch onderwijs. Hoe begrijpelijk die zorgen ook zijn, dat mag nooit een reden zijn, óók niet via de band van het gelijkheidsbeginsel, om het te goeder naam en faam bekend staande christelijk onderwijs dan óók maar aan te pakken. Het is niet goed als de goeden het met de kwaden moeten bezuren.

Het beknibbelen op of het afschaffen van de vrijheid van

onderwijs leidt er onherroepelijk toe dat er dan nog maar één geloof zal en mag

worden onderwezen, te weten het ongeloof van de seculiere kerk!” (p14)

De SGP is een groot voorstander van onderwijsvrijheid, omdat de partij daardoor voor het christelijk onderwijs kan opkomen. Echter, deze onderwijsvrijheid wordt steeds vaker negatief geassocieerd met islamitisch onderwijs. De SGP is bang dat hierdoor de onderwijsvrijheid onder druk komt te staan, wat ertoe kan leiden dat het christelijk onderwijs zal verdwijnen. Oftewel, het zou niet eerlijk (immoreel) zijn als de goeden (het christelijke onderwijs) het met de kwaden (het islamitisch onderwijs) moeten bezuren. Het volgen van christelijk onderwijs is een recht: mensen die christelijk onderwijs volgen zitten op het juiste pad. Mogelijke gevaren die de grenzen van dit pad bedreigen, zoals de opkomst van het islamitisch onderwijs, zijn immoreel.

-

“Wie in woord en/of daad er blijk van geeft een gevaar te zijn voor de samenleving moet het Nederlanderschap (kunnen) worden ontnomen.” (p28)

(28)

Dit is wederom een voorbeeld van een situatie waarin de regering haar autoriteit wil laten gelden in de vorm van een waarschuwing: als je dit doet, dan gebeurt er dat. Iemand die een gevaar is voor de samenleving beschikt duidelijk niet over genoeg discipline om niet tot last te zijn voor de maatschappij en moet hiervoor dus gestraft worden. Het beschikken over een Nederlands paspoort (het Nederlanderschap) is een recht en daarmee moreel. Alles wat een bedreiging vormt voor dit recht is immoreel (‘RIGHTSAREPATHS’).

4.1.1.3 ‘Protecting moral people from external evils’

Homogeniteit is erg belangrijk voor conservatieven: alles moet zoveel mogelijk hetzelfde zijn en alles wat de homogeniteit bedreigt moet worden bestreden. De gevestigde orde – die zich houdt aan de strikte regels en principes – is moreel. Het is de taak van de overheid om deze ‘morele mensen’ te beschermen tegen gevaren. Deze gevaren kunnen overigens intern zijn of extern en sluiten aan bij de overkoepelende metafoor ‘MORALITYISSTRENGTH’ waarbij wordt uitgegaan van de

gedachte dat de hele wereld kan worden ingedeeld in goed en kwaad. ‘Moral Strength’ berust ook op de aanname dat er universeel geldende regels zijn, die precies voorschrijven wat goed en wat fout is. In het geval van de SGP staan deze regels in de Bijbel. Hoe de SGP invulling geeft aan dit principe is te zien in onderstaande voorbeelden.

-

“Radicaal-islamitische invloeden vanuit het buitenland, waaronder de komst van haatzaaiende imams naar Nederland, worden met kracht tegengegaan.” (p29)

Toelichting: Dit fragment is een duidelijk voorbeeld van een ‘external evil’, te weten: radicaal-islamitische invloeden vanuit het buitenland en haatzaaiende imams. De ‘morele mensen’ moeten worden beschermd tegen deze gevaren.

-

“Voorzover terminale sedatie in de praktijk een ‘mooie’ uitweg is om onder de Euthanasiewet uit te komen, moet die weg worden afgesloten.” (p25)

(29)

-

“Nadat de politieorganisatie al diverse malen is gereorganiseerd, moet de inzet nu zijn om te ‘voorkomen ’ en te ‘genezen’, dat wil zeggen: door duidelijk aanwezig te zijn om overtredingen en misdrijven te voorkomen en door daders op te sporen en in te rekenen als er toch over de schreef is gegaan.” (p33)

-

“Nogal wat mensen doen alsof de wereld van henzelf is. Zo zorgen ze voor veel overlast. Daar is maar één remedie voor: lik-op-stuk.” (p35)

In beide fragmenten is sprake van delictplegers die de morele orde verstoren en daarom moeten worden aangepakt. De SGP is van mening dat de politie een grote rol dient te spelen in het opsporen en inrekenen van daders om op die manier de orde te herstellen en ‘morele mensen’ te beschermen tegen ‘immorele mensen’. Beide fragmenten kunnen ook in de vorige categorie (‘Upholding the Morality of Reward and Punishment’) worden ingedeeld. De overheid wil namelijk haar autoriteit laten gelden middels het (dreigen met) straffen van criminelen. Voorkomen, genezen, remedie: dit zijn termen uit de medische wereld. De metaforen – op mesoniveau – die hieruit voortvloeien zijn: ‘MORALITYISHEALTH’ en ‘IMMORALITYISDISEASE’.

-

“De plaag van het opkomend (islamitisch) terrorisme is in de wereld van vandaag één van de grootste gevaren.” (p34)

Een duidelijk voorbeeld van een extern gevaar in dit fragment is het opkomend (islamitisch) terrorisme. Er wordt zelfs gesproken over een ‘plaag’. Het is duidelijk dat de SGP er alles aan wil doen om Nederland te beschermen tegen dit gevaar. Er bestaat een analogisch verband tussen het islamitisch terrorisme en een plaag. Een plaag is een ‘ziekte’ en het islamitisch terrorisme wordt zodoende ook geconceptualiseerd als ziekte (immoreel). Oftewel, op mesoniveau: ‘IMMORALITYIS ADISEASE’.

-

“Moskeeën zijn allesbehalve een verrijking voor Nederland, net zomin als uitingen van andere godsdiensten en ideologieën dat zijn, waar Jezus Christus niet in het middelpunt staat.” (p27)

Moskeeën in Nederland zijn een uiting van multiculturalisme en daar is in het ‘Strict Father Model’ weinig ruimte voor. De SGP streeft naar een maatschappij waarin alleen plaats is voor het christendom. Moskeeën passen niet in dit plaatje, omdat zij een teken zijn van een opkomende Islam en daarom een bedreiging vormen voor de (christelijke) maatschappij. In dit fragment komt ook het streven naar ‘wholeness’ naar voren. Teveel verschillende religies doen afbreuk aan de centraliteit van Jezus en het christendom. Oftewel, op mesoniveau: ‘MORALITYISWHOLENESS’.

(30)

4.1.1.4 ‘Upholding the Moral Order’

De ‘Moral Order’ metafoor is gebaseerd op de theorie van de natuurlijke orde. Deze theorie beschrijft de volgorde van dominantie en macht in de wereld. De fragmenten in deze paragraaf vallen onder de overkoepelende metafoor ‘THE MORAL ORDER IS THE NATURAL ORDER’ en zijn

voorbeelden van de manier waarop de SGP deze morele orde uitdraagt.

-

“Eén van de voorgestelde oplossingen is om nóg meer (jonge) vrouwen aan het werk te krijgen. Feit is dat die oplossing inderdaad meer geld oplevert, maar uiteindelijk pakt ze averechts uit, omdat dat veel stress oplevert en gezinnen er de dupe van zijn.” (p52)

Volgens het ‘Strict Father Model’ is het de moeder’s verantwoordelijkheid om thuis te blijven en de kinderen op te voeden. De ‘strict father’ geldt in deze context als autoriteit. De SGP is van mening dat vrouwen beter niet aan het werk kunnen: dit zou de ‘morele orde’ namelijk verstoren.

-

“Ook ‘de stem van de vader’ moet worden verankerd in de wet.” (p24)

Dit fragment heeft betrekking op de wetgeving omtrent abortus. De SGP vindt dat de man meer invloed moet hebben op de keuze van de vrouw voor abortus. Vanuit de gedachte dat er binnen de SGP een belangrijke rol voor de man en de vader is weggelegd, is ‘het verankeren van de stem van de vader’ een begrijpelijke maatregel. Het is ook aannemelijk dat deze maatregel te maken heeft met het moeilijker maken van abortus; meer stemmen en meer invloeden betekenen een lastiger besluit. De wetsverandering waarvoor de SGP pleit, zorgt ervoor dat de man weer ‘boven’ (of in ieder geval ‘gelijk met’) de vrouw komt te staan. Er wordt in het verkiezingsprogramma niet verder uitgewijd over dit wetsvoorstel; het is daarom moeilijk om de exacte achterliggende gedachte te benoemen.

4.1.2 Mesoniveau: conceptuele metaforen

Behalve de fragmenten die aansluiten bij de principes van het ‘Strict Father Model’, zijn er ook voorbeelden te vinden van fragmenten waarin duidelijke conceptuele metaforen staan. In de hiervoor behandelde fragmenten kwamen deze metaforen weliswaar ook voor, maar bij die fragmenten lag de nadruk op de inhoud en niet op de talige uitingen. Enkele conceptuele metaforen worden echter toch genoemd, omdat ze laten zien hoe zij vorm geven aan het overkoepelende systeem van moraliteit.

(31)

aan de hand waarvan de fragmenten konden worden ingedeeld. Ten eerste zijn er veel fragmenten gevonden die de relatie tussen God, de mens en de overheid weergaven. Ten tweede werd er regelmatig verwezen naar de zogenaamde bijbelse opdracht van de mens.

4.1.2.1 Relatie/verhouding tussen God, de mens en de overheid

-

“Oog voor de ander is allereerst een zaak van het hart, een zaak van iedereen. Niemand mag zich aan zijn of haar verantwoordelijkheid onttrekken. Maar er is meer. Want zorg voor de naaste is óók een opgave voor familieleden, voor kerken en organisaties, en -niet in het minst- voor de overheid. Het is Bijbels om in dit verband te spreken over de overheid als ‘het schild van de zwakken ’ . Met andere woorden: ook ‘vadertje staat’ moet zijn steentje bijdragen aan de hulp voor allen die op anderen zijn aangewezen.” (p20)

-

“[…] Voor de overheid ligt er een taak om grenzen te trekken en om duidelijke normen te stellen, want ook in het economische leven openbaart zich maar al te snel de ‘ongebondenheid’ van de mensen. […] Daarnaast heeft de regering uitdrukkelijk de roeping om hen die niet, of minder goed inhoud kunnen geven aan hun verantwoordelijkheid, te helpen en te ondersteunen. Dat is de overheid als ‘schild der zwakken’. De doelstelling is natuurlijk niet om mensen afhankelijk te maken van ‘vadertje staat’, maar om ze verder te helpen, en waar mogelijk (weer) op eigen benen te leren staan. (p47)

In deze overeenkomstige passages uit zich de relatie tussen de mens, God en de overheid. De mens is afhankelijk van God en legt verantwoording af aan hem. De verantwoordelijkheid die de mens heeft, moet hij zelf invullen. Hierbij worden de mensen geholpen, ondersteund en begeleid door de overheid die grenzen trekt en duidelijke normen stelt (let op: net als een vaderfiguur die ook grenzen trekt en normen stelt). De overheid wordt hiermee afgebeeld als een ‘schild der zwakken’: het ‘verzorgende’ karakter van de regering komt hierin naar voren. De andere kant is dat de SGP de mensen niet afhankelijk wil maken van ‘vadertje staat’; de overheid helpt de mensen verder en leert ze (weer) op eigen benen staan (‘tough love’). Omdat ‘vadertje staat’ tussen aanhalingstekens staat, lijkt het alsof de SGP het sarcastisch bedoeld. Een andere interpretatie kan zijn: de SGP is tégen overheidsbemoeienis, maar vóór een overheid als vaderfiguur. De term ‘vadertje staat’ heeft betrekking op de sociale rol van de overheid: de overheid is verantwoordelijk voor het welzijn van de burger en andersom is de burger sterk afhankelijk van de overheid. Echter, de SGP wil deze afhankelijkheid beperken. Kortom, de term ‘vadertje staat’ is in dit geval tweeslachtig: aan de ene kant is er sarcasme omdat de SGP weinig overheidsbemoeienis nastreeft, maar aan de andere kant is de term wel degelijk van toepassing op de SGP, omdat er uit blijkt dat de staat een vaderfiguur is (‘strict father’). De overheid is in deze context in ieder geval een soort ‘verlengstuk’ van God en heeft vooral een soort facilitaire rol ten

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 Whether HRV and HRR are specifically related to several subjective indicators of recovery status (muscle soreness, hydration status, sleep quality and quantity as well

The study informing this manuscript provides broad guidelines to promote South African DSW resilience within reflective supervision based on research pertaining to (a)

De ervaringen die in dit experiment werden opgedaan met de vast-aantal-trialsmethode waren zeer positief. De methode bleek goed hanteerbaar. De leerlingen hadden qeen problemen met

Een criticus van het onderzoek (Cahnman, 1948) schreef echter een jaar later dat dit niet bijzonder was, aangezien orthodoxe joden in juni niet mogen trouwen en dat het corpus dus

communicatieve functie conceptuele metaforen door Nederlandse politici zijn gebruikt in het specifieke, actuele kader van de financiële crisis, kunnen verschillende punten die in dit

Medische  metaforen  vormen  een  bijzondere  groep  binnen  de  metaforen  met  een  informatieve 

fosfaatbeschikbaarheid op duinzandgrond, de verliezen naar het oppervlaktewater en de fosfaatbehoefte van vaste plantenteelt (voor voeding van het gewas en voor handhaving van

In dit hoofdstuk onderzoek ik in welke mate de lichtbehoefte, dan wel tolerantie voor schaduw van kiemplanten van zomer- en wintereik, zomer- en winterlinde, beuk, haagbeuk