• No results found

Vraag nr. 180 van 30 mei 2002 van mevrouw SONJA BECQ

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 180 van 30 mei 2002 van mevrouw SONJA BECQ"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 180 van 30 mei 2002

van mevrouw SONJA BECQ

Kinderopvang – Rekrutering opvanggezinnen Het huidige vrijwilligersstatuut van opvanggezin-nen is verre van ideaal, en het is evenmin uitnodi-gend voor kandidaten die de afweging maken tus-sen een tewerkstelling als werknemer en als op-vangouder.

Diverse diensten voor opvanggezinnen krijgen dan ook te kampen met rekruteringsmoeilijkheden. Om tegemoet te komen aan de moeilijkheden van de diensten voor opvanggezinnen, heeft de minis-ter een tijdelijke afwijking op de reglemenminis-tering toegestaan.

1. Is terzake nu een evolutie vast te stellen ? Hoeveel diensten voor opvanggezinnen maak-ten in 2001 gebruik van deze regeling en hoe-veel in 2002 ?

Waren er in 2000 – of nog vroeger – reeds diensten voor opvanggezinnen die moeilijkhe-den hadmoeilijkhe-den om het minimale aantal opvangge-zinnen te vinden én die dus niet aan de vereiste normen beantwoordden ?

2. Zijn er regionale verschillen vast te stellen en wat is hiervoor de verklaring ? Graag een uit-splitsing van de gegevens per arrondissement, én voor V l a a m s-Brabant een uitsplitsing per dienst.

3. De moeilijke rekrutering interfereert wellicht ook met aanvragen/toekenningen tot uitbrei-ding waaraan op grond van bezettingscijfers en de nood aan opvanggezinnen tegemoet werd gekomen.

Graag ook bij voormelde gegevens de aandui-ding van mogelijke uitbreiaandui-dingen in de loop van 1 9 9 9 , 2 0 0 0 , 2001 en 2002 die eventueel aanlei-ding gaven tot aanvragen voor afwijking van de norm.

Antwoord

1. Het tekort aan aangesloten opvanggezinnen werd zichtbaar vanaf het najaar 2000. Z o n d e r ingrijpen zouden steeds meer diensten voor op-vanggezinnen die het minimumaantal aan te

sluiten opvanggezinnen niet haalden, g e c o n-fronteerd zijn geweest met een inkrimping of zelfs schorsing van subsidies. En dat op een ogenblik dat ze op maximale kracht moeten kunnen investeren in hun opvanggezinnen en in het rekruteren van nieuwe kandidaten.

In eerste instantie werd een oplossing geboden voor de jaren 2000 en 2001. Door de verruiming van het begrip "aangesloten opvanggezin" creëerde de raad van bestuur van Kind en Gezin de mogelijkheid om alle opvanggezinnen die binnen het kader van een dienst voor vanggezinnen in 2000 of 2001 minimaal één op-vangprestatie leverden, voor deze jaren mee te rekenen als "aangesloten opvanggezin".

Voor 2002 en 2003 trof de Vlaamse regering een wijzigingsbesluit dat de toepassing van de her-leidings- en schorsingsregels voor diensten voor opvanggezinnen in het erkennings- en subsidië-ringsbesluit van 23 februari 2001 opschort tij-dens deze jaren. Tegelijk werd het begrip "aan-gesloten opvanggezin" door de raad van be-stuur weer strikter gedefinieerd.

Deze voorafgaande toelichting is nodig om de hiernavolgende cijfers correct te kunnen begrij-pen.

2000 en 2001

Wegens de verruiming van het begrip "aange-sloten opvanggezin" is het zinvol voor de jaren 2000 en 2001 te refereren aan het aantal effec-tief werkende opvanggezinnen per dienst. Ik verwijs naar de tabellen als bijlage 1 en 2. Daarbij wordt beklemtoond, en dat geldt voor het totale antwoord, dat de notie "werkend op-vanggezin" een (veel) strikter criterium is dan de notie "aangesloten opvanggezin" !

In het najaar van 2000 had een derde van de diensten voor opvanggezinnen een tekort aan minstens één werkend opvanggezin. Dit pro-bleem was het grootst in de provincies A n t w e r-pen, Limburg en West-Vlaanderen.

(2)

2002

Vanaf 2002 is de definitie van een aangesloten opvanggezin opnieuw strikter : als aangesloten gelden alle opvangpersonen die effectief aan het werk zijn, én alle opvangpersonen die tijde-lijk niet aan het werk zijn maar (op termijn) be-schikbaar blijven (cf. zwangerschapsverlof bij-v o o r b e e l d ) . Een tijdelijke niet-werkende situ-atie mag maximaal drie aaneensluitende kwar-talen duren, vanaf het vierde kwartaal vervalt de aansluiting. Het vervallen van de aansluiting geldt uiteraard onmiddellijk bij opvanggezinnen die stoppen en niet meer beschikbaar zijn (bv. omdat ze elders gaan werken).

Om een juiste vergelijkingsbasis te hebben met 2000 en 2001 wordt voor 2002 het aantal op-vanggezinnen geteld dat in het eerste kwartaal 2002 effectief aan de slag was. Vermits in dit cij-fer aangesloten opvanggezinnen die tijdelijk niet werken maar nog beschikbaar zijn, n i e t worden meegeteld, ligt het aantal formeel als aangesloten te beschouwen opvanggezinnen in het eerste kwartaal 2002 hoger !

Ik verwijs naar de tabel als bijlage 3. D a a r u i t blijkt dat het aantal diensten met minstens één werkend opvanggezin te kort in het eerste kwartaal 2002 licht is teruggelopen tot het ni-veau van het najaar 2000, namelijk een ruim derde.

Het aantal diensten met minstens één werkend opvanggezin te kort is :

– in Antwerpen en Vlaams-Brabant nagenoeg gelijk aan het cijfer van 2000 ;

– in West-Vlaanderen in 2001 gestegen, m a a r in 2002 sterk verminderd : de situatie is nu beter dan in 2000 ;

– in Limburg sinds 2000 systematisch en duide-lijk afgenomen ;

– in Oost-Vlaanderen ook na 2001 nog lichtjes toegenomen in 2002.

Als bijlage 4 zijn gegevens per V l a a m s - B r a b a n t-se dienst voor opvanggezinnen (DVO) over de jaren 1995, 1999 en 2000 gevoegd.

De situatie per dienst in het eerste kwartaal 2002 is opgenomen als bijlage 5.

2. Een duidelijk uitsplitsing van de gevraagde ge-gevens per arrondissement is niet mogelijk, v e r-mits meerdere diensten over meerdere gemeen-ten werken die tot verscheidene arrondissemen-ten kunnen behoren. In bijlage 5 vindt de Vlaamse volksvertegenwoordiger wel de gege-vens van de diensten van Vlaams-Brabant en Brussel, situatie eerste kwartaal 2002.

De regionale verschillen zijn enerzijds zichtbaar in de verschillen per provincie (zie supra), a n-derzijds stellen we vast dat de tekorten meestal groter zijn in de meest verstedelijkte gebieden en de grootsteden. Wat niet wegneemt dat er in bepaalde landelijke gebieden ook diensten zijn met tekorten, net zoals er ook diensten zijn zon-der tekorten in meer stedelijke gebieden. Voor deze diversiteit is geen eenduidige oor-zaak aan te geven. Vaak zijn de traditie, de be-kendheid en de kwaliteit van de werking van een dienst elementen die maken dat een dienst geen tekorten heeft.

3. Bij de geprogrammeerde uitbreiding van de er-kende kinderopvang in 2001 en 2002 was steeds het grootste aandeel voorbehouden voor uit-breiding van diensten voor opvanggezinnen. O p telkens 1.000 beschikbare plaatsen waren er in 2001 650 en in 2002 600 dienstenplaatsen. De moeilijkheden van de diensten om voldoen-de opvanggezinnen te vinvoldoen-den, laten zich ook voelen in het aantal aanvragen voor uitbreiding. Tegenover 650 beschikbare uitbreidingsplaatsen stonden in 2001 aanvragen van DVO's voor in totaal 1.372 plaatsen. Antwerpen had het groot-ste aandeel, Vlaams-Brabant en Limburg het kleinste. Brussel had geen aanvragen.

(3)

Voor 2002 was deze verhouding 600 beschikba-re plaatsen versus 900 gevraagde plaatsen.

Antwerpen 308 Vlaams-Brabant 112 Brussel 0 Limburg 140 Oost-Vlaanderen 172 West-Vlaanderen 168 Totaal 900

Bij de toekenning van nieuwe opvangplaatsen aan diensten voor opvanggezinnen werd in prin-cipe niet afgeweken van de norm. Enkel die diensten welke geen opvanggezinnen te kort h a d d e n , konden in aanmerking komen voor een principieel akkoord voor verdere uitbreiding. De diensten krijgen na het verlenen van het principieel akkoord voor uitbreiding maximaal twee jaar de tijd om voldoende bijkomende op-vanggezinnen aan te sluiten. Om erkenning en subsidiëring voor de hogere, principieel toege-zegde capaciteit te kunnen verkrijgen, is het aansluiten van het overeenstemmende minim u m -aantal opvanggezinnen een formele voorwaar-de.

Een aantal diensten voor opvanggezinnen die een principieel akkoord verkregen, hebben dit inmiddels laten intrekken omdat ze onvoldoen-de opvanggezinnen vinonvoldoen-den. De Vlaamse volks-vertegenwoordiger vindt het overzicht van deze DVO's als bijlage 6.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aangezien de verandering van zorgvorm ingaat op de eerste dag van de maand na de mededeling van de beslissing ervan door de zorgkas, betekent dit tevens dat vanaf 1 maart 2003

Dit debat wordt gebaseerd op wetenschappelij- ke gronden en op de besluiten die uit de eerste ervaringen bij de opstart van de Vlaamse zorg- verzekering kunnen worden

O m evenwel ook aan alle andere opvangvoorzienin- gen de nodige ondersteuning te kunnen bieden, start Kind en Gezin vanaf 2002 een project voor de uitbouw van de netwerking

Aan de bepalingen zoals ze vandaag omschre- ven zijn in hoofdstuk IV van het thuiszorgde- creet werd inderdaad vooralsnog geen uitvoe- ring gegeven.. Na de evaluaties van

Enkele maanden geleden diende ik samen met een aantal CD&V-collega's een voorstel van decreet in tot opheffing van de leeftijdsgrens voor de hulp- middelen in het kader van

Na de beslissing van de Vlaamse regering om het Bloso-centrum in Dilbeek af te stoten, b e- vestigde de gemeente bij brief van 2 februari 1998 ook haar principiële interesse voor

Vlaams minister van Financiën en Begroting, I n n o- vatie, Media en Ruimtelijke Ordening.

Artikel 1, § 2, 9° van het besluit van de Vlaamse re- gering (BVR) van 12 oktober 1988 tot bepaling van de attesten die in aanmerking worden geno- men om een ernstige handicap