Vraag nr. 49 van 17 januari 2003
van de heer JAN LOONES
Wonen en welzijn – Samenwerking
Door de Vereniging van Vlaamse Steden en Ge-meenten (VVSG) – afdeling OCMW's – werd de noodzaak vastgesteld van een hechtere samenwer-king tussen de domeinen "wonen" en "welzijn", i n-dien men de leefbaarheid in de sociale huisvesting wil verbeteren en een bijdrage wil leveren aan het realiseren van het recht op wonen voor kwetsbare bevolkingsgroepen.
Nochtans blijkt deze samenwerking geen vanzelf-sprekendheid te zijn.
In het kader van een oproep tot de ministers van Huisvesting en Welzijn via de tekst "Samenwerking w o n e n / w e l z i j n : een visie vanuit de lokale bestu-r e n " , wil de V V S G-webestu-rkgbestu-roep Wo n e n / Welzijn de samenwerking tussen deze twee bevoegdheidsdo-meinen alsnog activeren.
Naast de situering van de noodzaak aan samenwer-king tussen de twee domeinen, de aanreisamenwer-king van vormen van samenwerking, en de suggesties om de communicatie tussen de twee domeinen te verbete-r e n , foverbete-rmuleeverbete-rt de weverbete-rkgverbete-roep zijn veverbete-rwachtingen aan de kabinetten Huisvesting en Welzijn.
1. Heeft de minister reeds kennis genomen van de visietekst van de V V S G-werkgroep Wo n e n / We l-zijn omtrent de samenwerking tussen beide ver-noemde domeinen ?
Zo ja, strookt dit met zijn/haar beleidsvisie ter-zake ?
2. Op welke wijze wordt tegemoetkomen aan de verwachtingen die de werkgroep formuleert aan zijn/haar kabinet ?
3. Zijn er reeds contacten terzake geweest tussen de twee kabinetten ?
NB. Deze vraag wordt gesteld aan minister Vo g e l s (vraag nr. 89) en aan minister Gabriels (nr. 49).
Gecoördineerd antwoord
1. De visietekst samenwerking Wo n e n / Welzijn die de V V S G-werkgroep op 18 november goed-keurde, werd ons midden december bezorgd.
De kerngedachte van deze tekst – dat er een constructieve samenwerking dient opgestart te worden tussen Wonen en We l z i j n , zowel op be-leidsniveau als op niveau van de lokale actoren – stemt overeen met zowel de visie over het welzijnsbeleid als deze over het woonbeleid. Realisatie van het recht op wonen voor kwets-bare bewonersgroepen vraagt gespecialiseerde inzichten in woonbegeleiding en woningbeheer, opdat discriminatoire factoren kunnen wegge-werkt worden, en dus groeiende samenwerking tussen wonen en welzijn. Deze nood aan samen-werking wordt zowel vanuit de welzijnssector (vraag naar woningen) als vanuit de huisves-tingssector (vraag naar begeleiding) gesigna-leerd.
In de beleidsbrieven We l z i j n 2002 en 2003 werd het groeiende belang van samenwerking tussen Welzijn en Wonen onderstreept, waarbij het "begeleid wonen" vooropgesteld werd als rug-gengraat voor het beleid rond de reductie van t h u i s l o o s h e i d . Tijdens het colloquium "Th u i s-loosheid Anno 2002 : naar een gedeelde zorg" van 14 mei 2002 lichtte minister Vogels deze visie eveneens toe.
De uitwerking van deze visie gaat terug op een onderzoek naar de instroombehoefte in het be-geleid wonen, dat minister Vogels het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk liet uitvoeren. D e z e onderzoeksresultaten van juni 2001 werden later op het jaar in de Commissie voor We l z i j n , Volksgezondheid en Gelijke Kansen voorge-s t e l d . Samengevat komt het hierop neer dat de helft van de 12.000 thuislozen, die jaarlijks wor-den opgevangen in de sector, kan doorstromen naar een betaalbare woning. 28 % kan via een traject begeleid wonen de noodzakelijke vaar-digheden leren om zelfstandig te wonen. Er is echter een tekort aan betaalbare woningen. Vandaar dat er gekozen werd voor enerzijds een actiegerichte benadering in proefregio's, die po-sitieve punten van het terrein combineert met de positieve punten van de globale strategie van gedeelde zorg die uitgewerkt wordt op bovenlo-kaal niveau.
van de diverse actoren beter op elkaar af te s t e m m e n , thuisloosheid te voorkomen via am-bulante woonbegeleiding van sociale huurders, de toegankelijkheid tot sociale huisvesting te verbeteren voor cliënten die zelfstandig kunnen w o n e n , het woonwelzijn te verhogen op buurt-n i v e a u , ebuurt-n eebuurt-n bijdrage te leverebuurt-n tot eebuurt-n verho-ging van de leefbaarheid van socialewoonwij-k e n . Hierin zit een duidelijsocialewoonwij-ke win-w i n s i t u a t i e vervat voor alle betrokken beleidspartners. Uitgangspunt blijft voor minister Vogels het uit-bouwen van woonzorgregio's waarin zowel de w e l z i j n s- als de huisvestingsactoren komen tot een doorgedreven samenwerking die uitgaat van ieders kerntaken. De betrokkenheid van de lokale besturen is hierin een vanzelfsprekend-h e i d . Bovendien werd er een bovenlokale stuur-groep samengesteld met vertegenwoordigers van de betrokken centra, het Steunpunt A l g e-meen We l z i j n s w e r k , de Vlaamse Huisvestings-m a a t s c h a p p i j , het VlaaHuisvestings-ms Overleg Bewonersbe-l a n g e n , de Bewonersbe-lokaBewonersbe-le besturen en de VVSG om de opgedane ervaringen om te zetten in een be-l e i d s k a d e r. Een eerste vergadering vond pbe-laats op het kabinet welzijn op 15 januari jongstle-den.
In de Beleidsbrief Vlaams Wo o n b e l e i d 2 0 0 2-2003 wordt vermeld dat de effectieve sa-menwerking en afstemming tussen de bevoegd-heden Welzijn en Huisvesting vooral op lokaal niveau ingevuld zal moeten worden bij het ont-wikkelen van concrete initiatieven.
Het is met name van belang dat de woon- e n zorgcomponent elkaar complementeren. O p Vlaams niveau dient evenwel een éénduidig on-dersteunend kader te worden uitgewerkt om deze lokale samenwerking mogelijk te maken en te stimuleren.
Een voorbeeld van geïntegreerd beleid is de zo-genaamde "woonzorgzone", waarbij de woon-en de zorgcomponwoon-ent in ewoon-en bepaalde wijk of buurt op elkaar worden afgestemd. Een woon-zorgzone is een gewone wijk of buurt, w a a r evenwel de nodige zorgvoorzieningen voorhan-den zijn, gecombineerd met een bepaald aanbod aan aangepaste woningen en een toegankelijke w o o n o m g e v i n g. Hierdoor zijn mensen die op een bepaald moment zorgbehoevend worden, niet verplicht om te verhuizen naar een specifie-ke en vaak kostelijspecifie-ke zorginstelling.
In de praktijk werden er reeds proefprojecten opgestart door 5 SHM's met betrekking tot de
doelgroep "ouderen". Deze projecten stellen technische bouwaanpassingen voor die voor alle leeftijdsgroepen een meerwaarde opleveren, aangezien de doelgroep "ouderen" moeilijk onder één noemer te vatten is en het tevens de wens is van vele ouderen om zo lang mogelijk in de vertrouwde woning te blijven wonen. D e z e voorstellen werden gebaseerd op de ontwerp-gids "Levenslang Wonen".
De evaluatie van de voorgestelde technische v o o r z i e n i n g e n , gelinkt aan de eventuele meer-prijs van deze realisaties, zal worden opgesteld. Indien deze realisaties een nuttige en duurzame meerwaarde bevestigen, kunnen deze aanbeve-lingen opgenomen worden in de V H M-b o u w-n o r m e w-n . Voor de evew-ntuele huidige meerkostew-n, resulterend in flexibeler en levensbestendig aangepast wonen – een winst op termijn – zou deze kunnen gecompenseerd worden door een vorm van subsidiëring.
De afwerking van voormelde bouwprojecten wordt verwacht tegen eind 2003, waarna de re-sultaten worden bekendgemaakt.
Wanneer men echter vraagt naar aangepaste woonprojecten gericht op specifieke doelgroe-p e n , dient er steeds overwogen te worden wat er precies bedoeld wordt. De realisatie van gedif-ferentieerde kleinschalige woonprojecten is een algemene doelstelling van de sociale huisves-t i n g s s e c huisves-t o r. Een aanhuisves-tal van de vermelde doel-groepen – lage inkomensdoel-groepen, d a k-e n t h u i s l o z e n , asielzoekers – hebben niet zozeer nood aan een specifieke fysieke woonvorm, maar veeleer aan een betaalbare woning met de nodige individuele begeleiding vanuit de wel-z i j n s d i e n s t e n . Anderwel-zijds is het ook wel-zo dat on-derzoek heeft uitgewezen dat bijvoorbeeld de doelgroep van mensen die in aanmerking komen voor een A D L-cluster voor praktisch 100% bediend is. Men komt dan tot de scheef-getrokken verhouding dat deze bijzondere doel-groep relatief veel beter bediend wordt dan de modale sociale huurdersgroep die geconfron-teerd wordt met ellenlange wachtlijsten.
commu-n i c a t i e, de beschikbaarheid vacommu-n middelecommu-n ecommu-n duidelijkheid over een ieders kerntaken essen-tieel voor het welslagen van samenwerkingspro-jecten op het raakvlak Wonen/Welzijn.
Uit de visietekst opgesteld vanuit de VVSG lei-den we eenzelfde benadering af : e x p e r i m e n t e l e projecten lokaal waarvan de inzichten bovenlo-kaal gevaloriseerd worden in beleidsadviezen. De samenwerking tussen de verschillende be-trokken partners stellen zij eveneens voorop. Wij zijn dan ook zeer verheugd met deze steun. 2. Uiteraard heeft de VVSG ook een aantal eigen
verwachtingen naar voren geschoven. In de mate van het mogelijke zullen wij hiermee reke-ning houden.
Aan de verwachtingen omtrent de ondersteu-ning van de socialehuisvestingsmaatschappijen in hun rol met betrekking tot de samenwerking w o n e n / w e l z i j n , wordt enerzijds tegemoetgeko-men met de herziening van het sociaal huurbe-sluit waarin deze maatschappijen geresponsabi-liseerd worden en hiervoor ook de nodige in-strumenten aangereikt krijgen. Een minimale huurbegeleiding is hierbij inderdaad aangewe-z e n . Een specifieke begeleiding is veeleer de taak van de welzijnssector. De voorstellen om-trent de experimentele proefprojecten, d e dagen wonen/welzijn en het draaiboek zullen worden opgenomen in de denktank Wonen/Welzijn.
Wat betreft de betrokkenheid van het OCMW, is deze duidelijk lokaal verzekerd is. De om-zendbrief terzake benoemt het OCMW als één van de partners. Bekommernissen van de OCMW's op lokaal niveau kunnen uiteraard in-gebracht worden. De bemiddeling door het OCMW bij uithuiszetting is echter federale ma-terie waarvoor het federale beleidsniveau in de nodige middelen dient te voorzien. Wat de be-vraging betreft van het aanbod van de O C M W ' s, heeft de administratie opdracht ge-kregen een enquête te doen. Bredere onder-zoeksvragen kunnen voorwerp zijn van weten-schappelijk onderzoek. Indien de lopende pro-jecten waardevol materiaal leveren dat bruik-baar is voor andere regio's, kunnen ze een plaats krijgen in het actieplan lokaal sociaal be-leid.
Samenwerking tussen Welzijn en Wonen dient hierbij gerealiseerd te worden binnen de inko-menscriteria van het socialehuurbesluit. Vo o r personen die niet meer zelfstandig kunnen
w o n e n , blijven de welzijns- en gezondheidsvoor-zieningen het instrument bij uitstek.
3. Er waren reeds contacten tussen beide kabinet-ten rond de proefprojeckabinet-ten Begeleid Wo n e n , rond PPS en Levenslang Wo n e n . (PPS : p u -bliek-private samenwerking – red.)
Eind 2002 werd de dialoog tussen de twee kabi-netten geïntensifieerd met als doel tot duidelij-ke werkafspraduidelij-ken voor een structurele samen-werking tussen de beleidsdomeinen Wonen en Welzijn te komen. Dit overleg resulteerde in het voorstel een bovenlokale denktank Wo n e n-We l z i j n , waarin beleidsmakers vanuit beide domeinen zouden participeren, op te star-t e n . Deze denkstar-tank zal enerzijds consstar-trucstar-tief nadenken over de knelpunten in de samenwer-kingsprojecten We l z i j n /Wonen die men vanuit de praktijkervaring signaleert en dit denkwerk vertalen naar een gezamenlijk beleidsplan, a n-derzijds zal deze de ministers adviseren met be-trekking tot ingediende projecten en initiatie-ven op het raakvlak We l z i j n /Wo n e n , zoals bij-voorbeeld de vraag van de VVSG tot onder-steuning van experimentele proefprojecten, t o t organisatie van studiedagen Wo n e n /Welzijn en tot de ontwikkeling van een draaiboek.
De bredere samenwerking tussen Welzijn en Wo n e n , die onderzocht dient te worden door de op te richten denktank Wo n e n - Welzijn is driele-dig :
– het beleid moet zodanig ingekleurd worden dat structureel rekening wordt gehouden met het concept van levenslang wonen ; – discriminatoire elementen ten aanzien van
specifieke doelgroepen moeten weggewerkt worden in de beleidinstrumenten ;
– convenanten tussen de lokale welzijns- e n huisvestingsactoren en lokale besturen als instrument om de kerntaken van elkeen in-zake socialewoonbegeleiding eenduidig vast te leggen, hierbij rekening houdende met de bestaande regelgeving en de beschikbare middelen.