• No results found

Vraag nr. 103 van 30 april 2003 van de heer FRANCIS VERMEIREN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 103 van 30 april 2003 van de heer FRANCIS VERMEIREN"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 103 van 30 april 2003

van de heer FRANCIS VERMEIREN

Expansiesteun – Vaststelling regionale ontwikke-lingszones

In het hoofdstuk "Regionale economie" van de editie van Vrind 2002 – Vlaamse Regionale Indi-catoren – wordt verwezen naar een in 2000 door de Europese Commissie goedgekeurde nieuwe re-gionale steunkaart, waarop de zones aangeduid worden waaraan de Vlaamse overheid specifieke steun mag geven in het kader van de expansie-steun.

Het gaat in hoofdzaak om een gebied op de as M e n e n-Wervik tot de Nederlandse grens bij Eeklo e n e r z i j d s, en een gebied in de provincie A n t w e r p e n en verder de provincie Limburg anderzijds. Dit zijn gebieden met een lage tewerkstellingsgraad, te wij-ten aan het achterop blijven van de tertiaire sector. Werd de Vlaamse regering nauw betrokken bij de vaststelling van deze regionale ontwikkelingszones ? In welke mate heeft zij deze keuze kunnen beïn-vloeden ?

Antwoord

De regionale steunkaart voor het Vlaamse gewest voor de periode 2000-2006 is goedgekeurd door de Europese Commissie op 20 september 2000. H e t vaststellen van de definitieve regionale steunkaart was het resultaat van een lange, intense periode van voorbereiding en onderhandeling.

De Europese Commissie heeft op 10 maart 1998 haar richtsnoeren inzake regionale steunmaatrege-len gepubliceerd (PB van 10 maart 1999, n r. C 74). Deze richtsnoeren bevatten de krijtlijnen en crite-ria waarbinnen de lidstaten over een discretionaire bevoegdheid beschikken bij de afbakening van de nationale ontwikkelingszones (PB : P u b l i c a t i e b l a d van de Europese Gemeenschappen – red.).

Hierbij moet worden opgemerkt dat de Commissie enkel op lidstaatniveau werkt, en niet rechtstreeks met het Vlaams Gewest onderhandelingen heeft g e v o e r d . Niettegenstaande het hier grotendeels om een gewestmaterie gaat, moet alle informatie steeds op federaal niveau worden gecoördineerd en gecommuniceerd naar de Europese Commissie. Vanzelfsprekend gebeurde dit met het nodige overleg en instemming van de bevoegde gewesten.

De voornaamste voorwaarden zijn als volgt samen te vatten. De Commissie bepaalt voor elke lidstaat, op basis van BNP en werkloosheidscijfers, h e t maximale bevolkingsaantal dat in een ontwikke-lingszone mag wonen. Voor België is dat 30,9 % (Vlaanderen kreeg hiervan ongeveer 8,33 % toegew e z e n , i . e. 975.000 intoegewoners) (BNP : bruto natio -naal product – red.).

De lidstaten mogen zelf vijf indicatoren voorstellen op basis waarvan zij de regio's selecteren die het meest in aanmerking komen voor ondersteuning. Het zijn met andere woorden de lidstaten zelf die de keuze voor bepaalde regio's aan de Europese Commissie kunnen voorstellen. Concreet worden de ongelijkheden in de sociaal-economische situ-atie in de betrokken gebieden met behulp van de volgende indicatoren gemeten :

– gemiddeld inkomen per inwoner (gemiddeld over de jaren 1994-1995-1996) ;

– de werkloosheidsgraad geraamd op grond van de verhouding tussen het aantal werkloze werk-zoekenden en de beroepsbevolking tussen 20 en 64 jaar (gemiddelde over de jaren 1996-1 9 9 7-1998) ;

– de verhouding tussen de werkgelegenheid in de industrie in de krimpende sectoren en de totale werkgelegenheid in de industrie. De krimpende s e c t o r e n , meer bepaald de metaalverwerkende n i j v e r h e i d , de textielnijverheid, de confectie en de meubelnijverheid, zijn gekozen op grond van het aanzienlijke banenverlies dat is opgetekend in het tijdvak 1993-1998 ;

– de verhouding tussen de potentiële beroepsbe-volking in de leeftijdscategorie van 10 tot 25 jaar (intreders) en de beroepsbevolking in de leeftijdscategorie van 50 tot 65 jaar (uittreders). Die verhouding biedt de mogelijkheid om de spanningen op de arbeidsmarkt te beoordelen (gemiddelde van de jaren 1996-1997-1998) ; – de werkgelegenheidsgraad in de industrie, g

e-meten op grond van de verhouding tussen de werkgelegenheid in de industrie en de totale werkgelegenheid (gemiddelde over de jaren 1996-1997-1998).

(2)

strenge eisen bij de afbakening van de ontwikke-l i n g s z o n e s. Zo moest het gaan om compacte en aaneengesloten zones van minstens 100.000 inwo-n e r s. Boveinwo-ndieinwo-n weinwo-nste de Commissie einwo-nkel te werken op "arrondissementsniveau", wat onaan-vaardbaar was voor de Vlaamse regering, omdat dit enerzijds zou leiden tot een zeer beperkte steun-k a a r t , waarin bovendien verscheidene gemeenten zouden zijn opgenomen die eigenlijk niet zo slecht s c o o r d e n , en anderzijds het beschikbare bevol-kingspercentage opgebruikte, zodat andere, m e e r steunbehoevende regio's uit de boot dreigden te v a l l e n . Op basis van die criteria was het zeer moei-lijk om een voor het Vlaamse gewest aanvaardbare regionale steunkaart op te stellen.

Na verschillende maanden van onderhandelingen heeft de Vlaamse regering van de Europese Com-missie de toestemming gekregen om af te wijken van het principe dat er op arrondissementsniveau moet worden gewerkt, en werd er een nieuwe kaart voorgesteld op gemeentelijk niveau. Deze kaart werd uiteindelijk op 20 september 2000 door de Europese Commissie goedgekeurd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Binnen de groep van de onderzoekscentra nemen de Vlaamse onderzoeksinstellingen (het Interuniversitair Micro-elektronica Cen- trum IMEC, de Vlaamse Instelling voor Te c

Wat initiatieven betreft om de ongemakken voor de omwonenden en handelaars zoveel mo- gelijk te beperken, kan worden gesteld dat het via de contacten met het

In februari 2001 werd door de Vlaamse Instel- ling voor Technologisch Onderzoek (VITO) een B B T-studie naar technieken voor de verwerking van te verwijderen huishoudelijke

Door de verwantschap kunnen hybride soorten ontstaan, die de genetische "pool" kunnen wijzigen en het ri- sico inhouden voor de productie van minder aan- gepaste

Nu de periode van het vorstverlof voor- bij is, verwachten de omwonenden – die bij hun verplaatsingen door deze werken in aanzienlijke mate gehinderd worden – dat zij spoedig

Land-, tuinbouw- en visserijproducten – Herkomst Het Vlaams Promotiecentrum voor A g r o- en Vi s s e- rijmarketing (VLAM VZW) levert via het consu- mentenpanel van GfK

Deze vorderingen zijn omstandig beschreven in het jaarverslag dat eind maart 2003 werd over- handigd aan de minister bevoegd voor Land- bouw en aan de administratie (bijlage 1).. D

B B B staat voor de nieuwe organi- satiestructuur van de Vlaamse administratie en de Vlaamse instellingen die door de regering werd goedgekeurd en binnenkort door het par- lement