Vraag nr. 20
van 24 oktober 2002
van mevrouw SONJA BECQ
Kinderopvang – Enveloppefinanciering
2001 was voor de kinderopvang het eerste jaar van de enveloppefinanciering. Sommige initiatieven voor kinderopvang kenden daardoor serieuze fi-nanciële moeilijkheden. Vroeger was hier reeds voor gevreesd en gewaarschuwd.
Naar verluidt wordt, om aan de situatie voor 2001 tegemoet te komen, door Kind en Gezin in een bij-passing voorzien. Hiervoor kon tot 25 juni 2002 een aanvraag worden ingediend.
1. Zijn er veel diensten of kinderdagverblijven die financiële moeilijkheden ondervonden naar aanleiding van de enveloppefinanciering ? Om hoeveel voorzieningen/diensten gaat het en om welk bedrag ?
Waarom beschikken voorzieningen op grond van de enveloppe over onvoldoende middelen ? Zijn er initiatieven die ruimer rondkomen ? 2. Hebben al deze diensten een aanvraag voor een
éénmalige tegemoetkoming gedaan? Om hoe-veel diensten gaat het en om welke bedragen ? 3. Zijn er na deze éénmalige tegemoetkoming nog
initiatieven die voor 2001 een tekort optekenen ? 4. Waren deze tekorten naar aanleiding van de
en-veloppefinanciering eenmalig ?
Is er een bijsturing van de enveloppefinancie-ring gebeurd, opdat dergelijke tekorten niet meer worden vastgesteld in 2002 ?
Antwoord
1 en 2. Voor het jaar 2001 dienden 70 organiseren-de besturen een aanvraagdossier in in het kaorganiseren-der van het verkrijgen van een eenmalige subsidie. Het betreft 55 VZW's en vijftien gemeentebe-sturen of OCMW's. Het gaat daarbij om 87 v o o r z i e n i n g e n , 67 kinderdagverblijven en 20 diensten voor opvanggezinnen. De aanvragen vertegenwoordigen een totaalbedrag van 1,515 miljoen euro. Na controle van deze aanvragen blijken er 24 organiserende besturen te zijn die geen recht hebben op een bijkomende eenmali-ge subsidie van Kind en Gezin. De aanvraeenmali-gen
voor wie wel een subsidiëring mogelijk en ver-antwoord is, vertegenwoordigen een bedrag van 0,606 miljoen euro. Het gaat daarbij om 38 VZW's en acht gemeentebesturen of OCMW's. Het is niet mogelijk één of twee duidelijke rede-nen aan te geven voor het feit dat de voorzie-ningen in kwestie minder inkomsten hebben. Veelal gaat het om een combinatie van factoren die in de specifieke situatie van de individuele voorzieningen relevant zijn. Het gaat daarbij om een complex geheel van elementen waarbij be-halve de enveloppefinanciering, ook een gewij-zigd indexmechanisme en het in toepassing brengen van het VIA akkoord, met inbegrip van de DAC-r e g u l a r i s a t i e, een rol spelen (VIA : Vlaams Intersectoraal A k k o o rd voor de Social -profitsector ; DAC : D e rde Arbeidscircuit – red.).
Er zijn zeker initiatieven die ruimer rondko-m e n . Dit blijkt uit de veeleer beperkte vragen voor een eenmalige bijpassing. Het is eigen aan een enveloppefinanciering dat middelen vol-gens nieuwe parameters worden herverdeeld. Bij een dergelijke operatie zijn er altijd en on-vermijdelijk naast "verliezers" ook "winnaars". 3. De evaluatie van de ingediende dossiers voor
een bijkomende subsidie gebeurde op grond van een vergelijking tussen wat een voorziening in het systeem dat voorafging aan de enveloppe had ontvangen en wat het nu met een envelop-pefinanciering krijgt.
Het is deze vergelijking die aanleiding geeft tot het al dan niet toekennen van een eenmalige bijzondere subsidiëring. Een dergelijke dossier-behandeling impliceert dus geen absolute uit-spraak over een tekort of een teveel dat in een voorziening aanwezig zou zijn.